Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen 2013

Geldend van 12-06-2013 t/m heden

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen 2013

Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op grond waarvan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geheel of gedeeltelijk kan intrekken als gedurende meer dan 26 weken geen gebruik is gemaakt van de vergunning, besluiten burgemeester en wethouders de volgende beleidsregels vast te stellen:

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen 2013

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

    • b.

      intrekken: het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Artikel 2 Intrekking

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning intrekken als meer dan 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning geen begin is gemaakt met het bouwen of de bouwwerkzaamheden meer dan 26 weken hebben stilgelegen.

  • 2. Enkel indien zich urgente en zwaarwegende belangen voordoen wordt van deze bevoegdheid na 26 weken actief gebruik gemaakt. Doen zich geen urgente en zwaarwegende belangen voor, dan wordt van de bevoegdheid tot intrekking gebruikgemaakt als meer dan 52 weken na het onherroepelijk worden van de de vergunning geen begin is gemaakt met bouwwerkzaamheden of de bouwwerkzaamheden meer dan 52 weken hebben stilgelegen.

  • 3. Van urgente en zwaarwegende belangen is in ieder geval sprake als voor het gebied waarbinnen het vergunde bouwwerk is gesitueerd een bestemmingsplan in voorbereiding is en het vergunde bouwwerk het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet tenminste sprake zijn van een ontwerpbestemmingsplan welke op grond van artikel 3.8 van de Wro ter inzage is gelegd en is gepubliceerd.

  • 4. Aan elke vergunninghouder waarvan is geconstateerd dat niet tijdig als bedoeld in lid 2 van dit artikel een start of herstart is gemaakt met bouwen, wordt een voornemen tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning bekend gemaakt.

  • 5. Ingeval een vergunninghouder een zienswijze indient, wordt beoordeeld of de zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn dan die genoemd in lid 2.

Artikel 3 Ruimere termijn start of herstart bouwwerkzaamheden

  • 1. Een ruimere termijn voor de start of herstart van bouwwerkzaamheden kan worden gegund, indien de vergunninghouder concreet kan aantonen dat bouwwerkzaamheden binnen 3 maanden worden gestart of herstart.

  • 2. De ruimere termijn wordt bepaald op 3 maanden.

  • 3. Indien na afloop van de ruimere termijn na controle blijkt dat nog steeds geen start of herstart van bouwwerkzaamheden heeft plaatsgevonden, wordt de omgevingsvergunning direct ingetrokken.

Artikel 4 Procedure tot intrekking

  • 1. Indien de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure:

    • a.

      krijgen belanghebbenden, voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken, de gelegenheid conform artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht binnen een redelijke termijn een zienswijze naar voren te brengen. Deze redelijke termijn bedraagt 4 weken.

    • b.

      Burgemeester en wethouders nemen binnen 8 weken, nadat de in het eerste lid bedoelde zienswijze is ontvangen of de daar genoemde termijn ongebruikt is verstreken, een besluit.

    • c.

      Het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning wordt bekend gemaakt aan vergunninghouder en eventuele belanghebbenden en wordt gepubliceerd in “Nunspeet Huis-aan-huis” en op de website van de gemeente Nunspeet.

  • 2. Indien de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure wordt ook voor de intrekkingsprocedure de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd conform paragraaf 3.3. van de Wabo.

Artikel 5 Onlosmakelijke activiteit

Als de omgevingsvergunning mede betrekking heeft op een activiteit die onlosmakelijk is verbonden met de activiteit bouwen, geldt de intrekking van de omgevingsvergunning ook voor de activiteit die onlosmakelijk met de activiteit bouwen verbonden is.

Artikel 6 Overige intrekkingsgronden

Deze beleidsregels sluiten beslissingen over de overige in artikel 2.33 Wabo en de in artikel 5.19 opgenomen intrekkingsgronden niet uit.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die waarop zij bekendgemaakt zijn.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen 2013”.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet van

Burgemeester en wethouders van Nunspeet, de secretaris, de burgemeester,

J.J. Kerkhof ir. D.H.A. van Hemmen

Toelichting Beleidsregels intrekken omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen 2013

Algemeen

Inleiding

Jaarlijks verleent de gemeente Nunspeet vele omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen. De meeste bouwwerken worden vrij snel gerealiseerd, nadat de vergunning is verleend. Het komt echter voor dat er geen gebruik wordt gemaakt van een verleende vergunning. Er is dan sprake van een zogenaamde “slapende vergunning”, waarin de feitelijke situatie anders is dan de vergunde (papieren) situatie.

Het ongebruikt laten voortbestaan van bouwrechten die zijn verkregen uit een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is om meerdere redenen ongewenst:

  • -

    Voorkomen moet worden dat nieuwe planologische en stedenbouwkundige inzichten worden doorkruist door bouwwerken die in het verleden zijn vergund, maar nog niet zijn gerealiseerd;

  • -

    Voorkomen moet worden dat nieuwe bouwwerken worden gebouwd naar verouderde bouwtechnische inzichten;

  • -

    Voorkomen moet worden dat het gemeentelijk bouwarchief (papieren situatie) niet zoveel als mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie buiten;

  • -

    Voorkomen moet worden dat de Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen (BAG) vervuild wordt met gebouwen die wel zijn vergund, maar nooit zijn gerealiseerd.

Met het oog op de hiervoor genoemde situaties is het wenselijk om de ongebruikte omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen na verloop van een bepaalde periode in te trekken. Dat moment doet zich voor wanneer de start van de bouwwerkzaamheden onredelijk lang op zich laat wachten of wanneer eenmaal begonnen bouwwerkzaamheden lang stil liggen.

Doelstelling

Het beleid schept een kader waarbinnen burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) van de haar in de Wabo toegekende bevoegdheid tot intrekking van de omgevingsvergunning gebruik kan maken. Het beleid moet voorkomen dat slapende vergunningen ontstaan en in stand blijven. De beleidsregels kunnen ook toegepast worden op in het verleden al verleende bouwvergunningen. Immers op grond van het overgangsrecht van de Wabo, worden de voor 1 oktober 2010 verleende vergunningen aangemerkt als omgevingsvergunningen (artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Invoeringswet Wabo). Op grond van artikel 4:84 van de Awb zijn burgemeester en wethouders gehouden bij het nemen van beslissingen omtrent het al dan niet intrekken van slapende vergunningen deze beleidsregels te volgen, zij het dat zij op grond van de zogeheten inherente afwijkingsbevoegdheid in bijzonder omstandigheden kunnen afwijken van een beleidsregel ten gunste van een of meer belanghebbenden.

Juridisch kader

Artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen in te trekken als gedurende 26 weken geen handelingen ter uitvoering van de vergunning zijn verricht. Intrekking van een vergunning is geen verplichting, maar een bevoegdheid (zie oa RvS 21-3-2012, LJN BV9464).

De jurisprudentie is nog steeds grotendeels gebaseerd op intrekking op grond van artikel 59 Woningwet en de Bouwverordening. Op grond van artikel 59 Woningwet gold als voorwaarde dat geen begin met de bouwwerkzaamheden was gemaakt of dat bouwwerkzaamheden langdurig waren gestaakt. Op grond van artikel 2.33 Wabo geldt als voorwaarde dat geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Op het eerste gezicht komt dit op hetzelfde neer, maar de terminologie sluit iets minder goed aan bij de jurisprudentie. Uit de jurisprudentie valt op te maken dat er een feitelijk begin dient te zijn gemaakt met de bouwwerkzaamheden. Het storten van een fundering, zijnde een constructieve handeling, wordt als het starten van bouwwerkzaamheden aangemerkt. Voorbereidende handelingen, zoals het plaatsen van een bouwbord, het uitzetten van de bouw en het verrichten van graafwerkzaamheden, vallen niet onder het starten van bouwen, maar kunnen onder omstandigheden wel zijn aan te merken als handelingen die zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Evenwel wordt aangenomen dat de wetgever op dit punt geen trendbreuk heeft willen maken. Toekomstige jurisprudentie zal dit uitwijzen. De rechtbank Arnhem heeft op 5 februari 2013 evenwel al op grond van artikel 2.33 lid 2 onder a Wabo geoordeeld dat, indien bouwmateriaal is besteld en een offerte van een aannemer kan worden overgelegd er nog geen sprake is van concreet zicht op een daadwerkelijke aanvang van de bouwwerkzamheden.

Uit de jurisprudentie volgt dat bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot intrekking alle relevante belangen moeten worden betrokken en zorgvuldig moeten worden afgewogen. In dat kader dient ook de vraag beantwoord te worden of het niet gebruik maken van de vergunning aan de vergunninghouder is toe te rekenen. De enkele omstandigheid dat de houder van een vergunning niet aannemelijk weet te maken dat hij alsnog binnen korte termijn daarvan gebruik zal maken, is een redelijk belang dat ten grondslag kan worden gelegd aan intrekking van een ongebruikte omgevingsvergunning. Ook gewijzigde planologische inzichten kunnen een reden zijn om een vergunning in te trekken. Dit betekent echter niet dat andere belangen daarnaast geen, eventueel doorslaggevende, rol van betekenis kunnen spelen. Zo blijkt uit jurisprudentie dat ook privaatrechtelijke belemmeringen een omstandigheid kunnen vormen waardoor het onmogelijk is om van een vergunning gebruik te maken. Wil dit echter van doorslaggevende betekenis zijn, moet er wel sprake zijn van evidentie privaatrechtelijke belemmeringen (bijv. vergunning onmogelijk uit te voeren met deze belemmeringen en vergunninghouder heeft hierover privaatrechtelijke procedure gevoerd, zie oa uitspraak RvS 1-9-2010, LJN: BN5708). 

Mandaat

Op grond van een mandaatbesluit van 28 september 2010 is het hoofd van de afdeling Bouw & Milieu gemandateerd om namens het college deze intrekkingsbesluiten te nemen.

Financiële consequenties

Het intrekken van omgevingsvergunning heeft in principe geen financiële gevolgen.

Op grond van de legesverordening/tabel bestaat gedeeltelijk recht op teruggave van een deel van de leges als de vergunning op aanvraag van de vergunninghouder wordt ingetrokken en deze aanvraag wordt gedaan binnen 12 maanden na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. Nu het hier gaat om ambtshalve besluiten tot intrekking bestaat geen aanspraak op teruggave van een deel van de leges.

Op grond van artikel 4.2 lid 1onder j Wabo kent het bevoegd gezag degene tot wie een beschikking is gericht en die ten gevolge daarvan kosten maakt of schade lijdt die redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen op zijn verzoek of uit eigen beweging een naar billijkheid te bepalen vergoeding toe, voor zover niet op andere wijze in een redelijke vergoeding is of kan worden voorzien. Uit de toelichting van dit artikel blijkt dat schade door intrekking die aan de vergunninghouder zelf is te wijten – zoals het niet gebruiken van een vergunning of gedurende een lange tijd niet verrichten van bouwwerkzaamheden – niet voor een vergoeding in aanmerking komt.

Rechtsbescherming

In het algemeen geldt dat voor het intrekken van een omgevingsvergunning dezelfde procedure geldt als die bij de verlening van de vergunning is gevolgd. Dit betekent dat als een reguliere procedure wordt gevolgd voor het intrekken van de vergunning, bezwaar kan worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Als de uitgebreide procedure is gevolgd staat beroep bij de rechtbank open.

Prioriteit intrekking vergunningen

Zoals gezegd worden de voor 1 oktober 2010 verleende vergunningen op grond van het overgangsrecht van de Wabo aangemerkt als omgevingsvergunningen (artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Invoeringswet Wabo). De beleidsregels kunnen ook toegepast worden op in het verleden al verleende bouwvergunningen.

Uit onderzoek blijkt dat per 1 mei 2013 ten aanzien van 140 vergunningen geen handelingen zijn verricht ter uitvoering van de vergunning.

Na inwerkingtreding van deze beleidsregels zal het intrekken van deze slapende vergunningen systematisch worden opgepakt, waarbij zal worden begonnen met de oudste vergunningen.

Om de werkdruk niet te veel laten oplopen zal per maand ten aanzien van 10 slapende vergunningen de intrekkingsprocedure worden opgestart.

Toelichting per artikel

Artikel 1

In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen.

Artikel 2

Artikel 2.33 van de Wabo geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid de omgevingsvergunning voor onder meer de activiteit bouwen in te trekken als gedurende 26 weken geen handelingen ter uitvoering van de vergunning zijn verricht. In het eerste lid is de zinsnede “geen handelingen ter uitvoering van de vergunning zijn verricht” nader omschreven. Hierbij is aangesloten bij de jurisprudentie die is ontstaan op grond van artikel 59 Woningwet. Aangenomen wordt namelijk dat de wetgever geen trendbreuk heeft willen maken.

Alleen als er sprake is van urgente en zwaarwegende belangen, nader omschreven in het derde lid, wordt van de bevoegdheid tot intrekking gebruik gemaakt binnen 26 weken. Als zich geen urgente en zwaarwegende belangen voordoen, wordt van de bevoegdheid tot intrekking gebruik gemaakt 52 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning als de vergunninghouder niet met de bouwwerkzaamheden is begonnen. Ook als de bouwerkzaamheden 52 weken hebben stilgelegen wordt van de bevoegdheid tot intrekking gebruik gemaakt.

De termijn is tot stand gekomen rekeninghoudend met diverse aspecten die van invloed kunnen zijn op het bouwproces. Hierbij kan worden gedacht aan de planning van de bouw (moment vergunningverlening, aanvraag offertes, keuze en planning van de aannemer), maar ook aan vertragende persoonlijke gebeurtenissen. Daarnaast leert de ervaring dat bij de meeste projecten wordt gestart met de bouw na een half tot 1 jaar.

In Nunspeet komt het niet zo vaak voor dat de bouw voor lange tijd stil komt te liggen. Maar voor die keren dat het wel voorkomt, is ook hiervoor de intrekkingsprocedure ook opgenomen. Niet voltooide gebouwen zijn bouwkundig en ruimtelijk ongewenst. Het komt de bouw en het bouwwerk bovendien niet ten goede wanneer constructie en bouwelementen langdurig in weer en wind liggen. Voor het straatbeeld is een gebouw in aanbouw niet wenselijk. In een nieuwbouwwijk kan dit ook ongewenste gevolgen hebben voor de fasering en inrichting van het openbaar terrein zoals de straatinrichting. Nadat een vergunning wegens het lang stilliggen van bouwwerkzaamheden is ingetrokken, kan het noodzakelijk zijn een handhavingsprocedure te starten als men de situatie niet terugbrengt in de oude staat.

Mede gelet op de snelheid waarmee wijzigingen zich opvolgen in relevante wetten en Amvb’s is de gekozen termijn goed werkbaar.

In het derde lid wordt beschreven wanneer er in ieder geval sprake is van urgente en zwaarwegende belangen en er dus gebruik gemaakt kan worden van de bevoegdheid tot intrekking na 26 weken.

Artikel 3

In dit artikel wordt de situatie omschreven op grond waarvan in een concreet geval een ruimere termijn als de termijn bedoeld in artikel 2 gehanteerd kan worden. Vergunninghouder moet met documenten kunnen aantonen dat de bouw binnen 3 maanden (her)start. Alleen een offerte van een aannemer is daarbij niet genoeg.

Artikel 4

In het algemeen geldt dat voor het intrekken van een omgevingsvergunning dezelfde procedure geldt als die bij de verlening van de vergunning is gevolgd.

In de procedure wordt daarom onderscheid gemaakt tussen omgevingsvergunningen die tot stand zijn gekomen met een reguliere voorbereidingsprocedure of met een uitgebreide voorbereidingsprocedure. Voor omgevingsvergunningen die niet met de uitgebreide procedure zijn voorbereid, gelden de volgende procedurestappen:

  • -

    belanghebbenden krijgen de gelegenheid binnen 4 weken een zienswijze in te dienen (artikel 4:8 Awb);

  • -

    binnen 8 weken na ontvangst zienswijzen of na het ongebruikt verstrijken van die 4 weken, nemen burgemeester en wethouders een besluit;

  • -

    het besluit wordt bekend gemaakt aan vergunninghouder en eventuele belanghebbenden;

  • -

    het besluit wordt medegedeeld in “Nunspeet Huis-aan-huis” en op de website van de gemeente Nunspeet;

Voor omgevingsvergunningen die met de uitgebreide procedure tot stand zijn gekomen, gelden de volgende procedurestappen:

  • -

    ter inzagelegging van het ontwerpbesluit;

  • -

    kennisgeving in “Nunspeet Huis-aan-huis” en op de website van de gemeente Nunspeet;

  • -

    bieden van de mogelijkheid aan een ieder tot het indienen van zienswijzen gedurende de termijn van terinzagelegging (6 weken);

  • -

    nemen van een besluit binnen 4 weken na afloop van de termijn van terinzagelegging in het geval geen zienswijzen zijn ontvangen of anders zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen een redelijke termijn (betreft ambtshalve te nemen besluit);

  • -

    Het besluit wordt bekend gemaakt aan vergunninghouder en eventuele belanghebbenden;

  • -

    Het besluit wordt meegedeeld in “Nunspeet Huis aan huis” en op de website van de gemeente Nunspeet.

  • -

    Het besluit wordt toegezonden aan eventuele adviseurs.

Artikel 5

Een omgevingsvergunning kan betrekking hebben op een activiteit die onlosmakelijk verbonden is met de activiteit bouwen. Als alleen de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt ingetrokken, blijft een “lege huls” over. Het college trekt dan ook de omgevingsvergunning voor beide onlosmakelijk verbonden activiteiten in.

Met betrekking tot de intrekking van een omgevingsvergunning voor de activiteit monument geldt dat van gewijzigde omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder op grond waarvan het belang van de monumentenzorg zwaarder moet wegen, in ieder geval sprake is wanneer de vergunning voor de activiteit die onlosmakelijk met de activiteit monument is verbonden, wordt ingetrokken.

Artikel 6

Met dit artikel wordt aangegeven dat deze beleidsregels de overige in artikel 2.33 Wabo genoemde situaties waarin een omgevingsvergunning ingetrokken kan worden onbelemmerd laten. Ook sluit dit artikel niet uit dat een vergunning wordt ingetrokken op basis van de in artikel 5.19 Wabo opgenomen intrekkingsgronden, die in feite een straf zijn voor de vergunninghouder.

Artikel 7

De beleidsregels treden in werking op de dag nadat de zakelijke inhoud van deze beleidsregels vermeld is in “Nunspeet Huis-aan-huis”.

Artikel 8

De citeertitel spreekt voor zich.