Regeling vervallen per 09-10-2019

Nota reserves en voorzieningen 2011

Geldend van 23-06-2011 t/m 08-10-2019

Intitulé

Nota reserves en voorzieningen 2011

1 Inleiding

Een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke balans wordt gevormd door de reserves en voorzieningen. In de wet- en regelgeving zijn verschillende voorschriften die samen een kader stellen voor het omgaan met de reserves en voorzieningen. Daarnaast is er ruimte voor een aantal autonome keuzes waarvoor in onze gemeente beleid is ontwikkeld.

De laatste beleidsnota waarin de gemeenteraad het beleid voor het omgaan met de reserves en voorzieningen heeft vastgelegd, dateert uit 2005.

Recente ontwikkelingen zoals de economische crisis en de nadrukkelijke wens van de raad geven aanleiding deze nota te actualiseren en de reserves en voorzieningen te beoordelen op noodzaak en toereikendheid. Daar waar deze actualisatie en beoordeling leiden tot(gedeeltelijke) opheffing, samenvoeging, mutatie of andere maatregelen, treft u in deze nota hiervoor beslispunten aan.

Er is gekozen voor een nota reserves en voorzieningen die bruikbaar is voor de komende jaren. De financiële consequenties voor de bespaarde rente en een overzicht van de hoogte van de reserves volgend uit de nota zijn te vinden in bijlage 1 Financiële consequenties van de conceptnota reserves en voorzieningen 2011.

De belangrijkste wijziging is de omgang met de geraamde winstnames van Ruimtebalansprojecten. Bij het opmaken van de programmabegroting 2011-2014 is uitgegaan van geraamde winstnames voor Ruimtebalansprojecten. Deze winstnames zijn opgenomen in de algemene reserve bouwgrond (tot max. € 2.500.000) en de algemene reserve. Bij de risicoanalyse is voorgesteld om te zorgen dat de financiële gevolgen van de bouwgrondexploitatiegebieden niet langer de algemene dienst beïnvloeden en dat een risicovoorziening voor de Ruimtebalansprojecten nodig is van € 9.000.000. Dit bedrag zou dus nodig zijn indien er geen beperking van de risico’s zou plaatsvinden. In de verwerking van de nieuwe concept staat D van reserves en voorzieningen zijn daarom geen geraamde winstnames van de Ruimtebalans meegenomen.

Het raadsvoorstel voor de herprioritering projecten Ruimtebalans en aanvullende beheersmaatregelen ter beperking van het risico is in april aan de raad aangeboden.Doordat de stemmen staakten is het voorstel doorgeschoven naar de raad van 1 juni. Op het moment van aanbieden van deze nota is nog niet bekend of het voorstel is aangenomen door de raad. De voorstellen volgend uit dit raadsvoorstel zijn meegenomen in deze nota. In het voorstel voor de herprioritering is aangegeven welke beheersmaatregelen worden getroffen om het risico te verkleinen. Als gevolg van een aantal voorgestelde maatregelen is een weerstandsvermogen benodigd van € 6,1 miljoen in plaats van € 9,0 miljoen.

In deze nota worden in verschillende paragrafen bedragen genoemd over de hoogte van de reserves en over de hoogte van de bespaarde rente. De bedragen die genoemd worden zijn ramingen en gebaseerd op het overzicht van de reserves en voorzieningen die is opgenomen in bijlage 2.

In hoofdstuk 2 zijn de voorstellen van het college gerecapituleerd. In hoofdstuk 3 wordt de regelgeving over reserves en voorzieningen behandeld. En in hoofdstuk 4 volgt de werkwijze ten aanzien van de reserves en voorzieningen, waarin zowel het rentebeleid als de individuele reserves en voorzieningen aan bod komen.

2 Recapitulatie voorstellen college

In de volgende paragrafen zijn de volgende voorstellen opgenomen.

Voorstel 1 Investeringen met een economisch nut (zie 4.2,1):

Voor investeringen met een economisch nut de volgende werkwijze hanteren:

  • ·

    Investeringen met een economisch nut worden geactiveerd.

  • ·

    De investering als hiervoor bedoeld wordt, onder aftrek van bijdragen van derden die in directe relatie staan met de investering, afgeschreven overeenkomstig de technisch en/of economische levensduur.

  • ·

    De raad kan op voorstel van het college besluiten om (bestemmings)reserves te betrekken bij investeringen met een economisch nut. De (bestemmings)reserves worden in dat geval niet rechtstreeks op de investering in mindering gebracht, maar via afschrijving ten gunste van de exploitatie gebracht (bruto methode van activeren).Op deze wijze worden zuivere kosten in de exploitatie verantwoord.

Voorstel 2 Investeringen met een maatschappelijk nut (zie 4.2.2):

Voor investeringen met een maatschappelijk nut die nu nog niet in de begroting zijn opgenomen de volgende werkwijze hanteren:

  • ·

    Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden niet geactiveerd. De investering wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht, waarbij op de investering rechtstreeks in mindering wordt gebracht:

    • -

      bijdragen van derden die in directe relatie staan met de investering;

    • -

      bijdragen uit (bestemmings)reserves.

  • ·

    In afwijking van het bepaalde onder de eerste bullet kan de raad bij grote uitzondering op voorstel van het college besluiten om investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut wel te activeren. De activa worden in dat geval zo snel mogelijk afgeschreven. Hierbij wordt gekozen voor een afschrijvingstermijn van 15 jaar.

  • ·

    Dit meenemen in de nieuwe beleidsnota “waardering, afschrijving en activa”.

  • ·

    Bestaande investeringen in maatschappelijk nut afhankelijk van incidentele ruimte en jaarresultaten vervroegd afschrijven om structurele ruimte in de begroting te creëren.

Voorstel 3 Renteomslag (zie 4.3.2):

In de renteomslag wordt ook de berekende rente over eigen vermogen (reserves) en voorzieningen verwerkt (bespaarde rente).

Voorstel 4 Methode renteberekening (zie 4.3.3):

De aangepaste methode van rentetoerekening in de gemeente Nuenen c.a.:

  • ·

    Op basis van de meerjarige renteomslag en de rentevisie het renteomslagpercentage jaarlijks vast te stellen en voor 2012 op 5%.

  • ·

    De rekenrente ook te hanteren voor nieuwe contracten.

  • ·

    100% van de bespaarde rente van het vaste deel van de algemene reserve structureel toe te voegen aan de exploitatie. (zie paragraaf 4.4.1 voor de berekening vaste deel algemene reserve) vanaf 01-01-2012.

  • ·

    100% van de bespaarde rente van de dekkingsreserve Oude Landen structureel toe te voegen aan de exploitatie.

  • ·

    100% van de bespaarde rente van het structurele niveau bestemmingsreserves structureel toe te voegen aan de exploitatie vanaf 01-01-2012.

  • ·

    Het structurele niveau van de bestemmingsreserves vast te stellen op het laagste niveau in de komende 5 jaar. De laagste stand wordt bepaald als het totaal van alle bestemmingsreserves, behalve de reserves die samenhangen met debouwgrondexploitatiegebieden (omdat de rente niet toegevoegd wordt aan de exploitatie) en de onderhoudsfondsen die mogelijk op termijn een voorziening zullen

    worden. Voor de periode 2011-2015 is dat € 2.700.000.

  • ·

    De rente over de reserve begraafplaats Oude Landen betrekken bij het saldo baten en lasten van de begraafplaats.

  • ·

    De jaarlijkse bespaarde rente boven het structurele niveau wordt toegevoegd aan de exploitatie als incidentele dekking vanaf 01-01-2014.

  • ·

    Er wordt geen bespaarde rente aan reserves toegevoegd met uitzondering van de algemene reserve bouwgrond, de reserve vrije bestedingsruimte, de bestemmingsreserves bovenwijkse voorzieningen, sociale volkshuisvesting,parkmanagement en fonds groen voor rood vanaf 01-01-2012.

  • ·

    100% van de bespaarde rente over de voorzieningen wordt toegevoegd aan de exploitatie als incidentele dekking vanaf 01-01-2012.

  • ·

    100% van de bespaarde rente over de risicovoorziening wordt toegevoegd aan de exploitatie als incidentele dekking vanaf 01-01-2012.

Voorstel 5 algemene reserve, reserve vrije bestedingsruimte en risicovoorziening (zie

4.4.1, 4.4.2 en 4.5.1):

Het voorstel wordt:

  • ·

    De minimale omvang van de algemene reserve vast te stellen op € 2.100.000. De basis daarvoor is 5 maal de normering zoals opgenomen in de Handleiding artikel 12 Financiële Verhoudingswet.

  • ·

    Het instellen van een algemene risicovoorziening ter hoogte van € 5.500.000.

  • ·

    Jaarlijks beoordelen of de vastgestelde hoogte van de algemene reserve en de algemene risicovoorziening toereikend is.

  • ·

    De vorming van een reserve vrije bestedingsruimte door het hernoemen van de algemene reserve geen rente naar exploitatie.

  • ·

    Alle overtollige middelen voortkomende uit de herziening van de reserves en voorzieningen in deze nota toe te voegen aan de algemene reserve bouwgrond.

Voorstel 6 dekkingsreserve Oude Landen (zie 4.4.3):

  • ·

    Instellen van een dekkingsreserve Oude Landen.

  • ·

    In deze reserve de winst van het complex Oude Landen voor € 9.600.000 te storten in verband met de kosten voor het sportpark Oude Landen.

Voorstel 7 algemene reserve bouwgrond en voorziening verliesgevende complexen

bouwgrond (zie 4.4.4 en 4.5.5):

Het voorstel wordt:

  • ·

    De algemene reserve bouwgrond ook te zien als risicovoorziening.

  • ·

    De geprognosticeerde winsten van de Ruimtebalans niet langer mee te nemen bij het bepalen van de hoogte van de reserves en de bespaarde rente (dus alleen gerealiseerde winsten).

  • ·

    In stand houden van de voorziening verliesgevende complexen bouwgrond.

  • ·

    Voeding van de voorziening verliesgevende complexen laten plaatsvinden vanuit de algemene reserve bouwgrond (net zoals nu).

Voorstel 8 bestemmingsreserve bouwgrond cultuurfonds (zie 4.4.9):

Het voorstel wordt:

Opheffen van de reserve bouwgrond cultuurfonds.

Voorstel 9 bestemmingsreserve afval (zie 4.4.10):

Het voorstel wordt:

  • ·

    De reserve afval in stand houden voor het egaliseren van het saldo tussen baten en lasten van afval op rekeningbasis (egalisatie vindt plaats vóór resultaatbestemming).

  • ·

    Indien het saldo van de reserve na 2014 hoger is dan € 100.000,- het meerdere in het volgende jaar mee te nemen bij het berekenen van de nieuwe tarieven voor de afvalstoffenheffing.

Voorstel 10 bestemmingsreserve riolering en voorziening riolering (zie 4.4.11 en 4.5.9):

Het voorstel wordt:

  • ·

    De reserve riolering in stand houden voor het egaliseren van het saldo tussen inkomsten en uitgaven van riolering op rekening basis (egalisatie vindt plaats vóór resultaatbestemming).

  • ·

    Het egaliseren van de BTW-component van de riolering via de reserve riolering.

  • ·

    Het instellen van een voorziening riolering voor het egaliseren van het saldo tussen baten en lasten van riolering op begrotingsbasis.

  • ·

    Een bedrag van € 1.604.622 over te hevelen naar de voorziening riolering.

Voorstel 11 bestemmingsreserve P&O en voorziening afvloeiingsregelingen personeel(zie 4.4.12 en 4.5.7):

Het voorstel wordt:

  • ·

    Opheffen van de bestemmingsreserve P&O bij de jaarrekening 2011.

  • ·

    Hernoemen van de voorziening personele knelpunten naar Voorziening afvloeiingsreglingen personeel.

  • ·

    De jaaroverschotten van de personeelsbudgetten meenemen in de

    resultaatbestemming en niet storten in een aparte reserve.

  • ·

    Een bedrag van € 600.000 van de reserve P&O storten in de nieuwe voorziening afvloeiingsreglingen P&O.

  • ·

    Jaarlijks wordt opnieuw beoordeeld of de voorziening op een adequaat niveau is.

Voorstel 12 opheffen reserves en voorzieningen (zie 4.4.15, 4.4.16, 4.5.4 en 4.5.11):

  • ·

    De reserve van Gogh Museum op te heffen.

  • ·

    Opheffen van de reserve BTW compensatiefonds bij de jaarrekening 2014.

  • ·

    In de meerjarenraming jaarschijf 2015 rekening te houden met het wegvallen van de jaarlijkse bijdrage uit de reserve BTW compensatiefonds.

  • ·

    Opheffen risicovoorziening sanering Pastoorsmast bij de jaarrekening 2013.

  • ·

    De voorziening bijdragen derden t.b.v. investeringen opheffen.

Voorstel 13 onderhoudsfondsen (zie 4.4.18 t/m 4.4.25):

Het voorstel wordt:

  • ·

    Na vaststelling van de beheerplannen en bij voldoende beschikbare middelen instellen van onderhoudsvoorzieningen voor het groot onderhoud in de openbare ruimte.

  • ·

    Voor de vervanging van speelvoorzieningen een bestemmingsreserve aanhouden en deze reserve vervanging speeltoestellen noemen.

Voorstel 14 reserve onderhoud wegen (zie 4.4.26):

  • ·

    De reserve onderhoud wegen handhaven. Bij elk nieuw rapport van de weginspectie(tweejaarlijks) beoordelen of de reserve onderhoud wegen voor de komende vijf jaren voldoende is. Bij de kaderbrief kan indien noodzakelijk om extra budget verzocht worden.

Voorstel 15 voorziening claim jaarrekening 2002 (zie 4.5.3):

  • ·

    De risicovoorziening claim jaarrekening 2002 opheffen en het saldo toevoegen aan de risicovoorziening milieuschade Schenkels.

Voorstel 16 voorziening Pinckart / Spegelt (zie 4.5.10):

  • ·

    De naam van de voorziening afbouw Berkenbos wijzigen in voorziening Pinckart /Spegelt.

  • ·

    De voorziening Pinckart / Spegelt handhaven tot de werkzaamheden zijn voltooid.

Voorstel 17 overige reserves en voorzieningen:

  • ·

    De overige reserves en voorzieningen ongewijzigd in stand te houden.

3 regelgeving reserves en voorzieningen

3.1 relevante regelgeving

Er zijn een aantal relevante regelingen, die van belang zijn voor het te voeren beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen:

  • 1.

    Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

  • 2.

    Financiële verordening artikel 212 Gemeentewet

  • 3.

    Nota reserves en voorzieningen (uit 2005)

3.2 Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) provincies en gemeenten

Richtlijnen en voorschriften voor het gebruik van de reserves en voorzieningen zijn opgenomen in het BBV. In het BBV worden in de artikelen 43 en 44 de begrippen reserves en voorzieningen nader gedefinieerd en toegelicht. Het belangrijkste verschil tussen reserves en voorzieningen is dat de raad in het geval van reserves een grote vrijheid heeft om de bestemming van deze gelden te wijzigen. Om die reden, worden reserves als eigen vermogen aangeduid. In het geval van voorzieningen is er veelal sprake van verplichtingen.

Zolang de gemeenteraad de bestemming van geoormerkt geld nog kan veranderen, is er sprake van een bestemmingsreserve. Zodra dit niet meer kan, is er sprake van een voorziening.

3.2.1 Reserves

Reserves zijn vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en vanuit voorschriften en bedrijfseconomisch oogpunt vrij besteedbaar zijn. Reserves worden alleen gevormd, gewijzigd en opgeheven bij raadsbesluit. Reserves mogen niet negatief staan. Dit betekent dat eerst uitgeven een daarna sparen niet is toegestaan.

Artikel 43 van het BBV luidt als volgt:

  • 1.

    In de balans worden reserves onderscheiden naar:

  • a. de algemene reserve

  • b. bestemmingsreserves

  • 2.

    Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan de raad een bepaalde bestemming heeft gegeven.

3.2.1.1 Algemene reserves

De algemene reserves vormen in feite het spaargeld van de gemeente waaraan geen bestemming is gegeven. Een positief rekeningresultaat vormt de belangrijkste voedingsbron voor de algemene reserves. Daarmee is de algemene reserve (naast de hieronder toegelichte bestemmingsreserves) een belangrijk onderdeel van de weerstandscapaciteit van de gemeente Nuenen c.a.. Het gaat hierbij om de mate waarin de gemeente in staat is

de financiële consequenties van substantiële tegenvallers op te vangen.

3.2.1.2 Bestemmingsreserves

Naast de algemene reserve(s) kennen wij de bestemmingsreserves. Hierin is ‘spaargeld’ gestort waaraan een bestemming is gegeven. De bestemmingsreserves zijn door de gemeenteraad ingesteld voor het kunnen realiseren van een specifiek doel. De bestemmingsreserves maken daarom geen deel uit van de algemene weerstandscapaciteit. De raad is overigens vrij om de bestemming van deze reserves te wijzigen.

Bestemmingsreserves kunnen worden onderverdeeld in egalisatiereserves en overige bestemmingsreserves. Een egalisatiereserve wordt in de regel gebruikt voor het afromen van voor- en nadelige saldi van bepaald beleid door de jaren heen of om te komen tot een gelijkmatige verdeling van kosten over de jaren heen om piekvorming van kosten te voorkomen.

Een bestemmingsreserve is gerelateerd aan het doel waarvoor de reserve is ingesteld. Jaarlijks wordt de noodzaak en de omvang in relatie tot het doel van de reserves beoordeeld. Dit betekent niet dat in het geval een reserve ontoereikend is, dat direct een extra dotatie moet worden gedaan. Er zijn dan naast het wel toereikend maken, verschillende mogelijkheden, zoals uitstellen of versoberen van de uitvoering van het onderliggende beleid

of alternatieve dekkingsmogelijkheden zoeken. Een toevoeging aan reserves mag niet direct ten laste van de exploitatie, maar alleen ten laste van het rekeningresultaat worden gedaan en dan alleen voor zover de gemeente zich dit kan permitteren. Concreet betekent dit, dat in geval van een nadelig exploitatieresultaat voor bestemming in relatie met de omvang van de algemene reserves goed moet worden overwogen of dotaties aan reserves worden uitgevoerd.

Het besluit tot het instellen van een bestemmingsreserve heeft een ad hoc karakter. Enige terughoudendheid met het instellen van een reserve wordt gehanteerd om te voorkomen dat er teveel ‘potjes’ worden gevormd.

3.2.1.3 Stille reserves

Stille reserves, die van substantiële betekenis kunnen zijn, in relatie tot het balanstotaal dan wel de financiële positie, dienen zichtbaar te worden gemaakt bij de jaarrekening in de toelichting op de balans. Van een stille reserve is sprake als de marktwaarde (actuele opbrengstwaarde) van een actief hoger is dan de boekwaarde, die gebaseerd is op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Het betreft niet-bedrijfsgebonden activa (niet voor de

openbare dienst bestemd) die een aanzienlijk hogere waarde hebben dan de boekwaarde. Hiertoe behoren bijvoorbeeld gebouwen en (landbouw)gronden die in pacht zijn uitgegeven.

3.2.2 Voorzieningen

Voorzieningen worden op de balans gekenmerkt als vreemd vermogen. Aan een voorziening zijn namelijk middelen toegevoegd waarop een (min of meer onzekere) verplichting rust waardoor de middelen niet meer vrij besteedbaar zijn.

Artikel 44 van het BBV luidt als volgt:

  • 1.

    Voorzieningen worden gevormd wegens:

    a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten

    b. op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten

    c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

  • 2.

    Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden.

  • 3.

    Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.

Op grond van artikel 49, onderdeel b van het BBV worden in de balans onder de overlopende passiva afzonderlijk opgenomen de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren.

Het gaat bij voorzieningen om min of meer onzekere verplichtingen, die te zijner tijd schulden kunnen worden, zoals garantieverplichtingen en dergelijke. Ook kunnen voorzieningen betrekking hebben op verplichtingen samenhangend met het in de tijd onregelmatig gespreid zijn van bepaalde kosten, zoals groot onderhoud. Verder kunnen voorzieningen een schatting betreffen van de lasten voortvloeiend uit de bedrijfsvoering, zoals rechtsgedingen, reorganisaties en dergelijke. Voor de gevolgen van toekomstige gebeurtenissen, die niet in causale relatie staan tot het bedrijfsgebeuren in de periode voorafgaand aan de balansdatum, kunnen geen voorzieningen worden gevormd.

Er mogen geen voorzieningen worden getroffen voor jaarlijks terugkerende (aan arbeidskosten gerelateerde) verplichtingen van een vergelijkbaar volume. Reden hiervoor is dat dergelijke verplichtingen bij gemeenten reeds in de begroting en de meerjarenraming zijn verwerkt. Verplichtingen waarvan het bedrag oploopt dienen wel als voorziening te worden opgenomen, bijvoorbeeld kan gedacht worden aan wachtgeldverplichtingen bij personele krimp.

Voorzieningen moeten naar beste schatting dekkend zijn voor de achterliggende verplichtingen en risico’s. Als onderligger voor de voorzieningen wordt in de meeste gevallen gebruik gemaakt van beheerplannen. De onderbouwing, planning van de uitgaven en de voeding van de voorzieningen zijn in de beheerplannen samengevat en in de tijd uitgezet. Vereist is dat periodiek beheerplannen worden geëvalueerd en indien noodzakelijk worden bijgesteld.

3.2.3 Verwerking reserves en voorzieningen in programma's

Er bestaat een samenhang tussen de begroting (baten en lasten) en mutaties in reserves en voorzieningen. Technisch gezien wordt gesproken over resultaat vóór bestemming (of resultaatbepaling) en resultaat na bestemming (ofwel resultaatbestemming).

Zowel de vorming van, als de toevoeging aan een voorziening heeft een lastenverhogend effect. Uitgaven die ten laste van een voorziening komen, hebben geen effect op het resultaat. Er is alleen sprake van een balansmutatie. De uitgave c.q. last is immers bij de vorming van de voorziening al genomen. Vrijval van voorzieningen heeft een gunstig effect op het resultaat voor bestemming.

Zowel de vorming/toevoeging als de onttrekking aan reserves geschieden (via functie 980) in de sfeer van de resultaatbestemming. Daarom wordt een besteding van reserves anders verwerkt dan een uitgave ten laste van een voorziening. De besteding van een reserve vormt namelijk de dekking van de in de exploitatie verwerkte bijbehorende lasten.

3.3 Financiële verordening 212

In de Financiële verordening op grond van artikel 212 Gemeentewet zijn in artikel 10 de onderstaande hoofdlijnen van het beleid vastgesteld:

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

1. Het college biedt de raad een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen;

  • c.

    de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de

    voorzieningen.

2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een

investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

  • a.

    het specifieke doel van de reserve;

  • b.

    de voeding van de reserve;

  • c.

    de maximale hoogte van de reserve;

  • d.

    en de maximale looptijd.

3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

3.4 Nota reserves en voorzieningen 2005

In het kader van de uitwerking van de verordening ex art. 212 Gemeentewet is in 2005 een Nota reserves en voorzieningen vastgesteld. Hierin wordt het (wettelijk) onderscheid tussen reserves en voorzieningen toegelicht, zijn spelregels opgenomen op het gebied van vorming en besteding van reserves en voorzieningen, en worden de reserves en voorzieningen nader toegelicht en beoordeeld. De financiële uitwerking van wijzigingen en opheffingen van reserves en voorzieningen zijn verwerkt in een apart later (december 2005) voorgelegd raadsvoorstel.

De Nota reserves en voorzieningen 2005 heeft mede gediend voor deze voorliggende actualisatie van de Nota reserves en voorzieningen.

4 Omgang met reserves en voorzieningen

4.1 De functies van reserves en voorzieningen

In het totale financiële beleid hebben de reserves en voorzieningen verschillende functies, te weten:

  • a.

    de bufferfunctie

  • b.

    de bestedingsfunctie

  • c.

    de financieringsfunctie

  • d.

    de inkomensfunctie.

De onder a. en b. genoemde functies worden aangeduid als de primaire functies, de beide andere als secundaire functies.

Voor alle reserves en voorzieningen gelden deze functies in meer of mindere mate.

4.1.1 De bufferfunctie

Zoals is aangegeven is met name de algemene reserve bedoeld als buffer om bij bepaalde onvoorziene omstandigheden te kunnen worden ingezet. Dit geldt in principe ook voor bestemmingsreserves, die met een risicomotief zijn gevormd. Een buffervermogen is wenselijk, enerzijds om onvoorziene tegenvallers op te vangen en anderzijds om noodzakelijke aanpassingsprocessen soepel te kunnen laten verlopen. De omvang van het

buffervermogen is niet eenduidig objectief te bepalen omdat zowel het aantal als de omvang van onvoorziene omstandigheden niet voorspelbaar zijn. In de praktijk wordt een norm gehanteerd voor het aanhouden van een minimaal niveau aan reserves. Hier wordt in het vervolg van deze nota op teruggekomen.

4.1.2 De bestedingsfunctie

De overige reserves en voorzieningen zijn, al dan niet verplicht, in het leven geroepen om besteed te worden aan een van tevoren bepaald doel. Bij de zogenaamde bestemmingsreserves ligt het bestedingsdoel vast. Bij reserves met een bestedingsfunctie is een onderscheid te maken tussen:

  • eenmalige, op korte termijn te realiseren doelen, meestal in de investeringssfeer

  • in de tijd gezien ongelimiteerde doelen, waarvoor steeds naar behoefte een beroep op de reserve wordt gedaan.

4.1.3 De financieringsfunctie

Van belang is hierbij de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido). Deze wet beoogt een solide financieringswijze van de decentrale overheden te bevorderen en schommelingen van rentelasten zo veel mogelijk te beperken. De financiering van kapitaaluitgaven kan geschieden door het gebruiken van de reserves en voorzieningen als financieringsmiddel (interne financiering) of anderzijds door het aantrekken van vaste geldleningen (externe financiering). Bij gebruik van reserves (eigen vermogen) en voorzieningen (vreemd vermogen) behoeft geen beroep te worden gedaan op de geld- en kapitaalmarkt.

Indien een reserve of voorziening wordt aangewend ter dekking van het doel waarvoor deze is ingesteld, vervalt automatisch de financieringsfunctie.

4.1.4 De inkomensfunctie

Door aanwending van reserves en voorzieningen voor de financiering van kapitaaluitgaven wordt op, aan externe financiers te betalen rentelasten, bespaard. Gemeenten kunnen er voor kiezen om binnen de renteomslag (is het gemiddelde percentage waarmee de activa op de balans worden aangeslagen voor rentelasten) rekening te houden met een rentepercentage als gevolg van de inzet van eigen financieringsmiddelen. Aan de producten (lees: de activa) van de algemene dienst wordt dan rente toegerekend.

Omdat deze rentelast niet aan externe financiers terugbetaald hoeft te worden maar binnen de eigen boekhouding van de gemeente blijft, wordt veelal gesproken over “bespaarde rente”.

Deze rente die vrij beschikbaar komt, kan worden toegevoegd aan de reserve, die als financieringsmiddel heeft gediend. Een andere optie is om de rente als structureel dekkingsmiddel ten gunste van de exploitatie te brengen. Deze laatste handelswijze impliceert dat, indien de desbetreffende reserve geheel of gedeeltelijk wordt aangewend, de renteopbrengst vervalt en er in de exploitatie een structureel tekort ontstaat. In dat geval is sprake van een beperking in de besteedbaarheid van de reserve.

4.2 Reserves en voorzieningen in relatie tot investeringen

Bij de vraag of investeringen geheel of gedeeltelijk direct ten laste van reserves mogen worden gebracht maakt het BBV onderscheid tussen investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte.

4.2.1 Investeringen met een economisch nut

Investeringen met een economisch nut zijn investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid om middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. Dat een gemeente ervoor kan kiezen ergens geen kostendekkend tarief voor te heffen is niet relevant voor de vraag of een actief economisch nut heeft. Een vergelijkbare redenering geldt voor de verhandelbaarheid. Het gaat om de mogelijkheid de activa te verkopen, niet om de vraag of de gemeente het actief ook daadwerkelijk wil verkopen. Dit betekent onder meer dat alle gebouwen een economisch nut hebben, er is immers een markt voor gebouwen.

Het uitgangspunt is dat activa met een economisch nut worden geactiveerd. Het kan gewenst zijn om in bepaalde gevallen toch het eigen vermogen als dekking in te zetten, bijvoorbeeld wanneer dit tot budgettaire verlichting leidt van een begroting die op voorhand moeilijk sluitend te krijgen is. Dit gebeurt dan in de vorm van dekking van de kapitaallasten (bruto methode van activeren). Een flexibele inzet van het eigen vermogen blijft hiermee

mogelijk.

Een voorbeeld: Er wordt een nieuwe school gebouwd door de gemeente voor € 2,7 miljoen. De jaarlijkse kapitaallasten bedragen € 200.000 (bij afschrijving in 40 jaar). De ruimte in de exploitatie is niet voldoende om deze jaarlijkse lasten te dragen. In de exploitatie is ruimte voor € 100.000 aan kapitaallasten. Omdat de gemeente nog een algemene reserve heeft kan ze de helft van de investeringskosten (€ 1,35 miljoen) bekostigen uit de algemene reserve. De investering wordt nu geactiveerd voor € 2,7 miljoen, dus wordt bruto geactiveerd inclusief het gedeelte dat uit de algemene reserve wordt bekostigd. De kapitaallasten bedragen jaarlijks € 200.000. De dekking komt voor € 100.000 uit de exploitatie. Het bedrag van € 1,35 miljoen uit de algemene reserve wordt gestort in een dekkingsreserve en valt elk jaar voor 1/40e deel vrij ter dekking van de helft van de afschrijving van de investering. De bespaarde rente over de dekkingsreserve is elk jaar gelijk aan de helft van de rente over de investering.

Bijdragen van derden met een directe relatie met een actief worden op de waardering daarvan in mindering gebracht. Het gaat bijvoorbeeld om rijksbijdragen, bijdragen van personen of stichtingen aan specifieke musea of andere culturele instellingen en dergelijke.

De reden dat deze bijdragen in mindering op de activa mogen worden gebracht is dat dit ook voor privaatrechtelijke rechtspersonen is toegestaan.

Voorstel 1 Investeringen met een economisch nut:

Voor investeringen met een economisch nut de volgende werkwijze hanteren:

• Investeringen met een economisch nut worden geactiveerd.

• De investering als hiervoor bedoeld wordt, onder aftrek van bijdragen van derden die in directe relatie staan met de investering, afgeschreven overeenkomstig de technisch en/of economische levensduur.

• De raad kan op voorstel van het college besluiten om (bestemmings)reserves te betrekken bij investeringen met een economisch nut. De (bestemmings)reserves worden in dat geval niet rechtstreeks op de investering in mindering gebracht, maar via afschrijving ten gunste van de exploitatie gebracht (bruto methode van activeren). Op deze wijze worden zuivere kosten in de exploitatie verantwoord.

4.2.2 Investeringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte

Wat betreft investeringen in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut, maar geen economisch nut, rijst de vraag of deze wel of niet geactiveerd moeten of mogen worden. Enerzijds zijn deze activa van groot belang voor gemeenten. Het betreft immers wegen, water, bruggen en dergelijke. Anderzijds gaat het hier typisch om investeringen die meestal niet worden vervangen, maar die daarentegen veel onderhoud met zich meebrengen. Met andere woorden: voor deze investeringen is het goed verwerken van het onderhoud in de begroting en meerjarenraming essentieel. Het al dan niet activeren van dergelijke investeringen draagt niet bijzonder bij aan het inzicht in de financiële positie van gemeenten. Om deze reden heeft het de voorkeur om investeringen met een maatschappelijk nut niet te activeren. Dit zou er echter toe kunnen leiden dat sommige gemeenten belangrijke investeringen in bijvoorbeeld rotondes niet meer kunnen doen, omdat op dat moment de middelen ontbreken om de aanleg van een rotonde in één keer te kunnen financieren. Gelet hierop staat de wetgever toe dat investeringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte worden geactiveerd.

De provincie heeft bij de goedkeuring van de begroting 2011-2014 aangegeven dat het noodzakelijk is om goed te letten op het bekostigen van structurele lasten door structurele baten. Ook in het licht hiervan is het belangrijk om lasten die incidenteel genomen kunnen worden zo veel mogelijk ook incidenteel te bekostigen. Als investeringen in maatschappelijk nut geactiveerd worden dan wordt de begroting belast met structurele lasten. Het zoeken van bezuinigingen in financieel mindere tijden zorgt dan ook voor problemen omdat een groter deel van de structurele lasten bestaat uit kapitaallasten.

Voorkeur is dus ook om deze investeringen niet te activeren en in één keer ten laste van de exploitatie, reserves of bijdragen van derden te brengen. Mochten de middelen hiervoor ontbreken en er is ruimte in de exploitatie dan zal activering plaats vinden voor een zo kort mogelijke tijd, namelijk 15 jaar.

Indien investeringen in maatschappelijk nut wel worden geactiveerd dan staat de wetgever toe om extra af te schrijven afhankelijk van het resultaat. Bij investeringen in economisch nut is dit niet toegestaan.

Voorgesteld wordt om de bestaande investeringen in maatschappelijk nut afhankelijk van incidentele ruimte in de begroting en jaarresultaten vervroegd af te schrijven om structurele ruimte in de begroting te creëren. Indien er voorgesteld wordt om vervroegd af te schrijven dan zal een voorstel hiervoor voorgelegd worden.

Het is toegestaan dat bijdragen van derden op activa in mindering mogen worden gebracht. Daarnaast geldt voor investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut dat op deze activa reserves in mindering mogen worden gebracht, omdat het de voorkeur heeft dat deze activa niet worden geactiveerd. Indien deze investeringen worden geactiveerd vindt in tegenstelling tot de investeringen met economisch nut dus netto activering plaats (investeringsbedrag minus bijdrage van reserves)

Voor nieuwe investeringen die nog niet in de begroting staan wordt voorgesteld deze af te schrijven conform het voorstel en dit mee te nemen in de nieuwe beleidsnota “waardering, afschrijving en activa.”

Voorstel 2 Investeringen met een maatschappelijk nut:

Voor investeringen met een maatschappelijk nut die nu nog niet in de begroting zijn opgenomen de volgende werkwijze hanteren:

• Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden niet geactiveerd. De investering wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht, waarbij op de investering rechtstreeks in mindering wordt gebracht:

- bijdragen van derden die in directe relatie staan met de investering;

- bijdragen uit (bestemmings)reserves.

• In afwijking van het bepaalde onder de eerste bullet kan de raad bij grote uitzondering op voorstel van het college besluiten om investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut wel te activeren. De activa worden in dat geval zo snel mogelijk afgeschreven. Hierbij wordt gekozen voor een afschrijvingstermijn van 15 jaar.

• Dit meenemen in de nieuwe beleidsnota "waardering, afschrijving en activa".

• Bestaande investeringen in maatschappelijk nut afhankelijk van incidentele ruimte in de begroting en jaarresultaten vervroegd afschrijven om structurele ruimte in de begroting te creëren.

Het voorstaande zal verder worden uitgewerkt in de beleidsnota 'waardering, afschrijving en activa'. Het is echter van belang om in deze rapportage hieraan aandacht te besteden.

4.3 Reserves en voorzieningen in relatie tot rente

4.3.1 Rente als bijzondere baten en lasten

De gemeente Nuenen c.a. kent een systeem van totaalfinanciering. Dit betekent dat er geen directe relatie bestaat tussen een investering en de daarvoor benodigde financieringsmiddelen. Door het toepassen van totaalfinanciering kan op efficiëntere wijze op de kapitaalmarkt worden geopereerd, waardoor zo gunstig mogelijke condities bedongen kunnen worden. De gemeente voorziet met aangetrokken geldleningen (kort- of langlopend) in de totale behoefte aan financiering en er wordt dus niet per afzonderlijke investering een lening afgesloten. Deze financieringsmiddelen brengen rentelasten met zich mee, die worden verantwoord in de gemeentelijke exploitatie. Deze rentelasten kunnen worden toegerekend aan de gemeentelijke producten.

Het hebben van reserves beperkt voor de gemeente de noodzaak om vreemd vermogen aan te trekken als financieringsmiddel voor investeringen. Voor zover de gemeente reserves (en langlopende voorzieningen) gebruikt om investeringen te financieren, als onderdeel van de totaalfinanciering, is het niet nodig rentedragende geldleningen af te sluiten. De rentekosten die hierdoor worden vermeden, wordt de bespaarde rente genoemd. Of met deze bespaarde rente ook gerekend wordt, is de keus van de gemeente. En als er met bespaarde rente gerekend wordt, dan is het ook nog een keus om deze bespaarde rente ten gunste van de exploitatie te brengen of bij te schrijven op de reserves.

4.3.2 Methode renteberekening

Teneinde de rente te kunnen bepalen, welke aan investeringen moet worden toegerekend is het bij gemeenten gebruikelijk om de rente te verdelen op basis van een renteomslagmethode. In de praktijk komen drie methoden van renteomslag voor:

  • 1.

    In de renteomslag wordt ook berekende rente over eigen vermogen en voorzieningen verwerkt (bespaarde rente).

  • 2.

    Alleen de werkelijk betaalde rente wordt verwerkt in de renteomslag.

  • 3.

    Er wordt geen renteomslag toegepast.

Een gemeente die methode 1 toepast moet op grond van artikel 2, vierde lid BBV, de bespaarde rente over het eigen vermogen onder de baten en lasten opnemen. Dit wil zeggen dat over alle aanwezige activa rente berekend wordt. Deze rente wordt vervolgens als last toegerekend aan de producten (als onderdeel van de kapitaallasten). Omdat bij deze methode geen onderscheid wordt gemaakt in de wijze van financiering (middels het aantrekken van leningen of door financiering middels eigen middelen), moet de bespaarde rente over de reserves en voorzieningen ook als bate worden verwerkt. Zodoende is deze rente dan zowel als last (toegerekend aan de producten) als bate verwerkt. De toegerekende rente minus deze bespaarde rente vormen dan per saldo de externe rentelast.

Een gemeente die methode 2 of methode 3 toepast neemt geen bespaarde rente mee in de renteomslag en hoeft deze dan ook niet op te nemen bij de baten en lasten.

In de gemeente Nuenen c.a. wordt gebruik gemaakt van methode 1. Hiervoor is een tweetal argumenten aan te wijzen:

  • De gemeente heeft de behoefte om ten aanzien van de gemeentelijke taken een kostprijs te kunnen berekenen. De financieringswijze dient hierbij geen rol te spelen.

  • De gemeente heeft ook eigen vermogen waarmee in de financieringsbehoefte wordt voorzien, zonder methodiek van bespaarde rente is het niet mogelijk om rente aan activa te kunnen toerekenen.

De argumenten voor de keuze van de renteomslag zijn nog steeds valide.

Voorstel 3 Renteomslag:

In de renteomslag wordt ook de berekende rente over eigen vermogen (reserves) en voorzieningen verwerkt (bespaarde rente).

4.3.3 Methode van toerekening van rente

Met de berekende bespaarde rente kan op een aantal manieren worden omgegaan. Zo kan de rente die is berekend weer in zijn geheel worden toegevoegd aan het eigen vermogen.

Het is ook mogelijk om de berekende bespaarde rente volledig ten gunste van de exploitatie te laten komen. In de derde plaats is het uiteraard mogelijk om een mix van beide mogelijkheden te kiezen.

De argumenten die gelden voor het toevoegen van de rente aan het eigen vermogen zijn gebaseerd op het voorzichtigheidsprincipe. Het eigen vermogen is dan te allen tijde beschikbaar om ingezet te worden, zonder dat dit gevolgen heeft voor de exploitatie. Indien de bespaarde rente ten gunste van de exploitatie wordt gebracht betekent dit een directe verbreding van de budgettaire ruimte. Reserves zijn dan niet zonder meer inzetbaar, omdat daardoor bespaarde rente wegvalt en hiervoor additionele maatregelen moeten worden getroffen.

Huidige methode rentetoerekening:

De huidige methode van rentetoerekening in de gemeente Nuenen c.a. is als volgt:

  • Als rekenrente wordt uitgegaan van 5%

  • 100% van de bespaarde rente van de algemene reserve wordt structureel toegevoegd aan de exploitatie.

  • 100% van de bespaarde rente van de algemene reserve bouwgrond wordt structureel toegevoegd aan de algemene reserve bouwgrond.

  • 100% van de bespaarde rente van bestemmingsreserves bouwgrond wordt structureel toegevoegd aan de bestemmingsreserves bouwgrond.

  • 100% van de bespaarde rente van de bestemmingsreserve speelvoorzieningen wordt structureel toegevoegd aan de bestemmingsreserve speelvoorzieningen.

  • 100% van de bespaarde rente van bestemmingsreserves (exclusief bouwgrond en speelvoorzieningen) wordt structureel toegevoegd aan de exploitatie.

  • 100% van de bespaarde rente over de voorzieningen wordt structureel toegevoegd aan de exploitatie.

Structurele versus incidentele rente:

Gekozen kan worden voor een onderscheid in de aanwending van de bespaarde rente in een structureel en een incidenteel deel. Aan de ene kant wordt dan zorg gedragen voor de beschikbaarheid van de weerstandscapaciteit. Aan de andere kant kunnen op deze wijze ook de huidige inwoners profiteren over de middelen die thans beschikbaar zijn (vruchtgebruik).

Door deze methode wordt tegemoet gekomen aan het principe dat structurele lasten gedekt moeten worden door structurele baten.

Op 21 december 2010 is een brief van de Provincie ontvangen waarin ze aangeven wat hun bevindingen zijn over de begroting 2011-2014 van de gemeente Nuenen c.a.. In deze brief staat: “Om uw controlerende rol adequaat te kunnen uitoefenen, lijkt het ons van essentieel belang om een helder inzicht te hebben in de structurele saldi van de begroting en meerjarenraming. In uw begroting 2011 wordt echter geen helder inzicht geboden in het structurele saldo van de (meerjaren)begroting. Een overzicht van incidentele baten en lasten is hiervoor een bruikbaar hulpmiddel, maar dit overzicht ontbreekt in uw begroting.”

Voor de toezichtstaak van de provincie is een overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten van substantieel belang om het materiële evenwicht van de begroting te kunnen beoordelen. Hiervoor geldt dat structurele lasten dienen te worden gedekt door structurele baten. Door een overzicht te bieden van incidentele baten en lasten kan worden nagegaan of er sprake is van materieel evenwicht. Het materiële evenwicht en daaruit voortvloeiend het duurzaam financiële evenwicht zijn voor de toekomstvisie van een gemeenteraad eveneens van evident belang.

Om een goed inzicht te krijgen in de structurele en incidentele baten van de gemeente Nuenen c.a. is het van belang om ook voor de bespaarde rente duidelijk te hebben welk gedeelte incidenteel en welk gedeelte structureel is. De financiële risico’s van de gemeente worden beperkt als een deel van de rentebaten incidenteel gebruikt wordt voor uitgaven.

Benutting van de reserves en voorzieningen heeft dan namelijk niet meer het gevolg dat er op structurele uitgaven bespaard moet worden.

Voor de bestemmingsreserves wordt een onderscheid gemaakt in een structureel gedeelte en een incidenteel gedeelte. Het structurele niveau van de bestemmingsreserves wordt bepaald op de laagste stand van de periode tot en met 2015. De laagste stand wordt bepaald als het totaal van alle bestemmingsreserves, behalve de reserves die samenhangen met de bouwgrondexploitatiegebieden (omdat de rente niet toegevoegd wordt aan de exploitatie) en de onderhoudsfondsen die mogelijk op termijn een voorziening zullen worden. De laagste stand is dan € 2.700.000.

Risicoanalyse Ruimtebalans

In februari is de raad vertrouwelijk geïnformeerd over de uitkomsten van de risicoanalyse Ruimtebalans. Op basis hiervan is in deze nota rekening gehouden met consequenties van deze risicoanalyse. Hierin wordt aangegeven om:

  • voor de bouwgrondexploitatiegebieden een weerstandscapaciteit aan te houden van in totaal ca. € 9.000.000

  • niet langer beïnvloeden van de algemene dienst door de financiële gevolgen van de bouwgrondexploitatiegebieden.

In het voorstel tot het vaststellen van de herprioritering projecten Ruimtebalans en aanvullende beheersmaatregelen is aangegeven welke beheersmaatregelen worden voorgesteld om het risico te verkleinen. Als gevolg van een aantal maatregelen is op dit moment een weerstandsvermogen benodigd van € 6,1 miljoen in plaats van € 9,0 miljoen.

Omdat voorgesteld wordt om de algemene dienst niet langer te beïnvloeden door de resultaten van de bouwgrondexploitatiegebieden wordt in deze nota voorgesteld om rente toe te voegen aan de reserves die samenhangen met de bouwgrondexploitatiegebieden (de algemene reserve bouwgrond en de bestemmingsreserves bovenwijkse voorzieningen, sociale volkshuisvesting, parkmanagement en fonds groen voor rood). Op deze manier wordt voorkomen dat wijzigingen in de resultaten van de bouwgrondexploitatiegebieden gevolgen hebben voor de algemene dienst.

In het verleden zijn in contracten andere percentages gehanteerd dan de interne rekenrente. Bij daling van de rente loopt de gemeente een financieel risico. Om het risico te minimaliseren wordt voorgesteld om in contracten hetzelfde percentage te hanteren als de interne rekenrente.

Fasering

Omdat direct invoeren van het hele advies grote gevolgen heeft wordt voorgesteld om een fasering in te voeren. In bijlage 1 worden de financiële consequenties van de hele nota inzichtelijk gemaakt.

In deze Nota reserves en voorzieningen wordt verder niet ingegaan op de vraag hoe de rekenrente wordt bepaald, maar wordt voorgesteld het huidige percentage te blijven hanteren. Bij de uitgangspunten van de begroting zal jaarlijks worden aangegeven welk percentage gehanteerd wordt voor de rekenrente.

Voorstel 4 methode renteberekening:

De aangepaste methode van rentetoerekening in de gemeente Nuenen c.a..:

Op basis van de meerjarige renteomslag en de rentevisie het renteomslagpercentage jaarlijks vast te stellen en voor 2012 op 5%.

De rekenrente ook te hanteren voor nieuwe contracten.

100% van de bespaarde rente van het vaste deel van de algemene reserve structureel toe te voegen aan de exploitatie. (zie paragraaf 4.4.1 voor de berekening vaste deel algemene reserve) vanaf 01-01-2012.

100% van de bespaarde rente van de dekkingsreserve Oude Landen structureel toe te voegen aan de exploitatie.

100% van de bespaarde rente van het structurele niveau bestemmingsreserves structureel toe te voegen aan de exploitatie vanaf 01-01-2012.

Het structurele niveau van de bestemmingsreserves vast te stellen op het laagste niveau in de komende 5 jaar. De laagste stand wordt bepaald als het totaal van alle bestemmingsreserves, behalve de reserves die samenhangen met de bouwgrondexploitatiegebieden (omdat de rente niet toegevoegd wordt aan de exploitatie) en de onderhoudsfondsen die mogelijk op termijn een voorziening zullen worden. Voor de periode 2011-2015 is dat €2.700.000.

De rente over de reserve begraafplaats Oude Landen betrekken bij het saldo baten en lasten van de begraafplaats (zie paragraaf 4.4.14)

De jaarlijkse bespaarde rente boven het structurele niveau wordt toegevoegd aan de exploitatie als incidentele dekking vanaf 01-01-2014.

Er wordt geen bespaarde rente aan reserves toegevoegd met uitzondering van de algemene reserve bouwgrond, de reserve vrije bestedingsruimte, de bestemmingsreserves bovenwijkse voorzieningen, sociale volkshuisvesting, parkmanagement en fonds groen voor rood vanaf 01-01-2012.

100% van de bespaarde rente over de voorzieningen wordt toegevoegd aan de exploitatie als incidentele dekking vanaf 01-01-2012.

100% van de bespaarde rente over de risicovoorziening wordt toegevoegd aan de exploitatie als incidentele dekking vanaf 01-01-2012.

Bovenstaande uitgangspunten worden verder meegenomen bij de beoordeling van de reserves en voorzieningen in de paragrafen 4.4 en 4.5. In bijlage 1 worden de financiële gevolgen van de aangepaste renteberekening nader toegelicht.

4.4 Beoordeling reserves

4.4.1 De algemene reserve

De algemene reserve heeft vooral een bufferfunctie om ongewenste en onvoorziene toekomstige tegenvallers op te kunnen vangen. Daarnaast is er de functie van afdekking van bestaande en toekomstige risico’s. Het gaat dan om risico’s waarvoor geen voorziening kan worden gevormd, omdat geen inschatting gemaakt kan worden van het bedrag van de schade of verlies dat ermee gemoeid kan zijn. Denk bijvoorbeeld aan ondernemersrisico’s en open-eind regelingen. Het BBV schrijft voor dat dit soort risico’s moeten worden opgenomen in de verplicht voorgeschreven paragraaf over het weerstandsvermogen. De algemene reserve kan in dat geval dienen als dekking voor dergelijke risico’s.

Om de omvang van de algemene reserve te bepalen is aansluiting gezocht bij de richtlijnen zoals opgenomen in de Handleiding artikel 12 Financiële Verhoudingswet. Voorgesteld wordt om 5 maal deze artikel 12 normering van de vrij te laten aanwendbare reserves te hanteren.

De norm bedraagt 5 * 2% van de som van het totaal van alle verdeelmaatstaven (dus inclusief de aftrekpost OZB) en de (tot 100% herrekende) inkomstenmaatstaf OZB van de algemene uitkering uit het gemeentefonds, voor de gemeente Nuenen c.a. is dit afgerond € 2.100.000.

Voor de gemeente Nuenen c.a. is nog geen actuele integrale risicoanalyse samengesteld. In de paragraaf weerstandsvermogen zijn een aantal risico’s benoemd. Deze zijn echter niet gekwantificeerd. Een uitzondering hierop zijn de grondexploitaties voor de huidige verliesgevende complexen. Bij de actualisatie van grondexploitaties wordt voor alle verliesgevende exploitaties een aparte voorziening getroffen. Bij de jaarrekening 2010 is deze voorziening bepaald op ruim € 3.200.000 per 31 december 2010. De noodzakelijke hoogte van deze voorziening kan dan ook onderbouwd worden en maakt geen deel uit van een globale risicoanalyse. De risico’s van complexen die nu nog niet negatief zijn, zijn hierin niet meegenomen. In paragraaf 4.4.4 worden deze risico´s besproken.

Voor de niet aan de bouwgrond gerelateerde risico’s gaan we kortheidshalve we uit van een globale benadering via een zogenaamde gevoeligheidsanalyse van de programma’s.

Deze systematiek gaat uit van de veronderstelling dat circa 10 % van alle uitgavenbudgetten exclusief de bouwgrond risicovol zijn. Voor Nuenen is dit circa € 3.750.000. Daarnaast vormen ook de gemeentelijke inkomsten en vooral de algemene uitkering een risico. Voorzichtigheidshalve gaan we daarbij uit van € 1.750.000 (10% van de bruto algemene uitkering). Op basis van deze benadering zal de omvang van de algehele risicovoorziening

€ 5.500.000 moeten zijn (programmarisico € 3.750.000 + Gemeentefonds € 1.750.000).

De huidige omvang van de algemene reserve per 31 december 2010 conform de Jaarrekening 2010 bedraagt € 10.652.000. Hiervan is door de raad al € 1.000.000 bestemd voor een bestemmingsreserve begraafplaats Oude Landen. Het restant ad € 9.652.000 is ruim toereikend voor de vorming van een algemene reserve ad € 2.100.000 en een algemene risicovoorziening van € 5.500.000. Het overschot ad € 2.052.000 (€ 9.652.000 minus € 2.100.000 minus € 5.500.000) kan toegevoegd worden aan de algemene reserve bouwgrond in verband met de benodigde weerstandscapaciteit zoals vermeld in de risicoanalyse van de bouwgrond (zie paragraaf 4.4.4).

Voorstel 5 algemene reserve, reserve vrije bestedingsruimte en risicovoorziening:

Het voorstel wordt:

• De minimale omvang van de algemene reserve vast te stellen op €2.100.000. De basis daarvoor is 5 maal de normering zoals opgenmoen in de Handleiding artikel 12 Financiële Verhoudingswet.

• Het instellen van een algemene risicovoorziening ter hoogte van €5.500.000.

• Jaarlijks beoordelen of de vastgestelde hoogte van de algemene reserve en de algemene risicovoorziening toereikend is.

• De vorming van een reserve vrije bestedingsruimte door het hernoemen van de algemene reserve geen rente naar exploitatie.

• Alle overtollige middelen voortkomende uit de herziening van de reserves en voorzieningen in deze nota toe te voegen aan de algemene reserve bouwgrond.

4.4.2 Algemene reserve geen rente naar exploitatie

Bij de bestemming van het jaarrekeningresultaat 2009 is deze reserve ingesteld. Het niet bestemde resultaat van de jaarrekening wordt gestort in de reserve vrije bestedingsruimte en de rente daarover wordt niet toegerekend aan de exploitatie maar aan de reserve. Daarmee wordt het mogelijk gemaakt om deze middelen, indien nodig, in te zetten voor de gevolgen van het actualiseren en doorrekenen van de bestaande meerjarenbegroting, noodzakelijke aanvulling van de voorziening wethouderspensioenen en het overbruggen van incidentele tekorten in de begroting in de periode 2011-2014.

Zie voorstel 4 en 5:

De reserve hernoemen naar reserve vrije bestedingsruimte en de rente toevoegen aan de reserve vrije bestedingsruimte.

4.4.3 Dekkingsreserve Oude Landen

In de grondexploitatie van Luistruik / Oude Landen was ook de aanleg van het sportpark Oude Landen meegenomen. Omdat de aanleg van het sportpark geactiveerd moest worden zijn de kosten van het sportpark uit de grondexploitatie gehaald en werd de geraamde winst van het complex Luistruik / Oude Landen hoger. Deze hogere winst is nodig ter dekken van de kapitaallasten van het sportpark. Om deze reden is het logisch de hogere winst te storten in een aparte (dekkings)reserve. De rente over deze reserve dient als dekking voor de kapitaallasten. Bij de risicoanalayse van de grondexploitatie is ook rekening gehouden met deze geraamde winst. Het project Luistruik / Oude Landen is het enige project waarbij een winstname geraamd is als storting in een reserve.

De winst binnen de grondexploitatie van Luistruik / Oude Landen was oorspronkelijk verwacht in 2011/2012. Op basis van de herrekening bij de jaarrekening 2010 is dit verschoven naar 2014/2015. De gemiste rente in de exploitatie wordt opgevangen binnen de grondexploitatie van het project Luistruik / Oude Landen.

Voorstel 6 dekkingsreserve Oude Landen:

Instellen van een dekkingsreserve Oude Landen.

• In deze reserve de winst van het complex Oude Landen van €9.600.000 te storten

Zie voorstel 4:

• De rente over deze reserve structureel toe te voegen aan de exploitatie.

4.4.4 Bouwgrond Algemene reserve

De doelstelling van de algemene reserve bouwgrondexploitatie is een financiële buffer voor het afdekken van financiële risico’s in de planexploitaties. De voeding van deze reserve wordt gevormd door de voordelige resultaten van planexploitaties.

Voor de afdekking van de huidige negatieve planexploitaties is een specifieke voorziening ‘verliesgevende complexen bouwgrond’ ingesteld, die gevoed wordt vanuit de algemene reserve bouwgrond.

In de raad van februari zijn vertrouwelijk de uitkomsten van de risicoanalyse Ruimtebalans gepresenteerd. Op basis hiervan is in deze nota rekening gehouden met consequenties van deze risicoanalyse. Hierin wordt aangegeven om:

  • voor de bouwgrondexploitatiegebieden een weerstandscapaciteit aan te houden van in totaal ca. € 9.000.000

  • niet langer beïnvloeden van de algemene dienst door de financiële gevolgen van de bouwgrondexploitatiegebieden.

In het voorstel voor de herprioritering is aangegeven welke beheersmaatregelen worden voorgesteld om het risico te verkleinen. Als gevolg van een aantal maatregelen is een weerstandsvermogen benodigd van € 6,1 miljoen in plaats van € 9,0 miljoen.

Om deze reden wordt voorgesteld de algemene reserve bouwgrond in stand te houden, deze te gebruiken als risicovoorziening voor de bouwgrond en de rente aan de reserve toe te voegen. Verder wordt voorgesteld de geprognosticeerde winsten van de Ruimtebalans niet langer mee te nemen bij het bepalen van de hoogte van de reserves en de bespaarde rente.

Omdat in de raad van 7 april 2011 is besloten om geen extra gelden uit de reserves te onttrekken voor reconstructie van de Kerkstraat is de geraamde onttrekking hierop aangepast.

Voorstel 7 algemene reserve bouwgrond en voorziening verliesgevende complexen bouwgrond:

Het voorstel wordt:

• De algemene reserve bouwgrond ook te zien als risicovoorziening.

• De geprognosticeerde winsten van de Ruimtebelans niet langer mee te nemen bij het bepalen van de hoogte van de reserves en de bespaarde rente (dus alleen gerealiseerde winsten).

• Voeding van de voorziening verliesgevende complexen laten plaatsvinden vanuit de algemene reserve bouwgrond (net zoals nu).

4.4.5 Reserve bouwgrond bovenwijkse voorzieningen

Deze bestemmingsreserve is bedoeld ter dekking van de lasten van investeringen met een zogeheten ‘bovenwijks’ karakter. Daarbij is te denken aan investeringen in de groene, grijze en blauwe infrastructuur (ontsluitingswegen, grootschalige groen- of watervoorzieningen, verkeersstructuur).

Het beleid voor bovenwijkse voorzieningen is vastgelegd in de structuurvisie op kaartmateriaal. De reserve bovenwijkse voorzieningen wordt gevoed vanuit anterieure overeenkomsten/bijdragen op basis van de Nota grondbeleid en vanuit incidentele op te stellen publiekrechtelijke overeenkomsten met als basis het kostenverhaal via het exploitatieplan.

Onder deze reserve liggen reeds een aantal raadsbesluiten voor uitvoering van projecten die hieruit gefinancierd gaan worden.

In de raad van februari zijn vertrouwelijk de uitkomsten van de risicoanalyse Ruimtebalans gepresenteerd. Op basis hiervan is in deze nota rekening gehouden met consequenties van deze risicoanalyse. De kern van de risicoanalyse was om de algemene dienst niet langer te beïnvloeden door de resultaten van de bouwgrondexploitatiegebieden. Om deze reden wordt voorgesteld de rente aan de reserve toe te voegen.

Door de herrekening van de jaarrekening en het voorstel tot het vaststellen van de herprioritering projecten Ruimtebalans en aanvullende beheersmaatregelen laat de reserve bovenwijkse voorzieningen in een aantal jaren een negatief beeld zien. Dit beeld kan aangepast worden als voor een aantal projecten die nu opgenomen zijn als verwachtte uitgaven, maar waar nog geen raadsbesluit ten grondslag aan ligt de verwachtte uitgaven als gevolg van een nauwkeurigere raming aangepast kan worden. In de kaderbrief voor het desbetreffende jaar dat de reserve negatief loopt zal een voorstel tot aanvulling of een voorstel tot aanpassing van uitgaven opgenomen worden, indien het negatieve beeld blijft bestaan.

Zie voorstel 4 en 17:

In stand houden van de reserve Bovenwijkse voorzieningen. De rente aan de reserve bovenwijkse voorzieningen zelf toevoegen.

4.4.6 Reserve bouwgrond sociale volkshuisvesting

Deze bestemmingsreserve is gevormd om initiatieven op het gebied van de sociale volkshuisvesting te stimuleren. Gezien het woningbouwprogramma is dit opgenomen in de ‘Ruimtebalans’. De reserve wordt gevoed vanuit anterieure overeenkomsten/bijdragen op basis van de nota grondbeleid en vanuit incidentele op te stellen publiekrechtelijke overeenkomsten.

Verwezen wordt naar de Nota grondbeleid, waarin is toegelicht wanneer en met welk doel middelen aan deze reserve onttrokken kunnen worden.

In de raad van februari zijn vertrouwelijk de uitkomsten van de risicoanalyse Ruimtebalans gepresenteerd. Op basis hiervan is in deze nota rekening gehouden met consequenties van deze risicoanalyse. De kern van de risicoanalyse was om de algemene dienst niet langer te beïnvloeden door de resultaten van de bouwgrondexploitatiegebieden. Om deze reden wordt voorgesteld de rente aan de reserve toe te voegen.

In het raadsvoorstel tot het vaststellen van de herprioritering projecten Ruimtebalans en aanvullende beheersmaatregelen wordt voorgesteld om een aantal projecten af te prioriteren. Door het afprioriteren worden deze projecten niet langer uitgevoerd en zullen ook de geplande stortingen en onttrekkingen in de diverse fondsen vanuit deze projecten niet meer plaatsvinden.

Voor het fonds sociale volkshuisvesting heeft dit raadsvoorstel tot gevolg dat in 2015 de reserve naar verwachting negatief zal lopen. Omdat een negatieve reserve niet is toegestaan zal, indien deze verwachting blijft bestaan, uiterlijk bij de kadernota voor de begroting 2015 een oplossing aangedragen moeten worden om het tekort te dekken.

Zie voorstel 4 en 17:

In stand houden van de reserve sociale volkshuisvesting. De rente aan de reserve sociale volkshuisvesting zelf toevoegen.

4.4.7 Reserve Bouwgrond parkmanagement

Parkmanagement is opgezet en geïnitieerd door samenwerking tussen gemeente en bedrijven. De activiteiten staan in het teken van duurzaamheid, verbetering, kostenbeheersing, ruimtebeheersing en gemak voor ondernemers en arbeid. De samenwerking tussen werkgevers en gemeente moet zorgen voor een gezond economisch, werk- en leefklimaat.

Met de Nota Grondbeleid heeft de raad besloten om voor de uitvoering van parkmanagement c.q. toekomstige revitalisering van bedrijventerreinen een bijdrage te calculeren per verkochte m2 grond voor bedrijven. Deze bestemmingsreserve wordt gevoed vanuit anterieure overeenkomsten/bijdragen en vanuit incidentele op te stellen publiekrechtelijke overeenkomsten.

In de raad van februari zijn vertrouwelijk de uitkomsten van de risicoanalyse Ruimtebalans gepresenteerd. Op basis hiervan is in deze nota rekening gehouden met consequenties van deze risicoanalyse. De kern van de risicoanalyse was om de algemene dienst niet langer te beïnvloeden door de resultaten van de bouwgrondexploitatiegebieden. Om deze reden wordt voorgesteld de rente aan de reserve toe te voegen.

Zie voorstel 4 en 17:

In stand houden van de reserve parkmanagement. De rente aan de reserve parkmanagement zelf toevoegen.

4.4.8 Reserve bouwgrond fonds Groen voor Rood

Deze reserve is ingesteld om een landschapsinvestering te kunnen financieren bij het ontwikkelen in landelijk gebied. Om niet tot één op één compensatiemaatregelen gedwongen te worden is het in stand houden van deze reserve noodzakelijk.

In de raad van februari zijn vertrouwelijk de uitkomsten van de risicoanalyse Ruimtebalans gepresenteerd. Op basis hiervan is in deze nota rekening gehouden met consequenties van deze risicoanalyse. De kern van de risicoanalyse was om de algemene dienst niet langer te beïnvloeden door de resultaten van de bouwgrondexploitatiegebieden. Om deze reden wordt voorgesteld de rente aan de reserve toe te voegen.

Zie voorstel 4 en 17:

In stand houden van de reserve fonds groen voor rood. De rente aan de reserve fonds groen voor rood zelf toevoegen.

4.4.9 Reserve Bouwgrond Cultuurfonds

Deze reserve is ooit ingesteld om initiatieven voor het handhaven van cultuur in de openbare ruimte en het handhaven van het niveau van cultuurvoorzieningen in de gemeente te stimuleren. Tot en met heden zijn er geen stortingen geweest. Er zijn ook geen initiatieven om het beleid te effectueren.

Voorstel 8 bestemmingsreserve bouwgrond cultuurfonds:

Het voorstel wordt:

Opheffen van de reserve bouwgrond cultuurfonds.

4.4.10 Bestemmingsreserve afval

Het tarief dat geheven wordt voor afvalstoffenheffing mag, op begrotingsbasis, maximaal 100% kostendekkend zijn. Als er grote schommelingen zijn in de kosten kan gebruik gemaakt worden van een voorziening om de kosten te egaliseren en zo grote schommelingen in de tarieven te voorkomen. Omdat de afvalstromen steeds beter zijn te

beheersen komen schommelingen in de kosten steeds minder voor. Het is daarom niet nodig om een voorziening te vormen voor afval om het saldo van baten en lasten op begrotingsbasis te egaliseren.

De tarieven van afval worden dan ook bepaald aan de hand van de kosten die in enig jaar geraamd worden voor afvalinzameling en verwerking waarbij rekening gehouden wordt met de BTW.

Als bij de jaarrekening blijkt dat er een afwijking is ten opzichte van de begroting (zowel positief als negatief) dan valt dit verschil in het resultaat. Door de gemeente kan er voor gekozen worden om door middel van een reserve afvalstoffenheffing deze schommelingen op rekeningbasis te egaliseren.

Om te voorkomen dat de reserve te hoog oploopt wordt voorgesteld om als de reserve na 2014 hoger is dan € 100.000, het meerdere te betrekken bij de berekening van de tarieven afvalstoffenheffing voor het volgende jaar.

Voorstel 9 bestemmingsreserve afval:

Het voorstel wordt:

• De reserve afval in stand houden voor het egaliseren van het saldo tussen baten en lasten van afval op rekeningbasis (egalisatie vindt plaats vóór resultaatbestemming).

• Indien het saldo van de reserve na 2014 hoger is dan €100.000,- het meerdere in het volgende jaar mee te nemen bij het berekenen van de nieuwe tarieven voor de afvalstoffenheffing.

4.4.11 Bestemmingsreserve riolering

Voor riolering is het nodig om gebruik te maken van zowel een reserve als een voorziening. De vorming of onttrekking van een voorziening wordt gezien als een last in de begroting. De vorming of onttrekking van een reserve wordt gezien als een resultaatbestemming en niet als een last. Voor het bepalen van de totale lasten van riolering, en daarmee of er voldaan wordt aan de eis van 100% kostendekkendheid op begrotingsbasis, mag een storting of onttrekking uit de voorziening wel meegenomen worden en een storting of onttrekking uit de reserve niet worden meegenomen.

De lasten van riolering op begrotingsbasis kunnen per jaar flink schommelen door de vele investeringen en onderzoeken die plaatsvinden. Om te voorkomen dat er daardoor ook jaarlijks grote schommelingen plaatsvinden in de tarieven kan het saldo van baten en lasten op begrotingsbasis geëgaliseerd worden door middel van een voorziening.

Als bij de jaarrekening blijkt dat er een afwijking is ten opzichte van de begroting (zowel positief als negatief) dan valt dit verschil in het resultaat. Door de gemeente kan er voor gekozen worden om door middel van een reserve riolering deze schommelingen op rekeningbasis te egaliseren. Dit mag niet gebeuren via de voorziening, omdat onder de voorziening een concrete onderbouwing moet liggen. Een afwijking op rekeningbasis voldoet

niet aan dit criterium.

Verder wordt voorgesteld om een gemiddeld bedrag op te nemen in de begroting voor het BTW-component van de riolering. Door een gemiddeld bedrag op te nemen wordt de algemene dienst niet meer beïnvloed door schommelingen per jaar in de lasten. Het meerdere of mindere van de BTW op basis van de berekeningen voor het GRP ten opzichte van dit gemiddelde bedrag wordt geëgaliseerd via de reserve riolering.

Voorgesteld wordt om het huidige niveau van de reserve te verdelen over de reserve en de voorziening. Het bedrag dat in de voorziening zou moeten zitten is dan gelijk aan de stand op 31-12-2008 (het jaar dat de voorziening werd opgeheven en een reserve werd gevormd) vermeerderd met de stortingen op begrotingsbasis in de jaren 2009 en 2010. Totaal € 1.604.622.

In juni 2011 wordt het nieuwe GRP aan de raad aangeboden. In deze nota zijn de berekeningen van het GRP meegenomen en in dit GRP zijn de uitgangspunten meegenomen die benoemd zijn in de Nota reserves en voorzieningen.

Voorstel 10 bestemmindreserve riolering en voorziening riolering:

Het voorstel wordt:

• De reserve riolering in stand houden voor het egaliseren van het saldo tussen inkomsten en uitgaven van riolering op rekeningbasis (egalisatie vindt plaats vóór resultaatbestemming)

• Het egaliseren van de BTW-component van de riolering via de reserve riolering.

• Een bedrag van €1.604.622 over te hevelen naar de voorziening riolering.

4.4.12 Bestemmingsreserve P&O

Bij de kaderbrief 2009 zijn voor de jaren 2009, 2010 en 2011 middelen beschikbaar gesteld voor het oplossen van knelpunten personeel & organisatie met als doel de organisatie verder te kunnen ontwikkelen. Een eventueel restant van dit budget is gestort in de bestemmingsreserve P&O.

In de decemberwijziging 2010 was de volgende tekst opgenomen: “Het besluit van een selectieve vacaturestop maakt dat huidige medewerkers de komende jaren mogelijk omgeschoold moeten worden om de noodzakelijke en wettelijke taken uit te kunnen voeren.

Vanwege die noodzaak en de jaarlijkse fluctuatie in de uitgaven stellen wij voor de overschotten op deze budgetten te storten in de reserve knelpunten personeel. Eventuele tekorten in de jaren 2011 e.v. worden dan via de decemberwijziging ontrokken aan die reserve. Eventuele overschotten worden via de decemberwijziging in die jaren gestort in die reserve. Het maximaal gereserveerde bedrag voor deze uitgaven in die reserve is nooit

hoger dan het in de begroting geraamde bedrag.”

Op basis van deze afspraak zijn de restanten van de personeelsbudgetten 2010 gestort in de bestemmingsreserve P&O. Een deel van deze reserve zal in 2011 benut worden voor de verdere ontwikkeling van de organisatie en voor het creëren van een voorziening afvloeiingsregelingen personeel.

In de commissie van de raad is aangegeven dat de overschotten op de personeelsbudgetten beter gestort kunnen worden in de reserve vrije bestedingsruimte. Via de normale route kan dan een onttrekking uit de reserve plaatsvinden.

Om gehoor te geven aan de wens van de raad zal de bestemmingsreserve P&O opgeheven worden.

In het licht van de bezuinigingen en reeds gemaakte afspraken met vertrokken personeelsleden is het noodzakelijk om een voorziening afvloeiingsregelingen personeel te handhaven. Door deze voorziening te handhaven en te vullen met eenmalige middelen is het mogelijk om de afspraken met vertrokken personeelsleden na te komen zonder dat dit een structurele belasting voor de begroting inhoudt.

Vanuit de reserve P&O die wordt opgeheven in 2011 zal vulling van deze voorziening plaatsvinden.

Voorstel 11 bestemmingsreserve P&O en voorziening afvloeiingsregelingen personeel

Het voorstel wordt:

Opheffen van de bestemmingsreserve P&O bij de jaarrekening 2011.

• Een bedrag van € 600.000 van de reserve P&O storten in de nieuwe voorziening afvloeiingsregelingen P&O.

• De jaaroverschotten van de personeelsbudgetten meenemen in de resultaatbestemming en niet storten in een aparte reserve.

4.4.13 Bestemmingsreserve Gemeentehuis

Deze reserve wordt ingezet als een egalisatiereserve. Voor de post ‘verbouwing gemeentehuis’ is voorgesteld om een bestemmingsreserve in te stellen met als doelstelling tot egalisatie te komen van de jaarlijkse kosten in de begroting. Voorgesteld is om de overschotten ten opzichte van het budget in de jaren 2009 tot en met 2011 te storten in de bestemmingsreserve en de tekorten van de jaren 2012 en volgende te onttrekken uit de bestemmingsreserve.

Op basis van investeringen en afschrijvingstermijnen en het creëren van de bestemmingsreserve kan de renovatie, aanpassing en uitbreiding van het gemeentehuis worden uitgevoerd binnen de budgetten zoals die zijn opgenomen in de meerjarenbegroting.

Zie voorstel 4 en 17:

• De reserve gemeentehuis te handhaven.

• Geen rentecomponent toe te voegen.

4.4.14 Bestemmingsreserve begraafplaats Oude Landen

In de raadsvergadering van maart 2011 is besloten om een bestemmingsreserve begraafplaats Oude Landen in het leven te roepen. De investering van de begraafplaats Oude Landen is een activum met economisch nut en moest geactiveerd worden. De raad heeft besloten om een marktconform tarief te heffen voor de begraafplaats waardoor niet alle kosten (incl. de kapitaallasten) gedekt worden door het grafrechttarief. Voor het egaliseren van de lasten en baten is een reserve begraafplaats Oude Landen gevormd. De rente over de reserve begraafplaats Oude Landen is meegenomen in de berekening van het saldo baten en lasten van de begraafplaats.

Zie voorstel 4 en 17:

• De reserve begraafplaats Oude Landen te handhaven.

• De rente over de reserve begraafplaats Oude Landen betrekken bij het saldo baten en lasten van de begraafplaats.

4.4.15 Bestemmingsreserve van Gogh Museum

Op 7 november 2002 heeft de raad besloten om gedurende de jaren 2003 t/m 2006 jaarlijks € 25.000 in de begroting op te nemen voor de Stichting Van Gogh Documentatiemuseum.

Om deze bijdrage beschikbaar te houden, is er een bestemmingsreserve gevormd. Per 1 januari 2008 was het maximaal uit te betalen bedrag ad € 100.000 beschikbaar. Aan de uitbetaling van de bijdrage heeft de raad de voorwaarde verbonden dat de nieuwe vestiging daadwerkelijk moet zijn gerealiseerd. In 2010 is het nieuwe Van Gogh centrum gerealiseerd en de reserve volledig besteed.

Voorstel 12 opheffen reserves en voorzieningen:

De reserve van Gogh Museum op te heffen.

4.4.16 BTW Compensatie

Deze reserve is bedoeld om in de toekomst activa af te waarderen in verband met BTW.

Sinds de invoering van het BTW-compensatiefonds worden investeringen onder bepaalde voorwaarden exclusief BTW op de balans geactiveerd. De investeringen uit het verleden hoefden niet in één keer te worden afgewaardeerd. De reserve is bedoeld om dat in de toekomst stapsgewijs te doen zodat dat budgettair neutraal kan gebeuren. Jaarlijks wordt € 130.000 onttrokken uit deze reserve. In 2014 zal deze reserve uitgeput zijn. In de kadernota is rekening gehouden met het vervallen van deze reserve.

Voorstel 12 opheffen reserves en voorzieningen:

• Opheffen van de reserve BTW compensatiefonds bij de jaarrekening 2014.

• In de meerjarenraming jaarschijf 2015 rekening te houden met het wegvallen van de jaarlijkse bijdrage uit de reserve BTW compensatiefonds.

4.4.17 Speelvoorzieningen

De bestemmingsreserve is deels bestemd voor een speelvoorziening in Nederwetten, en deels voor de realisatie van een speelruimte voor 12-plussers. Eerstgenoemde is gekoppeld aan een Ruimtebelansproject en daarvan afhankelijk wat betreft de bestedingsruimte. De besteding voor de speelruimte voor 12-plussers is afhankeljik van een acceptabele locatie. Wanneer deze gevonden wordt, is op dit moment nog onbekend.

Zie voorstel 4 en 17:

De bestemmingsreserve speelvoorzieningen te handhaven.

• Geen rentecomponent toe te voegen.

4.4.18 Onderhoudsfonds onderwijs onderhoud buitenkant

4.4.19 Onderhoudsfonds openbaar groen

4.4.20 Onderhoudsfonds speelvoorzieningen

4.4.21 Onderhoudsfonds openbare verlichting

4.4.22 Onderhoudsfonds verkeersregelingen

4.4.23 Onderhoudsfonds civiele Kunstwerken

4.4.24 Onderhoudsfonds gebouwen

4.4.25 Onderhoudsfonds overige kunstwerken

Deze reserves zijn oorspronkelijk opgesteld als een onderhoudsfonds. Het gaat om egalisatie van sterk schommelende kosten van groot onderhoud. Op dit moment (mei 2011) zijn geen actuele beheerprogramma´s vastgesteld. Jaarlijks wordt volgens oude programma´s het benodigd (gemiddeld) bedrag gestort in deze reserves. Actualisatie vindt in 2011 plaats.

Door het ontbreken van vastgestelde actuele onderhoudsplannen worden deze onderhoudsfondsen gerubriceerd als bestemmingsreserves. Voor het in stand houden van een onderhoudsvoorziening dient aan twee voorwaarden te worden voldaan:

  • de beheerplannen zijn vastgesteld door de gemeenteraad

  • de hoogte van de voorziening is gelijk aan de voor het onderhoud, in de periode van het beheerplan, benodigde middelen.

Voorbeeld: Uit het onderhoudsplan voor gebouwen blijkt dat voor het onderhoud in de komende 10 jaar een totaal bedrag nodig is van € 700.000. Het ene jaar wordt meer uitgegeven en het andere jaar minder, afhankelijk van het onderhoud dat gepleegd moet worden. De accountant kijkt na jaar 3 of de hoogte van de voorziening nog toereikend is. Dit doet hij door te kijken hoeveel onderhoud gepleegd moet worden in de nog resterende 7

jaren en wat de kosten zijn die dit met zich meebrengt. Deze informatie haalt hij uit het beheerplan en de detailinformatie waarop het beheerplan gebaseerd is. Het bedrag dat hieruit rolt is bijvoorbeeld € 500.000. De hoogte van de voorziening is op dat moment € 490.000. De gemeente moet dan € 10.000 extra storten in de voorziening. Mocht de voorziening op dat moment € 510.000 bedragen dan valt € 10.000 vrij uit de voorziening.

Op dit moment is voor de gemeente niet inzichtelijk of we genoeg middelen hebben om het onderhoud van de openbare ruimte in de komende jaren te bekostigen. Om dit inzicht te krijgen zijn beheerplannen noodzakelijk.

Voor vervanging van de speeltoestellen is om inzicht te krijgen in de kosten voor de komende jaren ook een beheerplan gemaakt. Omdat het hier echter om vervanging gaat en niet om onderhoud moet hiervoor een bestemmingsreserve in stand worden gehouden.

Voorstel 13 onderhoudsfondsen:

Het voorstel wordt dan:

• Na vaststelling van de beheerplannen en bij voldoende beschikbare middelen instellen van onderhoudsvoorzieningen voor het grote onderhoud in de openbare ruimte.

• Voor de vervanging van speelvoorzieningen een bestemmingsreserve aanhouden en deze reserve vervanging speeltoestellen noemen.

4.4.26 Onderhoud wegen

Deze bestemmingsreserve is bedoeld voor de egalisatie van sterk schommelende kosten van groot onderhoud. Het wegenbeheerplan 2009-2013 is in juni 2009 vastgesteld. Jaarlijks wordt volgens dit programma het benodigd (gemiddeld) bedrag gestort in deze reserve.

In het beheerplan wegen is het onderhoud uitgesplitst in regulier onderhoud en cyclisch onderhoud, waarbij met cyclisch onderhoud grootschalig onderhoud om de vijftien jaar wordt bedoeld.

Voor het regulier groot onderhoud is via het beheerssysteem aan te geven welk bedrag in welk jaar nodig is voor welke weg.

Het bedrag voor cyclisch groot onderhoud wordt voornamelijk gebruikt als een groot deel van een wegvakonderdeel onderhouden dient te worden. Het cyclisch groot onderhoud is in het wegenbeheerplan niet te specificeren via het beheerssysteem.

Om dat te kunnen doen moet bekend zijn wanneer elke weg is aangelegd en wanneer onderhoud is gepleegd. Deze gegevens zijn niet voorhanden en ook niet te verkrijgen. Er is dus ook moeilijk aan te geven welk bedrag nodig zou zijn in de reserve voor de toekomst. Dit is ook de belangrijkste reden dat er geen onderhoudsvoorziening gevormd kan worden voor het onderhoud van de wegen. Het is wel belangrijk de storting voor cyclisch

groot onderhoud te handhaven. Vanuit de eigen specialistische kennis kan, ondanks het ontbreken van gegevens in het beheersysteem, een goede inschatting worden gemaakt of op een wegvakonderdeel regulier of cyclisch groot onderhoud moet worden toegepast. Zonder voorgenoemde storting zal op termijn de kwaliteit van het wegenstelsel afnemen. Dit heeft kapitaalvernietiging tot gevolg.

In het rapport van de wegeninspectie wordt aangegeven wat nodig is voor onderhoud in de komende vijf jaar. Voorgesteld wordt dan ook om bij elk nieuw rapport van de weginspectie te beoordelen of de reserve voor de komende vijf jaren voldoende is. Bij de kaderbrief kan indien noodzakelijk om extra budget verzocht worden.

Voor reconstructie en rehabilitatie van de wegen zijn geen middelen beschikbaar in het onderhoudsfonds. Indien hier middelen voor noodzakelijk zijn zal apart aan de raad om budget gevraagd worden.

Voorstel 14 reserve onderhoud wegen:

De reserve onderhoud wegen handhaven. Bij elk nieuw rapport van de weginspectie (tweejaarlijks) beoordelen of de reserve onderhoud wegen voor de komende vijf jaren voldoende is. Bij de kaderbrief kan indien noodzakelijk om extra budget verzocht worden.

4.5 Beoordeling Voorzieningen

4.5.1. Algemene Risicovoorziening

In paragraaf 4.4.1 is reeds de onderbouwing en beoordeling van de Algemene Risicovoorziening toegelicht. Op basis van deze benadering zal de omvang van de algemene risicovoorziening € 5.500.000 moeten zijn (programmarisico € 3.750.000 + Gemeentefonds € 1.750.000).

De gemeente Nuenen loopt de meeste risico met de bouwgrondexploitatiegebieden. Dit risico is gekwantificeerd en in kaart gebracht bij de risicoanalyse. De overige risico’s van de gemeente zijn beperkt van aard en bij de jaarrekening in de paragraaf weerstandsvermogen zoveel mogelijk benoemd. Omdat de overige risico’s veel minder zijn dan de risico’s van de bouwgrondexploitatiegebieden wordt het op dit moment niet noodzakelijk geacht een uitgebreide risicoanalyse te maken voor de overige taakvelden van de gemeente Nuenen.

Voor de hoogte van de algemene risicovoorziening wordt de berekeningsmethode gehanteerd zoals vermeld in paragraaf 4.4.1 van deze nota. Hiermee kunnen naar verwachting de meeste risico’s binnen de gemeente opgevangen worden.

Zie voorstel 4 en 5:

Voorgesteld wordt

Het instellen van een algemene risicovoorziening ter hoogte van €5.500.000 ten laste van de algemene reserve.

Jaarlijks de hoogte van de risicovoorziening te actualiseren op basis van de meest recente informatie.

• Ook over de algemene risicovoorziening wordt bespaarde rente berekend, welke ten gunste van de exploitatie wordt gebracht als incidentele dekking.

4.5.2 Risicovoorziening Milieuschade Schenkels

Dit is een risicovoorziening voor op dit moment bekend zijnde risicolocaties wat betreft milieuvervuiling. Het gaat om mogelijke saneringskosten voor grond die de gemeente heeft verkocht aan de Gebroeders Schenkels. Onbekend is wanneer deze wordt afgewikkeld.

Zie voorstel 17:

De risicovoorziening milieuschade Schenkels handhaven.

4.5.3 Risico voorziening claim jaarrekening 2002

Dit is een risicovoorziening voor extra kosten die samenhangen met de risicovoorziening Milieuschade Schenkels. Het is daarom logisch om beide voorzieningen met elkaar samen te voegen.

Voorstel 15 voorziening claim jaarrekening 2002:

De risicovoorziening claim jaarekening 2002 opheffen en het saldo toevoegen aan de risicovoorziening milieuschade Schenkels.

4.5.4 Risicovoorziening sanering Pastoormast

Het bedrag in de voorziening is het van de provincie verkregen bedrag voor de uitvoering van de sanering op het steunpunt aan de Pastoorsmast, waar de werf is gelegen. Deze sanering is nog niet volledig uitgevoerd.

Met Oranjewoud is een contract afgesloten voor de sanering van de Pastoorsmast. Het afgesproken bedrag wordt in termijnen betaald. De opdracht is gegund in november 2006 en november 2013 wordt de laatste termijn betaald.

Voorstel 12 opheffen reserves en voorzieningen:

Opheffen risicovoorziening sanering Pastoormast bij de jaarrekening 2013.

4.5.5 Risicovoorziening verliesgevende complexen bouwgrond

In de diverse vastgestelde planexploitaties zijn de indicaties van het programma, de fasering en de te verwachten exploitatiesaldi opgenomen. Voor plannen met een verwacht verlies dient een voorziening te worden getroffen. De verliezen voortkomende uit de diverse planexploitaties in het kader van de ‘Ruimtebalans’ zijn opgenomen in deze voorziening. De ontwikkeling van de voorziening is conform de actualisatie van de planexploitaties bij de jaarrekening 2010.

Uiteraard zijn in deze risicovoorziening alleen de op dit moment bekende tekorten meegenomen. Eventuele dekking van nieuwe tekorten kan gevonden worden in de algemene reserve bouwgrond.

Voorstel 7 algemene reserve bouwgrond en voorziening verliesgevende complexen bouwgrond:

• In stand houden van de voorziening verliesgevende complexen bouwgrond

• Voeding van de voorziening verliesgevende complexen laten plaatsvinden vanuit de algemene reserve bouwgrond (net zoals nu).

4.5.6 Egalisatievoorziening spaarverlof

Deze voorziening is opgenomen ter hoogte van het opgebouwde spaarverlof van een aantal personeelsleden. Bij het uit dienst gaan van deze personeelsleden wordt dit uitbetaald.

Zie voorstel 17:

De egalisatievoorziening spaarverlof handhaven.

4.5.7 Egalisatievoorziening personele knelpunten

Deze voorziening heeft als doel de financiering van met het personeel gemaakte afspraken bij afvloeiing e.d. De afgelopen jaren is deze voorziening slechts beperkt nodig geweest. In het licht van de bezuinigingen en reeds gemaakte afspraken met vertrokken personeelsleden is het noodzakelijk om de voorziening te handhaven. Door deze voorziening te handhaven en te vullen met eenmalige middelen is het mogelijk om de afspraken met vertrokken personeelsleden na te komen zonder dat dit een structurele belasting voor de begroting inhoudt.

Vanuit de reserve P&O die wordt opgeheven in 2011 zal vulling van deze voorziening plaatsvinden.

Voorstel 11 bestemmingsreserve P&O en voorziening afvloeiingsregelingen personeel:

Het voorstel wordt:

• Hernoemen van de voorziening personele knelpunten naar Voorziening afvlooeiingsregelingen personeel.

• In 2011 een bedrag van € 600.000 vanuit de reserve P&O inzetten voor het op het juiste peil brengen van de voorziening. Jaarlijks wordt opnieuw beoordeeld of de voorziening op een adequaat niveau is.

4.5.8 Pensioen voormalige wethouders

Voor zittende wethouders dient op grond van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA) pensioen te worden opgebouwd. Dit pensioen –afhankelijk van de diensttijd als wethouder- komt tot uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd.

De noodzakelijke omvang van de voorziening aan het eind van het boekjaar wordt elk jaar bepaald op basis van actuele berekeningen door een extern bureau. De werkelijke pensioenbetalingen aan (voormalige) wethouders in het boekjaar komen ten laste van deze voorziening.

De voorziening kan eerst vrijvallen na overlijden van de betrokken personen en/of hun partners.

Voorgesteld wordt:

• Deze risicovoorziening te handhaven.

Zie voorstel 17:

De risicovoorziening pensioen voormalige wethouders handhaven.

4.5.9 Voorziening riolering

(Zie ook paragraaf 4.4.11). Het tarief dat geheven wordt voor rioolheffing mag, op begrotingsbasis, maximaal 100% kostendekkend zijn. Als er grote schommelingen zijn in de kosten kan gebruik gemaakt worden van een voorziening om de kosten te egaliseren en zo grote schommelingen in de tarieven te voorkomen. Omdat bij riolering veel sprake is van grote investeringen, die geactiveerd worden, kunnen de kapitaallasten van deze investeringen per jaar een groot verschil laten zien. Om deze reden wordt voorgesteld een voorziening riolering te creëren en het huidige niveau van de reserve te verdelen over de reserve en de voorziening. Het bedrag dat in de voorziening zou moeten zitten is dan gelijk aan de stand op 31-12-2008 vermeerderd met de stortingen op begrotingsbasis in de jaren 2009 en 2010. Totaal € 1.604.622.

Eventuele verschillen bij de jaarrekening mogen op grond van de regelgeving niet gestort worden in de voorziening. Storten in de reserve is wel mogelijk.

Voorstel 10 bestemmingsreserve riolering en voorziening riolering:

• Het instellen van een voorziening riolering voor het egaliseren van het saldo tussen baten en lasten van riolering op begrotingsbasis

• In 2011 hierin € 1.604.622 te storten vanuit de reserve riolering

4.5.10 Voorzieningen afbouw Berkenbos

Deze voorziening is gevormd voor de aanpassingen van de weg Pinckart / Spegelt. De uitgaven lopen naar verwachting nog door in 2011 en 2012.

Voorstel 16 voorziening Pinckart/Spegelt:

De naam van de voorziening afbouw Berkenbos wijzigen in voorziening Pinckart/Spegelt

• De voorziening Pinckart/Spegelt handhaven tot de werkzaamheden zijn voltooid.

4.5.11 Bijdrage derden t.b.v. investeringen

Deze voorziening is gevormd uit bijdragen die van derden zijn ontvangen voor de realisatie van het fietspad Son-Nederwetten en Fietsbewaarpunten. Deze investeringen zijn inmiddels gerealiseerd. Het restantbedrag van de voorziening is bij de jaarrekening 2010 vrijgevallen.

Voorstel 12 opheffen reserves en voorzieningen:

De voorziening bijdragen derden t.b.v. investeringen opheffen.

4.5.12 Promotie inkomsten

De marktkooplieden betalen maandelijks een bijdrage in de promotieactiviteiten voor de markt. Gezien het bijzondere karakter wordt voorgesteld deze voorziening in stand te houden.

Zie voorstel 17:

De voorziening promotie inkomsten handhaven.

4.5.13 Parkeerfonds

De regel in de gemeente Nuenen is dat bedrijven parkeren op eigen terrein moeten oplossen. Bij nieuwbouw moeten zij dus op hun eigen terrein parkeerplaatsen realiseren.

Indien dit niet kan en het bedrijf gevestigd is in het centrum, is het mogelijk om deze verplichting af te kopen. Deze middelen zijn dan bedoeld om parkeerplaatsen elders te realiseren, middels de bijdragen van de bedrijven. Afkoop kan slechts plaatsvinden na toestemming van het college.

Op dit moment zijn diverse plannen in ontwikkeling om parkeerplaatsen te realiseren.

Zie voorstel 17:

De voorziening parkeerfonds handhaven.

4.5.14 Verkeersveiligheid

Dit betreft gelden die in overleg met SRE moeten worden aangewend voor activiteiten in het kader van de verkeersveiligheid. Naar verwachting wordt het merendeel in 2011 van deze voorziening besteed.

Zie voorstel 17:

De voorziening verkeersveiligheid handhaven.