Regeling vervallen per 01-01-2014

Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuenen c.a. 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuenen c.a. 2013

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Eigen verantwoordelijkheid

De gemeente stelt de eigen verantwoordelijkheid van personen met beperkingen centraal. Dit betekent dat zij een afweging wil maken bij een hulpvraag met betrekking tot de eigen mogelijkheden van de ondersteuningsvrager of diens omgeving alvorens ondersteuning te bieden vanuit de compensatieplicht van de gemeente. De eigen verantwoordelijkheid hangt nauw samen met de wijze waarop de gemeente in de verordening en de beleidsregels de compensatieplicht inhoud geeft. In eerste instantie zal er een gesprek/huisbezoek plaatsvinden en dit gesprek is de basis waaruit duidelijk moet worden wat de ondersteuningsbehoefte is en het te bereiken resultaat. Ook kunnen mogelijke oplossingsrichtingen aan bod komen.

Voorheen had de gemeente in het kader van de Wvg de zorgplicht voor die burgers die ergonomische belemmeringen ondervonden bij hun maatschappelijke functioneren. Daaruit vloeide voort dat de ondersteuningsaanvrager op basis van een medische indicatie, behoefte en financiële draagkracht recht had op een voorziening. De Wmo verlangt dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid nemen bij het oplossen van hun eigen belemmeringen. Ook de omgeving van de ondersteuningsvrager moet deze verantwoordelijkheid zoveel mogelijk meedragen.

Hoe kan een burger de eigen verantwoordelijkheid vormgeven?

Een aantal beperkingen kan een burger zelf compenseren door aanschaf van een algemeen gebruikelijke voorziening. Dit is een voorziening die overal te verkrijgen is en laagdrempelig in de aanschaf. Een elektrische fiets of een verhoogd toilet zijn algemeen gebruikelijk.

De ondersteuningsvrager kan een beroep doen op een voorhanden zijnde voorliggende voorziening. Indien er geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen, is een beroep op de ondersteuning bij de gemeente niet noodzakelijk. De ondersteuningsvrager heeft dan zelf de mogelijkheid om ook deze kosten te dragen. Bij het doen van een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de burger moeten we altijd kijken naar de individuele situatie van de ondersteuningsvrager. Van de ondersteuningsvrager verlangen we dat hij bij keuzes die hij maakt rekening houdt met zijn levensfase en de beperkingen die horen bij de individuele omstandigheden. Een ondersteuningsvrager moet naar levensfase anticiperen op zijn eigen participatiebehoeften.

Er kunnen altijd individuele omstandigheden zijn waardoor dit geen reëel verlangen is en een beroep op ondersteuning van de gemeente noodzakelijk is. De gemeente ondersteunt, als de eigen mogelijkheden niet leiden tot een aanvaardbare oplossing, de ondersteuningsvrager door de beperking te compenseren.

Aanvraag bij Servicepunt

Indien een burger bij het Servicepunt aan het loket komt met een melding van zijn/haar beperkingen (hulpvraag), maakt de medewerker een afweging aan de hand van de volgende stappen.

1.W at is het probleem? Vraagverheldering en vraaganalyse!

De medewerker van het Wmo-loket benadert de vraag van de klant niet vanuit het aanbod aan producten. Niet de gevraagde voorziening staat centraal, maar eerst moet helder gesteld zijn wat het probleem van de ondersteuningsvrager is. Welke beperking belemmert de ondersteuningsvrager bij zijn maatschappelijke participatie?

2. Begeleiden en sturen eigen verantwoordelijkheid van de burger

Als het probleem duidelijk in beeld is, worden de mogelijkheden van de ondersteuningsvrager bekeken. Kan de ondersteuningsvrager zelf (een deel van) het probleem oplossen? Kan de omgeving, de buurt van de ondersteuningsaanvrager ondersteuning bieden? Wat mogen wij van de burger verwachten? Mensen die dat kunnen dienen meer dan nu het geval is, zelf oplossingen te bedenken in de eigen sociale omgeving voor problemen die zich voordoen. De burger dient op een adequate wijze te anticiperen op (komende) veranderingen in diens levenssituatie, waarbij de burger:

eerst naar eigen mogelijkheden kijkt;

een beroep doet op het eigen (sociale) netwerk en

een beroep doet op zijn eigen financiële middelen.

3. Compensatieplicht voor Gemeente

Als aanvulling op, dan wel bij het ontbreken van de mogelijkheid om een beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid, compenseert de gemeente de beperkingen van de ondersteuningsvrager. Daarbij staat voorop:

  • -

    Maatwerk: zorg op maat. Beoordeling gebeurt op basis van individuele omstandigheden, inkomen en leeftijd.

  • -

    Keuzevrijheid: bij een noodzakelijke voorziening krijgt men de keuze uit een Pgb en Zorg in natura (ZIN), en bij ZIN de keuze uit een 5tal aanbieders.

De gemeente compenseert:

  • -

    de beperkingen die de burger niet zelf kan opheffen en

  • -

    de beperkingen waarvan we het niet reëel vinden dat de kosten daarvan geheel of gedeeltelijk voor rekening van de burger komen.

Artikel 1.1 - Lijst met afkortingen

AAW = Algemene Arbeidsongeschiktheidswet

AB = Activerende begeleiding (AWBZ-term)

ADL = Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen

AOW = Algemene Ouderdoms wet

ARBO = Arbeidsomstandigheden

AWBZ = Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

ANW = Algemene Nabestaandenwet

BGSHG = Besluit geldelijke steun huisvesting gehandicapten

Biv = Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuninggemeente Nuenen c.a. 2011

CAK = Centraal Administratie Kantoor

CIZ = Centrum Indicatiestelling Zorg

CTG = College Tarieven Gezondsheidszorg

CVV = Collectief Vraagafhankelijk Vervoer

HBH1 = Hulp bij het huishouden type 1 (poetsen)

HBH2 = Hulp bij het huishouden type 2 (ook regierol; organisatie van hethuishouden)

HV1 = Huishoudelijke Verzorging type1 vanuit AWBZ (alfa-hulp)

HV2 = Huishoudelijke Verzorging type2 vanuit AWBZ (naast poetsen ook hulp bijde regie van het huishouden en hulp bij ontregelde gezinnen)

MOA = Moeilijk objectiveerbare aandoening

OB = Ondersteunende begeleiding

PGB = Persoonsgebonden budget

RGSHG = Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten

SRE = Samenwerkingverband Regio Eindhoven

SVB = Sociale Verzekerings Bank

UWV = Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

Viv = Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuninggemeente Nuenen c.a. 2011

VNG = Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VT = Vakantietoeslag

WAO = Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAZ = Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor zelfstandige

WAJONG= Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten

Wmo = Wet maatschappelijke ondersteuning

Wvg = Wet voorziening gehandicapten

WWB = Wet werk en bijstand

ZIN = Zorg in Natura

ZVW = Zorgverzekeringswet

Artikel 1.2 - Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening: de Verordening individuele voorzieningen gemeente Nuenen c.a. 2011;

  • b.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag als genoemd in artikel 1.1 onder bb van de Verordening individuele voorzieningen;

  • c.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming als genoemd in artikel 1.1 onder k van de Verordening individuele voorzieningen;

  • d.

    Stijging van de woonlasten van de huurder: de stijging van de huur die optreedt door het doorberekenen in de huur van het niet voor een Pgb in aanmerking komende deel van de aanpassingskosten minus de toename van de individuele huurtoeslag door deze huurstijging;

  • e.

    Stijging van de woonlasten van de eigenaar-bewoner: de extra lasten die per jaar ontstaan als gevolg van de meest voordelige financiering van het niet voor een Pgb in aanmerking komende deel van de aanpassingskosten;

  • f.

    Primaat van verhuizen: bij aanpassingskosten hoger dan € 7.000,00 wordt geen woningaanpassing uitgevoerd, maar moet het primaat tot verhuizen gelden, tenzij er individuele omstandigheden te noemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is.

Artikel 1.3 - Algemeen gebruikelijk

Naast de begripsomschrijving van algemeen gebruikelijk, zoals beschreven in de Viv, zijn de voorzieningenen die in ieder geval als algemeen gebruikelijk worden beschouwd:

  • -

    Douche;

  • -

    Douchekop en glijstang;

  • -

    Eenvoudige handgrepen tot 30 cm, niet speciaal bedoeld voor gehandicapten verkrijgbaar in reguliere handel;

  • -

    Verhuiskosten bij een algemeen gebruikelijke verhuizing;

  • -

    Losse airco-units;

  • -

    Antisliptegels;

  • -

    Screens en zonneschermen;

  • -

    Eengreeps-mengkranen;

  • -

    Thermostatische mengkranen;

  • -

    Verhoogd toilet/toiletverhoger;

  • -

    Centrale verwarming;

  • -

    Vervanging keukenapparatuur;

  • -

    Elektrische kookplaat;

  • -

    Inductiekookplaat;

  • -

    Luchtbevochtigers en ontvochtigers;

  • -

    Stangen en elektrische bediening voor ramen;

  • -

    Automatische deuropeners voor garages;

  • -

    Dakkapellen;

  • -

    Mobiele telefoon;

  • -

    Auto airconditionering;

  • -

    Buggy tot 4 jaar;

  • -

    Automatische transmissie;

  • -

    Blindering auto;

  • -

    Elektrische raambediening;

  • -

    Stuurbekrachtiging;

  • -

    Kosten rijbewijs en APK;

  • -

    Trekhaken en aanhangers;

  • -

    Tandems;

  • -

    Fiets met hulpmotor (niet speciaal voor mensen met een handicap);

  • -

    Fiets met lage instap;

  • -

    Bakfietsen;

  • -

    Elektrische fiets;

  • -

    Fietskarretje voor kinderen;

  • -

    Aankoppelfiets voor kinderen;

  • -

    Reparatie verlichting, vervangen banden of fietszadel;

  • -

    Diepe keukenlade.

Deze opsomming is uitdrukkelijk niet limitatief, aangezien de invulling van dit begrip continu in beweging is. Ook zijn er uitzonderingen te noemen op basis van het zakelijke (is de zaak algemeen gebruikelijk) en het individuele component (geldt dat ook voor de aanvrager).

Hoofdstuk 2 – Vorm en verantwoording van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1 – Weigeringsgronden Pgb

  • 1. Verstrekking van een Pgb vindt niet plaats indien, op grond van aanwijzingen duidelijk is geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een Pgb, dan wel als gevolg van de financiële situatie niet kan beschikken over (een deel van) het Pgb.

  • 2. Als de ondersteuningsvrager zich eerder niet aan de voorwaarden voor een Pgb heeft gehouden kan een volgend Pgb worden geweigerd.

  • 3. Als uit de indicatie blijkt dat de voorziening niet nodig zal zijn voor de gehele afschrijvingstermijn, kan overwogen worden een Pgb te weigeren. Dit zal zich met name voordoen bij een progressief ziektebeeld of een korte levensverwachting. In die situaties is het economisch onvoordelig om een Pgb te verstrekken.

Artikel 2.2 – Leveranciers bij naturaverstrekking

  • 1. Voor de verstrekking van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen zijn door burgemeester en wethouders de volgende leveranciers aangewezen:

  • a. Ligtvoet B.V.;

  • b. Otto Ooms;

  • c. Vallei;

  • d. ThijssenKrupp en

  • 2. Voor de verstrekking van hulp bij het huishouden zijn door burgemeester en wethouders de volgende leveranciers aangewezen:

  • a. Axxicom;

  • b. Rinette Zorg;

  • c. TSN;

  • d. T-Zorg en

  • e. SVVE de Archipel.

Artikel 2.3 – Persoonsgebonden budget (Pgb)

  • 1.

    In de verordening is geregeld voor welke voorzieningen een Pgb kan worden verstrekt.

  • 2.

    Bij verstrekking van een Pgb voor hulpmiddelen is de ondersteuningsaanvrager vrij om te kiezen voor een willekeurige leverancier. Echter burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van het Pgb aan de hand van de goedkoopst adequate voorziening zoals die kan worden geleverd door de in artikel 2.2 lid 1 genoemde leveranciers.

  • 3.

    Voor reparaties aan het hulpmiddel die niet kunnen worden bekostigd uit het Pgb, kan de ondersteuningsaanvrager een verzoek voor vergoeding van de kosten indienen bij de gemeente.

  • 4.

    Het Pgb voor hulp bij het huishouden wordt halfjaarlijks verstrekt. Controle en eindafrekening van het Pgb geschiedt conform het heronderzoeksplan (wordt in 2011 vastgesteld).

Voor bepaling van de hoogte van het Pgb voor hulp bij het huishouden geldt

onderstaande tabel:

Bedrag PGB per uur

HBH 1

Bedrag PGB per uur

HBH2

Bij inzet professionele

hulp:

€ 20,80

€ 23,00

Bij inzet geen professionele hulp:

€ 12,55

€ 14,00

  • 5.

    Het Pgb voor woonvoorzieningen (niet zijnde bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen), vervoersvoorzieningen en rolstoelen kan worden verstrekt in één keer (koop-Pgb) of per maand (lease-Pgb).

    a.De volgende voorwaarden worden gesteld aan een koop-Pgb:

  • I.

    Het te verstrekken Pgb geldt voor de periode die gelijk is aan de technische levensduur van de voorziening (afschrijvingstermijn van 7 jaar);

  • II.

    Het te verstrekken Pgb is inclusief de standaardaanpassingen;

  • III.

    Voor individuele aanpassingen wordt een Pgb verstrekt ter hoogte van de daadwerkelijke kosten;

  • IV.

    Het Pgb moet worden besteed aan de kosten die betrekking hebben op het compenseren van de beperkingen waarvoor men is geïndiceerd;

  • V.

    Indien het Pgb betrekking heeft op individuele aanpassingen bij vervoersvoorzieningen en rolstoelen dan kunnen de kosten voor een individuele aanpassing slechts worden vergoed indien de voorziening niet is afgeschreven en de voorziening zonder de nieuwe aanpassing niet adequaat is;

  • VI.

    Indien een goedkopere voorziening wordt aangeschaft, wordt het Pgb beperkt tot de aankoopprijs van de gekochte voorziening;

  • VII.

    Indien, nadat de afschrijftermijn is verstreken, de voorziening nog in goede staat verkeert, wordt geen nieuw Pgb verstrekt;

  • VIII.

    Van de ondersteuningsvrager wordt verwacht dat hij zorgvuldig met de voorziening omgaat en onnodige schade en slijtage voorkomt;

  • IX.

    De ondersteuningsaanvrager dient zelf zorg te dragen voor een aansprakelijkheidsverzekering voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;

  • X.

    Indien de ondersteuningsaanvrager niet gedurende de gehele termijn waarbinnen de voorziening wordt afgeschreven recht heeft op de voorziening, wordt het Pgb van de ondersteuningsvrager teruggevorderd tot het bedrag waarvoor de afschrijftermijn nog niet verstreken is. Hiermee wordt het risico voor het gebruik van het Pgb bij de ondersteuningsvrager gelegd;

  • XI.

    Wanneer de fysieke situatie van de ondersteuningsvrager verslechtert, dient de ondersteuningsvrager zich altijd te melden bij de gemeente voor een eventueel vervangend middel;

  • XII.

    Indien de ondersteuningsvrager niet gedurende de gehele termijn waarbinnen de voorziening wordt afgeschreven, op adequate wijze gebruik kan maken van de voorziening, wordt het Pgb van de ondersteuningsvrager teruggevorderd tot het bedrag waarvoor de afschrijftermijn nog niet verstreken is. Hiermee wordt het risico voor het gebruik van het Pgb bij de ondersteuningsbehoevende gelegd.

    b.De volgende voorwaarden worden gesteld aan een lease-Pgb:

  • I.

    Het te verstrekken Pgb geldt voor de periode dat er recht bestaat op de voorziening;

  • II.

    Voor individuele aanpassingen wordt een Pgb verstrekt ter hoogte van de daadwerkelijke kosten;

  • III.

    Het te verstrekken Pgb is inclusief de standaardaanpassingen;

  • IV.

    Het Pgb moet worden besteed aan de kosten die betrekking hebben op de voorziening waarvoor men is geïndiceerd;

  • V.

    Indien het Pgb betrekking heeft op individuele aanpassingen bij vervoersvoorzieningen en rolstoelen dan kunnen de kosten voor een individuele aanpassing slechts worden vergoed indien de voorziening niet is afgeschreven en de voorziening zonder de nieuwe aanpassing niet meer adequaat is;

  • VI.

    Indien een goedkopere voorziening wordt geleasd, wordt het Pgb aangepast tot de daadwerkelijke leaseprijs van de voorziening;

  • VII.

    Van de ondersteuningsaanvrager wordt verwacht dat hij zorgvuldig met de geleasde voorziening omgaat en onnodige schade en slijtage voorkomt;

  • VIII.

    Indien de ondersteuningsvrager niet gedurende de gehele termijn waarbinnen de voorziening wordt afgeschreven recht heeft op de voorziening, wordt de leaseconstructie beëindigd;

  • IX.

    Het periodiek Pgb moet worden besteed aan de kosten die betrekking hebben op het compenseren van de beperkingen waarvoor men geïndiceerd is;

  • X.

    Wanneer de fysieke situatie van de ondersteuningsvrager verslechtert, dient de ondersteuningsvrager zich altijd te melden bij de gemeente voor een eventueel vervangend middel;

  • XI.

    Indien de ondersteuningsvrager niet gedurende de gehele termijn waarbinnen de voorziening wordt geleasd, op adequate wijze gebruik kan maken van de voorziening, wordt het Pgb van de ondersteuningsvrager beëindigd;

  • XII.

    Indien de ondersteuningsvrager langdurig wordt opgenomen in een ziekenhuis, een verpleeghuis of in het buitenland dient hij/zij daarvan zo snel mogelijk melding van te maken bij de gemeente. De gemeente zal beoordelen of de opname moet leiden tot het onderbreken van het Pgb. Gedacht moet worden aan een opname van langer dan drie maanden.

  • 6.

    Het Pgb voor woonvoorzieningen (zijnde bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen) wordt in één keer verstrekt.

    a.De volgende voorwaarden worden gesteld aan een éénmalig Pgb:

  • I.

    Het Pgb moet worden besteed aan de kosten die betrekking hebben op het compenseren van de beperkingen waarvoor men is geïndiceerd;

  • II.

    Indien een goedkopere voorziening wordt aangeschaft wordt het Pgb beperkt tot aanschafprijs van de gekochte voorziening;

  • III.

    Van de ondersteuningsvrager wordt verwacht dat hij zorgvuldig met de voorziening omgaat en onnodige schade en slijtage voorkomt;

  • IV.

    Wanneer er een Pgb wordt verstrekt voor traplift wordt een afschrijftermijn van 10 jaar gehanteerd voor de traplift;

  • V.

    Indien de ondersteuningsvrager niet gedurende de gehele termijn waarbinnen de traplift wordt afgeschreven recht heeft op de traplift of de traplift wordt binnen de afschrijftermijn verwijderd uit de woning, wordt conform onderstaande tabel een gedeelte van de aanschafprijs van de traplift teruggevorderd;

  • Afschrijftermijn: Terug te vorderen percentage

  • van aanschafprijs:

  • 0 t/m 3 jaar 70%

  • 4 t/m 7 jaar 40%

  • 8 t/m 10 jaar 10%

  • VI

    Wanneer de fysieke situatie van de ondersteuningsvrager verslechtert, dient de ondersteuningsvrager zich altijd te melden bij de gemeente voor een eventueel vervangend middel en/of inname van bestaande voorziening als deze niet meer voldoet.

Artikel 2.4 – Verantwoording Pgb

De verantwoording van een Pgb vindt plaats conform het heronderzoeksplan. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen het Pgb voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen.

  • 1.

    Hulp bij het huishouden: Bij de verantwoording wordt rekening gehouden met een vrij besteedbaar deel. Dit vrij besteedbare deel bedraagt € 100,00. Bij de verantwoording worden tenminste de volgende gegevens gevraagd:

  • a.

    een schriftelijke overeenkomst met de hulpverlener;

  • b.

    een overzicht van de verstrekte vergoedingen aan de hulpverlener en

  • c.

    een betalingsbewijs in de vorm van of bankafschriften of kwitanties.

    Deze gegevens dient de ondersteuningsaanvrager voor een eventuele controle minimaal2 jaar te bewaren.

  • 2.

    Vervoersvoorzieningen en rolstoelen: verantwoording vindt plaats door op verzoek van de gemeente een bewijs van de aanschaf of huur van de voorziening te overleggen. De gemeente kan controleren of de voorziening ook daadwerkelijk is aangeschaft of wordt gehuurd en op de juiste wijze wordt aangewend.

  • 3.

    Woonvoorzieningen: verantwoording van een eenmalige Pgb vindt plaats door op verzoek van de gemeente een bewijs van aankoop te overleggen. De gemeente kan controleren of de voorziening ook daadwerkelijk is aangeschaft of dat de aanpassingen zijn aangebracht.

Artikel 2.5 – Vaststelling eigen bijdrage

  • 1. Op de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen, aanpassingen auto en overige vervoersvoorzieningen en voor hulp bij het huishouden zijn de bepalingen van artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing.

  • 2. Voor hulp bij het huishouden betaalt de ondersteuningsbehoevende niet meer dan maximaal € 18,00 per uur ontvangen zorg.

  • 3. Voor deelname aan het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer wordt door het CAK geen eigen bijdrage opgelegd.

  • 4. Voor woonvoorzieningen, losse woonvoorzieningen, aanpassingen auto en overige vervoersvoorzieningen wordt gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 5. Voor een scootmobiel en aangepaste fietsen kan éénmaal in de 7 jaar gedurende maximaal 13 perioden van 4 weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht tot een maximum van de werkelijke (huur)kosten voor de gemeente.

Artikel 2.6 – Inning eigen bijdrage

Indien er sprake is van een voorziening in natura of een Pgb dient in veel gevallen een eigen bijdrage te worden betaald. De eigen bijdrage wordt altijd geïnd door het CAK.

Bij de betaling van het Pgb kiest de gemeente voor een bruto-uitbetaling, dat wil zeggen zonder dat de mogelijke eigen bijdrage wordt ingehouden. Vaak kan, voordat het Pgb wordt verstrekt, al worden aangegeven of de ondersteuningsaanvrager een eigen bijdrage over het Pgb zal moeten betalen. Van het bedrag dat als Pgb wordt ontvangen kan dus nog aan het CAK een bijdrage moeten worden betaald. Er wordt gekozen voor een bruto Pgb omdat het CAK beschikt over de informatie op grond waarvan bepaald kan worden welke eigen bijdrage iemand verschuldigd is. De ondersteuningsaanvrager ontvangt jaarlijks een beslissing van het CAK waarin is opgenomen welke eigen bijdrage over welke periode is of moet worden betaald. De eigen bijdrage welke aan het CAK wordt betaald geldt niet als verantwoording in de zin van artikel 2.4. Bij een ongewijzigde situatie in een volgend jaar kan de Pgb houder zelf inschatten wat zijn eigen bijdrage zal zijn.

Artikel 2.7 – Sportvoorziening

Voor het verstrekken van een sportvoorziening gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De sportvoorziening wordt niet vaker dan eens in de drie jaar verstrekt.

  • 2.

    De ondersteuningsaanvrager moet lid zijn van een sportvereniging of anderszins intensief met een sportgerelateerde activiteit bezig zijn.

  • 3.

    Het verstrekken van de voorziening moet een expliciete bijdrage leveren aan het “leven van alledag”.

Indien een aanvraag wordt ingediend voor een sportvoorziening dan is lid 3 van dit artikel doorslaggevend. Voorbeeld: Een zit-ski, waarvan men 1 maal per jaar tijdens de wintersport gebruik maakt, voldoet niet aan het gestelde criterium “leven van alledag”. Iemand die al jaren tot aan het moment dat er een handicap of beperkingen ontstaan dagelijks in een overdekte ski-hal de sport beoefent en daarmee een invulling geeft aan het “leven van alledag” zou worden beperkt in het “leven van alledag” wanneer er geen zit-ski wordt verstrekt. Het moge duidelijk zijn dat het dus gaat om uitzonderlijke situaties.

Hoofdstuk 3 – Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 – Vormen van hulp bij het huishouden

Bij voorzieningen die de gemeente kan verstrekken voor de hulp bij het huishouden is een onderscheid gemaakt in 3 soorten dienstverlening:

  • a.

    HBH 1: Huishoudelijke werkzaamheden bestaande uit poetsen.

  • b.

    HBH 2: Organisatie van het huishouden bestaande uit poetsen en regie voeren.

  • c.

    HBH 3: Hulp bij ontregelde huishouding.

Artikel 3.2 – Omvang hulp bij het huishouden

De door burgemeester en wethouders toe te kennen hulp bij het huishouden in uren.

Artikel 3.3 – Keuzevrijheid aanbieders

Voor de voorziening in natura zijn verschillende zorgaanbieders geselecteerd. In het kader van de keuzevrijheid kunnen ondersteuningsaanvragers zelf bepalen van welke aanbieder zij de zorg willen ontvangen. Deze aanbieders zijn genoemd in artikel 2.2 van dit besluit.

Artikel 3.4 – Ondersteuning Pgb

Voor de ondersteuning van Pgb-houders kan gebruik worden gemaakt van de diensten van de Sociale Verzekeringsbank. De kosten hiervan worden door de Sociale Verzekeringsbank in rekening gebracht bij de gemeente Nuenen en niet op de ondersteuningsaanvrager verhaald.

Artikel 3.5 – Protocollen

De door het CIZ opgestelde en door het SRE bewerkte protocollen voor:

  • a.

    Van indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging naar indicatiestelling voor Hulp bij het Huishouden en

  • b.

    Gebruikelijke zorg voor Hulp bij het Huishouden

zijn van toepassing en worden als onderdeel/bijlage gezien van deze beleidsregels.

Artikel 3.6 – Respijtzorg

Het kan voorkomen dat een mantelzorger een aantal weken van zijn of haar zorg ontheven wil worden. In de Viv (artikel 3.5) wordt de mogelijkheid van respijtzorg geboden. Respijtzorg is zorg die verleend wordt op basis van een zeer summiere indicatie. Beoordeeld moet worden of de zorgaanvrager niet in staat is de niet uitstelbare taken zelf te verrichten. De respijtzorg wordt verleend als zorg in natura voor maximaal 3 maanden per jaar. De zorgaanvrager is voor deze vorm van hulpverlening geen eigen bijdrage verschuldigd. Respijtzorg kan ook worden ingezet als er sprake is van een gezamenlijke huishouding waarbij de gebruikelijke zorg door een huisgenoot (b.v. een meerderjarig inwonend kind) wordt verricht en de huisgenoot tijdelijk deze zorg niet kan bieden.

Hoofdstuk 4 – Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 – Werkwijze woningaanpassingen

Bij een Pgb voor een woningaanpassing is de volgende werkwijze van toepassing (in aanvulling op de artikelen 2.3, 2.4, 2.6 en 2.7 Biv):

  • 1.

    Na het huisbezoek wordt er een programma van eisen opgesteld. Dit kan zelfstandig door de gemeente of door een adviserende instantie. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt aan de hand van het programma van eisen vastgesteld. Hiervoor wordt de limitatieve lijst gebruikt of een calculatie van een adviserende instantie.

  • 2.

    Met deze kostenopgave gaat de ondersteuningsaanvrager zelf een aannemer selecteren. De ondersteuningsaanvrager geeft zelf opdracht aan de aannemer om de werkzaamheden uit te voeren.

  • 3.

    Indien de aannemer aangeeft aan de ondersteuningsaanvrager dat er meerkosten zullen zijn, dient de ondersteuningsaanvrager dit direct te melden. Gemeente zal dan onderzoeken of deze kosten voor subsidie in aanmerking komen.

  • 4.

    Wanneer de facturen zijn ontvangen van de aannemer, dient de ondersteuningsaanvrager deze in bij de gemeente.

  • 5.

    Bij akkoord wordt het Pgb overgemaakt aan de ondersteuningsaanvrager en hierna kan hij/zij de facturen van de aannemer voldoen. De betaling kan ook direct aan de aannemer worden gedaan.

Artikel 4.2 – Aanvang werkzaamheden en inzicht in woning

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een voorziening in natura of een Pgb als:

  • 1.

    niet al een aanvang is gemaakt met de werkzaamheden, waarop de voorziening betrekking heeft, zonder hun toestemming;

  • 2.

    door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

  • 3.

    aan de onder 2 genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, die betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • 4.

    de onder 2 genoemde personen de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 4.3 – Bezoekbaar en bruikbaar maken woning

Bij het bezoekbaar en bruikbaar maken van de woning, als bedoeld in artikel 4.5 van de Viv, moeten de volgende regels in acht worden genomen:

  • 1.

    de aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat;

  • 2.

    de voorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het eerste lid bedoelde woning;

  • 3.

    onder bezoekbaar en bruikbaar maken wordt uitsluitend verstaan het kunnen bereiken van woonkamer en gebruiken van toilet en

  • 4.

    maximale vergoeding voor het bezoekbaar maken van woning bedraagt € 5.000,00.

Artikel 4.4 – Voorwaarden bij bewoning woonwagen

  • 1. Indien de ondersteuningsaanvrager een woonwagen bewoont, kunnen burgemeester en wethouders een voorziening verlenen, indien:

  • a. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b. de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c. de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op een standplaats stond en

  • d. de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewonersvergunning als bedoeld in de Woningwet.

  • 2. De maximale vergoeding aanpassingskosten van de woonwagen bedraagt € 1000,00 indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

Artikel 4.5 – Voorziening voor verhuizing en inrichting

  • 1. De vergoeding als bedoeld in artikel 4.1 lid 4 onder a Viv bedraagt:

    • a.

      voor de ondersteuningsaanvrager € 2.500,00;

    • b.

      voor degene, die ten behoeve van een ondersteuningsaanvrager een woning vrijmaakt € 5.000,00;

    • c.

      een uitzondering op het bepaalde onder a is mogelijk indien de ondersteuningsaanvrager onvoldoende financiële capaciteit heeft om de verhuizing en inrichting te kunnen betalen. Hierbij dient de ondersteuningsaanvrager zijn inkomens- en vermogenssituatie en de werkelijk gemaakte kosten aan te tonen op basis van verifieerbare gegevens. Hierbij wordt uitgegaan van de richtlijnen van het NIBUD. Deze vergoeding bedraagt maximaal € 5.000,00.

  • 2. De financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald aan de ondersteuningsaanvrager zodra deze verhuisd is naar een geschikte woning, tenzij dit financieringsproblemen met zich meebrengt.

Artikel 4.6 – Onderhoud en reparatie

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud en reparatie van een op grond van de Wmo verstrekte voorziening komt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

Er is sprake van een raamovereenkomst waarin opgenomen is het onderhoud van liften welke uitgaat van een standaard onderhoudscontract tussen de gemeente Nuenen en leverancier. Voor wat betreft reparaties wordt verwezen naar de “raamovereenkomst Trapliften Gemeente Nuenen”.

Artikel 4.7 – Gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een Pgb verlenen voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte, uitgezonderd woongebouwen gericht op ouderen of gehandicapten, als zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de ondersteuningsaanvrager ontoegankelijk blijft:

  • 1.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • 2.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • 3.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw, mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel;

  • 4.

    drempelhulpen en vlonders;

  • 5.

    het aanbrengen van een extra traplift bij een portiekwoning.

Het Pgb voor het aanpassen van gemeenschappelijke ruimten wordt alleen dan verstrekt als door het realiseren van deze woningaanpassing de woning bereikbaar wordt voor de ondersteuningsvrager. De gemeenschappelijke ruimten zullen voornamelijk entrees en portieken van woongebouwen betreffen.

Artikel 4.8 – Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling

  • 1. Uiterlijk binnen twaalf maanden na het verlenen van een voorziening in het kader van de in artikel 4.1 lid 2 onder a en lid 3 onder a Viv genoemde voorziening, dienen de werkzaamheden te zijn voltooid.

  • 2. Binnen twee maanden na voltooiing van de werkzaamheden dient de gereedmelding (factuur) te worden overlegd zal er na controle van de uitgevoerde werkzaamheden uitbetaling van de subsidiabele kosten plaatsvinden.

Artikel 4.9 – Afschrijving van woningaanpassing

De via zorg in natura of Pgb toegekende vergoeding dient, eventueel gedeeltelijk, aan de gemeente te worden teruggestort, bij overdracht van het eigendom van de woning.

Het terug te storten bedrag is:

  • 1.

    voor het eerste jaar 100% van de verstrekte vergoeding,

  • 2.

    voor het tweede jaar 90% van de verstrekte vergoeding,

  • 3.

    voor het derde jaar 80% van de verstrekte vergoeding,

  • 4.

    voor het vierde jaar 70% van de verstrekte vergoeding,

  • 5.

    voor het vijfde jaar 60% van de verstrekte vergoeding,

  • 6.

    voor het zesde jaar 50% van de verstrekte vergoeding,

  • 7.

    voor het zevende jaar 40% van de verstrekte vergoeding,

  • 8.

    voor het achtste jaar 30% van de verstrekte vergoeding,

  • 9.

    voor het negende jaar 20% van de verstrekte vergoeding,

  • 10.

    voor het tiende jaar 10% van de verstrekte vergoeding.

In alle gevallen tot maximaal het bedrag van de verleende vergoeding minus de eigen bijdrage (geïnd door het CAK) die voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Artikel 4.10 – Kosten bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen

De in artikel 4.1 lid 2 onder a en lid 3 onder a Viv genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit de volgende kosten:

  • a.

    de aanneemsom voor het treffen van de voorziening;

  • b.

    het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in De Nieuwe Regeling 2005 (DNR 2005) van de BNA;

  • c.

    de kosten van toezicht op de uitvoering, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • d.

    de leges, die betrekking hebben op de toegekende woningaanpassing;

  • e.

    de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting;

  • f.

    renteverlies, in verband met betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • g.

    de prijs van bouwrijpe grond, als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd aan wat voor de voorziening noodzakelijk is.

  • h.

    de kosten in verband met technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • i.

    de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • j.

    de door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • k.

    administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de ondersteuningsvrager, bedragen maximaal 10% van die kosten, met een maximum van € 350,00.

Hoofdstuk 5 – Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 – Werkwijze collectief vervoer

Bij een vervoersvoorziening genoemd in artikel 5.1 lid 1 Viv is de volgende werkwijze van toepassing.

  • 1.

    Een collectief systeem is primaat en wordt enkel in natura toegekend.

  • 2.

    Er wordt een onderzoek gedaan in hoeverre de ondersteuningsaanvrager in zijn eigen vervoersbehoefte kan voorzien.

  • 3.

    Vervolgens wordt de medische noodzaak onderzocht, eventueel door een door de gemeente aangewezen externe adviseur.

  • 4.

    Bij een positieve indicatie wordt een CVV-pas toegekend.

  • 5.

    Wanneer een ondersteuningsaanvrager jonger is dan 4 jaar wordt geen collectief vervoer toegekend.

  • 6.

    De ondersteuningsaanvrager dient een opstap tarief en een eigen bijdrage per zone te betalen. De eigen bijdrage wordt per rit contant betaald aan de taxichauffeur.

  • 7.

    De eigen bijdrage per zone is afgeleid van de zoneprijs bij het openbaar vervoer.

  • 8.

    Het CVV wordt steeds toegekend voor maximaal 5 jaar bij gelijkblijvende wet- en regelgeving.

Artikel 5.2 – Werkwijze autoaanpassingen

Bij een Pgb voor een vervoersvoorziening genoemd in artikel 5.1 lid 3 onder a Viv is de volgende werkwijze (in aanvulling op de artikelen 2.3, 2.4 en 2.6 Biv) van toepassing.

  • 1.

    Aan de hand van het programma van eisen uit het advies van de door de gemeente aangewezen externe adviserende instantie worden de noodzakelijke aanpassingen vastgesteld.

  • 2.

    De ondersteuningsaanvrager laat aan de hand van de lijst met noodzakelijke aanpassingen twee offertes opstellen.

  • 3.

    Na ontvangst van deze offertes wordt het Pgb door de gemeente vastgesteld en aan de ondersteuningsaanvrager toegekend.

  • 4.

    Met de door de gemeente goedgekeurde offerte laat de ondersteuningsaanvrager zelf de aanpassingen uitvoeren.

  • 5.

    Wanneer de factuur is ontvangen van de leverancier, die de aanpassing heeft uitgevoerd, dient de ondersteuningsaanvrager deze in bij de gemeente.

  • 6.

    Indien de werkelijke kosten hoger zijn dan de door de gemeente goedgekeurde offerte, komen de meerkosten volledig voor rekening van de ondersteuningsaanvrager.

  • 7.

    De afdeling Sociale Zaken en Welzijn kan een eindcontrole laten uitvoeren waarbij gekeken wordt of de aanpassingen van het vervoermiddel heeft plaatsgevonden conform de goedgekeurde offerte.

  • 8.

    De minimale levensverwachting van de auto moet 7 jaar zijn en de auto mag niet ouder zijn dan 10 jaar.

Voor een voorziening in natura (artikel 5.1 lid 2 onder a Viv) geldt dezelfde procedure met dien verstande dat de gemeente rechtstreeks aan het bedrijf waar de aanpassing is uitgevoerd, betaalt.

Artikel 5.3 – Werkwijze scootermobiel en andere vervoersmiddelen

Bij een Pgb voor een vervoersvoorziening genoemd in artikel 5.1 lid 3 onder b en c Viv is de volgende werkwijze (in aanvulling op de artikelen 2.3, 2.4 en 2.6 Biv) van toepassing.

  • 1.

    Het programma van eisen, eventueel door een door de gemeente aangewezen externe adviseur, gaat naar Ligtvoet.

  • 2.

    Aan de hand van het programma van eisen stelt Ligtvoet een offerte op voor het geïndiceerde vervoersmiddel.

  • 3.

    Na ontvangst van deze offerte wordt het Pgb vastgesteld en aan de ondersteuningsaanvrager toegekend.

  • 4.

    Met deze offerte gaat de ondersteuningsaanvrager zelf een vervoermiddel aanschaffen of leasen.

  • 5.

    Indien het vervoermiddel duurder is dan de door Ligtvoet vastgestelde prijs, komen de meerkosten volledig voor rekening van de ondersteuningsaanvrager.

  • 6.

    Wanneer de factuur is ontvangen van de leverancier waar het vervoermiddel is aangeschaft of wordt geleasd, dient de ondersteuningsaanvrager deze in bij de gemeente.

  • 7.

    De afdeling Sociale Zaken en Welzijn kan een eindcontrole uitvoeren waarbij wordt gekeken of het vervoermiddel conform het programma van eisen is aangeschaft of wordt geleasd.

Voor een voorziening in natura van een vervoermiddel (artikel 5.1 lid 2 onder b en c Viv) geldt dezelfde procedure met dien verstande dat de gemeente aan Ligtvoet rechtstreeks de opdracht verleent en betaalt.

Artikel 5.4 – Werkwijze financiële tegemoetkomingen

Bij een financiële tegemoetkoming voor een vervoerskosten genoemd in artikel 5.1 lid 4 Viv is de volgende werkwijze (in aanvulling van artikel 2.6 Biv) van toepassing. 

  • 1.

    Er wordt een onderzoek gedaan in hoeverre de ondersteuningsaanvrager in zijn eigen vervoersbehoefte kan voorzien.

  • 2.

    Vervolgens wordt de medische noodzaak onderzocht, eventueel door een door de gemeente aangewezen externe adviseur.

  • 3.

    Het primaat ligt bij het CVV. Er zal in eerste instantie een beoordeling plaatsvinden of de ondersteuningsaanvrager gebruik kan maken van het CVV. Wanneer de ondersteuningsaanvrager om medische redenen géén gebruik kan maken van het CVV, kan een financiële tegemoetkoming worden toegekend.

  • 4.

    De toe te kennen financiële tegemoetkoming kan bestaan uit één van de in de onderstaande tabel genoemde bedragen.

Per jaar:

Per kwartaal:

Auto/taxi

€ 1.045,15

€ 261,29

Rolstoel taxi

€ 1.566,08

€ 391,52

bruikleenauto

€ 674,25

€ 168,56

Deze bedragen zijn de bedragen vanaf 01-01-2011, conform de indexeringen genoemd in artikel 8.4 van de Viv.

  • 5.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming genoemd in lid 3 wordt verlaagd met 25% wanneer;

  • a. de partner van de ondersteuningsaanvrager in het bezit is van een financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening;

  • b. de ondersteuningsaanvrager ouder is dan 11 jaar en jonger is dan 15 jaar.

  • 6.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming genoemd in lid 3 wordt verlaagd met 50% wanneer de ondersteuningsaanvrager ouder is dan 3 jaar en jonger is dan 12 jaar.

  • 7.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming genoemd in lid 3 kan worden verlaagd wanneer de ondersteuningsaanvrager een aantoonbare lage vervoersbehoefte heeft.

  • 8.

    Wanneer de ondersteuningsaanvrager jonger is dan 3 jaar wordt geen voorziening toegekend.

  • 9.

    De financiële tegemoetkoming wordt steeds toegekend voor maximaal 5 jaar bij gelijkblijvende wet- en regelgeving.

Artikel 5.5 – Vervoersvergoeding gehandicapte sporters

De persoon met een beperking kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor de aanschaf van een voorziening om sport mee te bedrijven. Eenmaal per drie jaar wordt er maximaal een bedrag beschikbaar gesteld van € 2.500,00. Dit bedrag is inclusief kosten voor onderhoud en reparatie.

Hoofdstuk 6 – Rolstoelvoorzieningen

Artikel 6.1 Werkwijze rolstoelen en Pgb ten behoeve van rolstoelen

Bij een Pgb voor een rolstoelvoorziening is de volgende werkwijze (in aanvulling op de artikelen 2.3 en 2.4 Biv) van toepassing.

  • 1.

    Na vaststelling van de medische noodzaak, eventueel door een door de gemeente aangewezen externe instantie, wordt een offerte aangevraagd bij Ligtvoet B.V..

  • 2.

    Na ontvangst van deze offerte wordt het Pgb vastgesteld en direct aan de ondersteuningsaanvrager toegekend.

  • 3.

    Met deze offerte gaat de ondersteuningsvrager zelf een rolstoel aanschaffen of leasen.

  • 4.

    Indien de rolstoel duurder is dan de door Ligtvoet B.V. vastgestelde prijs uit het kernassortiment dan komen de meerkosten volledig voor rekening van de ondersteuningsvrager.

  • 5.

    Wanneer de factuur is ontvangen van de leverancier waar de rolstoel is aangeschaft of wordt geleasd dient de ondersteuningsvrager deze in bij de gemeente.

  • 6.

    De afdeling Sociale Zaken en Welzijn kan een eindcontrole uitvoeren waarbij wordt gekeken of de rolstoel conform het programma van eisen is aangeschaft of wordt geleasd.

Voor een voorziening in natura van een rolstoel geldt dezelfde procedure met dien verstande dat de gemeente Ligtvoet B.V. rechtstreeks de maandelijkse leasekosten betaalt. Ingeval er sprake van een rolstoel uit het kernassortiment, die geen speciale aanpassingen behoeft, dan gaat Ligtvoet B.V. direct over tot verstrekking van de voorziening, zonder de gemeente eerste de offerte te doen toekomen.

Hoofdstuk 7 – Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 7.1 – Inlichtingen, onderzoek en advies

  • 1.

    Bij inlichtingen, onderzoek en advies maakt de gemeente normaliter gebruik van de volgende adviseurs/indicatiestellers:

  • a.

    gemeentelijke indicatiesteller;

  • b.

    SCIO Consult en

  • c.

    Ligtvoet B.V.

Artikel 7.2 – Wijzigingen in situatie

De ondersteuningsaanvrager is verplicht om direct melding te maken van wijzigingen in de situatie waarvan redelijkerwijs kan worden beoordeeld dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op de voorziening.

Bij wijzigingen in de situatie van de ondersteuningsaanvrager moet o.a. worden gedacht aan:

  • a.

    verhuizing;

  • b.

    opname in ziekenhuis of AWBZ-instelling;

  • c.

    wijzigingen in de financiële situatie;

  • d.

    overlijden;

  • e.

    afname beperkingen.

Artikel 7.3 – Heronderzoeken

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om regelmatig een heronderzoek uit te voeren naar het recht op voortzetting van een voorziening.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit genomen op grond van de Viv geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      Niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens de Viv;

    • b.

      Op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen, terwijl de belanghebbende wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat bedoelde gegevens onjuist waren.

  • 3. Een besluit tot verlening van een Pgb of financiële tegemoetkoming, kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen 12 maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

Artikel 7.4 – Terugvorderingen

Een verstrekte voorziening kan van de ondersteuningsaanvrager in ieder geval worden teruggevorderd indien het besluit waarbij deze voorziening is toegekend is ingetrokken ingevolge artikel 7.3.

Hoofdstuk 8 – Slotbepalingen

Artikel 8.1 – Indexering

  • 1. De bedragen genoemd in de navolgende artikelen van de Biv worden jaarlijks geïndexeerd:

    • a.

      Artikel 2.3;

    • b.

      Artikel 2.6;

    • c.

      Artikel 5.5;

  • 2. Burgemeester en wethouders behouden zich het recht voor om de genoemde bedragen in artikel 4.3, 4.4 en 5.6 aan te passen wanneer hier aanleiding toe is.

Artikel 8.2 – Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuenen c.a. 2013 en treedt in werking op 1 januari 2013. De Beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nuenen 2011 worden gelijktijdig ingetrokken.