Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent individuele inkomenstoeslag Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Noordoostpolder 2018

Geldend van 19-01-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Noordoostpolder 2018

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordoostpolder,

overwegende dat het college op grond van artikel 36 van de Participatiewet een individuele inkomenstoeslag kan toekennen en op grond van artikel 5 van de Verordening individuele inkomenstoeslag Noordoostpolder 2018 nadere regels kan stellen met betrekking tot het begrip “uitzicht op inkomensverbetering”,

BESLUIT:

vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Noordoostpolder 2018

Artikel 1 - Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel gebruikt worden en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Verordening Individuele inkomenstoeslag Noordoostpolder 2018 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. Deze beleidsregel verstaat onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder;

    • c.

      aanvrager: persoon die een aanvraag indient als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet;

    • d.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

    • e.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Artikel 2. Geen uitzicht op inkomensverbetering

  • 1. Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elk geval verondersteld niet aanwezig te zijn in de situatie dat aanvrager:

    • a.

      op de aanvraagdatum volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

    • b.

      op de aanvraagdatum jonggehandicapte is en recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

    • c.

      arbeidsbeperkt is en voor inkomensverbetering afhankelijk is van de re-integratie instrumenten van de gemeente Noordoostpolder, tenzij contractueel aangetoond kan worden dat er zicht is op inkomensverbetering door een proefplaatsing;

    • d.

      op de peildatum volledig is ontheven van de arbeidsplicht en deze ontheffing nog minimaal één kalenderjaar na de peildatum doorloopt.

  • 2. Indien aanvrager niet valt onder één van de categorieën genoemd in het eerste lid, kan het college op grond van de eigen bevindingen tot het oordeel komen dat de aanvrager geen uitzicht op inkomensverbetering heeft;

  • 3. Indien aanvrager gehuwd is, wordt uitzicht op inkomensverbetering verondersteld niet aanwezig te zijn in de situatie dat op beide echtgenoten één of meerdere van in het eerste lid genoemde situatie van toepassing is;

  • 4. Het college kan afwijken van de voorgaande leden, indien het college van oordeel is dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die in de weg staan aan inkomensverbetering.

Artikel 3. Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1. Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn in de situatie dat aanvrager of zijn echtgenoot op de peildatum:

    • a.

      een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • b.

      een studie volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000;

    • c.

      een andere studie of opleiding volgt waarop de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het hoger en wetenschappelijk onderwijs van toepassing is;

    • d.

      tijdens de referteperiode de inlichtingenplicht van artikel 17, eerste lid van de wet of artikel 13 van de IOAW of artikel 13 van de IOAZ heeft geschonden en bij wie een benadelingsbedrag wegens verzwegen inkomsten uit arbeid is vastgesteld.

  • 2. Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elke geval verondersteld aanwezig te zijn als aanvrager of zijn echtgenoot in de twaalf maanden voorafgaand op de peildatum:

    • a.

      Een maatregel heeft gekregen vanwege het niet of onvoldoende nakomen van de in artikel 9 of artikel 18, vierde lid van de wet of artikel 37 IOAW of artikel 37 IOAZ bedoelde verplichtingen;

    • b.

      De uitkering volledig of gedeeltelijk is geweigerd vanwege het niet of onvoldoende nakomen van de in artikel 20, tweede lid van de IOAW of artikel 20, tweede lid van de IOAZ bedoelde verplichtingen;

    • c.

      Een opleiding of studie als bedoeld in het eerste lid heeft afgerond.

  • 3. Indien aanvrager niet valt onder één van de categorieën genoemd in het eerste of tweede lid, kan het college op grond van de eigen bevindingen tot het oordeel komen dat de aanvrager wel uitzicht op inkomensverbetering heeft.

  • 4. Het college kan afwijken van de voorgaande leden, indien het college van oordeel is dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die in de weg staan aan inkomensverbetering.

Artikel 4. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Noordoostpolder 2018”.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 10 januari 2018 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018.

Ondertekening

Aldus besloten door het college in haar vergadering van 9 januari 2018
De secretaris,
De burgemeester,

Toelichting

Inleiding

Er is een mogelijk recht op een individuele inkomenstoeslag indien:

  • -

    er sprake is van een langdurig laag inkomen;

  • -

    geen in aanmerking te nemen vermogen;

  • -

    geen uitzicht op inkomensverbetering.

Wanneer er sprake is van een langdurig laag inkomen, is opgenomen in de Verordening individuele inkomenstoeslag Noordoostpolder 2018 (artikel 4). Voor het bepalen van vermogen wordt, zoals aangegeven in artikel 36 van de wet, aangesloten bij artikel 34 van de wet. In genoemde verordening is in artikel 5 opgenomen dat het college nadere regels stelt voor het begrip “uitzicht op inkomensverbetering”. Deze beleidsregels voorzien daarin.

Artikel 1

In dit artikel zijn een aantal begrippen nader omschreven. Dit behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

In artikel 2 eerste lid worden een aantal situaties omschreven waarbij wordt aangenomen dat er geen uitzicht is op inkomensverbetering. Een verder onderzoek is niet noodzakelijk. Voor zover dan wordt voldaan aan de overige vereisten, komt de aanvrager in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag.

Echter een individuele beoordeling behoort uiteraard tot de mogelijkheden (tweede lid) dan wel een beoordeling naar bijzondere omstandigheden (vierde lid). Dit is niet verder omschreven, maar het behoort tot de opdracht van het college om in vergelijkbare situaties dan wel in vergelijkbare omstandigheden tot dezelfde uitkomst te komen. Namelijk geen uitzicht op inkomensverbetering.

Het derde lid behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 3

In artikel 3 worden een aantal situaties omschreven waarbij wordt aangenomen dat er uitzicht is op inkomensverbetering. Een verder onderzoek is niet noodzakelijk. Ondanks dat wordt voldaan aan de overige vereisten, komt de aanvrager niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Op basis van nader onderzoek kan, ondanks dat aanvrager niet tot de genoemde categorieen behoort, worden besloten dat er sprake is van uitzicht op inkomensverbetering.

Persoonlijke omstandigheden worden in de beoordeling meegewogen. Uitgangspunt is daarbij dat aan personen die er zelf debet aan zijn dat zij een langdurig laag inkomen hebben zonder uitzicht op inkomensverbetering, de individuele inkomenstoeslag geweigerd wordt. Hiervan is sprake als gedurende de gehele referteperiode de inlichtingenplicht is geschonden dan wel als gedurende de laatste twaalf maanden van de referteperiode de verplichtingen niet zijn nagekomen

Ook hier behoort een individuele beoordeling tot de mogelijkheden.

Artikelen 4 en 5

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.