Regeling vervallen per 31-12-2018

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nuth houdende regels omtrent rioolheffingen Verordening rioolheffing 2018

Geldend van 25-11-2017 t/m 30-12-2018

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nuth houdende regels omtrent rioolheffingen Verordening rioolheffing 2018

De raad van de gemeente Nuth;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2017

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2018.

(“Verordening rioolheffing 2018”)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een onroerende zaak bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken of een roerende zaak of een zelfstandig gedeelte van een roerende zaak in de zin van artikel 4;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onder-houd bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, oppervlaktewater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    • a.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd,

  • 2. als gebruiker wordt aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, be-perkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afge-staan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een roerende zaak blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 1.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalender-maand voor een volle maand gerekend.

  • 2.

    De op basis van het eerste lid bepaalde hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      door een erkend installateur aangebrachte watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      door een erkend installateur aangebrachte bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompin-stallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

  • De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    Voor nieuwe gebruikers wordt, afhankelijk van het gebruik van het perceel, zolang geen gegevens als bedoeld in het eerste lid bekend zijn, het aantal kubieke meters water gesteld op het aantal kubieke meters dat in de verbruiksperiode die eindigt in het belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of op-gepompt.

  • 5.

    Van voor bewoning bestemde eigendommen, welke zijn aangesloten op een gezamenlijke watermeter, wordt het waterverbruik per eigendom bepaald door het totale waterverbruik te delen door het totaal aantal bewoners van de woningen, waarna het waterverbruik per bewoner wordt vermenigvuldigd met het aantal bewoners per eigendom.

  • 6.

    Indien een niet voor bewoning bestemd eigendom en een voor bewoning bestemd eigendom zijn aange-sloten op dezelfde watermeter en het bedrijfsverbruik wel als afvalwater via de riolering wordt afge-voerd, wordt het recht geheven naar het waterverbruik, waarbij een eventuele berekening van het ver-bruik voor het voor bewoning bestemd eigendom wordt gebaseerd op 45 kubieke meter per gezinslid en het restverbruik aan het niet voor bewoning bestemd eigendom wordt toegerekend.

Artikel 6 Belastingtarieven

Het gebruikersdeel bedraagt voor elke volle eenheid kubieke meter water € 2,51

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente ver-huist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. Bij niet-automatische incasso

    De aanslag moet worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de twee de een maand later.

  • 2. Bij automatische incasso

    De aanslag moet worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt;

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbil-jet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

  • 1. Voor de belasting kan kwijtschelding worden verkregen tot 100 %.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Overgangsrecht

De “Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2017” vastgesteld bij raadsbesluit van 10 november 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2018”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 november 2017.

De griffier,

Dhr. P.J.M. Boyen

De voorzitter,

Mevr. D.H. Schmalschläger