Beleidsregel ‘Handhaving BRP inschrijvingen op objecten anders dan woningen’

Geldend van 12-07-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel ‘Handhaving BRP inschrijvingen op objecten anders dan woningen’

Inleiding

De gemeente Nunspeet hanteert een actief handhavingsbeleid met betrekking tot onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven op recreatieparken. Op 30 maart 2016 heeft het college handhavingsbeleid vastgesteld genaamd ‘Beleidsregels handhaving onrechtmatige bewoning recreatieverblijven gemeente Nunspeet’. Dit beleid is gericht op de handhaving van onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven op recreatieparken. In 2012 heeft het college besloten om de parkgerichte aanpak los te laten en besloten om elke nieuwe inschrijving in de Basisregistratie Personen op het adres van een recreatieverblijf aan te pakken, ongeacht welk recreatiepark het is. De afgelopen jaren heeft hier dan ook de prioriteit op gelegen. Naast onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven op recreatieparken vindt er tevens onrechtmatige bewoning plaats van andere objecten anders dan recreatieverblijven op recreatieparken en reguliere woningen. Dit geldt zowel voor het buitengebied als voor binnen de bebouwde kom. Om rechtsongelijkheid te voorkomen dienen nieuwe inschrijvingen op deze objecten ook opgepakt te worden. Op deze manier kan gestreefd worden naar een 100% aanpak van nieuwe gevallen van onrechtmatige bewoning. Deze beleidsregel biedt de basis voor de handhaving van alle inschrijvingen op objecten anders dan woningen in de gemeente Nunspeet.

Doel

Sinds enkele jaren worden nieuwe inschrijvingen in de Basisregistratie Personen op objecten anders dan op reguliere woningen terug gemeld aan het directieteam Vergunningen Toezicht en Handhaving. Van deze inschrijvingen wordt een lijst bijgehouden. Indien er sprake is van een nieuwe inschrijving op het adres van een recreatieverblijf op een recreatiepark wordt zo snel mogelijk de handhavingsprocedure opgestart. Op de lijst staan tevens inschrijvingen op solitaire recreatieverblijven in het buitengebied, in de bebouwde kom en inschrijvingen op bedrijfspanden, bijgebouwen enz. Om rechtsongelijkheid te voorkomen dient ten aanzien van deze nieuwe inschrijvingen ook handhavend te worden opgetreden. Hiermee wordt het doel bereikt, namelijk het voorkomen van nieuwe gevallen van strijdig gebruik.

Beginselplicht tot handhaving

Op grond van vaste rechtspraak heeft het college van burgemeester en wethouders de beginselplicht om handhavend op te treden indien er sprake is van een overtreding van wet- en regelgeving die onder de bevoegdheid van het gemeentebestuur valt.

Werkwijze

De uitvoering van goed handhavingsbeleid is gebaat bij een eenduidige werkwijze die in beginsel in alle gevallen gehanteerd wordt. De werkwijze is conform de beleidsregels handhaving onrechtmatige bewoning recreatieverblijven gemeente Nunspeet.

  • 1.

    Indien een overtreding is geconstateerd d.m.v. een inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP), wordt betrokkene uitgenodigd voor een gesprek in het gemeentehuis waar betrokkene zijn of haar omstandigheden kan toelichten;

  • 2.

    Een verslag van het gesprek wordt aan betrokkene gezonden met het verzoek deze te ondertekenen en retour te sturen. Tevens bestaat de mogelijkheid om binnen twee weken te reageren als de inhoud niet klopt. Indien het verslag niet ondertekend retour wordt gestuurd dan gaan wij ervan uit dat betrokkene akkoord is met de inhoud van het verslag;

  • 3.

    Vervolgens wordt een vooraankondiging last onder dwangsom verstuurd met de mogelijkheid om binnen twee weken een zienswijze in te dienen, conform het gestelde in artikel 4:8 en 4:9 van de Awb.

  • 4.

    Na de zienswijzetermijn controleert de toezichthouder of de strijdige situatie is beëindigd;

  • 5.

    Indien uit de controle blijkt dat de strijdige situatie niet is beëindigd, wordt de overtreder een last onder dwangsom opgelegd, overeenkomstig artikel 3:41 van de Awb door toezending of uitreiking van het besluit aan betrokkene(n).

  • 6.

    Tegen het dwangsombesluit kan betrokkene bezwaar maken en vervolgens beroep instellen. Tevens kan een voorlopige voorziening worden gevraagd;

  • 7.

    De last onder dwangsom blijft van kracht tot deze ambtshalve of op verzoek van de overtreder wordt ingetrokken. Tegen het besluit tot intrekking van de last onder dwangsom staat bezwaar en beroep open.

  • 8.

    Indien de overtreder binnen de begunstigingstermijn de onrechtmatige situatie heeft beëindigd en dit is geconstateerd door de toezichthouder, kan de last worden ingetrokken.

  • 9.

    Zodra het maximumbedrag van de dwangsombeschikking is verbeurd en de overtreding voortduurt of gegronde vrees bestaat voor herhaling van de overtreding, kan een hogere dwangsom worden opgelegd of een last onder bestuursdwang worden toegepast.

Van elke inschrijving wordt in beginsel een zaak in SquitXO (het zaakregistratiesysteem van Vergunningen, Toezicht en Handhaving) gemaakt. Hiermee wordt bewerkstelligd dat alle correspondentie betreffende één handhavingszaak gebundeld wordt.

Prioritering

Het hanteren van een prioritering is noodzakelijk omdat de beschikbare capaciteit het niet toelaat

alle gevallen gelijktijdig op te pakken. De volgende prioritering wordt gehanteerd:

  • 1.

    Nieuwe inschrijvingen in de BRP zo snel mogelijk oppakken, ongeacht het soort object;

  • 2.

    Nieuwe inschrijvingen in de BRP die nog op de lijst staan, oppakken op volgorde van inschrijving (van oud naar nieuw).

Overtreders

Een last onder dwangsom kan op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de overtreder van de rechtsnorm worden opgelegd. Afhankelijk van de bepalingen in het bestemmingsplan kan niet alleen de feitelijke bewoner de overtreder zijn, maar ook de eigenaar die het object verhuurt en onrechtmatig laat bewonen. Omdat er sprake is van een persoonsgebonden overtreding geldt dat elke bewoner afzonderlijk in overtreding is. Alle volwassen bewoners worden dan ook afzonderlijk aangeschreven om een einde te maken aan de onrechtmatige bewoning. Dit geldt tevens voor de eigenaren cq. verhuurders van een object.

Illegale bouw

Bij de handhaving van onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven op recreatieparken is er (in principe) geen sprake van illegale bebouwing. Dit geldt echter altijd niet voor de onrechtmatige bewoning van objecten anders dan woningen, met name in het buitengebied. Indien er naast onrechtmatig gebruik tevens sprake is van illegale bouw wordt hiertegen gelijktijdig handhavend opgetreden.

Beleidsregel

Burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet;

Overwegende dat

  • 1.

    Wij verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de bestemmingsplannen in de gemeente Nunspeet;

  • 2.

    De aanpak van onrechtmatige bewoning een hoge prioriteit heeft;

  • 3.

    Wij geconstateerd hebben dat in de gemeente Nunspeet objecten anders dan woningen in strijd met de bestemmingsplanregels worden gebruikt;

  • 4.

    Wij overeenkomstig de beginselplicht tot handhaving hiertegen onmiddellijk en daadkrachtig optreden;

  • 5.

    Wij op grond van artikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) tot taak hebben zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten voor degene die het betrokken project uitvoert geldende voorschriften;

  • 6.

    Wij op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd zijn een last onder bestuursdwang op te leggen of in plaats daarvan een last onder dwangsom;

  • 7.

    Wij het wenselijk achten om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de wijze waarop het opleggen van herstelsancties dient te gebeuren.

  • 8.

    Wij op grond van artikel 4:84 van de Awb verplicht zijn overeenkomstig deze beleidsregels te handelen, behalve indien de situatie voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die, wegens de bijzondere omstandigheden, onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Procedure

Voordat de beleidsregel kan worden toegepast dient deze door het college te worden vastgesteld. Daarna vindt publicatie plaats.

Besluit

Vast te stellen beleidsregel ‘Handhaving nieuwe BRP inschrijvingen op objecten anders dan woningen’

Artikel 1 Begunstigingstermijnen

Afhankelijk van de duur van de bewoning en de ernst van de situatie worden de volgende begunstigingstermijnen in acht genomen. De lengte van de begunstigingstermijn is gekoppeld aan peildata die zijn gerelateerd aan het door het college in de loop der jaren gehanteerde handhavingsbeleid.

  • 1.

    Indien de bewoning begonnen is in de periode 5 juni 2012 tot heden, wordt een standaardbegunstigingstermijn van 6 maanden gehanteerd.

  • 2.

    Indien de bewoning begonnen is in de periode van 13 december 2009 tot en met 4 juni 2012, wordt een begunstigingstermijn van 12 maanden gehanteerd.

  • 3.

    Indien sprake is van een schrijnend geval waarbij de bewoning is begonnen in de periode 13 december 2009

  • 4.

    Indien de bewoning is begonnen vóór 12 december 2009, wordt een begunstigingstermijn van 18 maanden gehanteerd.

  • 5.

    Indien sprake is van een schrijnend geval waarbij de bewoning is begonnen vóór 12 de-cember 2009, wordt een begunstigingstermijn van 36 maanden gehanteerd.

  • 6.

    Indien sprake is van een overtreder aan wie reeds eerder een last onder dwangsom is opgelegd, wordt een begunstigingstermijn van 3 maanden gehanteerd.

  • 7.

    Indien sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten wordt een begunstigingstermijn van 6 maanden gehanteerd.

Artikel 2 Hoogte dwangsommen

  • 1.

    De hoogte van de dwangsom voor bewoners (huurder dan wel eigenaar) bedraagt € 5.000,- per maand of gedeelte van de maand met een maximum van € 20.000,-.

  • 2.

    De hoogte van de dwangsom voor eigenaren (geen bewoner) bedraagt € 10.000,- per maand of een gedeelte van de maand (per object) met een maximum van € 40.000,-.

Artikel 3 Gedoogbeschikking tijdelijk bewonen recreatieverblijf

  • 1 Personen die ter overbrugging naar een nieuwe woning in een recreatieverblijf wonen, kunnen vooraf een gedoogbeschikking aanvragen op basis waarvan zij tijdelijk een recreatieverblijf als hoofdverblijf mogen gebruiken.

  • 2 De in het vorige lid bedoelde beschikking dient 4 weken voor aanvang van de bewoning aangevraagd te worden bij het college van burgemeester en wethouders;

  • 3 Om voor een gedoogbeschikking in aanmerking te komen dient aan de volgende voorwaarden voldaan te worden:

      • 1.

        Duur overbrugging is niet langer dan zes maanden;

      • 2.

        Geen van de leden van het huishouden heeft in het jaar voorafgaand aan de overbruggingsperiode in een recreatieverblijf gewoond;

      • 3.

        Het recreatieverblijf dat dient als overbrugging is in de zes maanden voorafgaand aan de overbruggingsperiode niet gebruikt als hoofdverblijf.

  • 4 Voor het aanvragen van de gedoogbeschikking moeten de volgende gegevens overlegd worden:

    • 1.

      Overeenkomst waaruit blijkt wanneer de nieuwe woning betrokken kan worden, c.q. in eigendom verkregen wordt;

    • 2.

      Gegevens van alle leden van het huishouden die in het recreatieverblijf verblijven;

Artikel 4 Pauzewoning

Voor recreatieverblijven die zijn aangewezen als pauzewoning geldt deze beleidsregel niet.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregel naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de overtreder en/of de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft, af te wijken van deze beleidsregel.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

    • 1.

      Deze beleidsregels treden in werking met ingang na bekendmaking op de in artikel 3:32 van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze.

    • 2.

      Dit besluit kan worden aangehaald als Beleidsregels ‘Handhaving BRP inschrijvingen op objecten anders dan woningen’.