Verordening op de Commissie voor Monumenten in de gemeente Noordwijkerhout

Geldend van 01-02-2003 t/m heden

Intitulé

Verordening op de Commissie voor Monumenten in de gemeente Noordwijkerhout

De raad van de gemeente Noordwijkerhout; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 januari 2003; gelet op de Gemeentewet, de Woningwet en de Monumentenwet 1988; besluit vast te stellen de verordening op de Commissie voor Monumenten in de gemeente Noordwijkerhout;

Artikel 1 Commissie van advies ex artikel 84 van de Gemeentewet

De Commissie voor Monumenten is een commissie van advies aan burgemeester en wethouders ex artikel 84 van de Gemeentewet, hierna te noemen “de commissie”.

Artikel 2 De taken van de commissie

  • 1. De commissie heeft tot taak burgemeester en wethouders schriftelijk te adviseren ten aanzien van:

    • -

      de toepassing van de Monumentenwet en de Monumentenverordening (inclusief de toepassing van de subsidiebepalingen);

    • -

      de verlening van wijzigingsvergunningen voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten;

    • -

      alle overige zaken waarbij het gemeentelijk monumentenbeleid is betrokken, waaronder het bepaalde in artikel 8.

  • 2. Burgemeester en wethouders zenden alle aanvragen om subsidie, dan wel bouw-, wijzigings-, sloop- en/of reclamevergunning waarbij een object dat is vermeld op de gemeentelijke Lijst van Monumenten, om advies naar de commissie.

  • 3. De commissie is bevoegd (gevraagd en ongevraagd) voorstellen bij burgemeester en wethouders in te dienen, indien zij dit in het belang van de tot haar werkkring behorende zaken nuttig oordeelt.

Artikel 3 De samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit tenminste drie en ten hoogste vijf leden, waaronder de voorzitter.

  • 2. Leden van de gemeenteraad en medewerkers in dienst van de gemeente Noordwijkerhout kunnen niet tot lid of voorzitter van de commissie worden benoemd.

  • 3. Aan de commissie wordt een ambtelijk secretaris toegevoegd, alsmede een plaatsvervanger. Deze worden door burgemeester en wethouders aangewezen. Zij zijn geen lid van de commissie. De secretaris en zijn/haar plaatsvervanger zijn tevens vaste adviseurs van de commissie.

Artikel 4 De benoeming en aftreding van de leden van de commissie en haar voorzitter

  • 1. De commissieleden en de voorzitter worden door burgemeester en wethouders benoemd voor een periode van vier jaren. Zij kunnen éénmaal voor vier jaren worden herbenoemd. Burgemeester en wethouders kunnen bij uitzondering de zittingsperiode van maximaal acht jaar verlengen voor de periode dat nog geen nieuw lid in de vakante functie is benoemd tot het moment, waarop een nieuw lid de benoeming heeft aanvaard.

  • 2. Indien alle commissieleden ongeacht de reden daarvan tegelijk aftreden, treden burgemeester en wethouders in overleg met de aftredende leden met als doel om tenminste één van deze leden voor 1 jaar te herbenoemen (ook al zou dat in afwijking zijn met het bepaalde onder 1. teneinde zijn of haar ervaringen gedurende dit jaar aan de nieuwe leden over te dragen.

  • 3. De voorzitter wordt in functie benoemd.

  • 4. De commissieleden en de voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen.

  • 5. Aftredende leden zijn onmiddellijk herbenoembaar, tenzij zij gedurende acht jaar onafgebroken zitting hebben gehad in de commissie.

  • 6. Een tussentijds benoemd commissielid wordt eveneens benoemd voor een periode van vier jaar, waarbij het bepaalde onder 1. van toepassing is.

Artikel 5 Het vaststellen van een huishoudelijk reglement voor en door de commissie

De commissie regelt haar werkzaamheden in een door haar vast te stellen huishoudelijk reglement, dat aan de goedkeuring van burgemeester en wethouders is onderworpen. Zij neemt daarbij de bepalingen in artikel 6 in acht. De commissie is bevoegd haar werkzaamheden aan te vangen, ook al is het huishoudelijk reglement nog niet vastgesteld.

Artikel 6 Het bijeenroepen en de besluitvorming van de commissie

  • 1.

    De commissie komt bijeen:

    • a.

      na schriftelijke oproep van de voorzitter;

    • b.

      op verzoek van één van de leden;

    • c.

      op verzoek van burgemeester en wethouders.

In gevallen bedoeld onder b. en c. belegt de voorzitter de vergadering binnen zeven dagen na de dag van ontvangst van het verzoek.

  • 2.

    De commissie mag slechts een besluit nemen als tenminste drie leden – inclusief voorzitter – aanwezig zijn. Indien het vereiste aantal leden niet ter vergadering is opgekomen, belegt de voorzitter binnen zeven dagen een nieuwe vergadering en geeft daarvan tijdig schriftelijk kennis aan de leden. In deze vergadering mogen besluiten worden genomen ongeacht het aantal aanwezige leden.

  • 3.

    De besluiten van de commissie worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staken van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

  • 4.

    De commissie is bevoegd zich bij haar beraadslagingen door andere, daartoe door de voorzitter uitgenodigde, personen te doen bijstaan.

  • 5.

    De commissie vergadert en besluit in het openbaar. Op in het huishoudelijk reglement te bepalen wijze wordt de agenda tevoren openbaar bekend gemaakt.

  • 6.

    De commissie kan, voorafgaand aan een openbare vergadering van de commissie, in beslotenheid, al dan niet met ontwerper en/of opdrachtgever, over bouwplannen spreken. Een advies wordt steeds in de openbare vergadering geformuleerd.

  • 7.

    Aan de aanvrager van een vergunning als bedoeld in artikel 2 dan wel aan diens gemachtigde of aan beiden, alsmede aan andere belanghebbenden wordt desgevraagd gelegenheid gegeven zich in de vergadering van de commissie ten aanzien van de behandeling van de aanvraag, waarbij belang bestaat, te laten horen. In het huishoudelijk reglement wordt de wijze waarop van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt nader geregeld.

  • 8.

    Aan de beraadslaging over en aan het uitbrengen van een advies omtrent een aanvraag als bedoeld in artikel 2 mogen de commissieleden, de voorzitter en de in het vijfde lid bedoelde personen niet deelnemen indien zij in enige hoedanigheid direct of indirect persoonlijk en/of zakelijk bij de aanvraag betrokken zijn.

  • 9.

    Een commissielid mag geen opdracht aanvaarden tot het aanpassen, verbeteren of anderszins wijzigen van een plan of tot het maken van een nieuw plan behorende bij een in de commissie behandelde of in behandeling zijnde aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.

  • 10.

    De commissie is bevoegd in zaken van minder gewicht of van spoedeisende aard bevoegdheden aan één of meer van haar leden te delegeren. De wijze waarop dit gebeurt, wordt vastgelegd in het huishoudelijk reglement.

Artikel 7 Het uitbrengen van het advies op aanvraag

  • 1. Het advies wordt binnen vier weken nadat het is gevraagd, schriftelijk aan burgemeester en wethouders uitgebracht. De voorzitter is bevoegd deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken te verlengen.

  • 2. Een positief advies wordt geacht te zijn uitgebracht indien de commissie na door burgemeester en wethouders schriftelijk te zijn aangemaand niet alsnog binnen twee weken na die herinnering met een advies komt, tenzij de commissie door overmacht niet in staat is om te adviseren. Is dit laatste het geval dan wordt dit schriftelijk en gemotiveerd aan burgemeester en wethouders bericht.

  • 3. Het advies is met redenen omkleed, tenzij het onvoorwaardelijk positief is. De voorzitter ondertekent het advies.

Artikel 8 De besluitvorming door burgemeester en wethouders naar aanleiding van een advies van de commissie

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van een advies van de commissie.

  • 2. Het besluit van burgemeester en wethouders op aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 2, waarbij van het advies van de commissie wordt afgeweken, is ten aanzien daarvan met redenen omkleed en wordt schriftelijk aan de commissie medegedeeld.

  • 3. Het onder 2 vermelde is van overeenkomstige toepassing op andere besluiten van burgemeester en wethouders, waarbij van een advies van de commissie wordt afgeweken. Indien geen sprake is van een besluit, dat in de vorm van een beschikking wordt uitgewerkt, dan doen burgemeester en wethouders hiervan per brief mededeling aan de commissie.

Artikel 9 De verhouding tot richtlijnen inzake welstand en de rol van de commissie bij andere plannen

Bij het verrichten van haar taak neemt de commissie door burgemeester en wethouders dan wel de gemeenteraad vastgestelde richtlijnen inzake de welstand en/of monumentenzorg in acht. Burgemeester en wethouders winnen het advies van de commissie in ingeval bij de toepassing van deze richtlijnen belangen van lokale monumentenzorg zijn betrokken. Ook bij de voorbereiding van aanpassingen van deze richtlijnen dan wel andere regelgevingen waarbij het lokale monumentenbeleid is betrokken, zoals bij het opstellen van bestemmingsplannen, winnen burgemeester en wethouders het advies van de commissie in.

Artikel 10 De verantwoording en verslaglegging van de werkzaamheden van de commisie

  • 1.

    De commissie is voor de door haar gevolgde handelwijze ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 2 omschreven taken verantwoording verschuldigd aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het verslag van de vergadering van de commissie wordt toegezonden aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De commissie brengt over haar werkzaamheden jaarlijks schriftelijk verslag uit aan burgemeester en wethouders. Dit verslag wordt voor de leden van de gemeenteraad ter inzage gelegd.

Artikel 11 De vergoeding aan de leden van de commissie voor hen werkzaamheden

  • 1.

    De leden van de commissie genieten een vergoeding per bijgewoonde vergadering als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet en de daarop gebaseerde verordening.

  • 2.

    In afwijking met het 1e lid kunnen burgemeester en wethouders deze vergoeding vervangen door:

    • -

      een honorering van een declaratie op basis van het binnen de betreffende branche geldende uurtarief van de organisatie of instelling, waarbij het lid in dienst is dan wel

    • -

      een honorering van een declaratie op basis van het binnen het betreffende vakgebied vastgestelde uurtarief als zelfstandig ondernemer, mits het betreffende lid zijn functie binnen de commissie uitoefent als onderdeel van zijn of haar beroep.

Bij het benoemen van het betreffende lid dienen burgemeester en wethouders akkoord te gaan met het hiervoor bedoelde uurtarief, waarmee tevens wordt ingestemd met trendmatige verhogingen van dit uurtarief die het gevolg zijn van algemene loon- en prijsontwikkelingen in Nederland.

Artikel 12 onvoorziene zaken

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, alsmede bij gerezen geschillen, beslissen burgemeester en wethouders, nadat zij de commissie gehoord hebben.

Artikel 13 De titel van deze verordening

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op de commissie voor monumenten”. Zij treedt in werking op 1 februari 2003.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 januari 2003.

Toelichting op de Verordening op de Commissie voor Monumenten in de gemeente Noordwijkerhout

Artikel 2 De taak van de monumentencommissie

Bij de taakopsomming is uitgegaan van een zo ruim mogelijk taakveld, d.w.z. dat de commissie een adviserende taak heeft bij alles dat raakvlakken heeft met het monumentenbeleid als zodanig. Deze taak beperkt zich ook niet alleen tot het gemeentelijk monumentenbeleid. Ook bij een vraagstelling waarbij bijvoorbeeld een rijksmonument is betrokken, kan de commissie om advies worden gevraagd. Het laatste punt onder het 1e lid alsmede het gehele 3e lid van dit artikel beoogt die ruimte te bieden. Niet gekozen is voor een nadere opsomming i de verordening zelf omdat dit ook een beperking kan betekenen. Via deze toelichting wordt aangegeven wat hiermee wordt bedoeld, zonder uitputtend te zijn. Belangrijk is dat de commissie ook ongevraagd advies kan uitbrengen want juist hiermee kan de commissie een eigen rol gaan invullen. Aan het volgende kan worden gedacht.

  • -

    Naast de wettelijke taken op het gebied va de vergunningverlening kan de monumentencommissie het college van burgemeester en wethouders adviseren over hoe vorm te geven aan een autonoom gemeentelijk monumentenbeleid.

  • -

    De monumentencommissie kan burgemeester en wethouders adviseren over het te voeren voorlichtingsbeleid inzake monumentenzorg.

  • -

    De commissie kan communiceren met de gemeentelijke organisatie over de wijze van uitvoering van onderhoud- en restauratiewerkzaamheden.

  • -

    De monumentencommissie kan meegroeien met de ontwikkelingen binnen het monumentenbeleid, waarbij groeiende aandacht is voor andere zaken dan alleen de bebouwde omgeving, zoals landschapsinrichting, archeologie e.d. Dit kan tot gevolg hebben dat de adviezen van de commissie zich geleidelijk ook zouden kunnen gaan richten op historische objecten en kenmerken buiten gebouwen.

  • -

    De monumentencommissie zal een rol krijgen op andere beleidsvelden, die invloed kunnen hebben op monumenten in de ruime betekenis van het vorige punt, zoals bij het opstellen van bestemmingsplannen.

De adviserende rol van de commissie zal een groeiproces zijn, waarbij in eerste aanleg aandacht zal moeten zijn voor de adviesvragen vanuit het college en in tweede instantie voor historische gebouwen en omgevingen in het algemeen. Als derde fase zien wij een uitbouw naar het ruime monumentenbeleid zoals hiervoor is aangegeven en waarbij onder meer aandacht kan worden besteed aan cultuurhistorische waarden en structuren in het landschap.

Teneinde de commissie bewust te maken van hun ruime taak, zal het voorontwerpbestemmingsplan “Buitengebied” ook aan de monumentencommissie worden voorgelegd. Tenslotte blijven burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor hetgeen zij al dan niet aan de commissie voorleggen.

Artikel 3 De samenstelling van de commissie

Ondanks het feit, dat vooralsnog is gekozen om de commissie uit drie personen te laten bestaan, is in de verordening de mogelijkheid opengehouden om het aantal leden verder uit te breiden tot vijf personen. Denkbaar is dat in de praktijk behoefte blijkt aan de toevoeging van een extra deskundigheid en/of de toevoeging van nog een belangstellende burger.

Om vermenging van functies en verantwoordelijkheden te voorkomen, zijn de leden van de gemeenteraad en medewerkers van de gemeente uitgesloten van het lidmaatschap van de monumentencommissie.

Artikel 4 Het benoemen en aftreden van de leden van de commissie en haar voorzitter

Er is voor gekozen om mede in het kader van het duale stelsel de leden te laten benoemen door burgemeester en wethouders. Tevens is gekozen voor een beperking in de zittingsperiode teneinde een zekere vernieuwing binnen de monumentencommissie te blijven bewerkstelligen. De maximale zittingsperiode is 8 jaar. Om te voorkomen dat zittende commissieleden te gelijk zouden moeten vertrekken (waarmee ook alle ervaring meteen zou verdwijnen), zijn enkele bijzondere regelingen getroffen om in die situatie een uitzondering te maken op de voorgeschreven zittingsperiode.

Artikel 5 Het huishoudelijk reglement van de commissie

Het is gewenst dat de gang van zaken binnen de commissie wordt beschreven, zodat een huishoudelijk reglement is voorgeschreven. Hierin kunnen zaken worden geregeld als de agendering voor een vergadering, de wijze van stemming, hoe te handelen als niet alle leden aanwezig zijn, de wijze waarop de adviezen worden uitgebracht, de taak van de voorzitter en secretaris enz. enz., kortom alle zaken die veelal ook bij andere organisaties in het huishoudelijk reglement een plaats krijgen. Ook in de verordening zelf treft u enkele onderwerpen aan, die in het huishoudelijk reglement een plaats moeten krijgen. Een aantal huishoudelijke zaken worden in artikel 6 geregeld teneinde dit niet aan de commissie zelf over te laten om te regelen.

Artikel 6 Het bijeenroepen en de besluitvorming van en door de commissie

In het 2e lid is specifiek vastgelegd dat de commissie alleen kan besluiten een advies uit te brengen indien tenminste drie leden bij de vergadering aanwezig zijn. Indien het totale aantal leden niet meer dan drie zal bedragen, betekent dit, dat altijd alle leden aan de besluitvorming moeten bijdragen. In het belang van de kwaliteit en het draagvlak van de adviezen is dus niet gekozen voor een geringer aantal leden dat aan de gedachtewisseling over agendapunten kan deelnemen. Daarnaast is hiermee voorkomen dat één persoon (die in zo’n situatie een doorslaggevende stem zou moeten krijgen) het uiteindelijke besluit neemt. Wel kan het in die situatie voorkomen, dat een advies bij meerderheid van 2 stemmen wordt uitgebracht.

In het 4e lid is vastgelegd, dat de vergaderingen van de commissie in het openbaar plaatsvinden. Niet vastgelegd is waar de vergaderingen van de commissie zullen plaatsvinden. Het is de bedoeling dat de vergaderingen in het gemeentehuis zullen plaatsvinden. Maar in bijzondere situaties kan dat ook elders zijn.

Tevens is vastgelegd dat met een ontwerper en/of opdrachtgever voorafgaande aan de vergadering in beslotenheid kan overleggen indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld indien vanwege allerlei belangen het beter is indien een plan pas in de openbaarheid wordt gebracht zodra het plan voldragen is. Deze gang van zaken maakt tussentijds overleg toegankelijker.

In het 7e lid is vastgelegd dat een aanvrager om een vergunning desgevraagd de gelegenheid moet krijgen om te worden gehoord. Of er gehoord wordt, is hiermee dus niet aan de commissie overgelaten, maar is een recht.

In het 8e en 9e lid is vastgelegd hoe te handelen indien er sprake is van vermenging van persoonlijke belangen van de leden van de commissie.

Tenslotte is in het 10e lid vastgelegd dat zaken van minder gewicht aan een lid van de commissie kan worden gedelegeerd, nader vast te leggen in het huishoudelijk reglement. De gedachte hierachter is dat de commissie maar enkele malen per jaar bijeen zal komen waardoor tussen de vergaderingen enige tijd zal komen te liggen. Voor bijvoorbeeld eenvoudige subsidieverzoeken kan hierdoor een wanverhouding ontstaan tussen de eenvoudige aard van het verzoek en de behandelingsduur.

Het is de bedoeling de commissie verder zelf inhoud gaat geven aan deze delegatiemogelijkheid. De juiste balans tussen de aard van de zaak, de aandacht die deze zaak moet krijgen en de behandelingsduur zal hierbij leidend moeten zijn.

Artikel 7 Het uitbrengen van een advies op verzoek

Bij gerichte adviesvragen is het gewenst om de commissie aan termijnen te houden, veelal in het belang van de tijdige besluitvorming.

Artikel 8 De besluitvorming door burgemeester en wethouders naar aanleiding van een advies

Teneinde te benadrukken dat de commissie adviseert en niet beslist, is hier vastgelegd dat burgemeester en wethouders van een advies kunnen afwijken. Voorgeschreven is dat burgemeester en wethouders dan wel moeten motiveren waarom is afgeweken, zowel in de richting van de commissie als van de belanghebbenden. Het kan voorkomen dat een advies geen betrekking heeft op een te nemen beschikking, maar bijvoorbeeld een feitelijke mededeling. Indien burgemeester en wethouders dan afwijken van een advies van de commissie, dan is buiten kijf gesteld dat ook dan de commissie hiervan mededeling moet krijgen.

Artikel 9 De verhouding tot de richtlijnen inzake welstand en de rol van de commissie bij andere plannen

In het kader van de per 1 januari 2003 gewijzigde Woningwet moet bij handhaving van de welstandstoets elke gemeente uiterlijk 1 juli 2004 een welstandbeleid hebben vastgesteld via een welstandsnota. Hoewel welstand een ander onderwerp is dan monumentenzorg, kan sprake zijn van samenloop en bij het bepalen van het welstandsbeleid en de toepassing daarvan kan het van belang zijn om de monumenteninvalshoek daarbij te betrekken. In de volgende leden van dit artikel is geregeld het afleggen van de verantwoording aan burgemeester en wethouders en de verslaglegging van de werkzaamheden van de commissie richting burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. Vervolgens is vastgelegd dat de commissie betrokken moet worden bij het opstellen van andere plannen en regelgevingen, zoals bijvoorbeeld een bestemmingsplan.

Artikel 10 De verslaglegging van de werkzaamheden van de commissie

Teneinde inzicht te krijgen in het functioneren van de commissie is verslaglegging voorgeschreven. Tevens is de verslaglegging voor de commissie zelf een middel om eventuele knelpunten en wensen te signaleren. Vastgelegd is dat het jaarverslag voor de leden van de gemeenteraad ter inzake wordt gelegd. Dit biedt desgewenst aan de leden van de raad om via de daarvoor geldende regels het jaarverslag te agenderen, bijvoorbeeld voor een evaluatie dan wel voor een ander onderwerp dat uit het verslag naar voren komt. Het is geheel aan de raad hoe hier verder mee om te gaan. De evaluatie is dus niet verplicht geregeld, maar wordt overgelaten aan initiatieven van leden van de raad om dit op de agenda te krijgen.

Artikel 11 De vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de commissie

In dit artikel zijn de vergoedingen voor de commissieleden geregeld. Omdat het de bedoeling is om een voorzitter aan te trekken, die deze taak beroepsmatig er bij zal nemen op basis van het declareren volgens een uurtarief, is daarvoor een andere regeling getroffen dan bij de overige commissieleden, die de daarvoor gebruikelijke vergoeding zullen ontvangen.

Deze regeling kan ook van belang zijn indien later mocht blijken dat de deskundigheid binnen de commissie moet worden uitgebreid en daarvoor beroepsmatig iemand moet worden aangetrokken.