Regeling vervallen per 01-01-2017

Financiële verordening 2015 van de gemeente Nunspeet

Geldend van 01-02-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Financiële verordening 2015 van de gemeente Nunspeet

Financiële verordening 2015

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening 2015 van de gemeente Nunspeet:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • -

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per programma weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per programma weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt jaarlijks (de raad een voorstel aan voor uitgangspunten voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. De raad stelt deze nota uiterlijk in de vergadering van april vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en de algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Bij (dreigende) overschrijding van een geautoriseerd budget of investeringen doet het college bij de behandeling van de tussenrapportages de raad voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten of het bijstellen van het beleid.

  • 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente. De rapportages informeren over de eerste 4 maanden, de eerste 8 maanden en over het geheel van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma en per product;

    • b.

      de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen in de uitvoering van beleid toegelicht;

  • 4. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van producten en investeringskredieten in de begroting groter dan 10% of € 25.000,- en hoger toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten zonder beschikbaar krediet of budget;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9.

Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering bij raadsbesluit wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere, door de raad aan te geven levensduur.

  • 2.

    Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en een saldo voor agio of disagio worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld na vaststelling van de programmarekening en behandelt:

  • a. de vorming en besteding van reserves;

  • b. de vorming en besteding van voorzieningen; en

  • c. de rentetoerekening aan reserves.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een reserve voor een beleids- of investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

  • a. het specifieke doel van de reserve;

  • b. de voeding van de reserve;

  • c. de maximale hoogte van de reserve; en

  • d. de maximale looptijd.

Artikel 11.

Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

  • a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

  • b. financiële derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Dit houdt in dat geen open posities worden ingenomen. Derivaten worden afgesloten met een instelling die voldoet aan artikel 2 Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

  • 2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3. De gemeente verstrekt uitsluitend leningen ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 4. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. In uitzonderlijke gevallen waarin zekerheden niet mogelijk zijn en het toch wenselijk is leningen, garanties en risicodragend kapitaal te verstrekken, moet de raad hier een besluit over nemen.

  • 5. Het college stelt regels op voor de uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit financieringsstatuut. Het college stuurt het besluit financieringsstatuut ter kennisgeving aan de raad.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 14. Lokale heffingen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op:

  • a. De geraamde inkomsten;

  • b. Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c. Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

  • d. Een aanduiding van de lokale lastendruk

  • e. Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2. Het college biedt ten minste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota ‘Lokale heffingen’ aan. Deze nota behandelt in ieder geval:

  • a. De samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

  • b. De verdeling van de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden;

  • c. De kostendekkendheid van de heffingen;

  • d. Het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 3. De nota bevat verder een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. De raad stelt de nota vast.

Artikel 15. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille op. Het college neemt daartoe de volgende onderdelen op:

  • a.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor het komende jaar;

  • b.

    beheer beschikbare liquiditeiten;

  • c.

    de renterisiconorm;

  • d.

    de rentevisie;

  • e.

    de kasgeldlimiet.

Artikel 16. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op:

  • a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • b. een inventarisatie van de risico’s;

  • c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s.

  • 2. Na het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

  • 3. Het college biedt ten minste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota ‘Weerstandsvermogen en risicomanagement’ aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s voor verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of op een andere wijze. In de nota wordt ook de gewenste weerstandscapaciteit bepaald. De raad stelt de nota vast.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten per kapitaalgoed (wegen, riolering, water, groen, gebouwen) op:

  • a. het beleidskader;

  • b. de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;

  • c. de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de tien jaar een afvalwaterketenplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 18. Bedrijfsvoering

  • 1. In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken geeft het college inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

  • 2. In de paragraaf bedrijfsvoering wordt in ieder geval aandacht geschonken aan de volgende onderdelen:

  • a. personeel- en organisatiebeleid;

  • b. planning en control;

  • c. administratieve organisatie en interne controle;

  • d. informatiebeleid;

  • e. subsidies.

Artikel 19. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op:

  • a.

    de visie op verbonden partijen in relatie tot de gemeentelijke doelstellingen;

  • b.

    de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

  • c.

    de verbonden partijen met:

    • a.

      naam en vestigingsplaats;

    • b.

      het openbaar belang dat behartigd wordt;

    • c.

      het belang dat de gemeente Nunspeet in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan de eind van het begrotingsjaar;

    • d.

      de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • e.

      de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar.

Artikel 20. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op:

  • a. een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

  • b. een uitleg van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • c. een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de grondexploitaties;

  • d. een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • e. de beleidsuitgangspunten voor de reserve grondexploitaties in relatie tot de risico's van de grondzaken.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

  • a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente, en;

  • b. de organisatie, financieel beheer en risicobeheersing.

  • 3. Het college stelt ten minste eens in de 4 jaar een Uitvoeringsnota grondprijzenbeleid vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de wijze waarop de uitgifteprijzen van bouwrijpe grond en grond met andere functies dan bebouwing door de gemeente worden bepaald;

    • b.

      de te hanteren uitgifteprijzen per categorie.

Hoofdstuk 5. Financiele organisatie en financieel beheer

Artikel 21. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enzovoorts;

  • c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d. het verschaffen van informatie over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 22. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 23. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 24.

Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Nunspeet 2009 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 25.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Nunspeet 2015.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 29 januari 2015.

De voorzitter, De griffier,

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van meer dan € 20.000,-- worden geactiveerd. Activa met een verkrijgingsprijs kleiner € 20.000,-- kunnen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 30 jaar: rioleringen;

  • b.

    40 jaar: nieuwbouw gebouwen;

  • c.

    25 jaar: nieuwbouw tijdelijke gebouwen;

  • d.

    20 jaar: uitbreiding gebouwen;

  • e.

    15 jaar: renovatie, restauratie en groot onderhoud gebouwen;

  • f.

    maximaal 15 jaar: technische installaties in gebouwen;

  • g.

    40 jaar: aanleg begraafplaatsen;

  • h.

    10 jaar: voorzieningen begraafplaatsen;

  • i.

    5 jaar: hardware automatisering;

  • j.

    4 jaar: software;

  • k.

    10 jaar: kantoormeubilair;

  • l.

    7 jaar: zware transportmiddelen;

  • m.

    7 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen.

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut kunnen lineair worden afgeschreven in maximaal:

  • a.

    20 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

  • b.

    20 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

  • c.

    20 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;

  • d.

    20 jaar: openbare verlichting;

  • e.

    15 jaar: straatmeubilair;

  • f.

    maximaal 15 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;

  • g.

    15 jaar: pompen en gemalen.