Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2010

Geldend van 22-12-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2010

De raad van de gemeente Nunspeet;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 december 2010;gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;besluit vast te stellen de volgende verordening:Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2011

Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk

De raad van de gemeente Nunspeet;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 december 2010;gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;besluit vast te stellen de volgende verordening:Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2011

Artikel 1 Belastingplicht

  • 1 Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden ter zake van binnen de gemeente gelegenonroerende zaken twee directe belastingen geheven:a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerendezaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet op grond van eigendom, bezit,beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerendezaak het genot heeft op grond van eigendom, bezit of beperkt recht, verder tenoemen: eigenarenbelasting. 

  • 2 Bij de gebruikersbelasting wordt:a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven,aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene diehet deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degeneaan wie dat deel in gebruik is gegeven;b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerktals gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degenedie de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd de belasting als zodanigte verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 

  • 3 Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende op grond van eigendom,bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig inde kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende opgrond van eigendom, bezit of beperkt recht is. 

Artikel 2 Belastingobject

  • 1 Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, zoals bedoeld in hoofdstuk IIIvan de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). 

  • 2 Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning als de waarde die op grond van hoofdstukIV van de Wet WOZ is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan wordentoegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledigdienstbaar zijn aan woondoeleinden. 

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1 De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor de onroerendezaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 1. 

  • 2 Als met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet vanhoofdstuk IV van de Wet WOZ wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaaldmet overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of op grond van de artikelen 17, 18 en20, tweede lid van de Wet WOZ. 

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1 In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aan-merkinggelaten, voor zover dit niet al is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoeldewaarde, de waarde van:a. het bepaalde in artikel 220d, eerste lid van de Gemeentewet;b. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienstvan de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemdzijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;c. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijndegebouwen – die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienstevan het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties,standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;d. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan degemeente het genot heeft op grond van eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzonderingvan delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;e. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanigeonroerende zaken die dienen als woning. 

  • 2 De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerendezaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet hetgenot heeft op grond van eigendom, bezit of beperkt recht. 

Artikel 5 Belastingtarieven

De belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf:a. bij de gebruikersbelasting 0,102%;b. bij de eigenarenbelasting1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0695%;2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1271%. 

Artikel 5a Efficiencyvrijstelling

Bij de heffing en de invordering van de belastingen op grond van deze verordening worden zowelartikel 220h eerste lid als het tweede lid onverkort toepast conform de daar gestelde maxima. 

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. 

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1 De belasting moet worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste vervalt één maandna dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede één maand later. 

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigdeaanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meeris dan € 80,-- maar minder dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door automatischeincasso worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijketermijnen waarvan de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljeten elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot deheffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen 

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De 'Verordening onroerende-zaakbelastingen 2010' van 17 december 2009 wordt ingetrokkenmet ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstandedat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4 Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening ozb 2011'.Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergaderingvan 16 december 2010.De griffier, de voorzitter,