Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder,

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019;

gelet op artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op Titel 4.3 “Beleidsregels” van de Algemene wet bestuursrecht en gelet op de Verordening jeugdhulp Noordoostpolder 2019;

besluit vast te stellen de volgende

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019:

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

  • 1.1 De begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019.

  • 1.2 In deze Beleidsregels wordt verstaan onder verordening, de Verordening jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten beleidsplan Krachtig Noordoostpolder voor de jeugd.

  • 2.1 Gezond en veilig opgroeien .

    Jongeren in Noordoostpolder moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jongeren, hun ouders en hun netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te verminderen. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop.

  • 2.2 Het kind is het vertrekpunt, het kind in zijn context.

    Kinderen groeien op in hun directe leefomgeving, in hun persoonlijk netwerk. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Zij worden bij hun taak geholpen door het sociaal netwerk. Iedereen die betrokken is bij een kind en de ouders heeft een verantwoordelijkheid om vanuit zijn rol een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het kind en waar nodig ondersteuning te bieden.

  • 2.3 Gezinnen richten hun eigen leven in en worden daar waar nodig ondersteund vanuit betrokkenheid.

    Ondersteuning en hulp zijn gericht op het versterken van eigen mogelijkheden en de mogelijkheden van ouders, netwerk, vrijwilligers en professionals in de directe omgeving. De professional verbindt zich met de leefwereld van ouders en hun sociale omgeving om zo hun kracht optimaal te kunnen benutten.

  • 2.4 Verbinding maken als professional: de relatie t ussen ondersteuner en gezin is leidend.

    Ondersteuner en gezin bouwen aan een vertrouwensband. De ondersteuner biedt wat nodig is: vraaggericht, passend in de context, tijdig, op maat en zo nodig eisen stellend.

  • 2.5 Open oriëntatie.

    Respectvol ondersteunen, je laten leiden door de vraag is het uitgangspunt. Het vraagt om een verbinding die vanuit gelijkwaardigheid plaats vindt.

  • 2.6 Veiligheid staat voorop.

    Er zijn ook ouders, die niet volledig in staat zijn, hun kind die opvoeding te bieden, die het nodig heeft. Andere betekenisvolle volwassenen zijn dan belangrijk  om de ouder en het kind te ondersteunen.

    Bij tegenstrijdige belangen tussen ouders en kinderen, staat het belang van het kind voorop. Er moet voor het kind sprake zijn van een veilige omgeving, eten en  drinken en een dak boven het hoofd.

Hoofdstuk 3 Toegang tot jeugdhulp

De toegang tot jeugdhulp kan op verschillende manieren plaatsvinden, te weten:

  • 3.1

    D oor de inwoner zelf .

    De inwoner heeft zelf een plan opgesteld om zijn hulpvraag op te lossen. Voor deze oplossing is een maatwerkvoorziening nodig. De inwoner legt zijn plan voor aan het college. Het college toetst het plan. Verwijzing naar het sociaal team is niet nodig. De inwoner kan een beroep doen op onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 3.2

    V ia het sociaal team in de gemeente .

    Een hulpvraag van een jeugdige en/of zijn ouder kan binnenkomen bij het sociale team. In een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders zal gekeken worden wat de jeugdige en/of zijn ouders zelf of met hulp van hun netwerk kunnen doen om het probleem op te lossen. Eerst wordt onderzocht of een algemene voorziening passend is. Indien dat niet het geval is wordt een specialist geraadpleegd om te onderzoeken of een maatwerkvoorziening passend is. Wanneer een maatwerkvoorziening passend is dan geeft het college (op advies van een deskundige) een besluit af zodat de noodzakelijke jeugdhulp kan worden ingeschakeld. Het sociaal team attendeert de inwoner op onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 3.3

    N a verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts .

    De Jeugdwet regelt dat jeugdhulp ook toegankelijk is met een verwijzing van de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. In de praktijk zullen de huisarts, medisch specialist en jeugdarts niet altijd bepalen welke specifieke vorm van hulp nodig is, maar verwijzen naar een van de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. De jeugdhulpaanbieder beoordeelt vervolgens op basis van zijn professie welke behandelvorm nodig is (de frequentie en de omvang). Daarbij dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van zijn contract- of subsidierelatie, en met de regels die daarover zijn neergelegd in de verordening.

    De inwoner kan een beroep doen op onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 3.4

    V ia de gecertificeerde instellingen, rechter, OM of justitiële jeugdinrichting (JJI ).

    In het kader van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering kan een gecertificeerde instelling zelfstandig bepalen dat jeugdhulp nodig is (artikel 3.5 lid 1 van de Jeugdwet). Bij jeugdreclassering heeft niet alleen de gecertificeerde instelling deze bevoegdheid, maar kunnen ook andere instanties besluiten dat jeugdhulp nodig is. Deze andere instanties zijn de rechter, de officier van justitie, de directeur van de JJI, en de selectiefunctionaris van de JJI.

    De gemeente is er verantwoordelijk voor dat de jeugdhulp wordt ingezet die deze instanties nodig achten ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Hier geldt dus een leveringsplicht van de gemeente (zie artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de Jeugdwet). Wel geldt als uitgangspunt dat rekening wordt gehouden met de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht.

  • 3.5

    V ia Veilig Thuis (het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling: AMHK) .

    Ten slotte kan ook via Veilig Thuis toegang tot (onder andere) jeugdhulp worden verkregen. Veilig Thuis geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe contacten met de hulpverlening. Wel geldt als uitgangspunt dat rekening wordt gehouden met de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht.

Hoofdstuk 4 De aanvraag: de maatwerkbijlage bij het familiegroepsplan

  • 4.1 Het familiegroepsplan is de opvolger van het ondersteuningsplan .

    Het familiegroepsplan gaat “terug naar de bedoeling”, volgens de oorspronkelijk opzet in de Jeugdwet. De Jeugdwet definieert het als een hulpverleningsplan of plan van aanpak dat de ouders van de jeugdige samen met (bloed)verwanten en andere personen uit het sociale netwerk opstellen. De bedoeling is dat ouders, familieleden en andere betrokkenen de mogelijkheid krijgen mee te denken en te helpen aan een oplossing voor de ondersteuningsvraag. De inwoner kan bij het opstellen van een familiegroepsplan ook een beroep doen op onafhankelijke cliëntondersteuning en/of een medewerker van het sociaal team.

  • 4.2 Het familiegroepsplan is vormvrij.

    De Jeugdwet beoogt de regie bij gezinnen te laten en hulpverlening aan te laten sluiten bij de vraag van het gezin. Het familiegroepsplan is daarbij een belangrijk  middel. Gezinnen bepalen of en hoe zij hun familiegroepsplan willen opstellen; zij hebben de regie over het familiegroepsplan.

  • 4.3 Het sociaal team ondersteunt de inwoner bij het opstellen van het familiegroepsplan.

    Inwoners kunnen het sociaal team vragen om hen te ondersteunen bij het opstellen van het familiegroepsplan met hun sociale netwerk. Uitgangspunt blijft dat de inwoner de regie heeft en houdt. Informele en formele oplossingen zijn onderdeel van het familiegroepsplan.

  • 4.4 De maatwerkbijlage bij het familiegroepsplanWanneer er een maatwerkvoorziening nodig wordt geacht om bij te dragen aan een oplossing voor de hulpvraag, kan er door de gemandateerde medewerker van het sociaal team of door een specialist van het cluster uitvoering sociaal domein van de gemeente de maatwerkbijlage ingevuld worden. Deze bijlage wordt beschouwd als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Deze maatwerkbijlage moet ondertekend zijn door de inwoner en een daartoe gemandateerde medewerker of specialist. In een aantal gevallen is een advies van een specialist nodig.

  • 4.5 Een aanvraag zonder familiegroepsplan

    De mogelijkheid bestaat om een aanvraag te doen zonder dat er een familiegroepsplan is gemaakt maar dat het gezin, al dan niet tezamen met hun netwerk en/of een hulpverlener een plan opstelt. In dat geval onderzoekt een specialist van de gemeente of het plan past bij de hulpvraag van het gezin. Op basis van het onderzoek kan de gemeente een maatwerkvoorziening toekennen.

Hoofdstuk 5 De maatwerkvoorzieningen

Als het gewenste effect van de jeugdhulp niet op eigen kracht (c.q. met gebruikelijke hulp) of met het sociale netwerk bereikt kan worden en het gewenste effect kan ook niet worden bereikt door een algemene voorziening zoals hulp door de jeugdgezondheidszorg, het algemeen maatschappelijk werk, een jeugdwelzijnsorganisatie en/ of voorliggende voorzieningen zoals Zvw of Wlz dan wordt een maatwerkvoorziening ingezet. Een maatwerkvoorziening is niet vrij toegankelijk. De inwoner heeft daarvoor een verwijzing nodig op basis waarvan de gemeente een besluit neemt. In hoofdstuk 3 staat hoe de toegang is geregeld. Het gaat om onderstaande maatwerkvoorzieningen:

  • 5.1

    a. Ondersteuning, en behandeling bij het opvoeden en opgroeien:

    • Gericht op hulp en zorg, niet zijnde preventie en begeleiding bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen.

    • Behandeling/hulp ter bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, niet zijnde preventie en ondersteuning, van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem, niet aangeboren hersenletsel of een psychosociaal probleem.

    • Het herstellen van de veiligheid van de jeugdige en/of de samenleving.

  • Het gaat om:

    • Het stellen van diagnoses al dan niet inclusief een advies voor ondersteuning en/of behandeling voor jeugdige met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen en/of een verstandelijke beperking.

    • Het bieden van behandeling/ondersteuning aan een jeugdige met psychische problemen en/of stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, zodat een jeugdige zo optimaal mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer in een zo veilig mogelijke omgeving.

    Wie bepaalt:

    De medewerker die daartoe gemandateerd is.

  • 5.2

    Dagactiviteiten:

    Een maatwerkvoorziening dagactiviteiten vindt buiten schooltijd plaats en is gericht op:

    • het begeleiden van een jeugdige bij zijn verslechterende zelfredzaamheid en/of participatie; of

    • het stabiliseren van de zelfredzaamheid en/of participatie van een jeugdige; of

    • het verbeteren van de zelfredzaamheid en/of participatie van een jeugdige.

    Het gaat om:

    • ondersteuning bij en opbouwen van een sociaal netwerk voor de jeugdige;

    • ondersteuning bij een zinvolle invulling van de (arbeidsmatige)dagbesteding;

    • mantelzorgondersteuning;

    • ondersteuning bij zelfredzaamheid/zelfregie;

    Wie bepaalt:

    De medewerker die daartoe gemandateerd is.

  • 5.3

    Kortdurend Verblijf en/of respijtzorg:

    Kortdurend Verblijf omvat logeren in een andere omgeving dan het eigen woonadres gepaard gaande met ondersteuning voor een jeugdige, indien de jeugdige tijdelijk aangewezen is op permanent toezicht of in de nabijheid. Daarnaast moet Kortdurend Verblijf een ontwikkelingsgerichte functie hebben voor de jeugdige en de opvoeder(s) ter versterking van de belastbaarheid van jeugdige en/of ouder(s).Het wordt tijdelijk ingezet ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de jeugdige biedt en gericht op:

    • Het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte, en/of

    • Het verlenen van ondersteuning op ongeregelde en/of frequente tijden, omdat de jeugdige zelf niet (meer) in staat is om hulp in te roepen, en/of

    • Het preventief ingrijpen bij gedragsproblemen (voorkomen van escalatie en gevaar).

    Om in aanmerking te komen voor de functie Kortdurend Verblijf dient sprake te zijn van de volgende cumulatieve voorwaarden:

      • dat de jeugdige een somatische, psychiatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap heeft of er sprake is van ernstige gedragsproblematiek;

      • dat jeugdige gezien de zorgbehoefte is aangewezen op zorg gepaard gaand met permanent toezicht of toezicht in de nabijheid.

      • dat de jeugdige maximaal drie etmalen aaneengesloten extern zorg ontvangt.

      • en dat ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de jeugdige levert, noodzakelijk is.

    Afhankelijk van de mate van ondersteuning en toezicht kan bepaald worden welk tarief moet worden gehanteerd. Het betreft een interne richtlijn.

    Wie bepaalt:

    De medewerker die daartoe gemandateerd is.

Voor de maatwerkvoorzieningen genoemd bij 5.1 tot en met 5.3 zijn de onderstaande mogelijkheden als het gaat om ZIN :

  • Bij middelis er sprake van een lichte vorm van ondersteuning van ca. 2 uur tot 4 uur per etmaal, het toezicht is minder intensief en kan uitgevoerd worden door een beroepskracht op mbo-niveau cao (GHZ 40).

  • Bij zwaar is er sprake van een vorm van ondersteuning van ca. 4 tot 7 uur per etmaal, het toezicht is iets intensiever van aard en kan uitgevoerd worden door een beroepskracht op mbo-niveau (GHZ 45) en worden gecoacht door een hbo’er.

  • Bij offerte is er sprake van een vorm van ondersteuning van ca. 8 uur en meer per etmaal, het toezicht is intensief en wordt uitgevoerd in combinatie van mbo (GHZ 35) en hbo (J8) of alleen hbo (J8).

  • 5.4

    Jeugdhulp met verblijf:

    Bij jeugdhulp met verblijf wordt de jeugdige uit huis geplaatst. Hierbij heeft plaatsing in een pleeggezin de voorkeur.Pleegzorg is plaatsing in gezinsverband als hulp thuis niet meer mogelijk is en een jeugdige voor korte of langere tijd uit huis moet worden geplaatst. Het gaat om een combinatie van ‘zo gewoon mogelijk opgroeien’ en professionele hulp. Het uitgangspunt van pleegzorg is dat een jeugdige zoveel mogelijk gewoon opgroeit in een gezinsomgeving.

    De jeugdhulpaanbieder die pleegzorg aanbiedt, draagt zorg voor de samenwerking tussen alle partijen rond de jeugdige en biedt, waar nodig professionele hulp aan de jeugdige, de pleegouders en de ouders.

    In plaats van pleegzorg kan de jeugdige ook worden geplaatst in een instelling voor 24 uurs-zorg.

    De mogelijkheden zijn:

    • Het kan gaan om een voltijdverblijf in een pleeggezin/instelling of een deeltijdverblijf.

    • De zorg richt zich op terugkeer naar huis of stabilisering van de plaatsing in het pleeggezin.

    • Behandeling en begeleiding wordt op maat bepaald en geboden.

    • Er kan hulp op maat worden ingezet voor niet alleen de jeugdige, maar ook voor de ouders.

    Wie bepaalt:

    De medewerker die daartoe gemandateerd is met een advies van een specialist (jeugdarts/gedragsdeskundige/SAVE medewerker).

  • 5.5

    Ambulante crisishulp (regionaal):

    Voor ambulante crisishulp gelden de volgende criteria:

    Hulp is per direct nodig en het gezin wil ambulante hulp omdat

    • er is sprake van ernstige verwaarlozing,

    • er is sprake van ernstig fysiek geweld of seksueel misbruik,

    • er moet direct in het gezag voorzien worden,

    • de ouder of jeugdige dreigt met suïcide.

    Zodra ambulante crisishulp wordt ingezet stopt reguliere (ambulante) hulp.

    Wanneer er sprake is van crisis, is ambulante crisishulp voorliggend. Ambulante crisishulp varieert van een eenmalig participerend consult, waarbij de hulpverlener meegaat naar het gezin, tot en met een ambulant traject van 28 dagen. Ambulante crisishulp is intensieve hulp aan het gezin in hun eigen huis. In het uiterste geval wordt een logeerplek buiten het eigen huis ingezet. Wanneer de inzet van een logeerplek noodzakelijk is, gebeurt dit altijd in combinatie met ambulante crisishulp, om de jeugdige zo snel mogelijk weer in de thuissituatie te kunnen helpen. Indien een kind al een verblijfsindicatie (met uitzondering van pleegzorg) heeft wordt er geen beroep gedaan op crisisbedden.

    Wie bepaalt:

    De (huis)arts, het sociaal team, de gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis.

  • 5.6

    Specialistische jeugdhulp in de vorm van begeleiding, ondersteuning of behandeling:

    JeugdzorgPlus is voor jongeren met ernstige (gedrags)problemen. Zij kunnen in instellingen voor JeugdzorgPlus worden geplaatst (gesloten jeugdzorg). Zij hebben bescherming nodig tegen zichzelf of tegen anderen. Het is in het belang van de jongeren zelf dat zij een behandeling krijgen in geslotenheid. Dit voorkomt dat zij zich onttrekken aan de zorg die ze nodig hebben. Of door anderen worden onttrokken aan de zorg.

    5.6 Doel is enerzijds veiligheid en bescherming bieden en anderzijds jeugdigen te stabiliseren en zodanig hulp te bieden dat het uiteindelijk bestendig op het perspectief van het traject (thuis, residentiële voorziening, pleeggezin) kan verblijven, waarbij hij een dagbesteding (onderwijs) heeft.

    5.6 Het kenmerk van de maatwerkvoorziening JeugdzorgPlus is dat er beperkende maatregelen kunnen worden toegepast. De behandeling jeugdhulp is erop gericht om de impact van de beperkende maatregelen zo passend mogelijk te laten zijn, en de jeugdige voor te bereiden op een tijd waarin er geen noodzaak maar ook geen mogelijkheid meer is voor beperkende maatregelen. De jeugdige wordt geleerd om met een aantal chronisch aanwezige condities om te gaan. Deze condities kunnen gelegen zijn in de jeugdige (stoornissen, gedrag etc.), in het systeem van de Jeugdige (disfunctionele gezinssystemen) of in de bredere omgeving (vatbaarheid voor vriendengroepen, loverboys). Doel is om de jeugdige en het gezin vaardigheden bij te brengen die ervoor zorgen dat de jeugdige voldoende normaal en veilig kan participeren.

    5.6 Hieronder valt:

    • behandeling in geslotenheid (buiten de thuisomgeving)

    • veiligheid en bescherming bieden

    • stabiliseren en perspectief bieden

    • dagbesteding (onderwijs)

    • zo nodig beperkende maatregelen

    • leren om met chronisch aanwezige condities om te gaan

    • vaardigheden bijbrengen die er voor zorgen dat de jeugdige voldoende normaal kan participeren

    Wie bepaalt:

    De medewerker die daartoe gemandateerd is met een advies van een specialist (jeugdarts/gedragsdeskundige/SAVE medewerker).

  • 5.7

    Persoonlijke verzorging:

    Hierbij gaat het om het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische of psychiatrische aandoening, of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of niet aangeboren hersenletsel, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid.

    Hieronder valt:

    • Hulp bij wassen/douchen

    • Hulp bij aankleden

    • Hulp bij eten en drinken

    • Hulp bij toedienen van medicatie

    • Hulp bij toiletbezoek

    Wie bepaalt:

    De medewerker die daartoe gemandateerd is.

  • 5.8

    Vervoer van de jongere van en naar een plek waar jeugdhulp geboden wordt:

    • Ouders zijn primair verantwoordelijk voor hun kinderen en daarmee ook voor het vervoer van en naar huis en van en naar de plek waar jeugdhulp wordt geboden.

    • Bij hoge uitzondering kan een vervoersvoorziening worden toegekend indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige en/of medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de ouders.

    • Het college bepaalt welke vervoersvoorziening passend is.

      • a.

        Kilometervergoeding indien ouders de jeugdige zelf vervoeren of laten vervoeren op basis van een vastgesteld tarief conform de reisregeling binnenland voor de kortste route op basis van de ANWB – routeplanner;

      • b.

        OV-vergoeding voor de voor de jeugdige en diens begeleider indien:

        • 1.

          de jeugdige jonger dan negen jaar is en door ouders genoegzaam wordt aangetoond dat de jeugdige niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken, of

        • 2.

          de jeugdige door een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

      • c.

        Aangepast vervoer indien:

        • 1.

          genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de jeugdige door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is;

        • 2.

          de jeugdige, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap niet in staat is, ook niet onder begeleiding, van openbaar vervoer gebruik te maken.

    Wie bepaalt:

    De medewerker die daartoe gemandateerd is.

Hoofdstuk 6 Spoedeisende gevallen

  • 6.1 In spoedeisende gevallen zorgt de gemeente ervoor dat de jeugdige de hulp krijgt die nodig is, zonder dat de normale procedure wordt gevolgd. Het kan dan gaan om de volgende hulp:

    • a.

      het bieden van hulp en zorg aan ouders en hun kinderen;

    • b.

      het vragen van een machtiging aan de kinderrechter voor gesloten jeugdhulp;

    • c.

      het bieden van een voorziening voor maatschappelijke ondersteuning; of

    • d.

      Ambulante crisishulp, zie artikel 5.5

  • 6.2 Er is sprake van een spoedeisend geval als de uitkomst van de normale procedure voor een aanvraag om hulp niet afgewacht kan worden.

  • 6.3 Spoedeisende hulp wordt direct ingezet voor de duur van 28 dagen. Tijdens deze 28 dagen vindt het onderzoek plaats. Deze periode kan maximaal met 28 dagen worden verlengd.

  • 6.4 Voor spoedeisende gevallen kan geen PGB verleend worden.

Hoofdstuk 7 Verlengde jeugdhulp (van 18- naar 18+ tot maximaal 23 jaar)

  • 7.1 De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat jeugdigen die uit de jeugdhulp komen, indien nodig, ondersteund blijven worden na hun 18e verjaardag. Dat wil zeggen dat de gemeente zorgt ervoor zorgt dat er een familiegroepsplan is voor de jongere op alle leefgebieden. Het kan hierbij gaan om voortzetting van ondersteuning (in dezelfde of aangepaste vorm) op grond van de Wmo of om verlengde jeugdhulp onder de Jeugdwet.

  • 7.2 Dit plan besteedt in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen:

    • a.

      scholing, werk of participatie

    • b.

      wonen

    • c.

      inkomen

    • d.

      zorg en ondersteuning

    • e.

      vrije tijd

    • f.

      het netwerk van de jongere

  • 7.3 Verlengde jeugdhulp kan maximaal voortduren/worden ingezet tot de dag dat de jongere 23 jaar wordt en onder de omstandigheden die in de wet worden vermeld. Deze verlenging is dan een onderdeel van het familiegroepsplan.

  • 7.4 Als sprake is van pleegzorg, dan wordt in alle gevallen onderzocht of verlenging hiervan wenselijk is. Ook dit is maximaal 5 jaar mogelijk, tot de dag dat de jongere 23 jaar wordt.

Artikel 8 Gebruikelijke en meer dan gebruikelijke hulp

  • 8.1 Gebruikelijke hulp .

    Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die van ouders en/of andere huisgenoten naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Het betreft hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf. Voorbeelden van gebruikelijke hulp zijn onder andere:

    • Aansturen tot het maken van huiswerk en het bieden van ondersteuning bij het huiswerk,

    • Oefenen van vaardigheden, zoals bijvoorbeeld leren lezen bij dyslexie of oefenen met pictogrammen,

    • Uitvoeren van oefeningen met jeugdige die door een arts of paramedici (bijvoorbeeld fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist) geadviseerd zijn;

    • Oefenen om met geld om te gaan,

    • Aanleren van huishoudelijke vaardigheden,

    • Toedienen van medicatie bij het ontbijt en het naar bed gaan van een jeugdige;

    • Aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment bij jeugdigen met een lichamelijke beperking,

    • Bereiden van de broodmaaltijd en de warme maaltijd, ook als dit meer dan gebruikelijke hulp is.

    De bovenstaande opsomming is niet limitatief. Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie is nader omschreven in bijlage 1 bij deze beleidsregels ‘Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijdscategorie’.

  • 8.2 Meer dan gebruikelijke hulp .

    Er is sprake van meer dan gebruikelijke hulp, als de voor de jeugdige  noodzakelijke hulp chronisch meer is dan de noodzakelijke hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperking redelijkerwijs nodig heeft, voor wat betreft aard, frequentie en benodigde tijd.

  • 8.3 B lijvende en tijdelijke situaties.

    • Er is sprake van meer dan gebruikelijke hulp bij situaties die langer dan drie maanden voortduren.

    • Er is geen sprake van meer dan gebruikelijke hulp bij tijdelijke situaties. Bij tijdelijke situaties gaat het om kortdurende hulp waarbij er uitzicht is op herstel van de situatie van de jeugdige en/of de ouder(s) en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige en/of de ouder(s). Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

  • 8.4 Overbelasting ouder (s) .

    Wanneer de ouder(s) overbelast zijn of dreigen te raken, wordt van hen tijdelijk geen of minder gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven  met de inzet van een individuele voorziening jeugdhulp, met dien  verstande dat:

    • a.

      de (dreigende) overbelasting dient te worden opgeheven door de gebruikelijke hulp als bedoeld in artikel 8.1 van de beleidsregels aan de jeugdige tijdelijk te laten uitvoeren door een jeugdhulpaanbieder;

    • b.

      gebruikelijke hulp wordt wel van de ouder(s) verwacht indien de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten, uitgezonderd maatschappelijke activiteiten in de vorm van scholing of beroepsmatige activiteiten (werk).

Hoofdstuk 9 Persoonsgebonden budget

  • 9.1 Criteria persoonsgebonden budget .

    Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 10, lid 1, van de verordening.

    Een persoonsgebonden budget is een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele  voorziening behoort van derden te betrekken. Bij een pgb hebben zij de vrijheid om zelf te kiezen welke zorgverleners zij willen en op welke tijdstippen zij de begeleiding wensen te ontvangen. In het budgetplan staan de resultaten die de jeugdige of zijn ouders met de pgb inzet wensen te behalen.

    Een pgb kan niet worden aangevraagd voor een  algemene voorziening. Het  college stelt in deze beleidsregels vast dat ook

    reiskosten, feestdagenuitkeringen, tussenpersonen en/of belangenbehartigers niet  vanuit het pgb betaald mogen worden.

  • 9.2 Voorwaarden PGB

    • 1.

      Jeugdhulp uitgevoerd middels een pgb is alleen mogelijk als de jeugdige en/of zijn ouders motiveren dat er geen toereikend aanbod aan jeugdhulp beschikbaar is.

    • 2.

      De uitgevoerde jeugdhulp via een pgb moet veilig, effectief, kwalitatief zijn.

    • 3.

      Jeugdhulp middels een pgb geboden door een niet-professional en/of iemand vanuit het informele netwerk is alleen mogelijk, als expliciet kan worden aangetoond dat dit leidt tot een betere en effectievere ondersteuning en dat dit aantoonbaar doelmatig is. Bijvoorbeeld om de ondersteuning flexibeler in te kunnen zetten.

    • 4.

      De persoon vanuit het informeel netwerk en/of niet-professional heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.

    • 5.

      De pgb jeugdhulp uitgevoerd door een niet-professional of iemand vanuit het informele netwerk, kan niet ingezet worden voor behandeling en/of kort verblijf.

    • 6.

      De jeugdige of zijn ouders stellen een plan op waarin wordt aangegeven welke pgb-begeleiding noodzakelijk is en op welke manier deze begeleiding uitgevoerd gaat worden. Het plan omschrijft concrete doelen en biedt toekomstperspectief.

    • 7.

      De overwegingen voor de keuze tussen pgb en/of zorg in natura moeten opgenomen worden in het plan. Ook de aspecten veiligheid, deskundigheid, verplichtingen en verantwoordelijkheden worden expliciet opgenomen in het plan.

    • 8.

      Er wordt geen pgb verstrekt als het gaat om jeugdhulp aan een minderjarige of zijn ouders in het kader van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel, een vorm van jeugdreclassering of gesloten jeugdhulp.

    • 9.

      Controle vindt steekproefsgewijs plaats en richt zich op de afspraken in de overeenkomst. In iedere individuele beschikking waarin een pgb wordt toegekend wordt de frequentie van de controle vastgelegd.

    • 10.

      De aanvrager van het pgb moet bekwaam zijn voor het houden van een pgb.

  • 9.3 Weigering persoonsgebonden budget

    Het college verstrekt geen persoonsgebonden budget, indien er sprake is van bezwaren van overwegende aard. Deze bezwaren zijn er in ieder geval onder de volgende omstandigheden (niet limitatieve opsomming):

    • a.

      Het college is van oordeel dat de inwoner niet pgb-vaardig is.

    • b.

      Het college is van oordeel dat niet kan worden voldaan aan de eis van goede kwaliteit

    • c.

      Het college verstrekt geen persoonsgebonden budget voor de opvang van een kind door een pleegouder.

  • 9.4 Tarieven ZIN.

    ONDERSTEUNING 18-

    Betreft:

    huidige Nza-codes H300 incl. ambulante jeugdhulp en deeltijd dagbehandeling

    Categorie

    Ondergrens in uren

    Bovengrens in uren

    Tarief per maand bij professional

    Tarief per maand bij iemand uit het netwerk

    Middel

    1

    20

    € 322,45

    € 161,23

    Zwaar

    20

    35

    € 933,15

    € 466,57

    Intensief

    35

    e.v.

    Offerte

    Offerte

    DAGACTIVITEITEN 18-

    Betreft:

    huidige Nza-codes H814, H815, H816 < 891

    Categorie

    Ondergrens in dagdelen

    Bovengrens in dagdelen

    Tarief per maand bij professional

    Tarief per maand bij iemand uit het netwerk

    Middel

    1

    16

    € 409,55

    € 204,77

    Zwaar

    16

    30

    € 845,02

    € 422,51

    Intensief

    30

    e.v.

    Offerte

    Offerte

    BEHANDELING 18-

    Betreft:

    huidige Nza-codes H325, H328, H329, H330,H334, H820

    Categorie

    Ondergrens in dagdelen

    Bovengrens in dagdelen

    Tarief per maand bij professional

    Tarief per maand bij iemand uit het netwerk

    Middel

    1

    7

    € 214,00

    € 107,00

    Zwaar

    7

    14

    € 915, 00

    € 457,50

    Intensief

    14

    e.v.

    Offerte

    Offerte

  • VERVOER 0-100 per dag (deel)

    Tarief per dag(deel) bij professional

    Tarief per dag(deel) bij iemand uit het netwerk

    Zonder rolstoel

    € 8,-

    € 4,-

    Met rolstoel

    € 20,-

    € 10,-

  • Tarieven Ondersteuning bij ADL/persoonlijke verzorging

    Tarief per uur bij professional

    Tarief uur bij iemand uit het netwerk

    18-

    € 36,59

    € 18,30

    18+

    € 36,59

    € 18,30

  • Tarieven Ondersteuning bij Kortdurend verblijf

    Tarief per etmaal bij professional

    Tarief per etmaal bij iemand uit het netwerk

    Middel

    € 116,53

    € 58,72

    Zwaar

    € 161,89

    € 80,95

    Intensief

    € 241,05

    € 120,53

  • In artikel 12 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019 staat hoe het tarief PGB wordt berekend.

Hoofdstuk 10 Woonplaatsbeginsel

  • 10.1 De gemeente waar de ouder met gezag woont, is in beginsel verantwoordelijk voor de in te zetten jeugdhulp.

    Als een jeugdige en zijn/haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie en moet de woonplaats opnieuw vastgesteld worden.

    Dit betekent dat aan ouders die staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Noordoostpolder een individuele voorziening kan worden toegekend.

    De woonplaats wordt geregeld in titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

    Opmerking In het nieuwe woonplaatsbeginsel (per 01-01-2020) hoeft voor het bepalen van de verantwoordelijke gemeente het gezag niet meer te worden uitgezocht en wordt voor de woonplaats aangesloten bij de Basisregistratie Personen (BRP). Bij verblijf is de gemeente van herkomst (financieel) verantwoordelijk voor het kind.

Hoofdstuk 11 Toezicht rechtmatigheid en handhaving

  • 11.1 Het college zet in op fraudepreventie .

    Het college zet in op fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college ouders en jeugdigen informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening dan wel persoonsgebonden budget zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

  • 11.2 Toezicht rechtmatigheid .

    De gemeente heeft een door het college aangewezen toezichthouder. De toezichthouder is belast met het houden van toezicht op de rechtmatigheid van  de besteding van maatwerkvoorzieningen.

    Het gaat om:

    • 1.

      Onrechtmatigheden: Het (on)bewust onrechtmatig in rekening brengen van zorg, omdat de declaratie niet overeenkomt met de (mate van) geleverde zorg of omdat de zorg onterecht wordt gedeclareerd. Te onderscheiden in:

      • Fouten waarbij regels als gevolg van onduidelijkheid of vergissingen onbedoeld worden overtreden en

      • Fraude waarbij opzettelijk en doelbewust in strijd met de regels wordt gehandeld met het oog op eigen of andermans (financieel) gewin.

    • 2.

      Oneigenlijk gebruik: een declaratie is juist naar de letter van de wet, maar druist in tegen de geest van de wet.

    • 3.

      Ondoelmatig/ongepast gebruik: een declaratie is in overeenstemming met geleverde ondersteuning en/of jeugdhulp, maar is niet noodzakelijk en/of effectief. Er is sprake van overbehandeling  (verspilling) of juist onderbehandeling.

  • 11.3 Beoordeling

    De toezichthouder beoordeelt, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het persoonsgebonden budget en/of zorg in natura als bedoeld in deze beleidsregels. Tevens beoordeelt de toezichthouder of de jeugdigen en zijn ouders nog voldoen aan de criteria om voor een persoonsgebonden budget in aanmerking te komen. Het college kan op basis van deze beoordeling het besluit tot toekenning van een individuele voorziening in natura of persoonsgebonden budget herzien of intrekken en/of:

    • 1.

      Het ten onrechte of tot een te hoog bedrag genoten aan persoonsgebonden budget terugvorderen.

    • 2.

      De geldwaarde van een individuele voorziening in natura terugvorderen.

  • 11.4 Medewerkers sociaal team

    De medewerkers van het sociaal team hebben een rol in het bepalen van de toegang tot maatwerkvoorzieningen. Het uitgangspunt van verantwoordelijkheid en regie bij burgers, vereist van medewerkers dat ze onderzoeken of een maatwerkvoorziening nodig is. Het rechtmatig inzetten van voorzieningen begint bij hen. Dat stelt eisen aan de gespreksvoering. Het is essentieel om de juiste vragen te stellen, door te vragen, af te wegen wat wenselijk en noodzakelijk is en mensen te wijzen op hun rechten en plichten, zoals het het recht op onafhankelijke cliëntondersteuning. Inwoners die zich gehoord weten en zich respectvol behandeld voelen, ervaren een grotere procedurele rechtvaardigheid. Inwoners vinden het belangrijk dat ze door de overheid prettig en netjes worden behandeld. Vaak net zo belangrijk als de vraag of de beslissing in hun voordeel of nadeel uitvalt.

  • 11.5 Toezicht op kwaliteit

    Het toezicht op de kwaliteit in algemene zin is belegd bij de Inspectie  Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie Veiligheid en Justitie. Het stelseltoezicht is  belegd bij Toezicht Sociaal Domein /Samenwerkend Toezicht Jeugd en richt zich op de algehele effectiviteit van het stelsel.

Hoofdstuk 12 Cliëntondersteuning en vertrouwenspersoon

  • 12.1 Er is onafhankelijke cli ën tondersteuning beschikbaar

    Een cliëntondersteuner kan een inwoner in het vraagverhelderingsgesprek helpen zijn ondersteuningsvraag te verwoorden en keuzes te maken. Het College stelt deze vorm van onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar voor inwoners die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben of problemen hebben op andere terreinen binnen het sociale domein. Bij de melding van de ondersteuningsvraag wijst het College erop dat gebruik kan worden gemaakt van onafhankelijk cliëntondersteuning. In de praktijk betekent dit dat de medewerker van het sociaal team de inwoner attendeert op onafhankelijke cliëntondersteuning en/of de medewerker van Voorlichting, Informatie en Advies (VIA) die het eerste contact heeft met de inwoner met een hulpvraag.

  • 12.2 Vertrouwenspersoon

    Inwoners hebben de mogelijkheid om een beroep te doen op het Advies- en  Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ). Dit is een onafhankelijke landelijke organisatie.

    Het AKJ voert het vertrouwenswerk namens alle gemeenten uit.

    Jongeren, kinderen, ouders en verzorgers kunnen een beroep op het AKJ doen als zij vinden dat hun behandeling of bejegening beter kan en als zij een vraag hebben over hun rechtspositie in de jeugdzorg. Ook professionals zijn welkom met verzoeken om informatie en advies. Dit kan via www.akj.nl.

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

  • 13.1 Motivering besluit.

    Het besluit om een maatwerkvoorziening voorziening te verlenen bevat, bij toepassing van deze beleidsregels, een motivering gebaseerd op deze beleidsregels.

  • 13.2 Intrekking oude beleidsregels en overgangsrecht

    • 1.

      De beleidsregels jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2015 worden ingetrokken.

    • 2.

      Een jeugdige en/of zijn ouders houden recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de beleidsregels gemeente Noordoostpolder 2015 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

    • 3.

      Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2019 en waarop nog niet beslist is bij het in werking treden van deze beleidsregels worden afgehandeld volgens deze beleidsregels.

  • 13.3 Inwerkingtreding en citeertitel .

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2019. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels jeugdhulp gemeente Noordoostpolder 2019”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van gemeente Noordoostpolder op 18 december 2018,
Burgemeester en wethouders van Noordoostpolder,

Bijlage 1: Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijdscategorie

Bij de beoordeling van gebruikelijke zorg wordt gebruik gemaakt van de richtlijn die hieronder is opgenomen. Let op: Dit is een richtlijn, voor ieder kind is een individuele beoordeling van de zorgbehoefte noodzakelijk.

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • -

    hebben 24 uur per dag hulp in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • -

    hebben voortdurend, dat wil zeggen op geplande èn ongeplande momenten, overname van zelfhulp nodig;

  • -

    hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen hulp in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • -

    hebben overdag hulp in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • -

    hebben overdag voortdurend begeleiding en overname van zelfhulp nodig;

  • -

    hebben ’s nachts soms nog begeleiding en overname van zelfhulp nodig;

  • -

    hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen hulp in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Opmerking: deze hulp voor kinderen van 3 tot 5 jaar is geen gebruikelijke hulp als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps (MCG), ook wel genoemd ernstige meervoudige beperkingen (EMB). MCG/EMB kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief en een motorische beperking. Meestal is ook sprake van zintuigelijke problemen (waaronder prikkelverwerkingsstoornissen) en/of somatische aandoeningen.

Kinderen van 5 tot 8 jaar

  • -

    hebben tot 8 jaar overdag hulp in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • -

    hebben tot 8 jaar overdag nog voortdurend begeleiding nodig;

  • -

    hebben tot 8 jaar overdag op geplande en soms op ongeplande momenten hulp bij of overname van zelfhulp nodig;

  • -

    hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid 24 uur per dag is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen hulp in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 8 tot 18 jaar

  • -

    hebben vanaf 8 jaar geen hulp in de nabijheid nodig omdat zij in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • -

    hebben tot 18 jaar een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid 24 uur per dag is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen hulp in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig en passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Bijlage 2: De vijf zorgniveaus

De 5 zorgniveaus geven de mate van zorg die nodig is voor kind en gezin aan. De opschaling ziet er in overeenstemming met de 5 zorgniveaus als volgt uit:

  • Zorgniveau 1:

    Er zijn zorgen over het kind/gezin. De signaleerder van de zorgen is verantwoordelijk voor de coördinatie van zorg. (B.v. leerkracht, sportleider enz.)

  • Zorgniveau 2

    De zorgen over het kind/gezin nemen toe. De signaleerder van de zorgen is verantwoordelijk voor de coördinatie van zorg. (B.v.leerkracht, sportleider enz.)

  • Zorgniveau 3

    Kind- en/of gezinssituatie met oplopende problematiek. Dus met oplopende zorg die door de ouders en de reguliere zorgverleners samen wordt georganiseerd en gegeven. Afhankelijk van de problematiek kan een familiegroepsplan worden gemaakt. Dat kan het gezin zelf of met behulp van een medewerker van het sociale team.

  • Zorgniveau 4

    Kind- en/of gezinssituatie met problematiek op 2 of meer leefgebieden. Gezien de complexiteit is het nodig om met de ouders en de reguliere zorgverleners de zorg op maat af te stemmen, samen te werken en te coördineren en te volgen. Er wordt een familiegroepsplan gemaakt. Dit kan het gezin zelf of met behulp van een medewerker van het sociale team. Casusregie wordt ingezet. Casusregie kan ook worden uitgevoerd door een persoon uit het netwerk van het gezin/de inwoner.

  • Zorgniveau 5

    Kind- en/of gezinssituatie waarbij de problematiek urgent of levensbedreigend is. De zorg moet snel en gecoördineerd geleverd worden. Bij stagnatie in het proces heeft de procesregisseur altijd en tijdelijk de regie over het proces. De casusregisseur blijft verantwoordelijk.

Bijlage 3: Het sociaal team

a3.1 Het sociaal team helpt inwoners met een ondersteuningsvraag.

Het sociaal team heeft een spilfunctie als het gaat om onze inwoners en hun netwerk te helpen. Zij helpen, waar nodig toe te leiden naar algemene voorzieningen en/of individuele voorzieningen Het sociaal team bestaat uit generalistische ambulante werkers van Carrefour, GGD, Gemeente en ZONL. Het sociaal team werkt gebiedsgericht en heeft het mandaat om individuele voorzieningen (algemene, overige en individuele) in te zetten;

a3.2 Uitgangspunten sociaal team.

  • De inwoner is verantwoordelijk voor zijn leven.

  • De inwoner heeft/houdt zelf de regie.

  • De inwoner vertelt zijn verhaal. Het sociaal team luistert en sluit aan bij het verhaal van de inwoner.

  • De inwoner benut alle mogelijkheden voor zelfregie. Het sociaal team luistert naar de inwoner en als het nodig is helpt het sociaal team de inwoner bij het versterken van deze zelfregie. Het sociaal team neemt niet over.

  • De context van de inwoner met een vraag om ondersteuning is leidend, het sociaal team kijkt en denkt mee in deze context

  • De inwoner heeft talenten. Het sociaal team haakt hierop aan.

  • De leefroutes van de inwoner zijn leidend. Wij sluiten aan en ondersteunen het versterken/herstel van deze leefroutes.

  • De inwoner heeft tijd en ruimte nodig om een vertrouwensband op te bouwen. Het sociaal team biedt de inwoner deze tijd en ruimte.

  • De inwoner voelt zich gezien, gehoord en begrepen.

  • Het sociaal team verleent geen hulp maar helpt bij het opstellen van een familiegroepsplan.

a3.3 Opdracht sociaal team

Het sociaal team is het aanspreekpunt voor vragen van inwoners die enige vorm van ondersteuning of hulp nodig zeggen te hebben, zij staan naast de inwoners om samen te kijken wat er nodig is. Zij doen dat op twee manieren, door in te spelen op signalen uit de wijk en in te gaan op vragen van individuele inwoners of gezinnen. Bij het inspelen op signalen zoeken ze inwonersinitiatieven op, vragen zo nodig buurtwerkers om te faciliteren. Bij hulpvragen gaan zij in gesprek met degenen die een vraag heeft en vragen de omgeving c.q. het netwerk mee te denken. Zij verlenen zelf geen hulp, maar zijn wel deskundig op een of meer gebieden en stimuleren inwoners om samen met hun omgeving zoveel mogelijk oplossingen te zoeken voor hun vragen. Hiermee werken zij preventief: dat sluit beter aan bij de inwoner en voorkomt inzetten van professionele zorg. Ze hebben voldoende kennis om te kunnen inschatten of die zorg wel degelijk nodig is en erbij gehaald moet worden.

a 3.4 Taken sociaal team.

  • Preventie

  • Signaleren;

  • Het vraaggesprek;

  • Ondersteunen bij het opstellen van een familiegroepsplan;

  • Casusregie bij uitvoering van het familiegroepsplan, zolang er geen individuele voorzieningen wordt ingezet.

a3.5 Werkwijze sociaal team.

Indien nodig stelt de medewerker sociaal team samen met de inwoner het familiegroepsplan op.

De focus ligt op de inwoner met een zorgvraag en niet op procedures.

Het sociaal team:

• Laat de inwoner eigenaar zijn van zijn/haar (hulp)vraag;

• Staat naast de inwoner en werkt vanuit de leefwereld van de inwoner;

• Richt zich integraal op alle leefgebieden en het gehele systeem van de inwoner;

• Heeft oog voor kansen, wensen en mogelijkheden maar ook voor kwetsbaarheid;

• Beschikt over een breed informeel en formeel netwerk;

• Is verantwoordelijk voor het tijdig opschalen en betrekken van specialisten.

a3.6 Methode sociaal team.

Het sociaal team werkt met de “Nieuwe Route”. (http://denieuweroute.com/).

Een compacte weergave van de benadering:

In de kern gaat er bij De Nieuwe Route om twee principes, leidend tot maximaal ‘eigenaarschap’ van degene die om hulp of ondersteuning vraagt:

  • Het familiegroepsplan stel je op met hulpvrager en omgeving

  • Besluitvorming vindt zoveel als dat kan plaats door de zorgvrager met zijn omgeving

Het lijkt een nuance, maar er is een groot verschil in uitwerking: van ééndimensionale vraagstelling naar vragen die de omgeving veel groter maken. Een eenvoudig voorbeeld: van de vraag om een traplift naar de vraag wat er voor nodig is zodat heer X veilig kan blijven wonen. Van overlast door familie X naar de vraag aan de omgeving wat er voor nodig is zodat mensen in de buurt het goed met elkaar hebben.

a3.7 Profiel medewerkers sociaal team.

De medewerkers van het sociaal beschikken over de onderstaande competenties:

  • Basis is een intrinsieke motivatie tot ‘kantelen’, open houding, nieuwsgierig, vernieuwend

  • Stelt eigen kracht van de hulpvrager voorop: regieversterkend, sensitiviteit voor mensen met een hulpvraag

  • Persoonlijk leiderschap, in de zin van verantwoordelijkheid nemen en eigen regie

  • Analytisch, helicopterview

  • Samenwerken met in formele en informele setting (zoals met vrijwilligers)

  • Grenzen kennen: bewust onbekwaam en bewust bekwaam

  • Resultaatgericht, daadkracht

  • Lef, ondernemingszin en “durf te vragen”

    Alle medewerkers van het sociaal team zijn goed bekend met casusregie. Casusregie vraagt specifieke competenties en ervaring.

Bijlage 4: Dienstverlening specialisten aan het sociaal team en procesregie

b4.1 Dienstverlening specialisten aan het sociaal team.

De sociale teams kunnen voor consultatie en advies terecht bij een jeugdarts en een gedragswetenschapper. Zij vormen het eerste aanspreekpunt voor veiligheid van jeugd en voor verblijf (als kinderen uit huis geplaatst worden). Er zijn ook andere jeugdartsen van de GGD beschikbaar voor consultatie en advies evenals andere specialisten, zoals de GZ-psycholoog en multiculturele deskundigen (vluchtelingen, oost Europa). De reguliere expertise ‘jeugdhulp’ (SKJ- normen) in het sociaal team is geborgd bij de daartoe gemandateerde medewerkers. De expertise ‘veiligheid’ is in het sociaal team geborgd door jaarlijkse bijscholing over de Meldcode, gebruik van zorgoog.nl en afspraken binnen de sociale teams wie veiligheidsplannen opstelt. De gedragsdeskundige is hiervoor te consulteren en is behulpzaam zijn bij het invullen van een risicotaxatie.

b4.2 Werkwijze specialisten.

De specialisten sluiten aan bij de werkwijze van de nieuwe sociale teams. Ze kennen en werken vanuit De Nieuwe Route. Voor specialisten houdt dit in dat de inwoner met hulpvraag en zijn netwerk deelnemen aan het gesprek en het advies van de specialist kunnen begrijpen.

b4.4 Procesregie bij stagnerende casuïstiek.

Een procesregisseur van de GGD vervult deze rol. Procesregie is de functie die afstemming en uitvoering van de nodige hulp en zorg regelt, die aan inwoners van 0 – 100 jaar. Procesregie wordt ingezet als de hulp/zorg stagneert:

  • In het hulpverleningsproces doordat inwoners niet of onvoldoende meewerken

  • In het hulpverleningsproces doordat instellingen niet of onvoldoende meewerken

  • Bij casussen waarbij sprake is van problemen op meerdere leefgebieden; zorgniveau 5. Zie bijlage 2 voor de zorgniveaus 1 t/m 5.

  • Bij overeenstemming over inhoud en urgentie van de hulp, maar gebrek aan capaciteit.

De procesregie is per definitie van korte duur en gaat zodra het kan terug naar reguliere casusregie.

  • De procesregisseur organiseert de Jeugdbeschermingstafels vanaf 1-1-2019.

  • Als er sprake is van levensbedreigende problematiek of crisis dan schakelt de medewerker van het sociale team direct door naar Veilig Thuis. Procesregie wordt hier niet ingezet. Ingeval van acute dreiging wordt 112 gebeld.