Regeling vervallen per 01-07-2014

Algemene subsidieverordening gemeente Nunspeet 2011

Geldend van 01-11-2011 t/m 30-06-2014

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Nunspeet 2011

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 augustus 2011, nr. A.6498, over de Algemene subsidieverordening gemeente Nunspeet 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB);

b e s l u i t :

vast te stellen de Algemene Subsidieverordening gemeente Nunspeet 2011. 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. aanvrager: een natuurlijk of rechtspersoon die een aanvraag tot subsidie indient;b. activiteitenplan: een overzicht dat de activiteiten aangeeft waarvoor subsidie wordt aangevraagd met in ieder geval per activiteit een vermelding daarbij van de daarmee na te streven doelstellingen, de te behalen resultaten, de van belang zijnde kengetallen, de relatie met het gemeentelijke beleid en de benodigde personele en materiële middelen;c. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet;d. budgetsubsidie: een vorm van jaarlijkse subsidie voor een periode van maximaal vier jaar waarbij het budget wordt ingezet om vooraf bepaalde resultaten te behalen;e. eenmalige subsidie: subsidie voor bijzondere projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager;f. raad: raad van de gemeente Nunspeet;g. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een jaar ten hoogste beschikbaar is voor de ver-strekking van subsidies op grond van deze verordening;h. jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt;i. AWB: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1 De raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:a. algemeen bestuur;b. economische zaken;c. kunst en cultuur;d. onderwijs en jeugd;e. openbare orde en veiligheid;f. ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en milieu;g. sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;h. sport;i. toerisme en recreatie;j. verkeer en vervoer;k. volksgezondheid;l. monumenten.

  • 2 Het college stelt in deelverordeningen nadere regels, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein, zoals genoemd in het eerste lid, worden omschreven.

  • 3 Subsidie wordt in beginsel alleen verstrekt aan een rechtspersoon. In de deelverordeningen kan hierop voor eenmalige subsidies een uitzondering worden gemaakt.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1 Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en – als de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd – onder de voorwaarde dat voldoende gelden in de begroting ter beschikking worden gesteld.

  • 2 Het college kan in deelverordeningen nadere of afwijkende bepalingen opnemen, met uitzon-dering van het in de wet gestelde en artikel 2, 3, 20, 21, 22, 23 en 24 van deze verordening.

  • 3 Het college kan titel 4.2.8. van de AWB van toepassing verklaren.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1 De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsi-dieplafond(s).

  • 2 Bij vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3 Het college kan – met inachtneming van de op grond van artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, – nadere regels stellen over de verdeling van het beschikbare be-drag.

  • 4 Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1 De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als er een door het college vastgesteld aanvraagformulier is, moet hiervan gebruik worden gemaakt.

  • 2 Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;b. de doelstellingen en resultaten die met deze activiteiten worden nagestreefd en een beschrijving hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen, en in het bijzonder ook een vermelding in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;d. als dat van toepassing is bij een jaarlijkse subsidie of budgetsubsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3 Als een aanvrager voor de eerste keer een jaarlijkse subsidie of budgetsubsidie aanvraagt, voegt hij als bijlagen toe aan het aanvraagformulier een exemplaar van:a. de oprichtingsakte;b. de statuten;c. een uitreksel uit het verenigingen- en/of stichtingenregister van de Kamer van Koophandel of, als dat niet mogelijk is, een schriftelijke opgaaf van de samenstelling van het be-stuur;d. het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar.

  • 4 Het college is bevoegd ook andere dan of slechts enkele van de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen bij een subsidieaanvraag, als die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1 Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie of budgetsubsidie moet zijn ontvangen voor 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2 Een aanvraag voor een eenmalige subsidie moet zijn ontvangen uiterlijk dertien weken en maximaal 26 weken voor de aanvang van de te subsidiëren activiteit.

  • 3 Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1 Het college maakt het besluit op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag bekend of als het college hiertoe regels heeft opgesteld, dertien weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2 Het college maakt het besluit op een aanvraag voor een jaarlijkse of budgetsubsidie bekend voor 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 8 Weigeringgronden

Het college kan een subsidieverlening, naast onder meer de genoemde weigeringsgronden in artikel 4:25 en 4:35 van de AWB, weigeren als:a. de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;b. de activiteiten (partij)politieke of levensbeschouwelijke vorming beogen of betreffen;c. met inbegrip van de aangevraagde subsidie er geen gerechtvaardigde verwachting is dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om de activiteit te kunnen realiseren;d. de gelden niet of in onvoldoende mate worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;e. de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;f. de activiteiten van de aanvrager in strijd zijn met de wet, het algemene belang of de openbare orde;g. de hoogte van de aangevraagde subsidie minder is dan € 200,--;h. de activiteiten niet passen binnen het beleid van de gemeente.

Artikel 9 Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB).

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 10 Verlening van de subsidie

Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

Artikel 11 Betaling en bevoorschotting

  • 1 Als besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in de beschikking de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 2 Als er sprake is van een van de volgende situaties aangaande een aanvrager, niet zijnde een natuurlijk persoon, worden geen voorschotten verleend:a. ontbinding of opheffing;b. conservatoir beslag op (een deel) van het vermogen;c. een ten aanzien van de aanvrager verleende surseance van betaling;d. een uitgesproken faillissement.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

Het college kan de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 13 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activi-teiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet volledig of niet zullen worden verricht of dat niet volledig of niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichting zal worden voldaan.

Artikel 14 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend of ontbinding van de rechtspersoon;b. relevante wijzigingen in de financiële of organisatorische verhoudingen met derden;c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden niet volledig of niet kunnen worden nagekomen;d. wijziging van de statuten voor zover het de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon betreft.

  • 2 De subsidieontvanger verleent haar medewerking aan door of namens de gemeente inge-steld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen voor de ontwikkeling van het beleid of de controle op de rechtmatigheid van de besteding van subsidies.

Artikel 15 Algemene reserve en vermogensvorming

  • 1 De algemene reserve mag op de laatste dag van enig boekjaar niet hoger zijn dan 10% van de in de begroting opgenomen baten van het desbetreffende boekjaar. Als dit wel het geval is, wordt het meerdere verrekend met de toekomstige subsidie.

  • 2 Voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidie-ontvanger de gemeente een vergoeding verschuldigd van maximaal het met subsidie opgebouwde vermogen, met inachtneming van de reguliere afschrijving, als:a. de subsidieontvanger de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt, bezwaart of de bestemming ervan wijzigt;b. de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;c. de rechtspersoon wordt ontbonden of een fusie, zoals bedoeld in artikel 309 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt aangegaan;d. de subsidierelatie wordt beëindigd.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 16 Verantwoording subsidie tot € 5.000,--

  • 1 Subsidies tot € 5.000,-- worden door het college:a. bij een eenmalige subsidie ambtshalve vastgesteld binnen dertien weken nadat de activi-teit uiterlijk moet zijn verricht;b. bij een jaarlijkse subsidie ambtshalve vastgesteld binnen dertien weken na het subsidie-tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.  

  • 2 Bij een ambtshalve vaststelling zoals bedoeld in het eerste lid kan het college de aanvrager in de verleningsbeschikking verplichten om voorafgaand aan de ambtshalve vaststelling op een door haar aangegeven wijze en moment aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 17 Verantwoording subsidie vanaf € 5.000,-- tot € 50.000,--

  • 1 Als de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000,--, maar minder dan € 50.000,--, moet de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling indienen bij het college:a. bij een eenmalige subsidie uiterlijk dertien weken na het verricht zijn van de activiteiten;b. bij een jaarlijks verstrekte of budgetsubsidie uiterlijk vier maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.  

  • 2 De aanvraag tot vaststelling bevat:a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop. 

  • 3 Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18 Nieuw Artikel

  • 1 Als de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000,--, moet de subsidieontvanger een aan-vraag tot vaststelling indienen bij het college:a. bij een eenmalige subsidie uiterlijk dertien weken na het verricht zijn van de activiteiten;b. bij een jaarlijks verstrekte subsidie uiterlijk vier maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling bevat:a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; end. een accountantsverklaring:- bij een subsidie van € 50.000,-- tot € 100.000,-- zijnde een samenstellingverklaring;- bij een subsidie van € 100.000,-- tot € 150.000,-- zijnde een beoordelingsverklaring;- bij een subsidie vanaf € 150.000,-- zijnde een goedkeurende controleverklaring zonder beperking.

  • 3 Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 19 Nieuw Artikel

  • 1 Het college stelt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2 Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsi-dievaststelling hoeft in te dienen.

  • 3 Als de aanvraag tot vaststelling niet tijdig is ontvangen, kan het college zes weken na een eenmalig rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of meerdere artikelen van de verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van artikel 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van zwaarwegende aard. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21 Intrekking

De Algemene subsidieverordening Nunspeet 2005 wordt ingetrokken met ingang van 1 november 2011.

Artikel 22 Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 oktober 2011 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Nunspeet 2005.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 2011.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening gemeente Nunspeet 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergaderingvan 29 september 2011,
 
de griffier, de voorzitter,

Toelichting 1 algemeen en per artikel

Algemene toelichting

Grondslag verordeningIn de AWB staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvra-ger en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt ook een doelmatige beste-ding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuurs-orgaan.

Voor gemeenten betekent dit dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verorde-ning van de raad (artikel 4:23, lid 1 van de AWB). Deze verordening moet de essentiële elemen-ten van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf. Volgens de Memorie van toelichting bij de AWB (MvT) moet een wettelijk voorschrift, in dit geval een gemeentelijke verordening, aan de twee volgende eisen voldoen om de beoogde doelmatigheid en rechtszekerheid te bereiken. Het moet een omschrij-ving bevatten van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend, en het moet een grond-slag bevatten voor de verplichtingen die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbin-den (voor zover die grondslag niet al in de AWB is neergelegd; zie artikel 4:37 van de AWB). Met de systematiek is ervoor gekozen om de algemene omschrijvingen op te nemen in de ASV, in de deelverordeningen worden de specifieke omschrijvingen opgenomen.

Uitzonderingen wettelijke grondslagOp de hoofdregel dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijke grondslag bestaan, op grond van het derde lid van artikel 4:23 van de AWB, vier uitzonderingen: a. de spoedeisende subsidieverstrekking;b. de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost;c. de incidentele subsidieverstrekking;d. de Europese subsidies.

Bevoegdheidsverdeling tussen raad en collegeIn deze verordening houden wij rekening met de bevoegdheidsverdeling zoals die is ontstaan als gevolg van de dualisering. De raad stuurt op hoofdlijnen en stelt het subsidiekader vast dat wordt gevormd door:- de (algemene) subsidieverordening; en- de begroting.Via dit algemene beleidskader geeft de raad aan op welke wijze de subsidiegelden moeten wor-den besteed. Het college is belast met de nadere invulling en uitvoering daarvan en dus het be-voegde gezag als het gaat om subsidieverlening.

Het subsidiebegripOm de subsidietitel uit de AWB op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid van de AWB. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voor-waarden, dan is het een subsidie, hoe ook genoemd.

Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:a. het betreft een aanspraak op financiële middelen;b. die door een bestuursorgaan worden verstrekt;c. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;d. anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

a. Een aanspraak op financiële middelenHet woord ‘aanspraak’ geeft aan dat het niet de daadwerkelijke overhandiging van het geld hoeft te betreffen, maar dat een aanspraak daarop voldoende is. Deze aanspraak is rechtens afdwing-baar. Van belang is niet de daadwerkelijke beschikbaarstelling, maar het besluit van het be-stuursorgaan dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd.

Voor het bestuursorgaan ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting om aan de gesubsidieerde, na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan.

Niet alle verstrekkingen van het bestuursorgaan zijn subsidies. Als er geen financiële middelen worden verstrekt, maar andere zaken, is er geen sprake van subsidie.

Het leveren van goederen of diensten door de gemeente om niet of onder de kostprijs valt niet onder het subsidiebegrip van de AWB. Dit betekent dat de zogenoemde ‘subsidies’ in natura (de niet-financiële verstrekkingen), zoals het beschikbaar stellen van gemeentelijke accommodaties voor sportbeoefening of het heffen van een toegangsprijs voor een gemeentelijk museum die de kosten niet dekken, niet aan de begripsomschrijving voldoen en dus geen subsidie zijn.

Kredieten en deelnemingen in een vennootschap kunnen wel en niet een subsidie zijn:- Wel: Kredietverlening door de gemeente zal in de regel gebeuren als de commerciële banken niet of onvoldoende in de behoefte van hun cliënten willen of kunnen voorzien. In de praktijk wordt een dergelijke kredietverlening uitgevoerd door de Gemeentelijke Kredietbank (GKB). De GKB verschaft in een dergelijke situatie aangepaste, niet-commerciële kredietvormen die uitsluitend gericht zijn op door de ontvanger te ondernemen activiteiten, zoals schuldsanering. In dat geval is er sprake van een subsidieverhouding.- Niet: Kredieten die door de GKB als consumentenkrediet worden verschaft, vallen niet onder het subsidiebegrip. Het bedrag wordt dan immers niet verstrekt voor een bepaalde activiteit.

Deelneming in het aandelenkapitaal van een vennootschap wordt geacht niet te zijn gericht op bepaalde activiteiten van de onderneming. Het aandelenkapitaal is immers gericht op alle huidige en toekomstige activiteiten van de vennootschap. Daarmee is er geen sprake van een subsidie in de zin van de AWB.

b. Verstrekt door een bestuursorgaan Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de AWB kan er sprake zijn van een subsidie. Geld van particulieren, zoals fondsen, waarmee activiteiten van andere particulieren mogelijk worden gemaakt, vallen niet onder het subsidiebegrip. De rechtsverhouding tussen particuliere en privaatrechtelijke personen valt im-mers niet onder de AWB.

c. Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvragerEen subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ont-vanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn.

Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen niet onder de noemer ‘subsidie’. Het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van het bestaan gebeurt niet met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. Het betreft een algehele of aanvullende inkomensvoorziening, bijvoorbeeld op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).

Ook schadevergoedingen, verstrekt door de overheid, vallen buiten het subsidiebegrip. De beste-dingsrichting van de ontvanger ligt in dat geval niet vooraf vast, oftewel een schadevergoeding wordt niet verleend met het oog op bepaalde activiteiten van de ontvanger, maar ter compensatie van schade veroorzaakt door handelen van de overheid zelf. Het staat de ontvanger vrij te bepa-len waaraan hij het geld besteedt. Ook de algemene uitkeringen aan gemeenten en provincies uit het Gemeente- en Provinciefonds worden gekenmerkt door een bepaalde bestedingsvrijheid en vallen dus ook buiten de subsidiedefinitie.

d. Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of dienstenCommerciële transacties vallen buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar gele-verde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afge-stemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer. Dit betekent niet dat een marktprijs, die wat aan de hoge kant is, daarom meteen als subsidie zou zijn aan te merken. Dit geldt alleen in die gevallen waar de prijs onmiskenbaar zozeer boven de marktprijs ligt, dat redelijkerwijs niet meer van betaling kan worden gesproken.

SubsidievormenIn deze verordening maken wij onderscheid in twee subsidievormen:- eenmalige subsidies- jaarlijkse subsidies

Daarnaast vermelden wij de budgetsubsidies. Dit is een vorm van jaarlijkse subsidie. Het verschil met een jaarlijkse subsidie is dat de budgetsubsidies kunnen worden verstrekt voor een periode van maximaal vier jaar. Daarnaast staat het sturen op resultaten centraal in deze vorm van subsi-diëren.

Beslistermijnen en Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissenPer 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Hierdoor lopen bestuursorganen die zich niet aan de termijnen houden het risico met een dwang-som te worden geconfronteerd. Het doel van de wet is waarborgen dat de overheid een betrouw-bare partner is van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. In de wet staat dat de overheid dit onder andere moet doen door tijdig te beslissen op een aanvraag. De aanvrager heeft daar recht op. Tijdig betekent: binnen de geldende termijn. Dat kan een wettelijke of een redelijke termijn zijn. Een beslissing moet zonodig kunnen worden afgedwongen. Onder bepaalde voorwaarden kan de gemeente de beslistermijn verlengen. De wet omschrijft de volgende situa-ties:1. de gemeente verzoekt de aanvrager de aanvraag aan te vullen door meer informatie te ver-schaffen;2. als de gemeente wacht op informatie uit het buitenland;3. als de aanvrager schriftelijk instemt met uitstel;4. als de vertraging de schuld is van de aanvrager, bijvoorbeeld als hij steeds opnieuw vraagt om uitstel van aan te leveren gegevens of de dag voor de beslistermijn afloopt een dik pak met aanvullende gegevens opstuurt;5. als de gemeente door overmacht niet in staat is te beslissen; er moeten dan wel abnormale en onvoorziene omstandigheden zijn, waarop de gemeente geen invloed heeft, zoals het vol-ledig afbranden of onder water lopen van het gemeentehuis.

SanctiebeleidIn de Algemene subsidieverordening zijn geen bepalingen opgenomen over de werkwijze en pro-cedures als subsidieontvangers zich niet houden aan de procedures en verplichtingen. De AWB geeft hiervoor voldoende handvaten. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 – BegripsomschrijvingenIn dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt dat in de verordening wordt gehanteerd. Er is in de definities een onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van subsidie.

Artikel 2 – Reikwijdte verordeningIn het eerste lid wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden ver-strekt. Er is voor gekozen om zo veel mogelijk op te nemen in deze algemene verordening. Op die manier wordt bereikt dat zowel burger als bestuur direct en zonder zich teveel in onderliggen-de zaken zoals beleidsregels en raadsbesluiten te hoeven verdiepen, kan nagaan aan welke voorwaarden zij moet voldoen om voor verlening van een subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 3 – Bevoegdheid collegeHet college besluit op grond van het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen die niet stroken met de door de raad vast-gestelde algemene regels. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verle-nen van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke. In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

Het college kan afdeling 4.2.8. van de AWB of delen hiervan van toepassing verklaren op een subsidie. Dit zal zij in de regel doen door hiertoe te besluiten in een deelverordening.

Artikel 4 – Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoudIn de AWB zijn in artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond’ gegeven. Op grond van het eerste lid van artikel 4 kan de raad subsidiepla-fonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend. Eventueel kan het college nadere regels opstellen over de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.

Artikel 5 – Bij aanvraag in te dienen gegevensIn het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal wor-den gedaan, als het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. Deze moet worden ondertekend met DigiD.

Artikel 6 – AanvraagtermijnHier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie moeten zijn ontvangen door het college. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager dat de aanvraag tijdig wordt ontvangen.

Artikel 7 – BeslistermijnHier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aan-vraag voor subsidie. In de AWB staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie.

Artikel 8 WeigeringsgrondenDe algemeen geldende weigeringsgronden, zoals opgenomen in onder meer artikel 4:25 en 4:35 van de AWB, worden hier met een nadere, op de gemeentelijke praktijk toegesneden grond aan-gevuld.

Artikel 9 – Wet BIBOBDe Wet BIBOB is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten die het college al ter be-schikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen of de Wet BIBOB generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college moet zelf een afweging maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsi-dieregeling kan worden overgegaan, moet daarvoor toestemming zijn verkregen van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 10 – Verlening van de subsidieOp grond van dit artikel geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies moet plaatsvinden. Hiermee wordt bereikt dat voor degene aan wie de subsidie is toegekend van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij moet voldoen.

Artikel 11 –Betaling en bevoorschottingOmdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er-voor gekozen om de termijnen, waarop de bevoorschotting plaatsvindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in de beschikking vermeld.

Artikel 12 – Tussentijdse rapportageBij dit artikel geldt dat het college de verplichting voor het afleggen van tussentijdse rapportages alleen zal toepassen wanneer zij hiertoe gegronde redenen heeft.

Artikel 13 – MeldingsplichtDe subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, als dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 van de AWB alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclu-sief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo’n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de desbetreffende subsidieverordening.

Artikel 14 – Overige verplichtingen van de subsidieontvangerIn artikel 14 zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, en ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college.

Artikel 15 – Algemene reserve en vermogensvormingSubsidie wordt verstrekt voor activiteiten, waaronder ook de exploitatie moet worden begrepen. Als er een kostprijs wordt gehanteerd, moet inzichtelijk zijn welk deel van de kostprijs tot vermo-gensvorming leidt. Onder vermogensvorming worden naast financiën ook roerende en onroeren-de zaken verstaan. Vanuit de begrotingen is via het vormen van reserves en het doel van de sub-sidie te herleiden welke subsidie tot vermogensvorming heeft geleid. De mogelijkheid bestaat om de vergoeding (deels) in natura te laten plaatsvinden door bijvoorbeeld een gebouw of het interi-eur over te dragen, dit ter keuze van het college.

Artikel 16 – Verantwoording subsidies tot € 5.000,--Het bedrag van de verlening is het per beschikking gesubsidieerde bedrag. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard. Wel moet de ontvanger een verantwoording afleggen. In de subsidiebeschikking is vermeld wan-neer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht en op welke wijze en wanneer de verant-woording moet plaatsvinden. De subsidie wordt vervolgens, binnen dertien weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht of binnen dertien weken na het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.

Artikel 17 – Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,-- tot € 50.000,--Het bedrag van de verlening is het per beschikking gesubsidieerde bedrag. In dit artikel is aange-geven op welke wijze de subsidiënt de aan hem verleende subsidie aan het college moet verant-woorden. Op grond van artikel 10 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt. Het tweede lid bepaalt dat de subsidieont-vanger moet aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Op grond van het derde lid kan het college bepalen dat het voor de verantwoording daarvan andere stukken en bewijzen verlangt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld.

Voor subsidies onder de € 50.000,-- hoeft geen accountantsverklaring te worden overgelegd. Het college kan echter bepalen dat, als zij hiervoor een gegronde reden heeft, andere gegevens en bescheiden moeten worden overlegd. Het is dus mogelijk dat voor een subsidie onder de € 50.000,-- een accountantscontrole wordt gevraagd.

Artikel 18 – Verantwoording subsidies vanaf € 50.000,--Het bedrag van de verlening is het per beschikking gesubsidieerde bedrag. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten.

In de accountantscontroles is een gradatie aangebracht om subsidieontvangers niet te zwaar te belasten. Hoe hoger de te ontvangen subsidie is, des te omvangrijker is de accountantsverklaring.

Artikel 19 – Vaststelling subsidieIn dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie. Op grond van het tweede lid kan het college, naast deze Algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastge-steld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend.

Artikel 20 – HardheidsclausuleIn de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepas-sing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, moet altijd binnen de doelstellingen van de subsidie passen. De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot individuele gevallen.