Regeling vervallen per 16-09-2023

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent planologische afwijkingen (Beleidsregels planologische afwijkingen Noordwijk 2020)

Geldend van 10-12-2020 t/m 15-09-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent planologische afwijkingen (Beleidsregels planologische afwijkingen Noordwijk 2020)

Vastgesteld 1 december 2020

Hoofdstuk 1

1.1 Toelichting en systematiek van de beleidsregels

De gemeenteraad is verantwoordelijk voor het ruimtelijke beleid van een gemeente. Dit doet hij door het vaststellen van onder andere bestemmingsplannen op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).Het gemeentelijke ruimtelijke ordeningsbeleid is vastgelegd in door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisies en bestemmingsplannen. De Wro schrijft daarbij voor dat deze beleidsstukken met het oog op een goede ruimtelijke ordening bestemmingen aanwijzen en hieraan regels verbinden

Het bestemmingsplan is het instrument waarin het ruimtelijk beleid van de gemeente vastgelegd wordt. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is een gedegen afweging gemaakt. In het bestemmingsplan wordt aangegeven waar kan worden gebouwd, met welke afmetingen en hoe percelen grond en gebouwen mogen worden gebruikt. Het toekennen van het mogelijke gebruik van gronden en bouwmogelijkheden zoals de maximale bouwhoogtes, maximale inhoudsmaten van woningen en maximale oppervlaktes van bijgebouwen bij woningen is op het moment van vaststelling een weloverwogen beleidsafweging geweest.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kent ingevolge artikel 2.12, 1e lid, onder a, aan het college van burgemeester en wethouders (hierna ‘het college’) de bevoegdheid toe om af te wijken van een bestemmingsplan.

Artikel 4 van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor) beschrijft de categorieën van gevallen waarvoor het college voor bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van de wet kunnen verlenen.

Voor deze afwijkingen geldt onder de Wabo de reguliere procedure en is de beslistermijn 8 weken. De beslistermijn kan worden verlengd met 6 weken. Bezwaar, beroep en hoger beroep zijn mogelijk tegen het besluit op de aanvraag om een omgevingsvergunning

Bovendien kan bovenop de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, op grond van het Bor (artikel 2 en 3 van Bijlage II) ook nog een behoorlijke oppervlakte aan vergunningvrije bebouwing worden gerealiseerd.

1.2 Doelstelling

In deze beleidsregels wordt vastgelegd in welke gevallen het college wel of niet gebruik wil maken van deze bevoegdheid en of het college wil meewerken aan een aanvraag die niet past binnen het bestemmingsplan maar wel binnen categorieën van gevallen die zijn opgesomd in artikel 4 van bijlage II Bor. (‘kruimelgevallenregeling’).

Als het college gebruik wil maken van de door de wetgever toegekende beleidsvrijheid om van het in de bestemmingplannen vastgelegde raadsbeleid af te wijken dan moet dat zorgvuldig gebeuren.

Het college wenst niet van alle bevoegdheden gebruik te maken. De bestemmingsplannen (de standaardregels) zijn in principe het uitgangspunt. In de bestemmingsplannen wordt de meest brede afweging gemaakt tussen alle betrokken belangen.

Door de verruiming van het omgevingsvrije bouwen is de druk op de ruimtelijke kwaliteit van de gebieden namelijk al toegenomen. Te ruimhartige beleidsregels kunnen deze druk nog verder verhogen. Het nieuwe afwijkingenbeleid dat op 10-02-2020 is vastgesteld, was daarom strikter dan het voorheen geldende beleid van Noordwijk/Noordwijkerhout. Na evaluatie bleek echter dat dit beleid stringenter was dan wenselijk. Daarom is het beleid nu aangepast en op onderdelen versoepeld.

Dit beleid wil bijdragen aan verduurzaming en behoud/versterking van erfgoed, het behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit en uitstraling.

Daarnaast beoogt het beleid werkzaam en praktisch te zijn in de toepassing ervan.

1.3 Reikwijdte afwijkingenbeleid

De reikwijdte van dit beleid beperkt zich tot het in eerste instantie een keuze maken in welke gevallen er wel of geen medewerking wordt verleend aan het toepassen van de door de wet toegekende bevoegdheid.

Dit wil niet zeggen dat als een plan past in deze beleidsregels, er altijd medewerking wordt verleend. Er is in dit beleid namelijk niet gekeken naar andere vakgebieden, sectoren of regelgeving. Als een plan past in deze beleidsregels, maar niet voldoet aan andere wet- of regelgeving of ander beleid, zoals bijvoorbeeld het Bouwbesluit, Milieuregelgeving, de dubbelbestemmingen t.a.v. archeologie, grondwater of waterkeringen, welstands-, parkeer- of groenbeleid, dan kan het plan op basis daarvan geweigerd worden.

1.4 Status afwijkingenbeleid

De beleidsregels krijgen na vaststelling door het college de status van beleidsregels als bedoeld in artikel 1.3 juncto 4.81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat voor de motivering van de besluiten in principe kan worden volstaan met het verwijzen naar deze beleidsregels.

Hoofdstuk 2

2.1 Begripsbepalingen

In de beleidsregels worden diverse begrippen gehanteerd. Voor de begrippen wordt primair aansluiting gezocht bij artikel 1.1 Bor ten tijde van de vaststelling van dit beleid en secundair bij het voor het betreffende perceel vigerende bestemmingsplan. De begrippen van Bijlage II van het Bor gaan voor op die van het bestemmingsplan voor zover deze betrekking hebben op deze beleidsregels.

Standaardregels: de bestemmingsplanregels zoals deze zijn opgenomen in de laatst vastgestelde bestemmingsplannen.

Als in dit beleid over welstandsadvies gesproken wordt, wordt daar ook de sneltoets welstandscriteria onder verstaan.

2.2 Wijze van meten

In de beleidsregels zijn maataanduidingen opgenomen. Voor de wijze van meten wordt verwezen naar Bijlage II van het Bor en het op het betreffende perceel geldende bestemmingsplan. De wijze van meten van Bijlage II van het Bor gaat voor op die van het bestemmingsplan voor zover ze betrekking hebben op deze beleidsregels.

2.3. Bebouwde kom/buiten bebouwde kom

In artikel 4 onderdelen 1 en 9 van bijlage II Bor wordt onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten de bebouwde kom. Voor de gronden die binnen de bebouwde kom liggen biedt het Bor bijvoorbeeld voor bijbehorende bouwwerken (onderdeel 1) meer mogelijkheden om van het bestemmingsplan af te wijken. Daarnaast is het voor de gronden binnen de bebouwde kom in meer gevallen mogelijk om af te wijken van het bestemmingsplan/beheersverordening voor planologische gebruiksactiviteiten (onderdeel 9). Voor de uitvoering van deze bepalingen is het daarom nodig om het begrip ‘bebouwde kom’ te concretiseren.

Volgens vaste rechtspraak is het antwoord op de vraag of een perceel in de bebouwde kom is gelegen, van feitelijke aard, waarbij de aard van de omgeving bepalend is en van belang is waar de bebouwing nagenoeg feitelijk ophoudt. De komgrens volgens bijvoorbeeld de Wegenverkeerswet is hierbij niet van belang.

Om te spreken van een bebouwde kom moet er sprake zijn van een op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing die geconcentreerd is tot een samenhangende structuur. Als indicatie kan hiervoor grofweg gesteld worden dat de bestemmingsplannen “Landelijk Gebied Noordwijk”, “Buitengebied Noordwijkerhout”, “De Duinrand”, “Oosterduinse Meer” en “Reparatieplan Oosterduinse Meer” buiten de bebouwde kom vallen en de overige bestemmingsplannen de bebouwde kom vormen.

2.4 Opbouw beleidsregels

De beleidsregels zijn als volgt opgebouwd.

Eerst wordt in hoofdstuk 3 per onderdeel van artikel 4, bijlage II Bor de regel beschreven en toegelicht. De tekst uit de Bor is in een kader aangegeven.

Daarna volgen er in hoofdstuk 4 nog een aantal uitzonderingen op de regels van hoofdstuk 3. Deze regels betreffen specifieke uitzonderingen voor bepaalde belangen en algemene regels ten behoeve van de flexibiliteit.

Hoofdstuk 3 De beleidsregels

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder 2o, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking;

3.1 Bijbehorend bouwwerk, artikel 4, onderdeel 1

een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 5 meter, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 150 m2;

NB: De wettelijke voorwaarde is dat het aantal woningen niet toeneemt, tenzij het huisvesting betreft in verband met mantelzorg. Dit is geregeld in artikel 5, onderdeel 1, bijlage II Bor (onderdelen 9 en 11).

  • 1.

    De mogelijkheden van dit onderdeel worden bij woningen niet gebruikt, behalve de onder 3.1.a t/m 3.1.e beschreven gevallen.

  • 2.

    Voor niet-woningen geldt dat dit onderdeel gebruikt kan worden. Er sprake is van een maatwerkbeoordeling.

  • 3.

    Verder geldt dat als een bouwplan onder zowel artikel 4, onderdeel 1, als onder artikel 4, onderdeel 4 valt, de beleidsregels onder 3.4. gelden.

Toelichting

In de standaardregels, met inbegrip van toepassing van de hierin opgenomen binnenplanse vrijstellingen, zijn de meest recente planologische inzichten geregeld over hetgeen ruimtelijk aanvaardbaar is. Voor woningen is al veel mogelijk in het bestemmingsplan of vergunningvrij . Bebouwing in de voortuin, meer bebouwing op het perceel of hogere bebouwing is niet wenselijk. Er is daarom geen aanleiding om verder af te wijken dan de standaardregels. Bouw van een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding hiervan, binnen en buiten de bebouwde kom, is mogelijk voor zover dit voldoet aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen conform artikel 2, Bijlage II Bor of de standaardregels.

Voor niet-woningen ligt dat anders. Bij niet-woningen speelt namelijk het algemeen belang direct of indirect een rol. Bijvoorbeeld als het gaat om uitbreidingen van of bijbehorende bouwwerken bij gezondheidscentra, dokterspraktijken of scholen. Ook kan er sprake zijn van een afgeleid algemeen belang, zoals detailhandel, toerisme, bedrijvigheid of economie. Vaak zijn de vergunningvrije mogelijkheden onvoldoende, omdat er geen achtererf is, of het terrein gebruikt moet worden voor parkeren, of er anderszins geen reële opties zijn. Uitgangspunt is echter wel dat áls er vergunningvrij mogelijkheden zijn, deze de voorkeur hebben.

Daarnaast zijn er ook gevallen waarbij geen medewerking wordt verleend wegens strijd met het beleid, ook al valt het binnen de reikwijdte van de wettelijke mogelijkheden. Voorbeelden hiervan zijn:

  • -

    bedrijfswoningen op bedrijventerreinen omzetten naar burgerwoningen

  • -

    recreatiewoningen op vakantieparken permanent omzetten naar permanente woningen

  • -

    vergroting van de 3000m2/6000m2 t.bv. bollenteelt / gemengde bedrijven

  • -

    vergroten van strandpaviljoens

Verder geldt dat het college terughoudend is met vergunningverlening indien het uitbreidingen betreft met een grote impact, zoals een extra verdieping (verticale uitbreiding) of een meerlaagse horizontale uitbreiding. Zie ook 4.5.

Ad.3. Het kan voorkomen dat een bouwplan met zowel artikel 4, onderdeel 1, als met artikel 4, onderdeel 4 te vergunnen is. Voorbeelden hiervan zijn een extra verdieping op een plat dak of een duiventil op een schuin dak. Dergelijke plannen zijn namelijk te karakteriseren als dakopbouw, maar ook als uitbreiding van een hoofdgebouw. In dat geval gelden de beleidsregels voor dakopbouwen . Dat zijn namelijk specifiekere regels.

3.1.a.Herhalingsplan

  • 1. Medewerking wordt verleend aan een herhalingsplan, indien het plan identiek is aan een legaal gerealiseerd bouwplan binnen hetzelfde blok*. Grotere afwijkingen worden niet toegestaan.

  • 2. Medewerking kan worden verleend aan een herhalingsplan op een ander blok*, indien het plan identiek is aan een legaal gerealiseerd bouwplan op een identiek huis in dezelfde wijk én dit vanuit welstandelijk oogpunt niet onwenselijk is.

Toelichting

Ad 1. Het gaat hierbij om een plan waarvoor een vergunning is verleend bij hetzelfde type woning in hetzelfde bouwblok. Uiteraard moet het wel gaan om legale zaken. Vanuit stedebouwkundig en welstandelijk oogpunt is het fraaier als binnen een bouwblok een zeker mate van eenheid aanwezig is. Dat geldt voor dakkapellen, dakopbouwen , maar ook voor tweelaags uitbreidingen aan de achterzijde en erkers aan de voorzijde. Met identiek wordt in dit geval bedoeld de maatvoeringen. Het welstandsadvies zal bepalen in hoeverre de vormgeving/kozijnindeling e.d. ook identiek moet zijn.

Er is géén sprake van een herhalingsplan in die gevallen waarbij vanuit stedebouwkundig oogpunt alleen op de hoeken van het blok sprake is van een afwijking, die samenhangt met het feit dat het een hoekpand betreft. Bijvoorbeeld de vormgeving van het (vrijstaande) bijgebouw. Of een bouwhoogte/ goothoogteaccent of de kaprichting van het hoofdgebouw. Huizen in het midden zijn dan geen identieke gevallen.

Ad 2. Met de regel kan vergunning worden verleend als het plan identiek is aan een reeds vergund bouwplan bij een identieke woning, maar deze niet in hetzelfde blok ligt. Maar wel bijvoorbeeld tegenover, of een naastgelegen blok, of een blok verder op in dezelfde wijk. Uiteraard moet het wel gaan om legale zaken. Omdat het niet in hetzelfde blok ligt, is het effect van herhaling van mindere invloed op de ruimtelijke kwaliteit; het betreft immers een bouwplan op nieuw blok en wordt daarmee bepalend voor de rest van dat nieuwe blok. Het welstandadvies beperkt zich dan niet alleen tot de vormgeving maar zal ook nadrukkelijk moeten ingaan op de vraag of dit herhalingsplan nog steeds past bij die nieuwe woning/dat nieuwe blok. Medewerking aan zo’n herhalingsplan is dus minder vanzelfsprekend dan een herhalingsplan in hetzelfde blok.

* Met blok wordt hier bedoeld een aaneengesloten rij woningen. Twee blokken worden meestal door een straat of brandgang gescheiden. Soms is er echter sprake van twee aaneengebouwde blokken (meestal is er dan sprake van een duidelijke rooilijnverspringing); er dan is sprake van twee blokken.

Ook een tweeondereenkap valt onder het begrip blok. Links en rechts worden dan identiek (eventueel gespiegeld) behandeld.

afbeelding binnen de regeling

Voorbeelden van een blok (links) en twee aaneengebouwde blokken (rechts)

3.1.b. Bedrijfswoningen en woningen die vergund zijn via een (uitgebreide) omgevingsprocedure, maar nog niet opgenomen zijn in een bestemmingsplan

Medewerking wordt verleend, mits geheel wordt voldaan aan de eisen en maatvoeringen in art. 2 en 3 bijlage II Bor of de regels in het bestemmingsplan bij een wél bestemde woning.

Toelichting

Bedrijfswoningen zijn formeel gesproken bijbehorende bouwwerken (en dus géén hoofdgebouw). Daarom kan daar veel minder vergunningvrij . M.b.v. het afwijkingenbeleid worden voor bedrijfswoningen dezelfde zaken mogelijk gemaakt als vergunningvrij bij woningen kan (dus voldoen aan maatvoeringen en voorwaarden overeenkomstig art 2 en 3 bijlage II Bor ).

Als woningen vergund zijn (via de uitgebreide procedure of kruimelgeval), maar nog niet zijn opgenomen in een bestemmingsplan is vergunningvrij bouwen niet mogelijk wegens conflict met de definitie erf (art.1 bijlage II Bor ). Met deze regeling kan toch medewerking verleend worden.

3.1.c. Algemene voorzieningen bij appartementencomplexen

Medewerking kan worden verleend aan algemene voorziening bij een appartementencomplex, indien er geen andere mogelijkheden zijn en er geen andere belangen onevenredig geschaad worden.

Toelichting

in afwijking van 1 geldt dat bij appartementencomplexen t.b.v. algemene voorzieningen én als er vergunningvrij geen mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld wegens ontbreken van een achtererfgebied medewerking kan worden verleend indien er geen andere belangen onevenredig geschaad worden, zoals verkeersveiligheid.

3.1.d. Het bouwen van bijbehorende bouwwerken op aangekocht snippergroen t.b.v. tuin

Medewerking wordt verleend, mits geheel wordt voldaan aan de maatvoeringen in art. 2 en 3 bijlage II Bor dan wel de regels in het bestemmingsplan bij een wél bestemd erf/tuin bij de woning.

Toelichting

Als er van de gemeente snippergroen is aangekocht t.b.v. de bestemming tuin of wonen, maar het bestemmingsplan daar nog niet op is aangepast, kan nog niet vergunningvrij gebouwd worden wegens conflict met de definitie erf (art.1 bijlage II Bor ). Met deze regeling kan toch medewerking verleend worden. Daarbij geldt wel dat het plan moet voldoen aan de maatvoeringen en voorwaarden overeenkomstig art 2 en 3 bijlage II Bor als ware het bestemmingsplan al aangepast, dan wel aan de eisen en maatvoeringen die vanuit het bestemmingsplan zouden gelden als ware het bestemmingsplan al aangepast. Oftewel: bij toetsing wordt getoetst alsof de bestemming al Wonen of Tuin zou zijn, overeenkomstig de systematiek van het bestemmingsplan. Dat geldt voor zowel het bepalen van het achtererfgebied, als de m2 erf, als de hoeveelheid toegestane bebouwing.

3.1.e. Ondergrondse uitbreidingen van/onder woningen

  • 1. Medewerking wordt verleend aan een kruipruimte onder een woning, mits niet groter dan het hoofdgebouw.

  • 2. Medewerking kan worden verleend aan één ondergrondse bouwlaag onder een woning, indien er geen andere belangen onevenredig geschaad worden. Daarbij geldt:

    • a.

      Maximaal één laag, behalve bij appartementencomplexen;

    • b.

      onder én niet groter dan het hoofdgebouw plus aanbouwen/uitbouwen. Ondergeschikte zaken als een ingang, een auto- of fietshelling en koekkoeken zijn wel toegestaan.

    • c.

      In afwijking van b. mag de ondergrondse bouwlaag max. 4m uitsteken aan zijkant resp. achterzijde indien de ondergrondse bouwlaag door hoogteverschillen aan de zijkant resp. achterzijde feitelijk de begane grondlaag is. De max. bebouwingsoppervlakten uit het bestemmingsplan dan wel volgens het vergunningvrij bouwen blijven wel gelden.

Toelichting

Een regeling voor ondergronds bouwen is niet altijd opgenomen in het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat een kruipruimte altijd mag. Een volledige ondergrondse bouwlaag is mogelijk als daardoor geen andere belangen onevenredig geschaad worden, zoals de grondwaterstromen (zie paraplubestemmingsplan Grondwater), archeologie, waterkering of de verkeersveiligheid (bij een in/uitrit). De grootte van de kelder wordt bepaald door de grootte van het hoofdgebouw plus aan/uitbouwen (verticale projectie).. Wel is er ruimte voor ondergeschikte zaken als daglichtvoorzieningen en voor de voorzieningen die nodig zijn om de ruimte te kunnen bereiken. Ook als de kelder wat uitsteekt (bijv. 0,4m) wegens een technische reden, is dat toegestaan. Voor woningen waarbij de achtertuin één bouwlaag lager ligt dan de voortuin mag deze ondergrondse bouwlaag (souterrain) wel 4m uitgebouwd worden, maar wel conform de max. maatvoeringen van het bestemmingsplan en de vergunningvrije regeling. Bijvoorbeeld max. 50% van het achtererf tot een max. van 50m2. Het is niet de bedoeling dat een perceel voor een groot deel uit kelder bestaat, terwijl het huis aanzienlijk kleiner is. Een ondergrondse ruimte aan de zijkant hoeft niet 1m uit de voorgevel gerealiseerd te worden, maar mag gelijk lopen met de voorgevel.

3.2. Gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening, artikel 4, onderdeel 2

een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 5 meter, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m2;

De standaardregels zijn maatgevend. Aan andere plannen wordt geen medewerking verleend, tenzij sprake is van een dringend openbaar belang en er geen redelijk alternatief is. In dat geval dient een maatwerk beoordeling plaats te vinden.

Toelichting

De meeste gebouwen voor de in dit onderdeel genoemde categorie voldoen aan de kenmerken genoemd in artikel 2 onderdeel 18 van bijlage II en zijn daardoor vergunningsvrij voor zowel de activiteit bouwen als handelen in strijd met ruimtelijke regels. In een enkele geval en ten dienste van het algemeen belang, kan medewerking worden verleend.

3.3. Een bouwwerk geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, artikel 4, onderdeel 3

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 10 meter, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m2;

De standaardregels zijn hier maatgevend. Aan andere plannen wordt geen medewerking verleend. Uitzondering hierop zijn de vervanging of nieuwbouw van een noodzakelijk ondergeschikt bouwwerk, zoals een trap of keerwand.

Toelichting

De standaardregels bieden voldoende ruimte. Daarnaast bieden de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen voldoende ruimte. Hiervan wordt niet afgeweken.

Er zijn echter ondergeschikte zaken die logischerwijs noodzakelijk zijn, gelet op de ter plaatse aanwezige (maaiveld) situatie. Het gaat dan bijvoorbeeld om vervanging van een bestaande keerwand, of een nieuwe keerwand na herinrichting van het terrein, een toegangstrap of een andere bouwwerk.

3.4. dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding, artikel 4, onderdeel 4

een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw.

Voor die gevallen die afwijken van het bestemmingsplan is medewerking alleen mogelijk als die bouwwerken voldoen aan de criteria van het vigerende welstandsbeleid en voldoen aan de redelijke eisen van welstand, of het een herhalingsplan betreft (zie 3.4.a).

Geen medewerking wordt verleend aan:

  • -

    Realisatie van balkons aan de voorzijde.

  • -

    Realisatie van een dakkapel – of opbouw op een bijbehorend bouwwerk, tenzij het bijbehorende bouwwerk een dienstwoning/bedrijfswoning betreft of om een herhalingsplan gaat (zie 3.1.a).

Toelichting

In veel gevallen zijn bouwwerken als bedoeld in artikel 4, onderdeel 4 Bijlage II Bor vergunningsvrij. In sommige gevallen echter is het vanwege welstand of stedebouwkundige overwegingen toch wenselijk medewerking te verlenen. Dan kan medewerking worden verleend indien voldaan wordt aan de criteria gesteld in het vigerende welstandsbeleid. Voorbeelden hiervan zijn een dakkapel met schuin dakvlak in plaats van met een plat dak of meerdere dakkapellen naast elkaar op een dakvlak.

Bedoeling is dat ruimtelijke kwaliteit boven de algemene regel gaat.

Dakkapellen en opbouwen op bijgebouwen zijn niet wenselijk. Dergelijke gebouwen komen niet in aanmerking en zijn ook niet bedoeld zijn als ruimte voor langdurig verblijf. Een uitzondering is gemaakt voor bedrijfswoningen.

3.4.a.Herhalingsplan

  • 1. Medewerking wordt verleend aan een herhalingsplan, indien het plan identiek is aan een legaal gerealiseerd bouwplan binnen hetzelfde blok*. Grotere afwijkingen worden niet toegestaan.

  • 2. Medewerking kan worden verleend aan een herhalingsplan op een ander blok, indien het plan identiek is aan een legaal gerealiseerd bouwplan op een identiek huis in dezelfde wijk én dit vanuit welstandelijk oogpunt niet onwenselijk is.

Toelichting

Zie 3.1.a.

3.5. Een antenne-installatie, artikel 4, onderdeel 5

een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 meter.

3.5.a Medewerking aan de bouw van een antenne-installatie ten behoeve van telecommunicatie

Medewerking kan worden verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    uit onderzoek, aangeleverd door de aanvrager, moet blijken dat sitesharing bij bestaande antenne-installaties of bestaande hoge(re) gebouwen niet mogelijk is.

  • b.

    De antenne-installatie de mogelijkheid biedt tot site-sharing en roaming;

  • c.

    Niet wordt gebouwd op en bij monumenten;

3.5.b Geen medewerking wordt verleend aan de bouw van een antenne-installatie ten behoeve van particulieren;

Toelichting

Antenne-installaties ten behoeve van telecombedrijven dienen in beginsel te worden geconcentreerd op bestaande masten of bestaande hoge bouwwerken. Op die manier wordt een wildgroei aan masten voorkomen. Pas wanneer dit niet mogelijk is, kan –onder voorwaarden- een nieuwe antenne-installatie overwogen worden.

Het realiseren van antenne-installaties ten behoeve van particulieren kan worden gerealiseerd binnen de kaders van de landelijke wetgeving omtrent vergunningsvrij bouwen ( Bor , bijlage II, artikel 15, 16 en 17). Meer mogelijkheden zijn vanuit ruimtelijke ordening en gelet op redelijke eisen van welstand, niet gewenst.

3.6. installatie voor warmtekrachtkoppeling, artikel 4, onderdeel 6

een installatie bij een glastuinbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.

Passend binnen de standaardregels. Deze gevallen zijn zo specifiek dat er geen beleidsregels voor zijn opgesteld. In deze gevallen is maatwerk nodig.

Toelichting

Onder warmtekrachtkoppeling wordt verstaan; een gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit.

De plaatsing wordt enkel toegestaan binnen bestemmingsvlak van een glastuinbouwbedrijf. Locaties buiten het bestemmingsvlak zijn niet wenselijk gelet op het principe van bebouwingsconcentratie.

3.7. plaatsen van een installatie voor duurzame energie, artikel 4, onderdeel 7

een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenweg aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van tenminste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.

Voor deze categorie wordt geen beleidsregel opgesteld omdat deze bedrijfsvorm in de gemeente nagenoeg niet voorkomt. Aanvragen worden per geval beoordeeld.

Toelichting

Het bestemmingsplan is het uitgangspunt. Voor eventuele aanvragen zal een maatwerkbeoordeling plaatsvinden.

3.8. het gebruiken van gronden niet-ingrijpende herinrichting openbaar gebied, artikel 4, onderdeel 8

het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied.

Voor deze categorie wordt geen beleidsregel opgesteld. Aanvragen worden per geval beoordeeld.

Toelichting

Dit artikel heeft betrekking op het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied. Het kan bijvoorbeeld gaan om het toevoegen van een aantal parkeerplaatsen in een groenstrook, het verleggen van trottoirs, het aanbrengen van groenvoorzieningen of het realiseren van een terras. Een herinrichting van openbaar gebied vindt ook vaak plaats in samenhang met het bouwen van vergunningsvrije bouwwerken, zoals vuilcontainers, sport- of speeltoestellen en straatmeubilair. Bij het beantwoorden van de vraag of er al dan niet sprake is van een ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied, zullen de te verwachten gevolgen van de herinrichting voor omwonenden en gebruikers van het desbetreffende gebied moeten worden betrokken. Voor toepassing van dit artikel geldt een maatwerkbeoordeling.

3.9. wijzigen gebruik van bouwwerken en logiesfunctie, artikel 4, onderdeel 9

het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.

Nb: Dit artikel is niet van toepassing op een activiteit als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

3.9.1 Gebruik bouwwerken en/of aansluitend terrein

Voor deze categorie wordt geen beleidsregel opgesteld. Voor het gebruiken van bouwwerken, en/of aansluitend terrein, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten e.d. wordt een maatwerkbeoordeling toegepast.

3.9.2 Logiesfunctie werknemers

Verwezen wordt naar de ‘Beleidsregel Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek (2019) of de opvolger van deze beleidsregel. Als de aanvraag hierbinnen past wordt met toepassing van onderdeel 9 aan een ontheffing medewerking verleend.

Toelichting

Plannen voor het hier bedoelde gebruik hebben meestal een dermate uniek karakter dat een algemene motivering voor afwijken van het bestemmingsplan onvoldoende toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming. Een wijziging van het gebruik heeft in veel gevallen meer impact dan een strijdigheid met een bouwregel. Voor toepassing van deze bepaling geldt daarom een maatwerkbeoordeling. Hierbij kan het college ook afwijken van de beleidsregels t.b.v. het bouwen. Zoals beschreven in 3.1 t/m 3.8 van dit beleid.

3.10 recreatiewoning, artikel 4, onderdeel 10

het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    De recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

  • b.

    De bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructieweg concentratiegebieden;

  • c.

    De bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

  • d.

    De bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was;

Er wordt geen medewerking verleend aan voornoemde afwijkingsmogelijkheid. Permanente bewoning of het laten gebruiken voor permanente bewoning, wordt planologische ongewenst geacht en dient te worden tegengegaan.

Toelichting

In de bestemmingsplannen is een regeling opgenomen voor recreatiewoningen. Er wordt niet afgeweken van deze regels omdat het permanent woning niet wenselijk is. Recreatiewoningen hebben de bestemming recreatie wat inhoudt dat permanente bewoning niet is toegestaan. Uitzondering hierop zijn de afgegeven persoonlijke gedoogbeschikkingen voor het park Sollasi te Noordwijkerhout. Op basis van de lijst (bijlage 1 bij de regels van het bestemmingsplan Reparatieplan Oosterduinsemeer ) is aangegeven welke natuurlijke personen permanent kunnen wonen in een recreatiewoning tot de einddatum die in de lijst is opgenomen en per persoon kan verschillen (persoonsgebonden gedoogbeschikkingen). Op het moment dat permanente bewoning van de recreatiewoning door de betreffende natuurlijke persoon wordt beëindigd vóór de in de gedoogschikking genoemde einddatum is permanente bewoning niet langer toegestaan. Ook voor de vakantieparken gelegen in het bestemmingsplan Duinrand zijn enkele persoonsgebonden gedoogbeschikkingen afgegeven onder dezelfde voorwaarden als bij Sollasi .

3.11 Ander gebruik van gronden of bouwwerken voor ten hoogste 10 jaar, artikel 4, onderdeel 11

ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

Voor deze categorie wordt geen beleidsregel opgesteld. Voor iedere aanvraag vindt een maatwerkbeoordeling plaats.

Toelichting

Er geldt dat per concreet geval een afweging wordt gemaakt of afwijking wordt verleend waarbij de duur van de gewenste afwijking moet zijn onderbouwd. Het dient feitelijk mogelijk en aannemelijk te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd.

Hoofdstuk 4

In dit hoofdstuk staan de uitzonderingen beschreven op de beleidsregels in hoofdstuk 3.

4.1 Behoud en versterking erfgoed

Het college kan in afwijking van de beleidsregels in hoofdstuk 3 vergunning verlenen bij monumenten en panden in een beschermd dorpsgezicht, indien het welstands- en/of erfgoedadvies daartoe aanleiding geeft.

Toelichting

Uitgangspunt is dat conform vergunningvrij dan wel het bestemmingsplan gebouwd wordt. Maar gelet op het belang van monumenten en beschermde dorpsgezichten is het college bereid af te wijken van de standaardregels, als het behoud of aanzicht van het erfgoed daar bij gebaat is.

4.2 Aanpassing van plannen in ontwikkeling

Het college kan in afwijking van de beleidsregels in hoofdstuk 3 vergunning verlenen bij plannen in ontwikkeling, ook al is reeds vergunning verleend, dan wel het bestemmingsplan aangepast. Aanpassingen voor plannen voor nieuwe hoofdgebouwen inclusief bijbehorende bouwwerken worden altijd in zijn totaliteit bekeken, ook na vergunningverlening of bestemmingsplanwijziging. Dit vereist een maatwerkbeoordeling.

Uitgangspunt is dan wel dat de hoofduitgangspunten niet meer wijzigen (zoals hoofdbouwmassa en het maximum aantal woningen).

Toelichting

Bij grote(re) projecten gebeurt het regelmatig dat na bestemmingsplanwijziging en/of vergunningverlening het plan nog verder geoptimaliseerd wordt. In dat geval is het college bereid om de aanpassingen ten opzichte van het totaal te bekijken. Immers, als het plan eerst doorontwikkeld was, en daarna de vergunning verleend was, is de kans groot dat diezelfde aanpassingen vergund zouden zijn.

Voorbeelden van aanpassingen zijn bijvoorbeeld: installaties, nooduitgangen/trappen, andere positionering bijbehorende bouwwerken, gevelverspringing, toevoeging ondergeschikte accenten/verfraaiingen, aanpassingen aan of ten behoeve van balkons, erkers, dakkapellen, patio’s e.d.

Er wordt overigens niet afgeweken van de hoofdlijn als het gaat om hoeveelheid m2 bijgebouwen en vergunningvrij bouwen per woning e.d.

4.3. Duurzaamheid

Ter bevordering van duurzaamheid is het college bereid af te wijken van de eerder geformuleerde hoofdregels, mits de afwijking uitsluitend t.b.v. de duurzaamheidsmaatregelen is.

Toelichting

Ten behoeve van installaties, sedemdaken , isolatiemaatregelen e.d. kan medewerking worden verleend, als dit geringe overschrijdingen zijn (orde van grootte: decimeters). Duidelijk moet wel zijn dat deze maatregelen geen excuus zijn voor vergroting van het aantal m2 of m3.

Voorbeeld: isolatie door extra buitenmuur tegen bestaande muur of nokverhoging in verband met isolatie. Een nokverhoging van 80cm ten behoeve van een volwaardige zolderverdieping waarbij tevens isolatie wordt toegepast is géén reden voor medewerking, omdat het primaire doel de vergroting van leefruimte is. Ook een duiventil om zonnepanelen op te leggen is géén reden, omdat de zonnepanelen ook op het dak zonder duiventil kunnen liggen.

4.4 Algemene uitzonderingen

Het college kan in bepaalde gevallen in afwijking van eerder genoemde algemene beleidsregels toch medewerking verlenen.

4.4.a Kleine afwijkingen in verband met de feitelijke situatie / technische haalbaarheid of esthetiek (duidelijk niet tbv vergroting van leefruimte)

Toelichting

Vaak kunnen dergelijke zaken met behulp van de 10% regeling in het bestemmingsplan opgelost worden, maar dat is niet altijd zo. Ook kan deze 10%regeling niet gebruikt worden als er vergunningvrij meer mogelijk is dan het bestemmingsplan toestaat. Daarom is deze regeling in het beleid opgenomen. Voorbeeld: om aanbouw (qua m2 groter dan het bestemmingsplan toestaat, maar kleiner dan vergunningvrij mag) mooi uit te lijnen met hoofdgebouw is 10cm extra hoogte nodig. Om schuur fatsoenlijk aan te laten sluiten op schuine erfgrens is 1m2 extra bebouwing nodig. Het betreft dus kleine praktische verschillen, niet bedoeld om bijvoorbeeld het volume of de hoogte te maximaliseren. Het moet voor iedereen objectief en begrijpelijk kunnen zijn om af te wijken van de hoofdregels uit H3. Uitgangspunt is wel dat de aanvrager nadrukkelijk alles in het werkt stelt om het plan te conformeren aan vergunningvrij /bestemmingsplan.

4.4.b. Kleine afwijkingen om problemen in verband met de ruimtelijke aanvaardbaarheid op te lossen

Toelichting:

Deze regel is bedoeld om kleine afwijkingen die nodig zijn vanuit een goede ruimtelijke ordening mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een schermhoogte op een balkon van 2m in plaats van 1,50m in verband met de privacy van buren indien de afstand tot de erfgrens kleiner is dan 2m. Of als uit geluidsonderzoek blijkt dat de muur op het achtererf bij een horecagelegenheid 2,30m hoog moet zijn in plaats van de toegestane 2m. Uitgangspunt is wel dat duidelijk moet zijn dat het alternatief conform vergunningvrij /bestemmingsplan evident niet tot een gewenste ruimtelijke kwaliteit biedt en het een kleine aanpassing betreft.

4.4.c. Evidente fouten in het bestemmingsplan

Toelichting

Bestemmingsplannen kunnen fouten bevatten. Als die duidelijk een fout zijn, omdat dat bijvoorbeeld uit de toelichting, het raadsvoorstel of de Nota van beantwoording blijkt, en het plan kan weliswaar gerealiseerd worden met een afwijking volgens artikel 4, bijlage II Bor , maar is strijdig met de hoofdregels, kan deze bepaling uitkomst bieden.

4.4.d. Nieuw beleid

Indien er door het college specifiek nieuw beleid wordt vastgesteld, waarvoor afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk is en ook mogelijk is door middel van de procedure uit art. 4 bijlage II Bor, dan gaat dat boven dit beleid.

Toelichting

Om te voorkomen dat telkens als er voor een specifiek of sectoraal beleid wordt vastgesteld, dit afwijkingenbeleid ook weer aangepast moet worden, is hier bepaald dat nieuw beleid altijd voorgaat Bijvoorbeeld als er ten behoeve van huisvesting arbeidsmigranten nieuw beleid vastgesteld wordt.

4.4.e. Veranderde algemene uitgangspunten in nieuwe bestemmingsplannen en/of beleid

Indien de gemeenteraad/college in nieuwe integrale bestemmingsplannen of andere beleid (zoals welstandsnota) duidelijk andere (algemeen bedoelde) kaders stelt dan in oudere plannen, kan medewerking worden verleend indien een plan past binnen de nieuwe kaders.

Toelichting

Om te voorkomen dat als er door de gemeenteraad nieuwe kaders gesteld worden beleid dit afwijkingenbeleid ook weer aangepast moet worden, is hier bepaald dat nieuwe kaders altijd voorgaan.

Voorbeeld: als de gemeenteraad ervoor zou kiezen om nieuw beleid vast te stellen voor parkeren in voortuinen, of een andere standaardmaat voor dakkapellen op woningen, dan ligt het voor de hand zo’n regel via het afwijkingenbeleid breder toe te passen. Dit geldt niet voor een afwijking specifiek voor een nieuwbouwwijk, omdat dat te maken kan hebben met het ontwerp en de gemaakte keuzes in die specifieke wijk.

4.4.f. Indien het college besluit naar aanleiding van een vergunningaanvraag dit beleid te willen aanpassen

Het kan voorkomen dat een bouwplan geweigerd moet worden op basis van deze beleidsregels, terwijl het college van mening is dat soortelijke gevallen mogelijk zouden moeten zijn. Als het college dan tegelijkertijd besluit ook het beleid daarop aan te passen kan vergunning verleend worden.

Toelichting

Als er een onvoorzien geval is, waarmee onvoldoende rekening is gehouden in het beleid, kan slechts vergunning worden verleend ná aanpassing van het beleid. Deze uitzondering maakt het mogelijk om te vergunnen in samenhang met het besluit het beleid aan te passen. Dit voorkomt vertraging.

4.5 Negatieve uitzonderingen

Er wordt in ieder geval geen medewerking verleend aan de volgende zaken:

a. Een afwijking waarbij het vanuit een goede ruimtelijke ordening essentieel is de bestaande planologische situatie planologisch te saneren

Toelichting

Ook bij het verlenen van een omgevingsvergunning op basis van artikel 4, bijlage II Bor moet voldaan worden aan ene goede ruimtelijke ordening. Een omgevingsvergunning verandert het bestemmingsplan niet. Na verlening geldt én het bestemmingsplan én de vergunning. In sommige gevallen kunnen die twee echter niet tegelijkertijd gelden, omdat ze strijdig met elkaar zijn. Eem voorbeeld hiervan is het bouwen van een burgerwoning op een voormalig agrarisch bedrijf, waarbij de agrarische bebouwing fysiek gesloopt wordt. Als dat met een omgevingsvergunning gebeurd, blijft de mogelijkheid bestaan nieuwe agrarische bebouwing op te richten (gebonden beschikking) terwijl dat tegelijkertijd strijdig is met de burgerwoning.

In dergelijke gevallen moet een verzoek tot bestemmingsplanwijziging ingediend worden.

b. Een geval, waarbij het college van mening is dat dit, bijvoorbeeld gelet op precedentwerking, een wijziging van algemeen beleid vergt, waarover eerst door de gemeenteraad besloten moet worden. In dat geval wordt de vergunning geweigerd

Toelichting

In sommige gevallen gaat het om een aanvraag met verstrekkende gevolgen. Bijvoorbeeld een winkel in de hoofdwinkelstraat die een grote luifel aan de voorgevel aanvraagt. Dit betekent iets voor het gehele beleid van luifels in de winkelstraat, en is daarmee een beleidsvraagstuk dat door de gemeenteraad beantwoord zou moeten worden. Ook het fors verhogen van de bouwhoogte langs de Koningin Wilhelmina Boulevard naar bijvoorbeeld 45m is zo’n geval.

Hoofdstuk 5

5.1 Planschadeovereenkomst

Passend binnen het gestelde beleid hoeft er geen overeenkomst te worden gesloten. Voor gevallen waarvoor een maatwerkbeoordeling plaatsvindt zal er slechts medewerking worden verleend als er een planschadeovereenkomst wordt/is gesloten.

5.2 Hardheidsclausule

In de Algemene Wet Bestuursrecht staat de algemeen geldende hardheidsclausule (art.4.84 Awb). Deze kan door het college toegepast worden.

Daarnaast is het college bevoegd af te wijken van deze beleidsregels indien toepassing zou leiden tot een ongewenst ruimtelijke of onredelijke situatie, die in strijd zou zijn met de doelstellingen van dit beleid, zoals het vergroten van ruimtelijke kwaliteit.

Ook kan het college medewerking verlenen als er sprake is van zwaarwegende omstandigheden.

Toelichting

Uit jurisprudentie blijkt dat de wettelijke regeling slechts zelden toegepast kan worden. De Afdeling zegt daarover: ‘De Afdeling is thans - anders dan voorheen en anders dan de burgemeester betoogt - van oordeel dat omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, niet reeds daarom buiten beschouwing kunnen worden gelaten. In de praktijk blijkt dat ook al heeft het betrokken bestuursorgaan bij het opstellen van de beleidsregel deze omstandigheden bezien, het daarmee niet heeft kunnen voorzien of deze omstandigheden alleen of tezamen in een concreet geval niettemin tot onevenredige gevolgen leiden. Het bestuursorgaan dient derhalve alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.”(ECLI:NL:RVS:2016:2840)

In de praktijk echter blijkt dat in bepaalde concrete gevallen de regels op zichzelf goed zijn, maar net in dat ene geval zodanig uitpakken dat het niet redelijk meer is. En het resultaat van de weigering haaks staat op wat beoogd werd. Oftewel: Het is niet uit te leggen. Daarom is hier een wat ruimer geformuleerde hardheidsclausule ingevoegd.

5.3 Overgangsregeling

In afwijking van dit beleid geldt het volgende:

  • 1)

    Als voorafgaand aan een vergunningaanvraag (minder dan 1 jaar voor die aanvraagdatum OF eerder, maar minder dan een jaar geleden voor die aanvraagdatum is de uitspraak met 1 jaar verlengd) het college een principe-uitspraak gedaan heeft om medewerking te willen verlenen conform het toen vigerende afwijkingenbeleid c.q. kruimelgevallenbeleid, en het plan is strijdig met het nieuwe beleid, dan is het toen vigerende afwijkingenbeleid het uitgangspunt voor de (primaire) beoordeling.

  • 2)

    Indien de vergunningaanvraag strijdig is met het nieuwe beleid, maar is ingediend voor inwerkingtreding van dit nieuwe beleid, wordt deze aanvraag ook getoetst aan het oude beleid dat ten tijde van indiening gold. Indien de aanvraag in overeenstemming was met het oude beleid, dan wel dat oude beleid wel ruimte bood om te kunnen vergunnen, kan medewerking worden verleend.

  • 3)

    Bij een heroverweging in een bezwaarprocedure wordt heroverwogen op basis van het afwijkingenbeleid dat gold bij de vergunningverlening, tenzij het plan past in het nieuwe beleid.

Uiteraard staat bovenstaande los van inhoudelijke bezwaren die ingebracht worden of andere strijdigheden (zoals bijvoorbeeld milieu, bouwbesluit e.d.) waarom de vergunning geweigerd kan worden, ook in de bezwaarfase.

Toelichting

Uitgangspunt is dat er getoetst wordt aan het nieuwe beleid. Vanuit rechtszekerheid is het echter belangrijk dat recht gedaan wordt aan lopende procedures en gedane uitspraken bij principeverzoeken. Ad.1. Principeverzoeken zijn max. 1 jaar geldig, of worden soms met één jaar verlengd. Als de uitspraak of verlenging minder dan één jaar voor inwerkingtreding van dit beleid is, en de vergunningaanvraag paste wel onder het oude beleid, maar niet onder het nieuwe, wordt toch getoetst aan het oude beleid. Ad.2. Als een vergunningvraag al is ingediend, en de vergunningaanvraag al loopt, is het niet wenselijk halverwege de spelregels te veranderen. Als de aanvraag niet past onder het nieuwe beleid, maar wel onder het beleid dat gold ten tijde van de datum van indiening, wordt aan dat oude beleid getoetst.

Ad.3. Bij een beslissing op bezwaar vindt een algehele heroverweging plaats. Het college kiest ervoor wat betreft dit beleid, dat ten gunste van de aanvrager uit te leggen. Als de verleende vergunning geweigerd is op basis van het oude beleid, maar wel past binnen dit nieuwe beleid, wordt alsnog medewerking verleend. Als de vergunning verleend was onder het oude beleid, maar niet meer past binnen het nieuwe, wordt getoetst aan het oude beleid.

5.4 Slotbepaling

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels planologische afwijkingen Noordwijk 2020”.

Ondertekening