Regeling vervallen per 04-03-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder houdende subsidieregels voor peuteropvang Verordening Subsidiëring peuteropvang gemeente Noordoostpolder 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 03-03-2020

Intitulé

Verordening Subsidiëring Peuteropvang Noordoostpolder 2017

De raad van de gemeente Noordoostpolder,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 augustus 2016, No. 421805

B E S L U I T:

  • 1.

    Instemmen met de vervroegde invoeringsdatum harmonisatie.

  • 2.

    Vaststellen omvormingsplan.

  • 3.

    Vaststellen verordening Subsidiëring Peuteropvang Noordoostpolder 2017.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    Doelgroeppeuters: alle kinderen van twee tot vier jaar die door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) als risicopeuter worden beoordeeld en alle peuters van twee tot vier jaar bij wie de peuteropvangleid(st)er een taalachterstand signaleert of die volgens een wetenschappelijke methode een taal- of andere achterstand hebben. In de laatste 2 gevallen controleert en indiceert de jeugdarts of deze peuters voor een VVE programma in aanmerking komen.

  • b)

    Het college: het college van burgemeester en wethouders.

  • c)

    Kinderopvangtoeslag: de toeslag die tweeverdienende ouders kunnen aanvragen bij de Belastingdienst voor kinderopvang dan wel peuteropvang;

  • d)

    LRKP: het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) waarin aanbieders kinderopvang en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp);

  • e)

    Ouderbijdrage of eigen bijdrage: de inkomensafhankelijke bijdrage die door ouders betaald wordt aan de aanbieder;

  • f)

    Ouderbijdragecategorie: inschalingsindeling zoals opgenomen in Adviestabel ouderbijdragen peuterwerk van VNG;

  • g)

    Peuter(s): in de gemeente Noordoostpolder ingeschreven kind(eren) van 2 tot 4 jaar;

  • h)

    Peuteropvang: het opvangaanbod voor peuters van 2 tot 4 jaar die wonen in de gemeente Noordoostpolder, aangeboden door de huidige peuterspeelzaal aanbieder(s) die zijn opgenomen in het LRKP;

  • i)

    Reguliere peuteropvang: de reguliere peuteropvang omvat twee dagdelen met een maximale (gemiddelde) dagdeellengte van 3 uren, gedurende maximaal 40 weken per kalenderjaar 1 ;

  • j)

    Subsidiëring peuteropvang: de subsidie die het college voor peuteropvang (exclusief de inkomensafhankelijke ouderbijdrage) en die aan de aanbieder(s) uitbetaald wordt;

  • k)

    De ouderbijdrageregeling peuteropvang wordt in opdracht van het college uitgevoerd door de aanbieder:

    • -

      om te toetsen of ouders niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag;

    • -

      om te toetsen of de peuter beschikt over een VVE indicatie om in aanmerking te komen voor 2 extra dagdelen peuteropvang;

    • -

      de inschaling in de ouderbijdragetabel vast te stellen;

  • l)

    Uitvoeringsregeling peuteropvang: nadere regels van het college op grond van het bepaalde van deze verordening

  • m)

    VVE-aanbod: het aanbod voor -en vroegschoolse educatie is 2 extra dagdelen peuteropvang van 3 uren, gericht op het verminderen van onderwijsachterstanden van doelgroeppeuters;

  • n)

    VVE registratie: een registratie in het LRKP waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van VVE;

  • o)

    Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI): onder een inkomensverklaring (voorheen IB60-verklaring genoemd) wordt verstaan een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

De Algemene Subsidieverordening Gemeente Noordoostpolder 2011 is niet van toepassing op subsidieverlening op grond van deze verordening.

Artikel 3. Voorwaarden voor de subsidiëring peuteropvang

Ouders of verzorgers van een peuter komen in aanmerking voor de subsidiëring peuteropvang als:

  • 1.

    Hun peuter twee dagdelen (van 3 uren) per week de peuteropvang bezoekt.

  • 2.

    Ze een overeenkomst hebben met een aanbieder die aan de kwaliteitseisen van de gemeente Noordoostpolder voldoet zoals beschreven in artikel 14.

  • 3.

    Ze niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag.

  • 4.

    Ze een inkomensverklaring aanvragen en deze overleggen aan de aanbieder, die de ouderbijdrageregeling peuteropvang in opdracht van de gemeente Noordoostpolder uitvoert. De inkomensverklaring (VGI) kan gratis worden aangevraagd bij de Belastingdienst.

  • 5.

    Zelfstandige ondernemers die in aanmerking willen komen voor de subsidiëring peuteropvang kunnen in plaats van een inkomensverklaring een kopie sturen van de meest recente aanslag inkomstenbelasting van het betreffende belastingjaar. Het betreft de definitieve aanslag.

Artikel 4. Extra VVE aanbod voor doelgroeppeuters van 2 jaar

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 3 komen ouders van doelgroeppeuters van 2 jaar in aanmerking voor de subsidiëring peuteropvang voor 2 extra dagdelen peuteropvang met een VVE-aanbod, deze zijn kosteloos voor ouders. Met dien verstande dat de eerste twee dagdelen op basis van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage afgenomen worden, dat kan zijn op basis van de subsidiëring peuteropvang van de gemeente of op basis van de kinderopvangtoeslag.

Artikel 5. Doelgroep

De subsidiëring peuteropvang wordt uitsluitend toegekend aan ouders of verzorgers van peuters die ingeschreven staan in de basisregistratie (BRP) van de gemeente Noordoostpolder.

Doelgroeppeuters die in aanmerking willen komen voor 2 extra dagdelen peuteropvang moeten eveneens voldoen aan artikel 1 sub a.

Artikel 6. Voorwaarden voor de verstrekking van de subsidie peuteropvang

  • 1. Een aanvraag van ouders om plaatsing op basis van de subsidiëring peuteropvang wordt via de aanbieder ingediend op een door het college vastgesteld formulier, minimaal een maand voorafgaand aan de start van de peuteropvang van de betreffende peuter.

  • 2. De aanbieder zal uiterlijk binnen 1 maand na ontvangst van de volledige aanvraag (inclusief de gevraagde inkomensgegevens en dergelijke) de toetsing uitvoeren of ouders in aanmerking komen voor de subsidiëring peuteropvang en de ouders hiervan in kennis stellen.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere regels vast te stellen over de werkwijze van de toetsing en vaststelling van de ouderbijdrage in een Uitvoeringsregeling peuteropvang.

  • 4. Ouders die geen inkomensverklaring of andere documenten overleggen komen niet in aanmerking voor de subsidiëring. Deze ouders kunnen tegen het volledige tarief gebruik maken van de peuteropvang.

Artikel 7. Meldingsplicht en tussentijdse wijzigingen

  • 1. Na aanvang van het recht op kinderopvangtoeslag vervalt het recht op de subsidiëring peuteropvang en moet dit door ouders onverlet worden gemeld (meldingsplicht) aan de aanbieder. Indien bij de jaarlijkse inkomenstoets blijkt dat de wijziging niet is doorgegeven, dat toch recht op kinderopvangtoeslag bestaat, wordt de subsidie peuteropvang door college teruggevorderd. De terugvordering komt ten laste van de aanbieder.

  • 2. Wanneer de verlaging van het inkomen zodanig is dat ouders in een lagere inkomenscategorie van de ouderbijdragetabel vallen, kan een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan op basis van de meest recente loongegevens, loonstrook, uitkeringsbeschikking of op basis van de meest recente inkomensverklaring.

  • 3. Wijzigingen in het inkomen van de ouder(s) die geen gevolgen hebben voor de hoogte van de ouderbijdrage hoeven niet doorgegeven te worden.

Artikel 8. Subsidieplafond

  • 1. Conform het vastgestelde Omvormingsplan peuteropvang 2016 is het maximale bedrag waar de aanbieders (zie artikel 1g) in 2017 recht op hebben € 7,50 per uur peuteropvang, waarbij de door het college vastgestelde ouderbijdrage verrekend wordt. Het totale subsidieplafond voor 2017 is vastgesteld op  € 854.465,00. Het subsidieplafond is inclusief de subsidie voor de uitvoering van de peuteropvang op het AZC.

  • 2. Het subsidieplafond wordt na 2017 jaarlijks vastgesteld middels het subsidieregister.

  • 3. Het college stelt na 2017 jaarlijks het uurtarief) peuteropvang vast.

Artikel 9. Berekening van de subsidiëring peuteropvang: verdeelcriteria en regels

  • 1. De berekening van de subsidiëring peuteropvang vindt plaats op basis van het volledig ingevulde aanvraagformulier zoals omschreven in artikel 6, lid 1. In de bijlage bij dit formulier staat zowel de subsidiëring peuteropvang, als de door het college vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage aangegeven.

  • 2. De subsidiëring peuteropvang voor de 2 reguliere dagdelen wordt met een maximum van 6 uren per week en met een maximum van 40 weken per kalenderjaar verleend.

  • 3. De berekening van de ouderbijdrage vindt plaats op basis van de inkomenstabel die door het college is vastgesteld en die de inkomenscategorieën van de Adviestabel peuteropvang van de VNG volgen. Deze is gebaseerd op de inschalingsindeling van de kinderopvangtoeslag zoals bepaald door de Belastingdienst en bevat 7 inkomensschalen.

  • 4. Jaarlijks vindt een toetsing plaats van het niet-recht op kinderopvangtoeslag en wordt de inschaling op basis van de inkomensverklaring (van het voorgaande jaar) vastgesteld en de subsidie toegekend voor het opvolgende jaar. De werkwijze, verdeelcriteria en regels worden in de Uitvoeringsregeling peuteropvang nader vastgesteld. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om hieromtrent nadere regels vast te stellen over de werkwijze, verdeelcriteria en regels in de Uitvoeringsregeling peuteropvang.

Artikel 10. Subsidiëring peuteropvang via uitbetaling aan aanbieder

  • 1. De subsidiëring van de peuteropvang (= verschil inkomensafhankelijke ouderbijdrage en het door de gemeente vastgestelde maximum uurtarief), wordt rechtstreeks, achteraf, betaald aan de aanbieder. De aanbieder dient daarvoor een registratie bij te houden zoals omschreven in de Uitvoeringsregeling peuteropvang.

Artikel 11. Subsidiëring koptarief voor alle ouders aan de aanbieder

  • 1. De gemeente betaalt het zogenoemde koptarief (= verschil tussen de vastgestelde hogere kostprijs per uur en het door de gemeente vastgestelde maximum uurtarief) aan de aanbieder. Dit geldt zowel voor ouders die gebruik maken van peuteropvang op basis van de subsidiëring peuteropvang, als van de kinderopvangtoeslag.

  • 2. De aanbieder dient daarvoor een registratie bij te houden zoals omschreven in de Uitvoeringsregeling peuteropvang.

  • 3. De hoogte van het koptarief is afhankelijk van de beschikbare middelen en wordt jaarlijks door het college vastgesteld en zal niet hoger zijn dan € 0,50 per uur peuteropvang.

Artikel 12. Subsidiëring extra dagdelen VVE

  • 1. Voor elke geplaatste doelgroeppeuter vanaf 2 jaar ontvangt de aanbieder subsidie voor 2 extra dagdelen van 3 uren per week, mits de aanbieder kan aantonen (middels een door alle partijen getekende overeenkomst) dat de peuter ook gebruik maakt van het basisaanbod van 2 dagdelen (in totaal 4 dagdelen).

  • 2. De subsidiering vindt aan de aanbieder plaats op basis van het maximum uurtarief en in de zin van artikel 9, lid 2 en op basis van artikel 10. De extra dagdelen zijn kosteloos voor ouders, dus wordt geen ouderbijdrage geïnd of verrekend door de aanbieder.

  • 3. De aanbieder dient een registratie bij te houden welke kinderen gebruik maken van de extra dagdelen. De registratie voldoet aan de eisen zoals die zijn omschreven in de Uitvoeringsregeling peuteropvang.

Artikel 13. Gemeentelijke financiële bijdrage VVE

  • 1. Een aanbieder van peuteropvang komt in aanmerking voor een gemeentelijke financiële bijdrage van € 250,00 per gerealiseerde doelgroepplaats per jaar. Daarbij moet de omvang van het aanbod zodanig zijn dat de ouders van doelgroeppeuters in de leeftijd van 2 jaar aan de minimum uren-eis voor VVE kunnen voldoen (minimaal 10 uren).

  • 2. Het aantal gerealiseerde doelgroepplaatsen per jaar wordt vastgesteld aan de hand van een evaluatieformulier dat aanbieders dienen in te leveren voor 1 juni van het kalenderjaar volgend op het af te rekenen jaar. Hierbij worden gegevens opgevraagd waaruit blijkt dat de plaatsing en inzet daadwerkelijk is gerealiseerd, zoals omschreven in de Uitvoeringsregeling peuteropvang.

  • 3. De gemeentelijke financiële bijdrage van € 250,- per doelgroeppeuter per jaar wordt verrekend naar rato van het aantal maanden dat een doelgroeppeuter geplaatst is op de peuteropvang.

Artikel 14. Kwaliteitseisen aan aanbieders

  • 1. Aanbieders van peuteropvang in de gemeente Noordoostpolder dienen te voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      Registratie in het LRKP en indien van toepassing uitgebreid met een VVE registratie;

    • b.

      Er wordt gewerkt met een kind-volg-systeem;

    • c.

      Als sprake is van opvang van doelgroeppeuters wordt gewerkt met een gecertificeerd VVE programma dat als theoretisch goed onderbouwd programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJi. Als een door de aanbieder gekozen VVE programma niet erkend is, maar wel voldoet aan de voorwaarden zoals geformuleerd door de Inspectie van het Onderwijs (minimale beoordeling ‘2’) kan de aanbieder er voor kiezen deze te gebruiken. In die gevallen wacht de gemeente het oordeel van de Inspectie over het programma af, alvorens te subsidiëren;

    • d.

      Er een overdracht van de peuter naar de basisschool plaatsvindt, gebruikmakend van het voorgeschreven overdrachtsformulier. Ingeval van een doelgroeppeuter vindt een zogenoemde ‘warme overdracht’ plaatst, waarbij tevens een overdrachtsgesprek plaatsvindt in aanwezigheid van de ouder(s);

    • e.

      De kwaliteit van de VVE op de locatie wordt door de Inspectie voor het Onderwijs in overwegende mate positief beoordeeld. Door de Inspectie aangegeven verbeterpunten worden door de aanbieder aantoonbaar opgepakt;

    • f.

      Er dient gebruik te worden gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 15. Dossiervorming en controle

  • 1. Omdat de subsidiëring peuteropvang rechtstreeks aan de aanbieder betaald wordt, dient de aanbieder de in de Uitvoeringsregeling peuteropvang voorgeschreven registratie vast te leggen.

  • 2. Daarnaast dient per peuter een dossier aangelegd te worden, waarin de in de Uitvoeringsregeling voorgeschreven en als bewijslast dienende documenten verzameld zijn door de aanbieder, waaronder de inkomensgegevens.

  • 3. Periodiek kan een controle uitgevoerd worden door de (gemeentelijke) accountant. Daarbij zal de accountant een aantal dossiers toetsen op voorgeschreven inhoud, juistheid van gegevens en op het correct uitvoeren van de toetsing niet-recht op kinderopvangtoeslag en de inschaling in de ouderbijdragetabel, zoals beschreven in de procedurebepalingen in artikel 6, die nader uitgewerkt zullen worden in de Uitvoeringsregeling peuteropvang.

  • 4. In de jaarrekening wordt de subsidiëring peuteropvang specifiek benoemd.

  • 5. Jaarlijks ontvangt de gemeente uiterlijk 1 juni de controleverklaring van een daartoe bevoegde accountant over het voorgaande jaar.

Artikel 16. Hardheidsclausule

  • 1. Het college is bevoegd af te wijken van de verordening.

    Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 en 3 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Subsidiëring peuteropvang gemeente Noordoostpolder 2017.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 10 oktober 2016
De griffier, de voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1:

Uitleg van de definities/termen die in verordening gebuikt worden.

Artikel 3:

In dit artikel worden de voorwaarden van de subsidiëring peuteropvang beschreven. Ouders die niet aan de voorwaarden kunnen voldoen (bijvoorbeeld omdat zij buiten de gemeentegrens wonen) of willen voldoen (ingeval dat ouders weigeren inkomensgegevens te overleggen), komen niet in aanmerking voor de subsidiëring peuteropvang.

Artikel 4:

Doelgroeppeuters zijn kinderen van 2 jaar met een taal- of andere achterstand die een VVE programma volgen. Doelgroeppeuters worden geïndiceerd door het consultatiebureau of de peuterspeelzaalleidster signaleert een taalachterstand. De jeugdarts controleert en indiceert deze peuters voor een VVE programma.

Artikel 5:

Ouders die buiten de gemeentegrenzen wonen moeten zich voor (een subsidiëring) peuteropvang wenden tot hun eigen gemeente.

Artikel 6:

De ouderbijdrageregeling wordt in opdracht van het college uitgevoerd door de aanbieder(s). In de Uitvoeringsregeling peuteropvang staat beschreven op welke wijze dit uitgevoerd moet worden, ook staan daarin procedures en de termijnen nader omschreven. Voor ondernemers (en Zzp-ers) zijn specifieke, op deze doelgroep van toepassing zijnde procedures opgenomen. Dit geldt ook voor uitkeringsgerechtigde ouders.

Artikel 7:

Tussentijds kunnen wijzigingen optreden in de situatie van de ouders. Als dit consequenties heeft voor het recht op de subsidiëring peuteropvang zijn ouders verplicht dit te melden. Als het inkomen van ouders verlaagd wordt en ouders in een andere inkomenscategorie vallen, kan een aanvraag tot herziening gedaan worden.

Artikel 8:

De gemeente moet de kosten kunnen beheersen en doet dit door enerzijds de ouderbijdragetabel vast te stellen en anderzijds door een maximum uurtarief peuteropvang vast te stellen dat voor subsidiëring in aanmerking komt.

Artikel 9:

Voor ouders, die niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag, is de gemeentelijke subsidiëring. Deze regeling gaat uit van 2 dagdelen van 3 uren per dagdeel. Naast de gemeentelijke subsidiëring betalen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage. Jaarlijks wordt vastgesteld voor welke regeling ouders in aanmerking komen.

Artikel 10:

Ouders betalen de door de gemeente vastgestelde inkomensafhankelijke bijdrage rechtstreeks aan de aanbieder. De gemeente betaalt, achteraf, het overige deel tot aan het vastgestelde maximum uurtarief aan de aanbieder. Alleen de daadwerkelijk afgenomen peuteropvang-uren worden aangevuld door de gemeente. Indien een peuter slechts 3 maanden gebruik maakt van de peuteropvang, wordt dit naar rato afgerekend.

Artikel 11:

Er is een verschil tussen het maximum uurtarief dat de gemeente subsidieert en de landelijk gemiddelde kostprijs van de peuteropvang per uur. Peuteropvang is gemiddeld per uur duurder dan kinderopvang. Dat heeft te maken met het verschil in openstellingsduur. Een peuterspeelzaal is gemiddeld 2,75 uren en een kinderdagverblijf gemiddeld 5,5 uren per dagdeel geopend, waardoor de vaste kosten zwaarder aantellen.

Verder starten alle peuters gelijktijdig, terwijl in kinderdagverblijven de kinderen vaak druppelsgewijs binnenkomen. Dit vraagt extra voorbereidings- en opruimtijd van de leidsters. Voorgaande heeft een sterk kostenverhogend effect.

Om ouders tegemoet te komen in de hogere kosten van peuteropvang subsidieert de gemeente aanvullend een zogenoemd koptarief, dat is het verschil tussen het uurtarief dat de gemeente als maximaal subsidiabel vastgesteld heeft en de hogere kostprijs. Met een maximum van € 0,50 per uur en alleen als het beschikbare budget dit toelaat.

Dat betekent dat de vergoeding voor peuteropvang per uur aan aanbieders € 7,50 plus maximaal € 0,50 = € 8,- per uur kan bedragen. Waarbij de vastgestelde ouderbijdrage verrekend wordt.

Artikel 12:

Om het effect van het VVE programma te optimaliseren zijn ouders van doelgroeppeuters, die gebruik maken van het aanbod, verplicht om in totaal 4 dagdelen (van 3 uren per dagdeel) af te nemen. De eerste 2 dagdelen op basis van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, waarna het 3de en 4de dagdeel kosteloos zijn voor ouders. Voor ouders die minder willen afnemen, vervalt het recht op de 2 kosteloze dagdelen. Dit geldt zowel voor ouders die voor de eerste 2 dagdelen gebruik maken van de kinderopvangtoeslag als voor ouders die gebruik maken van de subsidiëring peuteropvang van de gemeente.

Artikel 13:

De gemeentelijke financiële bijdrage voor de VVE aanbieder bedraagt € 250,00 per doelgroeppeuter per jaar. Het VVE aanbod is 4 dagdelen van 3 uur per week voor 40 weken. Het aantal doelgroepplaatsen voor 2016 is 171 (inclusief 16 doelgroeppeuters van het AZC).

Indien de doelgroeppeuter niet het gehele jaar deelneemt wordt de bijdrage naar rato berekend. De bijdrage wordt achteraf betaald aan de aanbieder.

Artikel 14:

De rijksoverheid beoogt met de Harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzalen om de kwaliteit van de voorschoolse voorzieningen te verbeteren. Daarbij wil de minister de mogelijkheid om het individuele kind te volgen en te ondersteunen in de ontwikkeling bevorderen en de aansluiting met het Primair onderwijs versterken. De gemeente volgt deze beleidslijn door inhoudelijk ferme eisen te stellen aan de kwaliteit, zowel van het basisaanbod, als van het VVE aanbod voor doelgroeppeuters.

Artikel 15:

De gemeente stelt eisen aan de uitvoering van de ouderbijdrageregeling door de aanbieder en de registratie van de gegevens en betaalt de subsidie peuteropvang rechtstreeks uit aan de aanbieders (na verrekening van de vastgestelde ouderbijdrage). In de Uitvoeringsregeling peuteropvang wordt beschreven op welke wijze de ouderbijdrageregeling uitgevoerd moet worden en hoe de afrekening van de subsidie in zijn werk gaat. Ten aanzien van voorgaande behoudt de gemeente het recht voor om de voorgeschreven uitvoering (procedures, termijnen enzovoort) en de afrekening te controleren. Dit kan door de (gemeentelijke) accountant uitgevoerd worden of door een andere daarvoor door de gemeente aangewezen partij.

Artikel 16:

Indien de verordening leidt tot een onbillijke situatie kan in uitzonderingsgevallen de hardheidsclausule worden toegepast.

Artikel 17:

Medio 2017 wordt de uitvoering geëvalueerd. Op basis van de evaluatie wordt de verordening mogelijk aangepast.


Noot
1

Aangenomen wordt dat de peuter in de schoolvakanties geen gebruik maakt van peuteropvang. Daarom worden de schoolvakanties niet meegerekend. Het staat aanbieders vrij om in de schoolvakanties peuteropvang aan te bieden, dit vormt echter geen aanleiding om de subsidieregeling aan te passen.