Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Commissie Bezwaarschriften gemeente Elburg en gemeente Nunspeet

Geldend van 30-06-2010 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Commissie Bezwaarschriften gemeente Elburg en gemeente Nunspeet

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Nunspeet;

ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 december 2010, nr. 70;

gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB);

besluiten:

vast te stellen de verordening:

Commissie Bezwaarschriften gemeenten Elburg en Nunspeet

Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;b. commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften.

Artikel 2 Inleidende bepaling commissie

  • 1 Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van deraden, de colleges en de burgemeesters van de gemeenten Elburg en Nunspeet.

  • 2 De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegenbesluiten op grond van, dan wel die betrekking hebben op:a. een wettelijk voorschrift over belastingen of de Wet waardering onroerende zaken;b. artikel 4:18 van de AWB, tenzij het bezwaar zich mede richt tegen de beschikking op deaanvraag;c. titel 4.4 ‘bestuursrechtelijke geldschulden’ van de AWB, tenzij het bezwaar zich medericht tegen de beschikking op de aanvraag.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1 De commissie bestaat uit drie kamers en die behandelen bezwaarschriften op het terrein van:- kamer éénde ruimtelijke ordening, bouwen en wonen, milieu, verkeer, de Algemene plaatselijkeverordening en overig algemeen en bijzonder bestuursrecht;- kamer tweehet sociale zekerheidsrecht en de Wet maatschappelijke ondersteuning;- kamer driede rechtspositie van het personeel.

  • 2 Elke kamer bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden, die geen deel uitmaken vanen niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een verwerend bestuursorgaan engeen ingezetenen zijn van de gemeente Elburg of Nunspeet.

  • 3 De voorzitter en leden worden door de colleges van Elburg en Nunspeet benoemd, geschorsten ontslagen.

  • 4 De colleges kunnen een aantal plaatsvervangende leden benoemen. Voor hen zijn de voorde leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De kamers regelen de vervanging van de voorzitter.

Artikel 4 Secretaris

  • 1 De secretaris van de commissie is een door het college van de gemeente Elburg of Nunspeetaangewezen ambtenaar.

  • 2 De colleges wijzen secretarissen aan.

  • 3 Op aanwijzing van de voorzitter van de desbetreffende kamer verricht de secretaris alle werk-zaamheden die dienstig zijn aan het functioneren van de desbetreffende kamer.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1 De voorzitter en de commissieleden worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Het ismogelijk één keer herbenoemd te worden.

  • 2 De voorzitter en de commissieleden kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvanschriftelijk mededeling aan het college.

  • 3 De aftredende of ontslag nemende voorzitter of commissieleden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift

  • 1 Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2 Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt binnen zeven werkdagen inhanden van de commissie gesteld.

  • 3 In het bericht van ontvangst wordt vermeld dat de commissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 7 Bemiddeling

De commissie onderzoekt of de zaak in der minne kan worden geschikt voordat de zaak in be-handeling wordt genomen. De secretaris verricht daartoe de nodige handelingen.

Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden op grond van de hierna genoemde artikelen van de AWB worden voor de toe-passingvan deze verordening uitgeoefend door de voorzitter:a. artikel 2:1 tweede lid;b. artikel 6:6 wat betreft het de indiener stellen van een termijn;c. artikel 6:17 voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door decommissie;d. artikel 7:4 tweede lid;e. artikel 7:6 vierde lid.

Artikel 9 Vooronderzoek

  • 1 De voorzitter is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2 De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen adviesof inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen op de hoorzitting te verschijnen. Alsdaaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college van de betrokken gemeentevereist.

Artikel 10 Hoorzitting

  • 1 De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2 De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de AWB.

  • 3 Als de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvanmededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 11 Uitnodiging zitting

  • 1 De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee wekenvoor de zitting schriftelijk uit.

  • 2 Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaanonder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3 De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van dezitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4 De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staanvan de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 12 Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie inelk geval de voorzitter of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 13 Geen deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de commissieleden nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschriftals daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

Artikel 14 Openbaarheid zitting

  • 1 De zitting van kamer 1 is openbaar.

  • 2 De zitting van kamer 2 en 3 is niet openbaar.

  • 3 De deuren kunnen worden gesloten als de voorzitter of een van de aanwezige leden vankamer 1 het nodig oordeelt of als een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 4 Als de voorzitter vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegenopenbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats achter gesloten deuren.

Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging

  • 1 In het verslag zoals bedoeld in artikel 7:7 van de AWB staan de namen vermeld van de aanwe-zigen en hun hoedanigheid.

  • 2 Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verderter zitting is voorgevallen.

  • 3 Als de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond of als belanghebbenden,respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakthet verslag hiervan melding.

  • 4 Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnenworden gehecht.

  • 5 Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 16 Nader onderzoek

  • 1 Als na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

  • 2 De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift toegezonden aan de com-missieleden,het verwerend orgaan en de belanghebbenden.

  • 3 De commissieleden, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een weekna verzending van de nadere informatie aan de voorzitter een verzoek richten tot het beleggenvan een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

  • 4 Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Raadkamer en advies

  • 1 De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengenadvies.

  • 2 De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3 Als bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4 Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt als die minderheid datverlangt.

  • 5 Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6 Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging

  • 1 Het advies wordt, onder medezending van het verslag zoals bedoeld in artikel 15 en eventueeldoor de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aanhet bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift moet beslissen.

  • 2 Als naar het oordeel van de voorzitter de termijn van twaalf weken, genoemd in artikel 7:10,eerste lid van de AWB, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een adviesen het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing teverdagen.

  • 3 Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 19 Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks vóór 1 juli aan de bestuursorganen van de gemeenten Elburg enNunspeet verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 20 Intrekking oude regeling

De verordening Commissie Bezwaarschriften 2010 wordt ingetrokken met dien verstande datdeze van toepassing blijft op bezwaarschriften die voor de datum van inwerkingtreding van dezeverordening zijn ingediend.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt 1 mei 2011 in werking.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Commissie Bezwaarschriften Elburg enNunspeet.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2010.
De griffier,De voorzitter,
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders,in de vergadering van 9 november 2010.
De secretaris,De burgemeester,
Aldus vastgesteld door de burgemeester op 9 november 2010.
De burgemeester,

Toelichting 1 Nieuwe Toelichting

ToelichtingDeze verordening geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door een ad-viescommissie.Om een volledig beeld te krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bijde behandeling van een bezwaarschrift is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Algemenewet bestuursrecht (AWB) en de verordening naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toe-lichting bij het model zijn zo veel mogelijk onderdelen uit de AWB opgenomen die van belang zijnin de behandelingsprocedure.In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad,het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten deverordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het col-lege en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot hetinstellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursor-ganensamen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluitenvan de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de driebestuursorganen.Ambtelijke commissieNiet elke gemeente kiest voor behandeling van bezwaarschriften door een externe commissie.Mogelijk is dat voor bepaalde categorieën besluiten gekozen wordt voor een ambtelijke commis-sie.Zo kan er gekozen worden voor een systeem waarbij de commissie adviseert over de ingewikkel-derebezwaarschriften, terwijl de eenvoudige ambtelijk worden afgehandeld. Een ambtelijkecommissie hoeft zich niet te houden aan de vereisten uit artikel 7:13 van de AWB. Doordat niet bijde bevestiging van ontvangst van een bezwaarschrift verplicht moet worden meegedeeld dat eencommissie zal adviseren, maar omdat in de wet is bepaald dat dit zo spoedig mogelijk moet ge-beurenheeft een gemeente de tijd en mogelijkheid om bezwaarschriften te scheiden. De in dezeverordening opgenomen bepalingen over het horen, de gang van zaken tijdens de hoorzitting enhet adviseren aan het bestuursorgaan kunnen ook voor een ambtelijke commissie gelden. Voorhet horen door een ambtelijke commissie gelden de bepalingen uit artikel 7:5 van de AWB.BestuursorgaanSinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 2003, LJNAF6023. is duidelijk dat de Commissie Bezwaarschriften niet alleen een adviescommissie is maarook een bestuursorgaan. In deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot de ad-viestaakvan de commissie. De raad, het college en de burgemeester stellen de commissie in enhebben daarmee zeggenschap over de wijze waarop de commissie haar adviestaak uitoefent. Zokunnen afspraken met de commissie worden gemaakt over de termijnen waarbinnen de Commis-sieBezwaarschriften advies uitbrengt. In het kader van de Wet dwangsom en beroep is het vanbelang dat de commissie op tijd adviseert, zodat ook tijdig een beslissing op het bezwaar kanworden genomen.De raad, het college en de burgemeester hebben geen zeggenschap over de uitoefening van debevoegdheden door de commissie als bestuursorgaan.Er is een aantal mogelijkheden denkbaar waarbij de commissie als bestuursorgaan optreedt. Ditis het geval als er een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur (WOB), Wet be-schermingpersoonsgegevens (WBP) wordt ingediend of als er een klacht wordt ingediend.Op grond van de WOB kan eenieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten overeen bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuurorgaan of een onder verantwoordelijkheidvan een bestuurorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. De commissie moet beslissen opWOB-verzoeken om documenten die onder haar berusten. Het gaat dan om alle documenten dievanuit de commissie worden verzonden en om alle documenten die aan de commissie zijn ge-richt.- 6 -Ook is de Commissie Bezwaarschriften verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgege-vensin de zin van de WBP. De verwerking van persoonsgegeven in het kader van de behandelingvan bezwaarschriften vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de commissie. Voor hetrecht op inzage en het recht op verbetering, aanvulling, verwijdering en afscherming (artikel 35 en36 van de WBP) moet de belanghebbende zich tot de commissie richten. Op basis van artikel 9:1van de AWB kan eenieder een klacht indienen over de wijze waarop het bestuursorgaan of eenonder de verantwoordelijkheid van dat orgaan werkzame persoon zich in een concrete situatie tenopzichte van de klager of iemand anders heeft gedragen. Dit betekent dat niet alleen klachtenover de commissie als geheel, over een commissielid maar ook klachten over de secretaris moe-tenworden afgedaan door de commissie zelf. Eveneens kan een klacht over de commissie wordeningediend bij de Nationale Ombudsman.Het is mogelijk dat de commissie zelf een regeling opstelt voor de werkwijze en besluitvorming indie gevallen dat zij optreedt als bestuursorgaan. Omdat dit relatief weinig voorkomt, is het ookmogelijk om tijdens een vergadering van de gehele commissie hierover afspraken te maken.Vierde tranche van de AWBOp 1 juli 2009 trad de vierde tranche van de AWB in werking. Deze tranche beslaat drie onder-werpen:- algemene regels voor betaling en inning van schulden (bestuursrechtelijke geldschulden);- bestuurlijke handhaving, in het bijzonder de bestuurlijke boete;- attributie van bevoegdheden aan ambtenaren.Wellicht leidt deze aanvulling van de AWB tot een toename van het aantal bezwaarschriften. Opdit moment is daar echter nog weinig over bekend.Wet dwangsom en beroepOp 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep, onderdeel van de AWB, in werking getreden.Voor de Commissie Bezwaarschriften is deze wet op de volgende punten van belang.Allereerst is met de inwerkingtreding van deze wet de beslistermijn voor een bezwaarschrift ver-ruimd.De termijn begint nu niet meer te lopen vanaf het moment dat een bezwaar wordt ingediendmaar vanaf het moment dat de bezwaartermijn van het besluit is afgelopen. Deze regelingziet op die gevallen waarbij er meerdere bezwaren tegen één besluit worden ingediend, het is numogelijk om deze gelijk te behandelen. Voorheen was het mogelijk dat er ruim vijf weken zatentussen het eerste ingediende bezwaarschrift en het laatste waardoor het lastig was om op tijd heteerste bezwaarschrift af te handelen.Daarnaast is de beslistermijn als er een commissie is, verlengd van tien naar twaalf weken en demogelijkheid om te verdagen van vier naar zes weken.Wordt er niet op tijd een besluit genomen door het bestuursorgaan, dan is het mogelijk dat debezwaarde een dwangsom aanvraagt. Dit proces wordt gestart door het sturen van een ingebre-kestelling.Het bestuursorgaan heeft dan nog twee weken de tijd om het besluit te nemen. Gebeurtdit niet dan gaat automatisch de dwangsom lopen, per dag, met een maximum van 42 dagenwat staat voor een bedrag van € 1.260,--. Tegelijk met de ingebrekestelling kan beroep wordeningesteld bij de rechter. De rechter kan ook een passende dwangsom opleggen.De Wet dwangsom en beroep zorgt ervoor dat bestuursorganen hun interne processen goedinrichten zodat op tijd besluiten genomen kunnen worden. De Commissie Bezwaarschriften maaktonderdeel uit van het proces om tot een beslissing op bezwaar te komen. Het ligt voor de handdat afspraken worden gemaakt tussen bestuursorgaan en commissie. Voor de commissie is hetbelangrijk dat zij zo snel mogelijk de dossiers ontvangen van de ambtelijke organisatie die horenbij het bezwaarschrift. Voor het bestuursorgaan is het van belang dat de commissie rekeninghoudt met de vergadercyclus van bijvoorbeeld het college en dat adviezen op tijd worden aange-leverd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 – BegripsbepalingIn dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de AWB voorkomen. Zoontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsenin de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordtin de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het col-legevan burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatiebepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2 – Inleidende bepaling commissieIn de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een ge-meentelijkecommissie. Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd.In artikel 1:5 van de AWB is omschreven wat onder het maken van bezwaar moet wordenverstaan.Het tweede lid is een facultatieve bepaling. Van de hier geboden mogelijkheid is gebruikgemaaktvoor die bezwaarschriften die betrekking hebben op een zo specifieke materie of voor onderwer-penwaarover zulke grote aantallen bezwaarschriften te verwachten zijn dat het wenselijk is daarvooreen andere methodiek van horen en adviseren te hanteren. Dit betreft belasting- en WOZzaken.Ook bezwaarschriften die voorvloeien uit de hiervoor genoemde vierde tranche van deAWB zijn hier uitgezonderd, tenzij het bezwaar zich mede richt tegen de beslissing op de aan-vraagzelf. Op grond van de wet zijn de bezwaren tegen de beslissing op de aanvraag en de bezwarentegen een hieruit voortvloeiende rentebeschikking, kostenbeschikking et cetera aan elkaargekoppeld. Wij achten het niet wenselijk dat een deel van het bezwaar door de commissie wordtbehandeld en een deel buiten adising van de commissie om wordt afgedaan, omdat hiervoor danverschillende beslistermijnen zouden gaan gelden. Bezwaarschriften met betrekking tot belastin-genWOZ-zaken zijn van behandeling door de commissie uitgezonderd, omdat de Algemene wetinzake rijksbelastingen en de WOZ afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslis-termijnen,het horen en de geheimhouding.

Artikel 3 – Samenstelling van de commissieHet eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 van de AWB. De wetstelt als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid,onder a van de AWB).2. De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van hetbestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b van de AWB).Gekozen is voor een adviescommissie die volledig bestaat uit leden die geen deel uitmaken vanen niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan ook is ervoor gekozengeen leden zitting te laten nemen die wonen in de gemeente Elburg of Nunspeet.Bij de keuze voor de samenstelling van de commissie is voor ogen worden gehouden welk doelmet de commissie wordt nagestreefd. In de eerste plaats moeten de personen die de commissievormen in die mate vakkundig zijn dat van de commissie goede adviezen te verwachten zijn.Hierbij kan gedacht worden aan personen die weten wat er speelt bij de desbetreffende overheid(oud-bestuurders), maar ook aan deskundigen op het gebied van geschillenbeslechting (juristen).De commissieleden moeten gevoel hebben voor politieke en bestuurlijke verhoudingen. De taakvan de commissie is immers een bestuurlijke heroverweging, die naast de rechtmatigheidstoet-sing,toetsing van de doelmatigheid omvat.Door de bepaling in het derde en vierde lid delegeert de raad de benoeming van commissieledenaan het college. Het college is hiermee ook het orgaan dat zo nodig het functioneren van decommissieleden evalueert. Als een commissielid niet naar behoren functioneert, is het in eersteinstantie de commissie die hierop actie zal ondernemen.

Het is immers een zelfstandig bestuursorgaan. De voorzitter speelt hierbij een rol. Mocht eencommissielid niet zelf ontslag nemen, dan is het uiteindelijk aan het college om op te treden. Hetligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken hebbenplaatsgehad en dat er een dossier is gevormd. Bij de bevoegdheid van het college om een com-missielidte schorsen, kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van eencommissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.Op 22 juli 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het ontslag door het college vanleden van een Commissie Bezwaarschriften. Aanleiding was een vertrouwensbreuk (gepubliceerdin JB 2009, 216). Met name in de uitspraak van de rechtbank, minder in die van de afdeling, wordtingegaan op de bevoegdheid van het college om leden van de Commissie Bezwaarschriften teontslaan wegens een vertrouwensbreuk. De commissie heeft als adviseur in zekere mate eenonafhankelijke rol ten opzichte van het college en daarom moet aan de commissie ruimte wordengelaten om op verantwoorde wijze invulling aan haar onderzoeksbevoegdheden te geven. Hetcollege mag daarom niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen omdat anders deschijn kan ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor hetbestuurorgaan onwelgevallig standpunt. Tegelijkertijd is de commissie een adviserend orgaan enligt de eindverantwoordelijkheid voor de beslissing op het bezwaar bij het bestuursorgaan. In ver-bandhiermee achtte de rechtbank en de afdeling het ontoelaatbaar dat de commissie het initiatiefnam tot een bemiddelingspoging door een derde, terwijl verweerder al had laten blijken niets tevoelen voor een dergelijke oplossing. Het feit dat commissieleden voor een periode van vier jaarworden benoemd, doet niet ter zake; als sprake is van een vertrouwensbreuk is ontslag mogelijk.Instelling kamersIn verband met een wenselijke splitsing naar onderwerp, is de commissie opgesplitst in kamers.

Artikel 4 – SecretarisHoewel in de AWB nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat eencommissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5 – ZittingsduurGekozen is voor een zittingsduur van vier jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming voor vierjaar. Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Hij kan ook een later tijd-stipkiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnenzijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongenworden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6 – Ingediend bezwaarschriftDit artikel spreekt voor zich.In de AWB wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift inge-diendmoet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordtbeknopt aangegeven welke onderwerpen in de AWB aan de orde komen:- Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).- De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12).- De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).- De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorge-schrevenwijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).- De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheo-rieis van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).- Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel6:10 en 6:11).- Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn ge-bonden(artikel 6:12).- De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15).- 9 -- Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend.Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kanook in een later stadium; zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie(artikel 6:14).- Doorzendplicht (artikel 6:15).Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreikingvan een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de me-dedelingaan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededelingspoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.Het verdient aanbeveling om bij grensgevallen naast aantekening van de datum van ontvangst ophet bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is gezien het belang vande datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijk-heid(zie artikel 6:9 van de AWB). Een per fax verzonden bezwaarschrift moet vóór 0.00 uur vande laatste dag van de termijn zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aan-gevangenvóór 0.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuuris voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 00/325). Een bezwaarschrift verzendenper e-mail is ook mogelijk. Wel is het zo dat het bestuursorgaan deze weg expliciet moet open-stellen(artikel 2:15 van de AWB). Dit geeft de gemeente ook de mogelijkheid om een apart emailadresin te richten voor de ontvangst van bezwaarschriften. Als een bezwaarde per e-maileen bezwaarschrift heeft ingediend terwijl het bestuursorgaan deze mogelijkheid niet heeft toege-staan,moet het bestuursorgaan de verzender op de hoogte brengen dat deze manier niet mogelijkis en de verzender te verzoeken het bezwaarschrift alsnog op de voorgeschreven wijze teversturen. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk wordenverklaard.Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 van de AWB uitdrukkelijk voor-geschrevenals het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of eenonbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij debevoegde instantie is ingediend. Op grond van het derde lid van artikel 6:15 van de AWB moetnamelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend beschouwen alsde indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk mis-bruikheeft gemaakt van zijn procesrecht (derde lid zoals gewijzigd bij de Eerste evaluatiewetAWB, in werking getreden op 1 april 2002). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bijherhaling willens en wetens een bezwaarschrift bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wan-neerhet derde lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er isdan meestal sprake van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. Inbeginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit nietvoor risico van belanghebbende.Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door decommissie gestart. De in artikel 7:13, tweede lid bepaalde melding dat een commissie over hetbezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt ver-lengdtot twaalf weken met een verdagingsmogelijkheid van zes weken (artikel 7:10). Wellicht tenovervloede wordt hier opgemerkt dat het aanbeveling verdient indieners al in een zo vroeg moge-lijkstadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.

Artikel 7 – BemiddelingDeze bepaling is bij de herziening van 2010 toegevoegd. Alternatieve geschillenbeslechting wordtbij de meeste bestuursorganen en rechtbanken op een bepaalde manier toegepast. Veel voorko-mendevormen zijn (pre)mediation of een andere aanpak. Bij de andere aanpak wordt vaak naontvangst van het bezwaarschrift meteen gebeld naar de bezwaarde. Op deze manier kunnenmisverstanden worden rechtgezet, het besluit nader worden toegelicht et cetera. Dit kan leiden totintrekking van het bezwaarschrift.Mediation is een formelere vorm. Hierbij kan onder begeleiding van een mediator naar een oplos-singworden gezocht waarmee beide partijen uit de voeten kunnen. Belangrijk is dat beide partijendeze stap nemen en de afspraken die hierbij horen formeel in een overeenkomst worden vastge-legd.De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook degrenzen van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen.Het is de commissie die na ontvangst van een bezwaarschrift kan beoordelen of een bemidde-lingspogingzinvol is. In de praktijk zal de secretaris een initiërende rol hebben om een bemiddelingsvoorstelzowel bij de commissie als de behandelende afdeling voor te leggen. Door dezebepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschrif-tenproces.Door de Wet dwangsom en beroep bij niet-tijdig beslissen is het van belang dat, alsgesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordtvastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aande secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.

Artikel 8 – Uitoefening bevoegdhedenOp grond van artikel 7:13 van de AWB beslist de commissie over onder andere de toepassingvan artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijkdat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend.De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de AWB luiden als volgt.- Artikel 2:1, tweede lidEen bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.ToelichtingDeze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze be-voegdheidgebruik te maken.- Artikel 6:6Als niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behan-delingnemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits deindiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gesteldetermijn.ToelichtingDe termijn waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter.Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het nietgoed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zoumoeten zijn. Uitgangspunt is wel dat sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meestegevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden vol-staan).Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerdeverzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedurewordt vertraagd. Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuimen waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk.Er moet duidelijk aangegeven worden welke consequentie verbonden is aan het nietvoldoenaan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerdvoor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk wordenverklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.Overigens mag niet zonder meer geconcludeerd worden dat in zo'n situatie sprake is van eenkennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor – Op grond van artikel 7:3 van de AWB –van het horen kan worden afgezien.Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de AWB waarin voorschriften zijn opgenomenvoor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift moet worden beslist. De beslister-mijnwordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht eenverzuim zoals bedoeld in artikel 6:6 van de AWB te herstellen, tot de dag waarop het verzuim ishersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

- Artikel 6:17Als iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar tebeslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.ToelichtingDeze bepaling spreekt voor zich. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft, ligtdeze taak bij de voorzitter. Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de verte-genwoordigersvan de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussende aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196). Artikel 7:4, vierde lidvan de AWB staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetref-fendestukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG2001/30).- Artikel 7:4, tweede lidHet bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbendestukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden terinzage.ToelichtingHet inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaar-schriftprocedurete beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk.Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is ook geen sprake van een ver-plichteterinzagelegging. Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbendeom stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van terinzageligging (Rb.Amsterdam, 8 augustus 1995, AWB katern 1996, 19).- Artikel 7:6, vierde lidHet bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van hetderde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].Het derde lid van dit artikel luidt: “Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordtieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezig-heid.”ToelichtingIn het tweede lid van artikel 7:6 wordt de mogelijkheid gegeven om de belanghebbenden afzon-derlijkte horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandighedenbekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Hetvierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te wordenover wat in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.

Artikel 9 – VooronderzoekHet spreekt voor zich dat de voorzitter ervoor zorg moet dragen dat al het noodzakelijke wordtgedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowelintern bij de gemeente – hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen – alsextern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatiein te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven hetbezwaarschrift in te trekken. De activiteiten van de commissie of de voorzitter bij de voorbereidingvan de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone enbijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de ver-goedingenvoor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten metzich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesprokenis in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen alshet om bijzondere kosten gaat.Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bij-zonderekosten niet gemaakt worden voordat het college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsenaan een begrotingspost. Om deze reden is in de desbetreffende bepaling voor de kosten voorgetuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd.Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frus-treerten haar onafhankelijke positie daardoor aantast.In dit verband verdient ook artikel 3:7 van de AWB aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuurs-orgaanwaaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikkingstelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Uit de hier gebezig-deformulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens datzullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op dezaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie kan immers geen afgewogenoordeel uitbrengen als gegevens worden achtergehouden.

Artikel 10 – HoorzittingVoor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 8 van deze verordening. Artikel 7:3van de AWB geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afge-zien.Voor een ingediend bezwaarschrift is dat als:a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;b. het bezwaar kennelijk ongegrond is;c. de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te wordengehoord, ofd. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoorniet in hun belangen kunnen worden geschaad.Ad d.Het ligt voor de hand dat als het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tege-moetdenkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter contact opneemt. In dit verbandwordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 van de AWB. In artikel 6:18 gaat het over het tijdenshet aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19wordt bepaald dat als een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen,het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheeltegemoetkomt aan het bezwaar.De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voor-zitter.Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen.Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid waarin onder andere isbepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist overde toepassing van artikel 7:3. Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast moet inhet uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen worden. Dat is noodzakelijkomdat op grond van artikel 7:12 van de AWB bij de beslissing op een bezwaarschrift, als van hethoren is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 11 – Uitnodiging zittingOp grond van het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voorde zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen.Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdigbeeld ontstaat. Verder is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijkezijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissiemoeilijk worden om een goede afweging te maken.Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf.In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overigebelanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te berei-den.Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift testellen dat bij het verslag wordt gevoegd. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede inverband met de termijn van twaalf weken waarbinnen, behalve verdaging, op het bezwaar moetzijn beslist (artikel 7:10 van de AWB) en het bepaalde in artikel 7:4 van de AWB (zie hierna).Verder is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting.Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene moet wel tijdig uitsluitsel overzijn verzoek om uitstel krijgen. Met de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet-tijdigbeslissen, is het verstandig om als een bezwaarde verzoekt om uitstel en hiermee ingestemdwordt, af te spreken dat daarmee de beslistermijn met eenzelfde periode wordt opgeschort,en dit op papier te bevestigen.De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde inartikel 7:4 en 7:8 van de AWB. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bijde uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen. Omdat de inhoud van deze artikelen voorzich spreekt, is volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen (zie ook de toelichting bij artikel8).Artikel 7:41. Tot tien dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.2. Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op dezaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste éénweek voor belanghebbenden ter inzage.3. Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid enwordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen.4. Belanghebbenden kunnen van deze stukken afschriften verkrijgen tegen vergoeding van tenhoogste de kosten.5. Voor zover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lidachterwege worden gelaten.6. Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan al dan niet op verzoek van een belanghebbende,toepassing van het tweede lid verder achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtigeredenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.7. Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voor zover op grond van de WOB de ver-plichtingbestaat een verzoek om informatie vervat in deze stukken in te willigen.8. Als een gewichtige reden ligt in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke ge-zondheidvan een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehoudenaan een gemachtigde die advocaat of arts is.Volgens de parlementaire geschiedenis moet voor het aannemen van geheimhoudingsredeneneen sterkere grond aanwezig zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden (zie ook: Rb.Den Haag, 19 februari 1996, AWB katern 1996, 43). In de bezwaarschriftprocedure is voor inzagein en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 van de AWB van toepassing (Rb.Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).Artikel 7:81. Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundi-genworden gehoord.2. De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die henheeft meegebracht.Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is eenbeginsel van goede procesorde (JG 2000/122).

Artikel 12 – QuorumDit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van debezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering doorde voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 5). In deGemeentestem 2008, nr. 101 is een artikel verschenen van mr. H. Piefers: “Horen en adviserendoor een onvolledige Commissie Bezwaarschriften”.

Artikel 13 – Geen deelneming aan de behandelingDit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 van de AWB. Ook al is de voorzitter formeelonafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheidsprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).

Artikel 14 – Openbaarheid zittingOp grond van artikel 7:5, tweede lid van de AWB besluit het bestuursorgaan voor zover niet bijwettelijk voorschrift anders is bepaald of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13,vierde lid AWB wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend. In de desbetreffende ver-ordeningsbepalingis vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzonderingop deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld als bijzonder persoonlijke zaken van familiaire,medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.De zitting moet worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die op grond vanartikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsvindt. Ingeval de Commissie Be-zwaarschriftenadviseert over bezwaren op grond van de Wet werk en bijstand en de Wet maatschappelijkeondersteuning vinden de zittingen achter gesloten deuren plaatsvinden.

Artikel 15 – Schriftelijke verslagleggingArtikel 7:7 van de AWB vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt.De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de AWB geregeld.Dit staat overigens niet in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naamen hoedanigheid wordt opgenomen. Wel moet uit het verslag duidelijk blijken wie namens welkepartij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht. Gezien de betekenis van de hoorzit-tingin het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewelniet voorgeschreven in de AWB) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissingop het bezwaar aan belanghebbenden wordt toegezonden. Het verslag speelt ook een rol in deraadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken inde adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoordte worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 16 – Nader onderzoekEen nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment vande zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerendorgaan opnieuw te horen. De desbetreffende bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissiete verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de AWB wordt bepaald datals het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreffen die voor de op bezwaar tenemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meege-deelden dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginselhoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan ervoor geko-zenworden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na dehoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationaleombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuurs-orgaanzich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belang-hebbendenin de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te ma-ken(Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 17 – Raadkamer en adviesZie ook de toelichting bij artikel 14. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde be-raadslagingvindt achter gesloten deuren plaats. Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor diegevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid vaneen of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 13)tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat. Het horen kan plaatsvinden dooreen niet-voltallige commissie (zie onder 12); de advisering moet plaatsvinden door een commissiedie voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de AWB.Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer AWB00/8620 en 00/8621).Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerstelid, onder a van de AWB (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257).Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheidkrijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).In 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures in werking getreden. Deze wet bevat eenregeling voor de vergoeding van de kosten die een belanghebbende maakt bij de behandelingvan een door hem ingediend bezwaar- of administratief beroepschrift. De bepalingen zijn opge-nomen in artikel 7:15, 7:28 en 8:75 van de AWB. Een verzoek om vergoeding van de kosten moetworden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar of administratief beroep heeft beslist.Doorgaans wordt een dergelijk verzoek in het bezwaarschrift of mondeling tijdens de hoorzittinggedaan. De Commissie Bezwaarschriften adviseert in dat geval ook over dit verzoek en geeft aanof er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het bedrag. Dit laatste kan wordenontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 18 – Uitbrengen advies en verdagingVolgens artikel 7:13, zesde lid van de AWB maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag vande hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht. Debeslistermijn bedraagt op grond van artikel 7:10 van de AWB twaalf weken, behalve in het gevalvan opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De desbetreffendebepaling verlangt van de voorzitter dat als hij voorziet dat de termijn zoals hiervoor bedoeld nietwordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.Het besluit tot verdaging is een beschikking. Op grond van artikel 7:14 van de AWB zijn artikel3:41 tot en met 3:45 van de AWB, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluitenregelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 van de AWB is wel van toepassing. Dit arti-kel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor dehand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe tezenden.Afronding van de procedureDe verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt ermee – zieartikel 18 – dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaandat op het bezwaarschrift moet beslissen.In de artikelen 7:11 (bezwaarschrift) van de AWB is geregeld wat er daarna moet gebeuren. Alshet bezwaar ontvankelijk is, moet op grondslag daarvan een heroverweging van het bestredenbesluit plaatsvinden. Is een bezwaarschrift niet ontvankelijk, dan wordt aan heroverweging niettoegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaanhet bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Ditnieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.Omdat in het verleden bestuursorganen nogal eens bij de beslissing op bezwaarschriften loutertoetsten op rechtmatigheid is in het eerste lid van artikel 7:11 vastgelegd dat het om een herover-weging gaat. Dat betekent dat de toetsing niet beperkt moet blijven tot vragen van rechtmatigheid,maar binnen de grenzen van de wet zich ook moet uitstrekken tot beleidsmatige en bestuurlijkeaspecten. De heroverweging moet ex nunc plaatsvinden, dat wil zeggen dat rekening moet wor-den gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandighedenvan het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang. Daarnaast moet de heroverweging op grondslag van het bezwaar geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginselbuiten beschouwing blijven.Het bestuursorgaan moet daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hunstrekking opvatten. Als bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze ondanks een beperkteomschrijving in het bezwaarschrift ruimer bedoeld zijn, moet daarmee rekening worden gehou-den.Verder is het de bedoeling van deze bepaling dat geen verslechtering van de positie van degenedie het bezwaarschrift indient tijdens de bezwaarschriftenprocedure mag optreden (verbod vanreformatio in peius). Natuurlijk staat dit niet in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegenbijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is hetwezen van de bezwaarschriftenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel. In artikel 7:12van de AWB is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift moet berusten op eendeugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij is hetvan belang dat als van het advies van de commissie wordt afgeweken in de beslissing de redenvan die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden. Ten slottewordt verwezen naar artikel 6:23 van de AWB waarin wordt voorgeschreven dat als beroep kanworden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de be-slissingmelding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijnen bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.

Artikel 19 – JaarverslagIn de praktijk blijkt dat de Commissie Bewaarschriften jaarlijks verslag uitbrengt aan de raad, hetcollege en de burgermeester over haar werkzaamheden. De invulling van dit verslag is aan decommissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven welke aantallen bezwaren zijn inge-diend,wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitge-bracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond et cetera) of het bestuursor-gaancontrair heeft besloten, in welke gevallen beroep wordt ingediend en wat de uitkomst van ditberoep is. In geval er een klacht is ingediend tegen de Commissie Bezwaarschriften wordt dit inhet jaarverslag vermeld. Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan debestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.

Artikel 20 – Intrekking oude regelingDit artikel spreekt voor zich.

Artikel 21 – InwerkingtredingIn artikel 139 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding vanbesluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over be-kendmakingen mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 van de AWB zijn nietvan toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 van de AWB; dat aangeeftdat op besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, van dat hoofdstuk slechtsafdeling 2 tot en met 4a van toepassing zijn en wel voor zover de aard van de besluiten zich daar-tegenniet verzet). Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschrifteninhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt doorplaatsing in het gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestel-de uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).

Artikel 22 – CiteertitelDeze verordening kan worden aangehaald als Verordening Commissie Bezwaarschriften Elburgen Nunspeet.