Regeling vervallen per 01-01-2010

Monumentenverordening Noordwijkerhout 2008

Geldend van 01-01-2000 t/m 31-12-2009

Intitulé

Monumentenverordening Noordwijkerhout 2008

De Raad van de gemeente Noordwijkerhout 2008; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 15 van de Monumentenwet 1988; besluit tot vaststelling van de Monumentenverordening Noordwijkerhout 2008.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Monumenten:

    • 1.

      zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke archeologische monumenten: onroerende goederen en zaken, bedoeld in onderdeel a, onder 2;

  • c.

    beschermde gemeentelijke monumenten: onroerende goederen en zaken, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermde gemeentelijke monumenten zijn aangewezen;

  • d.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument of als beschermd beeldbepalend pand of zaak aangewezen zaken;

  • e.

    rijksmonumenten: onroerende goederen en zaken, die op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn aangewezen als beschermd monument en zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988;

  • f.

    kerkelijke monumenten: onroerende goederen of zaken met de status van beschermd rijksmonument of beschermd gemeentelijk monument, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • g.

    beschermde beeldbepalende panden of zaken:

    onroerende goederen en zaken, geen monument zijnde, die van algemeen belang zijn:

    • -

      als kenmerkende uitdrukkingen van een bepaalde bouwwijze, verkaveling of typologie;

    • -

      als kenmerkende overblijfselen van een historische ontwikkeling;

    • -

      en als zodanig overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermde beeldbepalende panden of zaken zijn aangewezen.

  • h.

    Monumentencommissie: de op basis van art. 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening Noordwijkerhout 2008 en het beleid ten aanzien van onroerend cultureel erfgoed in ruime zin;

  • i.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

  • j.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijkerhout.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een pand, terrein of object aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de Monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3. Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een onroerend goed of zaak als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch of archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Het college stelt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een beschermd gemeentelijk monument.

  • 5. Voordat het college een kerkelijk monument als beschermd gemeentelijk monument aanwijst, voert het overleg met de eigenaar.

  • 6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of op grond van artikel 4 van de Monumentenverordening Zuid-Holland.

Artikel 4 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop het college bij besluit het voornemen heeft uitgesproken om een onroerend goed of zaak aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monumenten tot het moment dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel onherroepelijk vaststaat dat het onroerend goed of zaak niet wordt geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing als ware het een beschermd gemeentelijk (archeologisch) monument.

Artikel 5 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De Monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt meegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving of typering van het beschermde gemeentelijke monument.

Artikel 8 Wijziging van de aanwijzing

  • 1. Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede tot en met zesde lid, en artikel 4 tot en met 6, zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als bedoeld in het tweede lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Het college kan de aanwijzing intrekken.

  • 2. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en de artikel 4 en 5 van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3. De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 4 van de Monumentenverordening Zuid-Holland.

  • 4. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Instandhouding van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 10 Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanig vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het eerste en tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 11 De aanvraag

De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 10, lid 2, wordt schriftelijk via een door de gemeente vastgesteld formulier ingediend bij het college.

Artikel 12 Termijnen van advies en vergunningverlening

  • 1. Op de voorbereiding van een besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10, lid 2, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd gemeentelijk monument aan de Monumentencommissie voor advies.

  • 3. Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 4. Indien het college niet besluit binnen de (in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht) gestelde termijn, wordt de vergunning – met uitzondering van de aanvraag om sloopvergunning - geacht te zijn verleend. Voor een sloopvergunning geldt dat als het college niet voldoet aan de in de eerste zin van dit artikel bedoelde termijn, deze wordt geachte te zijn geweigerd.

  • 5. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

  • 6. Het college kan in het belang van het behoud van monumentale en bouwhistorische waarden bepalen dat voorafgaand aan de vergunningverlening bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

Artikel 13 Kerkelijk monument

Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10, lid 2 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 14 Intrekken van een vergunning

  • 1. De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10, lid 2, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen twee jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de Monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Beschermde beeldbepalende panden of zaken

Artikel 15 Aanwijzing tot beschermd beeldbepalend pand of zaak

  • 1. Het college kan, al dan niet op verzoek van belanghebbende, besluiten een onroerende zaak, groenelement of structuur aan te wijzen als beschermd beeldbepalend pand of zaak.

  • 2. Artikel 3, tweede tot en met zesde lid, artikel 4 tot en met 9, 11, artikel 12, eerste tot en met vijfde lid, artikel 13 tot en met 14 zijn van overeenkomstige toepassing. In genoemde artikelen moet ‘het beschermde gemeentelijke monument’ echter gelezen worden als ‘het beschermde beeldbepalende pand of de beschermde beeldbepalende zaak’.

Artikel 16 Advies van de Monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1. Bij het beoordelen van de (ver)bouwplannen voor een beeldbepalende zaak, moet de Monumentencommissie voor zover van toepassing haar aandacht richten op het instandhouden van de uiterlijke verschijningsvorm en karakteristiek van de beeldbepalende zaak, evenals op de uitstraling of beeldbepaling in de openbare ruimte.

  • 2. Het interieur wordt, voor zover van toepassing, niet betrokken bij de beoordeling van (ver)bouwplannen voor beeldbepalende zaken.

  • 3. Een vergunning als bedoeld in artikel 10 wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aangevraagde werkzaamheden, dan wel door te verwachten directe of indirecte gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het uitwendige karakter van de onroerende zaak, het groenelement of de structuur en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

  • 4. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in artikel 10, het eerste en tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 4 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 17 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de Monumentencommissie.

  • 2. De Monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de Monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

Hoofdstuk 4 Schadevergoeding

Artikel 18 Schadevergoeding

Alle vormen van schade als gevolg van de toepassing van deze verordening worden afgehandeld volgens de bepalingen in het Nieuw Burgerlijk Wetboek.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 19 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met de artikel 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 20 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 18 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 21 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 22 Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke monumenten treedt zij – conform artikel 142 van de Gemeentewet – in werking op de eerste dag van de maand volgend op die van bekendmaking.

  • 2. De verordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 2001, voor zover het betreft bepalingen over beschermde gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum dat de nieuwe verordening in werking treedt.

  • 3. De 41 onroerende zaken die voorafgaande aan de vaststelling van de Monumentenverordening 2001 op voorspraak van de Monumentencommissie ad hoc zijn geselecteerd om te worden aangewezen als beschermd gemeentelijk monument, geldt dat niet opnieuw het advies van de Monumentencommissie hoeft te worden ingewonnen. Het college kan de aanwijzingsprocedure voor de nog bestaande onroerende zaken op basis van de Monumentenverordening Noordwijkerhout 2008 onverwijld starten.

  • 4. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 5. De monumentenverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 mei 2001, voor zover het bepalingen betreft over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het vierde lid betrekking heeft.

  • 6. De op grond van de oude, in het tweede lid ingetrokken, verordening aangewezen gemeentelijke monumenten worden geacht te zijn aangewezen en geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de bepalingen van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 23 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het college in het belang van de instandhouding van een beschermd gemeentelijk monument afwijken van de bepalingen van deze verordening. De Monumentencommissie adviseert over de afwijking.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Noordwijkerhout 2008”.