Regeling vervallen per 26-02-2016

Verordening op de raadscommissies Nuenen 2010

Geldend van 25-06-2010 t/m 25-02-2016

Intitulé

Verordening op de raadscommissies Nuenen 2010

De raad van de gemeente Nuenen c.a.;

gezien het voorstel van het presidium;

gelet op de desbetreffende bepalingen in de Gemeentewet;

B E S L U I T :

1. vast te stellen de Verordening op de raadscommissies Nuenen 2010.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid of burgercommissielid van een raadscommissie;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • c.

    commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

  • d.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • e.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie.

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1. De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      Algemeen bestuurlijke zaken en Financiën (ABZ/FIN);

    • b.

      Samenleving (S);

    • c.

      Ruimte (R).

  • 2. De raadscommissie ABZ/FIN adviseert en overlegt over onderwerpen betreffende de volgende programma’s uit de begroting:

    Programma Onderwerp

    16. Dienstverlening

    17. Burgerzaken

    18. Dorps- en wijkgerichtwerken

    19. Openbare orde en veiligheid

    20. Brandweer

    21. Rampenbestrijding

    38. Gemeenteraad

    39. Bestuurlijke samenwerking

    41. Bedrijfsvoering

    42. Onroerende zaakbelasting

    43. Overige belastingen en leges

    44. Algemene uitkering

    45. Leningen, beleggingen etc.

    46. Onvoorziene uitgaven

    47. Beleidsvoornemens

    48. Mutaties reserves

    49. Resultaat

    Overige zaken

  • 3. De raadscommissie S adviseert en overlegt over onderwerpen betreffende de volgende programma’s uit de begroting:

    Programma Onderwerpen

    3. Kunst, cultuur en volwasseneneducatie

    4. Jongerenwerk

    5. Bevordering zelfredzaamheid

    6. Individuele voorzieningen WMO

    7. Gezondheidszorg

    8. Huisvesting basisonderwijs

    9. Huisvesting voortgezet onderwijs

    10. Lokale educatieve agenda

    11. Sport

    12. Werk

    13. Bijstand en aanverwante artikelen

    14. Minimabeleid

    15. Vreemdelingenbeleid

  • 4. De raadscommissie R adviseert en overlegt over onderwerpen betreffende de volgende programma’s uit de begroting

    Programma Onderwerp

    1. Ruimtebalans

    2. Grondexploitaties

    22. Ruimtelijke plannen

    23. Volkshuisvesting / woningbouw

    24. Bouw- en sloopvergunningen

    25. Handhaving

    26. Wegen, straten en pleinen

    27. Openbare verlichting

    28. Openbaar groen en watergangen

    29. Huisvuil en afvalverwerking

    30. Rioleringen

    31. Speelvoorzieningen

    32. Monumenten

    33. Verkeer

    34. Milieu

    35. Bedrijfsleven en detailhandel

    36. Toerisme

    37. Evenementen

  • 5. Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in principe in de afzonderlijke raadscommissies besproken. Om efficiency redenen kan het presidium beslissen om een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies te beleggen. Het presidium beslist in dergelijke gevallen in welke raadscommissie het onderwerp aan de orde zal komen.

  • 6. Indien er een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • a.

    het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen;

  • b.

    het uitbrengen van advies aan de raad uit eigen beweging;

  • c.

    het voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. Een raadscommissie bestaat uit ten minste één en maximaal drie leden per fractie.

  • 2. De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3. Een lid kan zowel raadslid als niet-raadslid (burgercommissielid) zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie. Het heeft de voorkeur dat de leden tijdens de laatste verkiezingen van de raad op de kandidatenlijst van de betreffende fractie hebben gestaan. Voor elke fractie kan één burgercommissielid per commissie benoemd.

  • 4. Niet-raadsleden leggen voorafgaand aan het uitoefenen van hun functie een eed af ten overstaan van de voorzitter van de raad. Artikel 14 van de Gemeentewet is hier van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor “raad” wordt gelezen “raadscommissie”.

  • 5. De raad benoemt op voordracht van een fractie voor iedere raadscommissie ten minste één plaatsvervangend lid per fractie, die zitting in een raadscommissie heeft bij verhindering of ontstentenis van een lid. Het plaatsvervangend lid voldoet aan de in het vierde lid, genoemde vereisten en heeft dezelfde bevoegdheden als het lid dat hij/zij vervangt.

Artikel 4a Zwangerschapsverlof

  • 1. Wanneer een lid van de raad wegens zwangerschapsverlof, c.q. bevalling niet in staat is de vergaderingen van de commissie of commissies waarvan zij lid is bij te wonen, kan de raad een tijdelijk en plaatsvervangend lid van deze commissie of commissies benoemen. Als zodanig zijn benoembaar personen die voorkomen op de kandidatenlijst van de desbetreffende groepering voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen voorzover hij/zij door die groepering zijn voorgedragen en voldoen aan de eisen voor benoeming tot lid van de raad.

  • 2. De benoeming van het in het eerste lid bedoelde plaatsvervangende lid geldt voor een termijn van maximaal 16 weken.

  • 3. Indien een lid de hoedanigheid verliest op grond waarvan hij/zij is aangewezen, houdt hij/zij op lid te zijn van de commissie.

  • 4. Het plaatsvervangend lid heeft dezelfde bevoegdheden als het lid dat hij/zij vervangt.

  • 5. De vergoedingsregeling raads-/commissieleden is op het plaatsvervangend lid niet van toepassing.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 3. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter fungeert een door de raadscommissie uit zijn midden aangewezen lid als tijdelijk voorzitter.

  • 4. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Onverenigbare betrekkingen niet-raadsleden

  • 1. Het lidmaatschap van een raadscommissie is voor niet-raadsleden onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde geldt niet voor:

    • a.

      ambtenaren van de burgerlijke stand;

    • b.

      onderwijspersoneel.

  • 3. Met ambtenaar als bedoeld in het eerste lid worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die in dienst van de gemeente op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 7 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval met het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen.

  • 3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4. De raad kan de voorzitter ontslaan.

  • 5. Een lid en zijn plaatsvervanger en de voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

  • 7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 8 Griffier en commissiegriffier

  • 1. Ter ondersteuning van iedere raadscommissie fungeert een ambtenaar als commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de raad en het college aangewezen ambtenaar.

  • 4. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

  • 5. De adviezen en andere stukken die van de commissie uitgaan worden door de commissiegriffier ofde griffier mede ondertekend.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 9 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

De voorzitter nodigt de burgemeester, één of meer wethouders en de secretaris uit om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Hoofdstuk 4 vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1. In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissies plaats in de eerste week van de maand:

    • a.

      Ruimte vergadert op dinsdag.

    • b.

      Samenleving vergadert op woensdag.

    • c.

      Algemeen bestuurlijke zaken en Financiën vergadert op donderdag.

  • 2. De vergaderingen van de raadscommissies beginnen om 19.30 uur en vinden in principe plaats in de commissiekamer van het gemeentehuis.

  • 3. Een raadscommissie vergadert voorts als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 4. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 11 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproeponder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

Artikel 12 De agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 2. Ieder lid kan voorstellen onderwerpen op de agenda van de commissie te plaatsen. Een dergelijk voorstel wordt tenminste 14 dagen voor de commissievergadering schriftelijk bij de griffier ingediend.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raadscommissies en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen stukken ook op elektronische wijze aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 4. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in de Rond de Linde of op de voor aankondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, evenals de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het meespreekrecht als bedoeld in artikel 17.

  • 3. Daarnaast worden de bij de voorlopige agenda behorende stukken, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Opening vergadering en quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 17 Meespreekrecht burgers

  • 1. Burgers hebben meespreekrecht. Zij kunnen meepraten c.q. het woord voeren over een geagendeerd onderwerp.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. De voorzitter dient aan het begin van de vergadering een formele inventarisatie te maken van wie gebruik wenst te maken van het meespreekrecht. Burgers die van het meespreekrecht gebruik willen maken melden dit voor aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij of zij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het agendapunt waarbij men gebruik wil maken van het meespreekrecht.

  • 4. De burger krijgt de mogelijkheid om zijn zienswijze over een onderwerp in te brengen en volgt de vergaderdiscipline zoals die ook voor raadsleden en niet raadsleden geldt.

  • 5. Burgers hebben geen adviesbevoegdheid. De leden van de commissie bepalen het advies en kunnen de inbreng van een burger mee laten wegen.

Artikel 18 Verslag

  • 1. Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het conceptverslag wordt op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2. Bij het begin van de vergadering wordt het verslag van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders, hebben het recht een voorstel tot wijziging van het verslag aan de raadscommissie te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat gezegd of geadviseerd is. Een voorstel tot wijziging dient voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier te worden ingediend.

  • 4. Het verslag houdt in:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de burgemeester en de wethouders, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, allen voorzover aanwezig, evenals van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      welke leden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden;

    • e.

      een samenvatting van het advies aan de raad onder vermelding van de namen van de leden die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de namen van de leden die zich niet uitgelaten hebben;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 24 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. Het verslag wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de griffier.

  • 6. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 19 Aantal spreektermijnen en spreekregels

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel maal een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

  • 5. Een lid, de voorzitter, de burgemeester, een wethouder en de secretaris spreken van hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter. Zij voeren het woord nadat het aan de voorzitter is gevraagd en van hem verkregen is.

  • 6. De volgorde van sprekers wordt door de voorzitter bepaald. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 20 Spreektijd

De voorzitter en een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 21 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie direct.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker wordt in zijn betoog niet gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin dat plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4. De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 23 beraadslaging

  • 1. De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen om het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 24 deelname aan de beraadslagingen door anderen

  • 1. Naast het “meespreekrecht” kan de raadscommissie bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging. In het kader van burgerparticipatie kan de raadscommissie actief verenigingen, betrokken burgers etc. uitnodigingen om deel te nemen aan het debat. Ten aanzien van het adviesrecht van externen geldt de bepaling van artikel 17, lid 5.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 25 Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht. Een voorstel wordt voor de raadsvergadering als hamerstuk geagendeerd als de commissie daarover unaniem beslist;

  • 3. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies. In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

Artikel 25a Vragenhalfuur en duur commissievergadering

  • 1. Aan het begin van elke commissievergadering is er een vragenhalfuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. Dit vragenhalfuur duurt tot maximaal 20.00 uur. In dit vragenhalfuur kunnen vragen worden gesteld aan het college. Mocht het vragenhalfuur om 20.00 uur niet zijn afgelopen dan kan de commissie besluiten om de ingediende vragen af te handelen.

  • 2. Het lid van de commissie dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk tot 17.00 uur voorafgaand aan de dag van de commissievergadering bij de voorzitter (via de griffier). De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen als hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of als het onderwerp in de commissie van diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin de aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college te stellen.

  • 5. Na beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om één aanvullende vraag te stellen.

  • 6. Tijdens het vragenhalfuur worden geen interrupties toegelaten.

  • 7. Een commissievergadering eindigt uiterlijk om 23.00 uur. Mocht de agenda van de commissievergadering niet om 23.00 uur zijn afgelopen, dan kan de commissie besluiten om de agenda af te handelen. Mocht de commissie besluiten om de agenda niet af te handelen wordt er een nieuwe datum voor de behandeling van de onderwerpen gezocht.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 26 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 27 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

  • 2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 28 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Artikel 22 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet het voornemen heeft de geheimhouding op te heffen wordt daarover, als de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd. De notulen van deze procedurele vergadering kunnen in een openbare vergadering worden vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 30 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 31 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 32 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, evenals het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 33 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van publicatie.

Op dat tijdstip vervalt de ”Verordening op de raadscommissies 2002 van de raad van de gemeente Nuenen” vastgesteld bij raadsbesluit van 23 april 2002.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op de raadscommissies Nuenen 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 20 mei 2010

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier,
drs. H.A.J.P. Duijmelinck.
de voorzitter,
mr. W.R. Ligtvoet.

Toelichting

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester.

Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

Deze verordening heeft betrekking op de raadscommissies. Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. De instelling van raadscommissies geschiedt veelal bij verordening, waarin de taken bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies worden vastgelegd. Deze verordening voorziet hierin.

De voorliggende verordening is - evenals het geldende Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Nuenen - een afgeleide van het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het model van de VNG is het uitgangspunt geweest voor deze verordening. Niet alles is uit het model overgenomen. Afwijkende elementen uit de oude verordening zijn behouden gebleven, voor zover zij de afgelopen jaren als waardevol zijn bestempeld en nadrukkelijk aansluiten bij de (specifieke) Nuenense bestuurspraktijk

De verordening zal in ieder geval aan het voorschrift moeten voldoen dat collegeleden geen lid mogen zijn van raadscommissies. Bovendien moet de voorzitter van een raadscommissie een raadslid zijn en zal er sprake moeten zijn van een evenwichtige vertegenwoordiging van de fracties in de raadscommissies.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Hoofdstuk 2. Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2. Instelling raadscommissies

In deze verordening is gekozen voor een stelsel van meerdere raadscommissies.

Het vijfde en zesde lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult. Onderwerpen die volgens deze verordening niet zijn ingedeeld bij een commissie worden besproken in de commissie Algemeen bestuurlijke zaken en Financiën. Dit is aangeduid met: “overige zaken”.

Artikel 3. Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het presidium (bestaande uit de fractievoorzitters en de voorzitter van de raad).

Artikel 4. Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel vier voor dat een raadscommissie bestaat uit tenminste een en maximaal drie leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden.

De leden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fractie. Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen welke leden de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Het is mogelijk dat de raad (moet) besluiten een voorgedragen lid niet te benoemen tot lid van een commissie. Dit kan het geval zijn wanneer een “burgercommissielid” niet voldoet aan de vereisten van de Gemeentewet. Andere redenen om een dergelijke benoeming achterwege te laten zijn niet aan de orde.

Zoals uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast heeft het de voorkeur dat de in het eerste lid bedoelde leden op de kandidatenlijst van de betreffende fractie hebben gestaan. Dit in verband met de ‘kenbaarheid’ (kiezerslegitimiteit) van de kandidaten bij de burgers. Deze laatste eis hoeft niet te worden gesteld, de beslissing hierover is aan de raad.

Op grond van het vierde lid moeten leden voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15. Om te beoordelen of (niet) raadsleden voldoen aan de eisen van de Gemeentewet, ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de leden benoemd worden.

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden.

Artikel 4a Zwangerschapsverlof

Dit artikel is opgenomen om vervanging te kunnen regelen voor raadscommissieleden die zwanger zijn. De bepalingen uit in artikel 4 gelden ook hier.

Artikel 5. Voorzitter

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun eventuele plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen.

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter op grond van artikel 1 van de verordening) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Een andere keuze is echter ook denkbaar, de Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.

Indien de afvaardiging van een fractie in een raadscommissie uit meerdere personen bestaat kan de fractie overwegen om geen plaatsvervangers voor te dragen. Gesteld zou kunnen worden dat in de “plaatsvervanging” dan in principe voorzien is.

Artikel 6. Onverenigbare betrekkingen niet-raadsleden

Het is onwenselijk dat een niet-raadslid tegelijkertijd als ambtenaar ondergeschikt is aan het gemeentebestuur. Zo staat de gezagsverhouding ambtenaar - college eraan in de weg dat deze persoon onbelemmerd zijn taken als raadscommissielid kan vervullen. In het tweede lid van dit artikel is een aantal uitzonderingen gemaakt vanwege het feit dat de afstand tot het bevoegd gezag van dien aard is, dat de betreffende ambtenaar daarvan in de praktijk geen nadeel of hinder zal ondervinden.

Artikel 7. Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Desgewenst kan de raad er voor kiezen om hiervoor een vergelijkbare ontslagregeling als voor de voorzitter op te nemen door aanvulling van het vierde lid. De raad kan ook zonder voorstel van een fractie de (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van een tussentijdse vacature, hetzij door ontslag hetzij door overlijden.

Artikel 8. Griffier en commissiegriffier

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Aangezien in Nuenen de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie is, is het college de werkgever en zal het presidium in overleg met het college moeten beslissen welke ambtenaar deze functie vervult en wie hem bij zijn afwezigheid of verhindering vervangt.

Uit het tweede lid volgt dat de commissiegriffier altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig is. In principe neemt een commissiegriffier geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 24 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

Het bepaalde in het vierde spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.

Adviezen van de commissie worden door de voorzitter en de commissiegriffier of griffier ondertekend. Omdat deze bepaling enkel de griffier en de commissiegriffier betreft wordt er gesproken van medeondertekening (zie vijfde lid).

Hoofdstuk 3. Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 9. Aanwezigheid college, burgemeester, secretaris en deskundigen

Het kan gewenst zijn dat een lid van het college, de burgemeester of secretaris deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. De commissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid al dan niet gewenst is en of de genodigde aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 24, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden en de burgemeester uiteraard altijd aanwezig zijn.

Afhankelijk van het te behandelen onderwerp of voorstel kan het wenselijk worden geacht dat een deskundige de commissievergadering bijwoont. Dit kan een ambtenaar zijn, maar het kan ook een deskundige derde.

Hoofdstuk 4. Vergaderingen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 10. Vergaderfrequentie

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. In plaats van twee fracties kan gekozen worden voor een bepaald deel van de raadscommissie. Het presidium kan hierin een rol vervullen. Indien een raadscommissie een hoorzitting wil houden, kan de voorzitter gebruik maken van het vierde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier. Indien de commissiegriffier echter meer inhoudelijke taken vervult, is het ook denkbaar dat hierover overleg wordt gevoerd met de commissiegriffier.

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van de gemeentewet van toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

Artikel 11. Oproep

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste een week voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 13, vierde lid).

Artikel 12. De agenda

In dit artikel is allereerst een procedure voor spoedeisende zaken geregeld. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het tweede, derde en vierde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid is en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie, niet het college, bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. Dit is in de leeskamer van het gemeentehuis. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies bij de griffier inzien.

Artikel 14. Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor. Bij de herziening van deze verordening en van het reglement van orde voor de raad is tevens de verplichting opgenomen de agenda en stukken ook op internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit een voor de hand liggende regeling die, doordat alle gemeenten beschikking hebben over een website, ook praktisch uitvoerbaar is. Dit is echter niet verplicht op grond van de Gemeentewet.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 15. Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Indien de griffier tevens de functie van commissiegriffier op zich neemt, ondertekent hij de presentielijst. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 16. Opening der vergadering en quorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd.

Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 17. Meespreekrecht burgers

Uit de evaluatie van het vergaderstelsel is naar voren gekomen dat er meer ruimte moet worden geboden aan het inspreekrecht van burgers. In Nuenen wordt voorgesteld om de burgers de mogelijkheid te bieden om over onderwerpen mee te praten. Burgers hebben geen adviesrecht.

In het eerste lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Dit zijn formele procedures die zien op de rechtsbescherming van de burger. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen.

Vervolgens kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat vóór het spreekrecht van burgers.

Het is mogelijk om het meespreekrecht te beperken tot die onderwerpen die op de agenda van de raadscommissie staan. In het geval de burgers de mogelijkheid hebben om een burgerinitiatief in te dienen ligt het wellicht meer voor de hand om alleen meespreekrecht toe te staan over geagendeerde onderwerpen. Burgers hebben immers het instrument van een initiatief om onderwerpen op de agenda te plaatsen. Indien er geen mogelijkheid is tot burgerinitiatief kan het spreekrecht het instrument van de burger zijn om aandacht te vragen voor een onderwerp. In dit geval ligt het voor de hand om dit instrument niet teveel in te perken.

De burgers die wensen mee te praten melden dit melden bij de griffier. De raadscommissievoorzitter zal aan het begin van een vergadering aan de aanwezigen vragen of zij willen deelnemen aan de beraadslagingen. Hierdoor kan er flexibel worden omgegaan met dit punt en kan de servicegerichtheid naar de burger worden vergroot.

Het verslag van de commissievergadering wordt toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.

Artikel 18. Verslag

De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben ingevolge het derde lid het recht een voorstel tot wijziging van het verslag te doen. Een voorstel tot wijziging wordt voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier ingediend. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie het verslag vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). De commissiegriffier stelt het verslag op, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op grond van het achtste lid. Na vaststelling van het verslag ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier deze.

De overige leden spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 19. Aantal spreektermijnen en spreekregels

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadcommissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 20. Spreektijd

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan dit wel doen om de orde tijdens de vergadering te handhaven.

Artikel 21. Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze.

Artikel 22. Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 30 van deze verordening.

Artikel 23. Beraadslaging

Om de duur van vergaderingen niet onnodig te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 19).

Artikel 24. Deelname aan beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van artikel 8 van deze verordening al het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering of het geven van een advies aan de raad.

Artikel 25. Advies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, worden de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

Artikel 25 a Vragenhalfuur en duur van commissievergadering.

Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de nieuwe Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenhalfuur voorafgaand aan iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is.Wel is bewust gekozen voor een algemene regeling van het vragenhalfuur. Veelal fungeert de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt kan hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd worden. De bepaling van de tijdsduur van de commissievergaderingen is opgenomen om een eindrichttijd aan te geven en geen nachtwerk te maken van de vergaderingen.

Hoofdstuk 5. Besloten vergadering

Artikel 26. Algemeen

De kernbepaling om een besloten vergadering te houden is artikel 86 van de Gemeentewet. Van de artikelen 26, 27, 28 en 29 van deze verordening gaat een aanvullende werking uit. Artikel 26 bepaalt dat op een besloten vergadering de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 27. Verslag

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid van artikel 25 dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de griffier. De raadscommissie beslist ingevolge het tweede lid over het openbaar maken van dit verslag.

Artikel 28. Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 29. Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 28 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 6. Toehoorders en pers

Artikel 30. Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 31. Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 32. Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 33: Uitleg verordening, artikel 34: Inwerkingtreding en artikel 35: Citeertitel.

Deze artikelen hoeven geen toelichting.