Regeling vervallen per 01-03-2011

Bomenverordening Nuth 2010

Geldend van 01-03-2011 t/m 28-02-2011

Intitulé

Bomenverordening Nuth 2010

De raad van de gemeente Nuth;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 juni 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 15 van de Boswet en artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit:

  • I

    vast te stellen de Bomenverordening Nuth 2010;

  • II

    in te trekken de Bomenverordening Nuth 2008.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      houtopstand: hakhout, een houtwal, haag of één of meer bomen;

    • b

      bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • c

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30 cm (omtrek 95 cm) op 1,30 meter hoogte boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

    • d

      houtwal: lintvormige begroeiing van enige uitgestrektheid, bestaande uit bomen en/of struiken. Houtwallen zijn duidelijk omvangrijker dan heggen, hagen of éénrijige beplantingen langs bijvoorbeeld wegen of landbouwgronden;

    • e

      hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • f

      haag of heg: éénrijige lintvormige begroeiing bestaande uit struiken die periodiek moet worden gesnoeid teneinde haar vooraf bepaalde lijnvormige verschijningsvorm te behouden;

    • g

      dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;

    • h

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    • i

      boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het product van de volgende factoren:

      • -

        de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven maaiveld;

      • -

        de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²;

      • -

        de standplaatswaarde;

      • -

        de conditiewaarde;

      • -

        de waarde van de plantwijze.

  • 2 In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand tengevolge kunnen hebben.

Artikel 2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a

      fruitbomen, onderdeel vormend van een agrarische bedrijfsvoering die om bedrijfseconomische redenen moeten worden gekapt en windschermen om boomgaarden;

    • b

      fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • c

      kweekgoed;

    • d

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    • e

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die,

      ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

      ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;

    • f

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 10;

    • g

      eenvoudige tuin- en plantsoenaanpassingen en -veranderingen aan houtopstand met een maximale hoogte van 2 meter, mits het karakter daarvan naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet wordt gewijzigd;

    • h

      naaldbomen of coniferen met een stamdiameter kleiner dan 50 cm (omtrek 160 cm) op 1,30 meter hoogte boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

  • 1 De vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig paragraaf 2.2. (De aanvraag om een omgevingsvergunning) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht alsook de daarop gebaseerde Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor, Staatscourant 2010-5162) en de daarin opgenomen indieningvereisten.

  • 2 De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 3 Wanneer de Directeur Bos- en Landschapsbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Artikel 4 Voorbereidingsprocedure

Op de procedure tot het verlenen van een vergunning, zoals bedoeld in artikel 2, is paragraaf 3.2. (De reguliere voorbereidingsprocedure) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing tenzij paragraaf 3.3. (De uitgebreide voorbereidingsprocedure) van die wet daarop van toepassing is.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1 De vergunning kan worden geweigerd op grond van:

    • a

      de natuurwaarde van de houtopstand;

    • b

      de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    • d

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

    • e

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

    • f

      de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;

    • g

      een op basis van herplantplicht gerealiseerde houtopstand.

  • 2 Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of het onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. Zij verwijzen daarbij zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmingsplannen, groenplannen, bomenplannen of landschapsplannen.

  • 3 De Burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of een vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 6 Vergunning ex lege

De vergunning wordt geacht te zijn verleend, indien binnen de wettelijke beslistermijn (8 weken) geen beslissing is genomen tenzij deze beslistermijn overeenkomstig de Wet algemene bepalingen omgevingrecht wordt verlengd of de uitgebreide procedure van paragraaf 3.3. van die wet van toepassing is.

Artikel 7 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van de vergunning, oftewel tot het moment dat:

  • 1

    de bezwaar- of beroepstermijn voor derden is verstreken zonder dat er bezwaar of beroep is ingediend;

  • 2

    beslist is op een verzoek om voorlopige voorziening;

  • 3

    beslist is op het beroep van derden en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan.

Artikel 8 Vervaltermijn vergunning

De definitieve vergunning als bedoeld in het vorige artikel vervalt, indien niet binnen maximaal 1 jaar na afgifte volledig gebruik daarvan is gemaakt.

Artikel 9 Bijzondere voorwaarden

  • 1 Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmingsplan, bomenplan, groenplan of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt zo veel mogelijk, een herplantplicht opgelegd.

  • 2 Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3 Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

Artikel 10 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1 Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2 Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3 Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4 Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

  • 5 Het bevoegd gezag is bevoegd om een lijst bijzondere bomen en groene structuren vast te stellen. Bijzondere bomen en groene structuren die zijn opgenomen in de genoemde lijst dienen in hun oorspronkelijke staat behouden te blijven; het snoeien van deze bomen is niet toegestaan, tenzij sprake is van onderhoud ter verlenging van de levensduur. Besluiten met betrekking tot de totstandkoming dan wel de herziening van de lijst bijzondere bomen en groene structuren worden openbaar gemaakt door publicatie. Tevens worden de eigenaren schriftelijk hiervan in kennis gesteld.

Artikel 11 Schadevergoeding

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 2, artikel 9 of artikel 10, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Artikel 12 Bescherming bomen

  • 1 Het is verboden om houtopstanden, die openbaar eigendom zijn;

    • a

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • b

      daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door of namens de gemeente ter uitoefening van de boomverzorgende taak;

  • 2 Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het bevoegd gezag.

Artikel 13 Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last versterkt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

Aanvragen om een vergunning, als bedoeld in artikel 2, die zijn aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking zal treden.

Artikel 15 Slotbepaling

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Nuth 2010;

  • 2 Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking zal treden.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Nuth in de openbare vergadering van 13 juli 2010.
De griffier, De voorzitter,
P.J.M. Boyen mr. H.G. Vos