Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Nunspeet 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Nunspeet 2018

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Re-integratieverordening

gemeente Nunspeet 2018

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 november 2017;

gelet op artikel 6, tweede lid, artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c en derde lid, artikel 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en artikel 10b, zevende lid, van de Participatiewet;

gezien het advies van de Commissie Maatschappij en Middelen van 7 december 2017;

overwegende dat de gemeenteraad bij verordening regels dient vast te stellen ten aanzien van:

  • a.

    de doelgroep loonkostensubsidie en de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld, bedoeld in artikel 6, eerste lid

  • b.

    het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en artikel 10, eerste lid;

  • c.

    de scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a, vijfde lid;

  • d.

    de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid;

  • e.

    het verrichten van werkzaamheden in een beschutte omgeving, bedoeld in artikel 10b;

  • f.

    het verlenen van een individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b.

b e s l u i t :

vast te stellen Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Nunspeet 2018

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

    • -

      Wet: Participatiewet.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1. Het college biedt belanghebbenden uit de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Hierbij wordt de eigen verantwoordelijkheid zoveel mogelijk bij belanghebbenden gelegd en wordt gekeken naar de meest doelmatige oplossing met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 2. Het college houdt bij het aanbieden van de ondersteuning en voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • 3. Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 4. In deze regels kunnen voor bepaalde voorzieningen of subdoelgroepen grenzen gesteld worden om budgetoverschrijdingen te voorkomen. Een door het college ingesteld plafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college kan een eigen bijdrage vragen voor de verstrekking van voorzieningen aan niet-uitkeringsgerechtigden. Er wordt geacht geen draagkracht te zijn als het inkomen lager is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2. Indien een niet-uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de in de wet gestelde verplichtingen of aan het gestelde in het derde lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen van die persoon.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • d.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • e.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 4. Werkstage

  • 1. Het college kan een persoon een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep, en

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid of door onvoldoende werkervaring.

  • 2. Het doel vaneen werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van het werken met behoud van uitkering, en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 5. Sociale activering

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering als de verwachting is dat de persoon zonder deze stap niet tot betaalde arbeid geleid kan worden of als de maatschappelijke participatie van belanghebbende op deze wijze vergroot kan worden.

  • 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 6. Scholing

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2. Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      de scholing of training vergroot de kansen op de arbeidsmarkt, en

    • b.

      de belanghebbende beschikt over de mogelijkheden en capaciteiten om de scholing binnen redelijke termijn met goed gevolg af te kunnen ronden.

Artikel 7. Participatieplaats

  • 1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met een maximale looptijd van 2 jaar.

  • 3. De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 250,- per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 8. Participatievoorziening beschut werk

  • 1. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de nodige voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden, waaronder in elk geval wordt verstaan fysieke aanpassingen van de werkplek of werkomgeving.

  • 2. Voor zover nodig worden aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet, andere voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden, zoals:

    • a.

      arbeidsmatige dagbesteding;

    • b.

      sociale activering als bedoeld in artikel 5;

    • c.

      scholing als bedoeld in artikel 6;

    • d.

      persoonlijke ondersteuning als bedoel in artikel 10;

Artikel 9. Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

  • b.

    van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 10. Persoonlijke ondersteuning

Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van systematische begeleiding als:

  • a.

    hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten;

  • b.

    hij extra ondersteuning nodig heeft, die meer is dan een werkgever normaliter biedt in het kader van inwerken;

  • c.

    hij een contract bij een bedrijf heeft voor minimaal 12 uur per week voor minimaal 6 maanden.

Hoofdstuk 4. Premies, toeslagen en verwervingskosten

Artikel 11. Indienstnemingspremie

  • 1. Het college kan een indienstnemingspremie verstrekken aan een werkgever die met een werkzoekende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, die niet behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 6, lid 1e Participatiewet, een arbeidsovereenkomst sluit voor zover dit gezien zijn afstand tot de arbeidsmarkt passend is en de persoon hiermee uitkeringsonafhankelijk wordt

  • 2. De subsidie bedraagt € 5.000,- bij een voltijds dienstverband en een contractduur van twaalf maanden. Het bedrag kan naar rato worden vastgesteld mits het dienstverband minimaal zes maanden duurt. Uitbetaling vindt achteraf plaats per periode van zes maanden. Het college is bevoegd dit bedrag periodiek aan te passen aan de prijsontwikkelingen.

  • 3. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. De indienstnemingspremie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

Artikel 12. Uitstroompremie

  • 1. Het college kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid en daardoor niet langer recht heeft op algemene bijstand.

  • 2. Een langdurig werkloze in de zin van het eerste lid is een persoon die gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden of langer op een uitkering aangewezen is of is geweest.

  • 3. De premie bedraagt per 25% van de per jaar maximum vrij te laten premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid onder j van de Participatiewet.

  • 4. De premie kan worden aangevraagd vanaf de zevende maand na de indiensttreding.

Artikel 13 (Vervallen)

Vervallen, zie Participatiewet artikel 36b

Artikel 14. Overige vergoedingen

  • 1. Het college kan aan belanghebbende een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in kader van arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie.

  • 2. Onder kosten wordt onder andere verstaan: reiskosten boven 10 kilometer, kosten voor kinderopvang, kosten van schuldhulpverlening indien dit noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling, kosten van werkkleding en overige noodzakelijke kosten.

  • 3. Het college bepaalt de noodzakelijkheid van deze kosten.

Hoofdstuk 5. Loonkostensubsidie

Artikel 15. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2. Om vast te stellen of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie hoort, maakt het college gebruik van een van volgende manieren:

    • a.

      Door beoordeling via het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV);

    • b.

      Door beoordeling via de praktijkroute.

  • 3. Het college kan advies inwinnen over het oordeel of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort bij een externe organisatie.

  • 4. Voor het vaststellen van de loonwaarde maakt het college gebruik van de gecertificeerde methodiek Dariuz.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 16. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In bijzondere gevallen en in gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17. Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Nunspeet 2018’.

Artikel 18. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2018 onder gelijktijdige intrekking van:

  • 1

    Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Nunspeet 2015;

  • 2

    Verordening Loonkostensubsidie gemeente Nunspeet 2015;

  • 3

    Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente Nunspeet 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2017.

De voorzitter, De griffier,