Regeling vervallen per 01-06-2014

Gedragscode voor de gemeentebestuurders Noordoostpolder 2010

Geldend van 01-06-2014 t/m 31-05-2014

Intitulé

Gedragscode voor de gemeentebestuurders Noordoostpolder 2010.

De raad van de gemeente Noordoostpolder,

gelezen het voorstel van de Werkgroep Implementatie Dualisering van 17 februari 2003,

gelet op het advies van het Presidium van 13 april 2010;

B E S L U I T:

vast te stellen

Gedragscode voor de gemeentebestuurders Noordoostpolder 2010.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN.

Artikel 1.

  • 1. In deze gedragscode wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      bestuurder: ieder lid van het college;

    • c.

      raadslid: de in de raad verkozen volksvertegenwoordiger.

  • 2. Onder raadslid wordt ook burgerraadslid verstaan.

Artikel 2.

  • 1. De gedragscode geldt voor de bestuurders.

  • 2. De code wordt naar analogie toegepast op raadsleden.

  • 3. In de gevallen waarin de code voor bestuurders voor bepaalde activiteiten bespreking vereist in het college, wordt voor raadsleden bespreking in het presidium gelezen.

Artikel 3.

  • 1. Voor leden van het college en de raad treedt de burgemeester bij gerezen vragen op als vertrouwenspersoon.

  • 2. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college c.q. de raad op voordracht van de burgemeester.

Artikel 4.

  • 1. De code is openbaar en wordt op de gemeentelijke website geplaatst.

  • 2. De leden van het college en de leden van de raad ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code. Aan het begin van een nieuwe raadsperiode wordt deze code geactualiseerd en (her-)bevestigd.

HOOFDSTUK 2. BELANGENVERSTRENGELING EN AANBESTEDING.

Artikel 5.

Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

Artikel 6.

  • 1. Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 3. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 4. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

HOOFDSTUK 3. NEVENFUNCTIES.

Artikel 7.

  • 1. Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 2. Een deeltijdbestuurder voorkomt te allen tijde iedere schijn van belangenverstrengeling met een door de bestuurder beklede nevenfunctie.

  • 3. Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 4. De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 5. Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen, anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

HOOFDSTUK 4. INFORMATIE.

Artikel 8.

  • 1. Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

  • 2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 1 0 van de Wet Openbaarheid van Bestuur.

  • 3. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

HOOFDSTUK 5. AANNEMEN VAN GESCHENKEN.

Artikel 9.

  • 1. Geschenken en/of giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 2. Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 3. Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college respectievelijk het presidium waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

HOOFDSTUK 6. BESTUURLIJKE UITGAVEN EN DECLARATIES.

Artikel 10.

  • 1. Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 2. Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    • -

      met de uitgave is het belang van de gemeente gediend en

    • -

      de uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 11.

  • 1. De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 2. Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 3. Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 4. Gemaakte kosten worden binnen twee maanden gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voorzover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 5. In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college respectievelijk het presidium voorgelegd.

  • 6. De gemeentesecretaris respectievelijk de griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

HOOFDSTUK 7. CREDITCARDS.

Artikel 12.

  • 1. De kring van bestuurders die gebruik maken van een creditcard wordt zoveel mogelijk beperkt.

  • 2. De beslissing om een creditcard aan een bestuurder ter beschikking te stellen wordt door burgemeester en wethouders in een openbaar besluit genomen.

  • 3. De gemeentesecretaris draagt zorg voor aanvragen, verstrekken en intrekken van creditcards. Er wordt vastgelegd voor welk soort kosten de creditcard kan worden gebruikt.

  • 4. Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 5. Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 6. Ingeval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard wordt dit aan de burgemeester gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

  • 7. Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.

HOOFDSTUK 8. GEBRUIK VAN GEMEENTELIJKE VOORZIENINGEN.

Artikel 13.

  • 1. Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

  • 2. Indien een bestuurder voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en/of computer in bruikleen ter beschikking krijgt, gebeurt dit op basis van een overeenkomst.

HOOFDSTUK 9. REIZEN BUITENLAND.

Artikel 14.

  • 1. Een bestuurder die het voornemen heeft een meerdaagse buitenlandse dienstreis te maken, heeft toestemming nodig van het college. De gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

  • 2. Een bestuurder die het voornemen van een dergelijke reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

Artikel 15.

Uitnodigingen voor meerdaagse reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

Artikel 16.

Van de reis wordt een verslag opgesteld dat aan het college ter informatie wordt aangeboden.

Artikel 17.

  • 1. Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 2. Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

Artikel 18.

Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

Artikel 19.

De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALING.

Artikel 20.

Deze regeling kan worden aangehaald als Gedragscode voor de gemeentebestuurders

Noordoostpolder 2010.

Artikel 21.

De gedragscode treedt in werking op 1 mei 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 22 april 2010.
De griffier,            de voorzitter,

Toelichting Algemeen.

Leden van het college van burgemeester en wethouders en leden van de raad, daaronder begrepen burgerraadsleden, stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders en/of in de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

. Dienstbaarheid.

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

. Functionaliteit.

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

. Onafhankelijkheid.

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

. Openheid.

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.  

. Betrouwbaarheid.

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

. Zorgvuldigheid.

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de in de gedragscode vastgelegde afspraken.

Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden. In dit verband is het ook van belang dat de burgemeester is aangewezen als vertrouwenspersoon

(artikel 3 a). Zijn rol kan hierbij drieledig zijn:

  • a.

    hij kan door raads- of collegeleden worden benaderd om als klankbord te fungeren over eigen vraagpunten ten aanzien van de integriteit;

  • b.

    vragen ten aanzien van de integriteit die bij hem zelf rijzen kan de burgemeester bij ieder raads- of collegelid aan de orde stellen;

  • c.

    vragen die bij leden van de raad of collegeleden ten opzichte van een ander lid rijzen, kan hij op verzoek van deze leden bij het betrokken raads- of collegelid ter discussie stellen.

Toelichting Artikel 7

Omdat ook deze gemeente het fenomeen deeltijdwethouder kent, moet helder zijn dat hij/zij ook andere betaalde werkzaamheden kan verrichten. In verband met de werkzaamheden die door de betrokken deeltijdwethouder niet voor de gemeente wordt ingevuld, is artikel 7 lid 2 opgenomen. Het geeft aan dat men met andere zaken bezig kan zijn, maar dat hierbij iedere schijn van belangenverstrengeling met de functie van wethouder moet worden vermeden.