Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2012

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 december 2011;

gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2012 

Artikel 1 Belastingplicht

  • 1 Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet op grond van eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft op grond van eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.  

  • 2 Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.  

  • 3 Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende op grond van eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende op grond van eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 2 Belastingobject

  • 1 Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, zoals bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).

  • 2 Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning als de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1 De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 1.

  • 2 Als met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of op grond van de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet WOZ.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1 In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. het bepaalde in artikel 220d, eerste lid van de Gemeentewet;b. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;c. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;d. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft op grond van eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;e. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 

  • 2 De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft op grond van eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 5 Belastingtarieven

De belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf:1. bij de gebruikersbelasting 0,106%;2. bij de eigenarenbelasting a. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0723%;b. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,132%. 

Artikel 5a Efficiencyvrijstelling

Bij de heffing en de invordering van de belastingen op grond van deze verordening worden zowel artikel 220h, eerste lid als het tweede lid onverkort toegepast overeenkomstig de daar gestelde maxima.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1 De belasting moet worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede één maand later.

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 80,-- maar minder dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door automatische incasso worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3 Geen inhoud aanwezig van lid

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De 'Verordening onroerende-zaakbelastingen 2011' van 16 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 4 Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening ozb 2012'.

Ondertekening

Vastgesteld ter openbare vergadering van 22 december 2011,
de griffier,                        de voorzitter,