Regeling vervallen per 26-11-2021

Beleidsregel Bibob 2018 gemeente Nuenen c.a.

Geldend van 18-01-2019 t/m 25-11-2021

Intitulé

Beleidsregel Bibob 2018 gemeente Nuenen c.a.

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 18 december 2018

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen c.a., ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming over het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2:25, 2:28, 2:40a en 3:3 van de Algemene plaatselijke verordening, de Algemene Subsidieverordening 2016, Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek.

besluiten vast te stellen: Beleidsregel Bibob 2018 gemeente Nuenen c.a.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt, in aanvulling op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, verstaan onder:

  • a.

    Aanbesteding: de procedure voor het zoeken van een opdrachtnemer voor het uitvoeren van een overheidsopdracht door middel van een selectieprocedure waarbij marktpartijen kunnen meedingen naar de kans op gunning van een overheidsopdracht;

  • b.

    Aanbestedingsbesluit: de algemene maatregel van bestuur over de regeling van enkele onderwerpen van de Aanbestedingswet 2012;

  • c.

    Aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • d.

    Advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • e.

    Beschikkingen: alle besluiten zoals bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 in deze beleidsregel waarop de wet kan worden toegepast;

  • f.

    Besluit Bibob: de algemene maatregel van bestuur over de uitvoering van de Wet Bibob;

  • g.

    Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

  • i.

    Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

  • j.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • k.

    Integriteitsverklaring: de verklaring van een partij, genoemd onder j., over de aanwezigheid van integriteitsrisico’s;

  • l.

    Landelijk Bureau Bibob: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • m.

    Overheid: rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld;

  • n.

    Overheidsopdracht: een opdracht als bedoeld in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

  • o.

    Partij: de natuurlijke persoon of bestuurder (in de vorm van natuurlijk persoon) van een rechtspersoon:

i. die inschrijver of gegadigde is bij een bieding,

ii. waarmee de gemeente voornemens is een overheidsopdracht of transactie aan te gaan,

iii. waarmee de gemeente onderhandelt over het aangaan van een overheidsopdracht of transactie, of

iv. waarmee de gemeente een overheidsopdracht of transactie heeft;

  • p.

    Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Nuenen c.a.;

  • q.

    RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum;

  • r.

    Semioverheid: rechtspersonen die met enig openbaar gezag zijn bekleed voor zover de aanvraag om een beschikking wordt ingediend in de uitoefening van hun publiekrechtelijke bevoegdheden;

  • s.

    Vastgoedtransactie: overeenkomsten of andere rechtshandelingen met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

i. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht (bijvoorbeeld gronduitgifte in erfpacht, opstalrechten, appartementsrechten of combinaties hiervan);

ii. huur of verhuur;

iii. het verlenen van een gebruikrecht;

iv. de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

  • t.

    Wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 1.2 Toepassing wet Bibob in bijzondere situaties

Het bestuursorgaan zal, in aanvulling op het genoemde toepassingsbereik in deze beleidsregel en bijbehorende bijlagen, ook overgaan tot toepassing van de Wet Bibob:

  • a.

    als vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag voor een beschikking, ten aanzien van de partij bij het aangaan van een overheidsopdracht of bij de transactie sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • b.

    als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking of de partij bij het aangaan van een overheidsopdracht in de twee jaar voorafgaande aan de datum van indiening van een aanvraag voor een beschikking, tot gunning van een overheidsopdracht of het sluiten van een vastgoedtransactie door het Landelijk Bureau Bibob een advies is uitgebracht of een aanvraag om een advies door het Landelijk Bureau Bibob in behandeling is genomen.

Artikel 1.3 Uitzonderingen

De Wet Bibob wordt in beginsel niet toegepast, als de aanvraag voor een beschikking afkomstig is van, of de overheidsopdracht of vastgoedtransactie plaatsvindt met een:

* Overheidsinstantie;

* Semioverheidsinstantie;

* Toegelaten woning(bouw)corporatie

(toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning)

* Terrein beherende organisatie (zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Brabants Landschap);

* Beursgenoteerd bedrijf;

* Door het bevoegd gezag bij gemotiveerd besluit aangewezen aanvrager of partij (b.v. Publiek-Private Samenwerkingsconstructie van particuliere onderneming(en) en overheid);

* Elders in deze beleidsregel of bijlage(n) genoemde specifieke uitgezonderde aanvrager of partij.

Artikel 1.4 Uitzonderingen niet geldig

De genoemde uitzonderingen in deze beleidsregel en bijbehorende bijlagen gelden niet, als:

  • a.

    een indicatie of een vermoeden bestaat, dat een weigeringsgrond uit de Wet Bibob van toepassing is;

  • b.

    onderzocht wordt of een verleende beschikking op grond van de Wet Bibob kan worden ingetrokken of;

  • c.

    de Bibob-Officier van Justitie de gemeente adviseert om bij een bepaalde aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie een advies aan het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen;

  • d.

    bij een aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Indien een van de gevallen in dit artikel genoemd a t/m d zich voordoet, zal het bestuursorgaan de Bibob-toets toch toepassen met betrekking tot de desbetreffende aanvraag om een beschikking, subsidie, overheidsopdracht of vastgoedtransactie.

Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal de Bibob-toets in beginsel toepassen met betrekking tot aanvragen om een beschikking zoals bedoeld in:

a. artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor de uitoefening van het horecabedrijf, met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitzonderingen;

b. artikel 30a van de Drank- en Horecawet voor de melding van een wijziging leidinggevende op het aanhangsel bij de vergunning, met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitzondering;

c. artikel 30b van de Wet op de Kansspelen voor het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten;

d. artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening voor het organiseren van vecht- dan wel zelfverdedigingsporten, zoals free fight (het vrije gevecht), MMA (Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten. en aanvragen voor evenementen waarbij leden van zogenoemde 1% motorclubs (1% MC’s / Outlaw Motor Gangs (OMG’s) zijn betrokken dan wel waar sprake is van een nauwe verwevenheid daarmee;

e. artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) voor de exploitatie van een horecabedrijf, met inachtneming van de in bijlage 1 genoemde uitzonderingen;

f. artikel 2:40a van de APV voor de exploitatie van een bedrijf in een aangewezen branche, gebouw of gebied;

g. artikel 3:3 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening voor de exploitatie van een seksbedrijf;

h. artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning – activiteit ‘Bouw’), met inachtneming van de in bijlage 2 nader uitgewerkte beleidsuitgangspunten en daarbij genoemde uitzonderingen;

i. artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning - inrichtingen Wet Milieubeheer), met inachtneming van de in bijlage 3 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

j. artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning - beperkte milieutoets), met inachtneming van de in bijlage 3 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

k. artikel 9, lid 4 sub j en lid 5 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Nuenen 2016 (subsidies), met inachtneming van de in bijlage 4 genoemde uitgangspunten en uitzonderingen;

  • 2.

    De vestiging van coffeeshops en speelautomatenhallen is volgens het huidige beleid in Nuenen niet toegestaan. Mocht daarin een beleidswijziging komen en de mogelijkheid hiervoor in een verordening worden vastgelegd, zal het bestuursorgaan de Bibob-toets toepassen voor de aanvragen van beschikkingen:

a. voor de exploitatie van een speelautomatenhal;

b. voor de exploitatie van een coffeeshop.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

a. de verleende beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het college dan wel de burgemeester na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

b. de verleende beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een Bibob-toets;

c. vanuit eigen informatie of informatie verkregen van een of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob;

d. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in de gemeente Nuenen een soortgelijke beschikking is verleend;

e. de (onbepaalde tijd) beschikking meer dan 5 jaar geleden verleend is.

  • 2.

    In geval aan betrokkene als bedoeld in het vorige lid, aanhef en onder d, in meer gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Artikel 2.3 Toepassing bij drank- en horecawet en evenementen

  • 1.

    De Wet Bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van het horecabedrijf, in beginsel met uitzondering van een horecavergunning voor:

a. de zogenaamde paracommerciële instellingen als bedoeld in de Drank- en Horecawet (waaronder stichting en verenigingen op het gebied van sport en welzijn), waarvan de horeca-inrichting in eigen beheer van de rechtspersoon is en niet is verpacht aan een derde;

b. slijterijen. Een slijterij kan worden gezien als detailhandel en de uitsluiting van deze vergunning is in overeenstemming met de Brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 maart 2009;

c. een bouwkundige aanpassing van een bestaande horeca-inrichting waarover niet eerder een Bibob-verdenking is gerezen;

d. een wijziging of toevoeging van een leidinggevende die niet tevens eigenaar/ondernemer is;

e. een wijziging of toevoeging van een terras behorende bij een inrichting.

  • 2.

    Horeca-exploitatievergunning

De Wet Bibob wordt toegepast op de vergunning op grond van artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) voor de exploitatie van een horecabedrijf, in beginsel met uitzondering van een horeca-exploitatievergunning voor de op dit type vergunning van toepassing zijnde uitzonderingen genoemd bij de Drank- en Horecavergunning.

Artikel 2.4 Toepassing bij omgevingsvergunning – activiteit ‘Bouw’

  • 1.

    Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2.

    Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zijn beleidsuitgangspunten benoemd waarbij Bibob van toepassing is. De beleidsuitgangspunten zijn hieronder weergegeven.

Artikel 2.4.1. Gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie

  • 1.

    Bouwprojecten van enige omvang worden onderworpen aan een Bibob-toets. In dit kader wordt een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit bezien in combinatie met de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie.

  • 2.

    Als eerste uitgangspunt in deze beleidslijn geldt, dat een Bibob-toets plaatsvindt in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte

(in m2)

Bijeenkomstfunctie

500

Gezondheidsfunctie

455

Logiesfunctie

500

Onderwijsfunctie

455

Celfunctie

500

Kantoorfunctie

455

Sportfunctie

476

Winkelfunctie

500

Woonfunctie

500

Overige gebruiksfunctie

833

Industriefunctie (niet agrarisch)

1111

Industriefunctie (agrarisch)

2500

Cumulatief op zaakniveau

732

Artikel 2.4.2. Cumulatie

Aanvragen voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit worden onderworpen aan een Bibob-toets vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkenen met een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m2)

Bijeenkomstfunctie

50

Gezondheidsfunctie

45

Logiesfunctie

50

Onderwijsfunctie

45

Celfunctie

50

Kantoorfunctie

45

Sportfunctie

47

Winkelfunctie

50

Woonfunctie

50

Overige gebruiksfunctie

83

Industriefunctie (niet agrarisch)

111

Industriefunctie (agrarisch)

250

Cumulatief op zaakniveau

73

Artikel 2.4.3 Risicocategorieën

  • 1.

    Een volgend uitgangspunt is het aanwijzen van specifieke risicocategorieën, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit wordt aan een Bibob-toets onderworpen, indien de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m2)

Bijeenkomstfunctie

50 - 500

Gezondheidsfunctie

45 - 455

Logiesfunctie

50 - 500

Onderwijsfunctie

45 - 455

Celfunctie

50 - 500

Kantoorfunctie

45 - 455

Sportfunctie

47 - 476

Winkelfunctie

50 - 500

Woonfunctie

50 - 500

Overige gebruiksfunctie

83 - 833

Industriefunctie (niet agrarisch)

111 - 1111

Industriefunctie (agrarisch)

250 - 2500

Cumulatief op zaakniveau

73 - 732

en waarbij sprake is van een of meerdere onderstaande risicocategorieën:

Risicocategorieën

* Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet:

- logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions),

- dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of

- rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops)

voor directe consumptie worden verstrekt;

* Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

* Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

* Inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als

smartshops en headshops;

* Inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

* Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

* Wisselkantoren;

* Kapsalons;

* Cadeauwinkels;

* Belwinkels;

* Internetcafé's;

* Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

* Transportondernemingen;

* Autohandel (verkoop en verhuur);

* Sloopbedrijven;

* Sportscholen;

* Beauty-, welness- en saunabedrijven;

* Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

* Vastgoedbedrijven;

* Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

* Vuurwerkbranche.

NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bevoegd bestuursorgaan worden aangepast.

Artikel 2.4.4 Bijzondere gevallen

  • 1.

    Naast de hiervoor genoemde gevallen waarbij als regel een zogenoemde Bibob-toets plaatsvindt, kan de Wet Bibob (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid. Om die reden zal, naast de hiervoor aangeduide gevallen, ook een Bibob-toets mogelijk zijn bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waarbij op basis van feiten en omstandigheden, of gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet Bibob in dat geval geboden is. De burgemeester is via deze beleidslijn gemandateerd hiertoe dit besluit te nemen, gezien zijn/haar betrokkenheid en informatiewinning in het driehoeksoverleg.

  • 2.

    Illegaal gestart Als bijzonder geval wordt ook verstaan het reeds in aanvang hebben genomen van bouwactiviteiten, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd en

  • 3.

    de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m2)

Bijeenkomstfunctie

50 - 500

Gezondheidsfunctie

45 - 455

Logiesfunctie

50 - 500

Onderwijsfunctie

45 - 455

Celfunctie

50 - 500

Kantoorfunctie

45 - 455

Sportfunctie

47 - 476

Winkelfunctie

50 - 500

Woonfunctie

50 - 500

Overige gebruiksfunctie

83 - 833

Industriefunctie (niet agrarisch)

111 - 1111

Industriefunctie (agrarisch)

250 - 2500

Cumulatief op zaakniveau

73 - 732

Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunning – activiteit ‘Milieu’

  • 1.

    De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder i van deze beleidsregel (omgevingsvergunning – inrichtingen Wet Milieubeheer) blijft beperkt tot:

a. de inrichtingen die behoren tot de risicocategorie afval, vuurwerk, transportsector en automobielbranche, alsmede:

b. inrichtingen, waar bewerking, verwerking of recycling van afval of reststoffen een belangrijk onderdeel is van het productieproces,

  • 2.

    en betreft zowel de aanvraag van een vergunning als ook een wijzigingsvergunning.

  • 3.

    De toepassing van de Bibob-toets bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder j (omgevingsvergunning – beperkte milieutoets) zal in beginsel beperkt blijven tot de gevallen, waarin specifieke informatie daartoe aanleiding vormt.

Artikel 2.6 Toepassingsbereik bij subsidies.

  • 1.

    De Wet Bibob heeft op het terrein van subsidieverlening een belangrijk doel: voorkomen dat het openbaar bestuur ongewild criminele activiteiten faciliteert met gemeenschapsgeld. Gezien de vele subsidieaanvragen die de gemeente Nuenen jaarlijks ontvangt en het diffuse karakter van deze subsidies, is besloten niet alle aanvragen standaard aan een Bibob-onderzoek te onderwerpen.

  • 2.

    De Bibob-toets met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder k van deze beleidsregel (subsidies) blijft beperkt tot:

a. jaarlijkse subsidies:

I. de top 10 van jaarlijkse subsidieontvangers die het hoogste bedrag aan subsidie ontvangen van de gemeente Nuenen (gelijk oplopend in tijd met het collegeonderzoek);

II. door het college nader aan te wijzen risicothema(’s) met bijbehorende voorwaarden en voorschriften.

b. eenmalige subsidies: in bijzondere situaties (zie artikel 1.2 van deze beleidsregel).

Artikel 2.6.1 Uitslag onderzoek

  • 1.

    Indien het college op basis van de bevindingen van het onderzoek of het advies voldoende aanwijzingen heeft dat er sprake is van een geval of voorwaarde als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het college beslissen:

a. Bij ernstige mate van gevaar de aangevraagde subsidie te weigeren of de verleende subsidie in te trekken, op een lager bedrag vast te stellen dan wel ten nadele van de betrokkene te wijzigen of;

b. Bij mindere mate van gevaar aan de subsidie verplichtingen te verbinden, die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 2.

    Voordat een beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt genomen, wordt de betrokkene de gelegenheid geboden om zijn zienswijze als bedoeld in artikel 4:8 van de Awb kenbaar te maken.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassing bij aanbestedingen

Artikel 3.1a Het aangaan en beëindigen van een overheidsopdracht

  • 1.

    Voorafgaand aan het sluiten van een overheidsopdracht komt de gemeente contractsvrijheid toe. De gemeente heeft het daaruit voortvloeiende recht om geen overheidsopdracht met een partij aan te gaan, mede of uitsluitend op basis van het feit dat de gemeente van oordeel is dat ten aanzien van die partij een integriteitsrisico bestaat.

  • 2.

    Met betrekking tot Aanbestedingen kán er sprake zijn van een integriteitsrisico indien sprake is van een situatie als genoemd in:

a. artikel 2.86 Aanbestedingswet 2012;

b. artikel 3.1b van deze beleidsregel.

  • 3.

    Met betrekking tot Aanbestedingen kán sprake zijn van een integriteitsrisico wanneer zich een van de situaties genoemd in artikel 2.87 Aanbestedingswet 2012 voordoet. Van een integriteitsrisico is in ieder geval sprake als een situatie als bedoeld in artikel 3.1b van deze beleidsregel zich voordoet.

  • 4.

    De gemeente kan, in aanvulling op artikel 2.86 lid 3 van de Aanbestedingswet 2012, gedragingen en omstandigheden van aan de partij gelieerde partijen of personen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een integriteitsrisico betrekken. Onder gelieerde (rechts)personen worden in ieder geval verstaan zij die:

• direct of indirect leiding aan Partij geven of hebben gegeven;

• bij de uitvoering van de overheidsopdracht een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld;

• over Partij zeggenschap hebben of hebben gehad;

• aan Partij vermogen verschaffen of hebben verschaft;

• onderdeel zijn of zijn geweest van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b BW;

• in een zakelijk samenwerkingsverband tot Partij staan of hebben gestaan;

• op Partij anderszins direct of indirect invloed uitoefenen of hebben uitgeoefend.

Artikel 3.1b Ernstige fouten in de uitoefening van het beroep

  • 1.

    Onder ernstige fout in de uitoefening van het beroep als bedoeld in artikel 2.87 lid 1 aanhef en onder c Aanbestedingswet verstaat de gemeente in ieder geval het in de uitoefening van het beroep of bedrijf:

i. handelen of nalaten waardoor de lichamelijke integriteit van werknemers of andere personen ernstig in gevaar wordt gebracht;

ii. begaan van overtredingen op het gebied van milieuwetgeving;

iii. als gevolg van grove nalatigheid, opzet of bewuste roekeloosheid onrechtmatig handelen waardoor ernstige schade is of kan ontstaan;

iv. het begaan van gedragingen in strijd met voor het beroep of bedrijf van Partij relevante wet- en regelgeving, mededingingsrecht, tuchtregels, toezichtregels, gedragsregels of gedragscodes;

v. het verrichten van werkzaamheden die in strijd zijn met de openbare orde;

vi. alle andere delicten en gedragingen of omstandigheden die naar hun aard zijn aan te merken als ernstige fout in de uitoefening van het beroep.

  • 2.

    In aanvulling op het in het eerste lid bepaalde acht de gemeente een ernstige fout in de uitoefening van het beroep aanwezig indien er, al dan niet blijkend uit een Bibob-advies, gevaar bestaat dat een Overheidsopdracht door de Partij mede zal worden gebruikt om:

i. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten,

ii. strafbare feiten te plegen of,

iii. dat om een overheidsopdracht te krijgen een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 3.1c Toepassingsbereik Bibob-onderzoek

Op grond van artikel 5 lid 2 Wet Bibob en artikel 3 Besluit Bibob past het bestuursorgaan de Bibob-toets toe met betrekking tot de gunning van een overheidsopdracht of de ontbinding van een overeenkomst met de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is gegund:

• binnen de volgende sectoren:

o de bouw: de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van bouwkundige, elektro- en werktuigbouwkundige en water- en wegenbouwkundige werken, met inbegrip van advisering, technische en geïntegreerde technische diensten en levering materiaal,

o de informatie- en communicatietechnologie (ICT): de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van informatietechnologie (infrastructuur, adviezen, diensten en programmatuur),

o het milieu: de aanbesteding en opdrachtverlening op het gebied van milieu, met inbegrip van advisering, technische en geïntegreerde technische diensten en levering materiaal,

• er binnen deze sectoren sprake is van een openbare aanbesteding met een (gezamenlijke) opdrachtwaarde van meer dan € 1.500.000,- (excl. omzetbelasting).

Artikel 3.1d Gevolgen eigen onderzoek

  • 1.

    De uitkomst van een eigen onderzoek bij de gunning van een overheidsopdracht kan voor de gemeente aanleiding zijn om een Partij van een opdracht uit te sluiten, om in de overeenkomst inzake de gunning van een overheidsopdracht nadere, al dan niet ontbindende, voorwaarden op te nemen of om als voorwaarde op te nemen dat onderaannemers niet zonder toestemming van de gemeente worden gecontracteerd.

  • 2.

    De gemeente kan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, ook in de overeenkomst opnemen, indien wordt voldaan aan één of meer van de volgende voorwaarden:

a. de gemeente heeft het eigen onderzoek nog niet of niet volledig afgerond op het moment van het sluiten van de overeenkomst;

b. het eigen onderzoek van de gemeente heeft geleid tot het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob, maar dit advies is nog niet ontvangen of de procedure tot het verwerken van het advies is door de gemeente nog niet afgerond;

c. er zijn aanwijzingen dat de Partij waarmee de overeenkomst wordt of is aangegaan binnen de looptijd van de opdracht geheel of ten dele in handen komt van een andere eigenaar.

Artikel 3.1e Afweging

  • 1.

    Bij de beslissing om met een Partij vanwege het bestaan van een integriteitsrisico

a. een partij uit te sluiten van de kans op gunning van een overheidsopdracht of,

b. een reeds gesloten overheidsopdracht te beëindigen, maakt de gemeente altijd een afweging tussen het integriteitsrisico en de maatregel.

  • 2.

    Bij deze afweging worden de volgende aspecten betrokken:

a. de maatregelen die een partij heeft getroffen om herhaling van het integriteitsrisico te voorkomen;

b. de zwaarte van het integriteitsrisico in kwestie;

c. het totale aantal integriteitsrisico’s of onderliggende delicten of kwesties;

d. de verstreken tijd sinds het zich voordoen van het integriteitsrisico;

e. de vraag of al een (passende) sanctie is opgelegd naar aanleiding van het integriteitsrisico in kwestie;

f. de mate van betrokkenheid van leidinggevenden of sleutelpersoneel bij het integriteitsrisico.

Artikel 3.2 Toepassing bij vastgoedtransacties

Artikel 3.2a Het sluiten van een vastgoedtransactie

  • 1.

    Voorafgaand aan het sluiten van een vastgoedtransactie komt de gemeente altijd contractsvrijheid toe. De gemeente heeft het daaruit voortvloeiende recht om geen transactie met een Partij aan te gaan, mede of uitsluitend op basis van het feit dat de gemeente van oordeel is dat ten aanzien van die Partij een integriteitsrisico bestaat.

  • 2.

    Met betrekking tot vastgoedtransacties bestaat een integriteitsrisico als uit Bibob-onderzoek blijkt dat sprake is van mindere mate of ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3.

    De gemeente kan gedragingen en omstandigheden van aan de Partij gelieerde partijen of personen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een integriteitsrisico betrekken. Onder gelieerde partijen worden in ieder geval verstaan: personen of partijen die,

• direct of indirect leiding aan Partij geven of hebben gegeven;

• bij de vastgoedtransactie een belangrijke rol vervullen of hebben vervuld;

• over Partij zeggenschap hebben of hebben gehad;

• aan Partij vermogen verschaffen of hebben verschaft;

• onderdeel zijn of zijn geweest van dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24b Burgerlijk Wetboek;

• in een zakelijk samenwerkingsverband tot Partij staan of hebben gestaan;

• op Partij anderszins direct of indirect invloed uitoefenen of hebben uitgeoefend.

Artikel 3.2b Gevolgen eigen onderzoek

  • 1.

    De uitkomst van een eigen onderzoek bij een vastgoedtransactie kan voor de gemeente aanleiding zijn om geen transactie aan te gaan met een Partij of, om in de transactie nadere, al dan niet ontbindende, voorwaarden op te nemen.

  • 2.

    De gemeente kan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, ook in de transactie opnemen, als sprake is van de volgende gevallen:

a. de gemeente heeft het eigen onderzoek nog niet of niet volledig afgerond op het moment van het sluiten van de overeenkomst;

b. het eigen onderzoek van de gemeente heeft geleid tot het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob, maar dit advies is nog niet ontvangen of de procedure tot het verwerken van het advies is door de gemeente nog niet afgerond;

c. er zijn aanwijzingen dat de Partij waarmee de overeenkomst wordt of is aangegaan geheel of ten dele in handen komt van een andere eigenaar.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Intrekking beleidslijn

De “Bibob beleidsregel voor de horeca- en prostitutiebranche, coffee-, grow- en smartshops en de speelautomatenhallen”, vastgesteld op 22 november 2011 is met de inwerkingtreding van deze beleidsregel ingetrokken.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel is vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, ieder voor zover het gaat over de eigen bevoegdheden, op 18 december 2018 en treedt in werking op dag na bekendmaking.

Artikel 4.3 Overgangsrecht

Deze beleidsregel is van toepassing op:

  • 1.

    op de datum van inwerkingtreding verleende subsidiebeschikkingen, waarop de beleidslijn van toepassing is;

  • 2.

    voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel ontvangen aanvragen om een subsidiebeschikking en de Bibob-Officier van Justitie, voordat een beslissing op de aanvraag is genomen, adviseert om een advies aan het landelijk Bureau Bibob aan te vragen.

Artikel 4.4 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Bibob gemeente Nuenen c.a. 2018’.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen

de burgemeester, M.J. Houben MBA

de secretaris, mr. J.H.M. van Vlerken

Bijlage 1. Uitvoering

Bibob-toets

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke (aanvraag)formulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 30 Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.

Het Bibob-vragenformulier en documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnen onderzoek.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in de Wet Bibob, kan het overgaat tot:

  • a.

    intrekking van een eerder verleende beschikking;

  • b.

    weigering van de aangevraagde beschikking;

  • c.

    het niet aangaan van een vastgoedtransactie, da wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 5a onder b. van de Wet

  • d.

    afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht.

Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerderde uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

Bibob-advies

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies van bij bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de person van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd dan wel waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking/vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan oer de financiering van de aan de betreffende beschikking/vastgoedtransactie te verbinden activiteiten,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvragen aan een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.

Beslissing na advies

  • 1.

    Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

a. intrekking van een eerder verleende beschikking;

b. weigering van de aangevraagde beschikking;

c. het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 5a onder b. van de Wet;

d. afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht, dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht;

  • 2.

    Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als werking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 3.

    Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een ‘mindere mate van gevaar’ als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

a. verbinden van Bibob gerelateerde voorschriften aan de beschikking;

b. het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 5a onder b van de Wet;

c. afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht;

  • 4.

    Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mindere mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

Geheimhouding

Geheimhoudingsplicht

Het advies van het Bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de vergunning, subsidie, aanbesteding of vastgoedtransactie. In geval aan betrokkene op grond van de Wet Bibob een kopie van het adviesrapport van het Bureau ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.

Een ieder die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.

Bijlage 2 Aanwijzingsbesluit

Aanwijzingsbesluit

De onderstaande aanvragen voor evenementenvergunning (als bedoeld in artikel … APV) aan te wijzen als aanvragen waarbij een volledige Bibobtoets plaatsvindt:

  • 1.

    aanvragen voor het organiseren van vechtsportwedstrijden of –gala’s, waaronder in ieder geval worden begrepen gemengde vechtkunstevenementen (ofwel Mixed Martial Arts, zoals kooigevechten, vale tudo, muay thai ofwel thaiboksen. en freefight) en kickboksevenementen, ‘én daarmee vergelijkbare activiteiten, waarbij (blijkens de aanvraag) een bezoekersaantal van meer dan 250 personen wordt verwacht;

  • 2.

    aanvragen voor evenementen waarbij leden van de zogenoemde 1% motorclubs (1% MC’s) / Outlaw Motor Gangs (OMG’s) zijn betrokken dan wel waar sprake is van nauwe verwevenheid daarmee1.

1 1% motorclubs (1%MC’s/OMG) plaatsen zich buiten de samenleving door zichzelf te benoemen als "outlaws" die hun eigen regels boven die van de maatschappij stellen. Hieronder vallen in ieder geval de volgende 1% MC’s/OMG’s: Hells Angels MC, Bandidos MC, Satudarah MC, No Surrender MC, Outlaw MC, Veterans, Animals, Rebel Crew, Red Devils, Chicanos en de daaraan gelieerde supportclubs: 22 Squad, Red Jackets, Trailer Trash Travellers, Support 999, Satudrah.

MMA

Gemengde vechtkunst, ofwel Mixed Martial Arts, is een sport die zich richt op het combineren van technieken uit verschillende vechtsporten, zoals worstelen (grappling), judo, kickboksen, boksen en jiujitsu muay thai. Deze combinatie heeft als doel het vormen van de meest effectieve vechtsport voor een in theorie vrij gevecht. Er zijn diverse varianten van Mixed Martial Arts en verschillende organisaties, ieder met zijn eigen kenmerken en regels, waaronder free fight (het vrije gevecht), vale tudo (Braziliaanse Mixed Martial Arts) en cage fight (kooigevecht). Zowel uit een bestuurlijke rapportage van de Dienst Regionale

In de eenheid Oost-Brabant worden regelmatig zogenaamde vechtsportevenementen gehouden. Dit zijn sportwedstrijden waarbij vechtsporten centraal staan.

Deze vinden voornamelijk plaats inrichtingen zoals sportscholen, evenementen locaties en dergelijke. De meeste van deze evenementen vinden plaats binnen de voor deze locatie afgeven vergunning.

Reeds enkele jaren genieten vechtsportgala’s grote interesse van de politie. De aanleiding daarvoor is de maatschappelijke aandacht, de justitiële prioritering met betrekking tot het bestrijden van crimineel vermogen en het tegengaan van vermenging van onderwereld en bovenwereld. Er zijn sterke aanwijzingen dat de georganiseerde criminaliteit een niet te onderschatten invloed heeft op de organisatie van deze evenementen en er geld aan verdient2

In verschillende onderzoeken cq rapportages worden bevindingen omtrent deze evenementen weergegeven. Tevens worden in deze rapportages adviezen omtrent regulering en beheersing gegeven.

Vanuit deze rapportages kan men een vechtsport evenement vanuit verschillende perspectieven bekijken.

Als men dit soort van evenementen vanuit een perspectief van openbare orde en veiligheid benaderd is er onvoldoende transparantie in de organisatie en geldstromen in de vechtsport en ontbreekt het aan duidelijke en strikt toegepaste(zelf)regulering om vervlechting met criminele circuits en geweldsincidenten te voorkomen en uit te bannen;

De ontvlechting van de sport met criminele circuits vraagt om een oplossing. Die kan in het huidige krachtenveld alleen gevonden worden als de overheid de regie neemt. Alleen zij overstijgt alle partijen. Zij kan als enige dwingend optreden.

Kijkend vanuit het perspectief met betrekking tot de relatie tussen vechtsport en georganiseerde criminaliteit kan men stellen dat er:

betrokkenheid van criminelen en crimineel geld bij het organiseren en sponsoren van vechtsportgala’s aanwezig is en vechtsportgala’s als ontmoetingsplek van criminelen (vip-tafels) fungeren

In verschillende rapportages wordt gesteld dat dit soort wedstrijden publiek aantrekken welke strafrechtelijke antecedenten hebben3. In een RIEC rapportage wordt gesproken over “een huishoudbeurs voor personen met criminele antecedenten”.

Tijdens vechtsportevenementen georganiseerd in 2017 in het werkgebied van de politie Oost Brabant is geconstateerd dat een groot gedeelte van de bezoekers criminele antecedenten heeft.

Deze antecedenten waren voornamelijk Opiumwet, vermogen en geweld gerelateerd4.

2 Volgens rapportage politie Amsterdam, Gelderland.

3 Rapportage politie Oost-Brabant

4 Rapportage politie Oost-Brabant

1% MC’s / OMG’s

Gelet op de risico's voor verstoring van de openbare orde en het faciliteren van criminele activiteiten is het voorts van belang om evenementen waar 1% MC's bij betrokken zijn kritisch te beoordelen. Uit meerdere strafrechtelijke onderzoeken blijkt dat leden van 1% MC's zich bezighouden met zware criminaliteit. Te denken valt daarbij aan bedreiging met geweld, geweldsdelicten, levensdelicten, handel in wapens en drugs, afpersing, witwassen en georganiseerde hennepteelt. Deze signalen vormen de aanleiding om evenementen waarbij 1% MC's / OMG's zijn betrokken onder de reikwijdte van de Wet Bibob te laten vallen. Door de politie wordt een evenementenagenda bijgehouden. Wanneer hieruit blijkt dat een evenement in verband wordt gebracht met 1% MC's / OMG's wordt de gemeente via het RIEC hiervan (pro-actief) in kennis gesteld. Daarnaast kunnen de medewerkers van het Klant Contact Centrum bij twijfel over een aanvraag c.q. aanvrager contact opnemen met de gemeentelijke projectleider bestuurlijke aanpak. Deze kan dan informatie inwinnen bij de accountmanager van het RIEC die de 1% MC's / OMG's in zijn portefeuille heeft.