Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Oostzaan en Wormerland houdende regels omtrent vorming van een openbaar lichaam genaamd “OVER-gemeenten”(Gemeenschappelijke regeling OVER-gemeenten)

Geldend van 03-03-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Oostzaan en Wormerland houdende regels omtrent vorming van een openbaar lichaam genaamd “OVER-gemeenten”(Gemeenschappelijke regeling OVER-gemeenten)

De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Oostzaan en Wormerland, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft 

overwegende dat

de raden op 14 april 2009 hebben besloten de ambtelijke organisaties van de gemeenten Oostzaan en Wormerland per 1 januari 2010 te integreren in één ambtelijke organisatie;

gelet op de vastgestelde kaders met betrekking tot de samenwerking, de toepasselijke bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet waarin de bevoegdheden van het college en de raad zijn verankerd en de Algemene wet bestuursrecht; 

Besluiten:

aan te gaan de navolgende gemeenschappelijke regeling tot vorming van een openbaar lichaam genaamd “OVER-gemeenten”.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Begroting: De door opdrachtnemer voor een opdrachtgever uitte voeren taken en de voorwaarden waaronder dat zal gebeuren.

  • b.

    Deelnemer: De aan deze regeling deelnemende gemeenten.

  • c.

    De regeling: Deze gemeenschappelijke regeling.

  • d.

    De wet: De Wet Gemeenschappelijke Regelingen.

  • e.

    College: Het college van burgemeester en wethouders

  • f.

    Gedeputeerde Staten: Het college van Gedeputeerde Staten vanNoord-Holland.

  • g.

    Het Openbaar Lichaam: Het rechtspersoonlijkheid bezittende openbaarlichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.

  • h.

    Het samenwerkingsgebied : Het gezamenlijke grondgebied van de aan dezeregeling deelnemende gemeenten.

  • j.

    Opdrachtgever: Een deelnemende gemeente, vertegenwoordigddoor het College van B&W.

  • j.

    Opdrachtnemer: Het openbaar lichaam, vertegenwoordigd door de

    voorzitter.

  • k.

    Programmabegroting: De begroting zoals de gemeenten die opstellenop basis van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en de artikel 212-verordeningen van die gemeenten.

  • l.

    Programma: Het geheel van samenhangende producten endiensten op een beleidsterrein als benoemd in de programmabegroting van de deelnemende gemeenten.

  • m.

    Meerderheid: In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten indien tenminste de helft van de leden aanwezig zijn (vergaderquorum). Vervolgens is de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht voor het tot stand komen van een beslissing (stemquorom).

Artikel 2: Openbaar lichaam en bestuurssamenstelling

  • 1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd “OVER-gemeenten”.

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd in de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit: het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2: Belang, TAKEN en bevoegdheden

Artikel 3: Belang

Doel van de regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige en een doelmatige uitvoering door OVER-gemeenten van de door de deelnemende gemeenten opgedragen taken.

Artikel 4: Taken Werkorganisatie

  • 1. De deelnemers laten overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van deze regeling door de OVER-gemeenten een takenpakket uitvoeren.

  • 2. Dit takenpakket strekt zich in ieder geval uit tot de volgende aspecten:

    • ·

      Beleidsontwikkeling en beleidsvoorbereiding;

    • ·

      Uitvoering van het (door bevoegd gemeentelijke bestuursorganen vastgestelde) beleid;

    • ·

      Toezicht op en handhaving van de hiervoor genoemde uitvoering.

  • 3. De deelnemende gemeenten zijn gehouden in alle gevallen de diensten en producten, die behoren bij de overeengekomen taken, af te nemen. Een deelnemer mag bepaalde taken of aspecten daarvan pas zelf uitvoeren dan wel aan een andere uitvoerder uitbesteden na bestuurlijke besluitvorming bij meerderheid van het Dagelijks Bestuur en toestemming van de colleges van de andere deelnemers.

  • 4. OVER-gemeenten voert taken uit voor de (toekomstige) deelnemers. Uitvoering door derden is toegestaan na een besluit van het Dagelijks Bestuur. Een bestuursbesluit tot taakuitvoering voor derden behoeft de goedkeuring van het Algemeen Bestuur.

Artikel 5: Algemene bevoegdheidstoedeling

De daartoe bevoegde bestuursorganen van de deelnemers zullen in afzonderlijke delegatie- en/of mandaatbesluiten bepalen welke bevoegdheden die samenhangen met de taakgebieden zoals vermeld in artikel 4 van de regeling, opgedragen dienen te worden aan de overeenkomstige bestuursorganen of, indien aanwezig, aan de directie van de OVER-gemeenten.

Artikel 6: Kwaliteitsborging

  • 1. OVER-gemeenten draagt zorg voor een zorgvuldige en hoogwaardige uitvoering van de taken zoals vermeld in artikel 4 van deze regeling en zoals opgenomen in de programmabegroting.

  • 2. Indien desondanks sprake is van onvoldoende kwalitatief of onzorgvuldig handelen van OVER-gemeenten ten aanzien van één of meer deelnemende gemeenten als gevolg waarvan schade is ontstaan of dreigt te ontstaan, melden de betreffende colleges dit zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen drie maanden na het constateren van de geleden of dreigende schade, bij het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor beperking en zo nodig tot herstel van geleden schade.

Hoofdstuk 3: Het algemeen bestuur

Artikel 7: Samenstelling

  • 1. Het AlgemeenBestuur bestaat bij twee deelnemende gemeenten uit alle leden van de colleges van deze gemeenten.

  • 2. Bij meer dan twee deelnemende partijen nemen maximaal drie collegeleden per gemeente zitting in het Algemeen Bestuur.

  • 3. De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen de leden aan uit hun eigen midden als leden van het Algemeen Bestuur.

  • 4. Indien in het Algemeen Bestuur een vacature ontstaat wijst het college van de betrokken gemeente zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen acht weken na het ontstaan van de vacature, een nieuw lid aan.

  • 5. De zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur is gelijk aan die van de colleges van de gemeenten. De leden van het Algemeen Bestuur blijven na het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de nieuwe leden zijn aangewezen.

  • 6. Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur geeft het college dat het aangaat binnen één week kennis aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur.

  • 7. Een lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur dat het vertrouwen van het college, die hem als lid heeft aangewezen, niet meer bezit, kan, nadat hij in de gelegenheid is geweest zich te verantwoorden, door dit college als zodanig worden ontslagen.

Artikel 8: Werkwijze Algemeen Bestuur

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert zo vaak als het daartoe heeft besloten, maar tenminste tweemaal per jaar en verder als de voorzitter of tenminste vier leden onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen dit verzoeken.

  • 2. Voor de oproeping van de vergaderingen is artikel 19 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Ten aanzien van de openbaarheid van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het opleggen van een geheimhoudingsplicht zijn de artikelen 22 en 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Voor zover bij of krachtens deze regeling niet anders is bepaald, worden besluiten van het Algemeen Bestuur bij meerderheid genomen.

  • 5. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • .

      het beleids-directieplan (zie artikel 17) van OVER-gemeenten;

    • .

      de organisatie-inrichting;

    • .

      de begroting dan wel wijzigingen daarvan;

    • .

      het vaststellen van de jaarrekening van OVER-gemeenten;

    • .

      het wijzigen dan wel opheffen van de regeling.

  • 6. Het Algemeen Bestuur neemt in zijn vergaderingen de besluiten met een meerderheid van stemmen

  • 7. De besluiten tot benoeming en ontslag van een directeur dienen unaniem genomen te worden door het Algemeen Bestuur.

  • 8. Bij staking der stemmen wordt conform artikel 59 van de Gemeentewet een overdenkingsperiode van vier weken ingelast. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde besluit, dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 9. De leden van het Algemeen Bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel 9: Bevoegdheden Algemeen Bestuur

Aan het Algemeen Bestuur komen alle bevoegdheden toe die in deze regeling niet zijn opgedragen aan het Dagelijks Bestuur ,de voorzitter dan wel de directie

Artikel 10: Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Het Algemeen Bestuur geeft zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen twee maanden aan de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden of colleges schriftelijk gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het algemeen belang.

  • 2. Het Algemeen Bestuur geeft aan de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het Algemeen Bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 3. Een lid van het Algemeen Bestuur is aan het college die hem/haar als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem/haar in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid..

  • 4. De colleges van de aan deze regeling deelnemende gemeenten consulteren de raden vooraf in die gevallen waar de regeling de bevoegdheden van de raad raakt en voor gevallen die van zeer ingrijpende aard zijn voor de gemeenten. De colleges nemen geen besluit dan nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld zijn zienswijze ter kennis van de colleges te brengen. Consultatie vindt in ieder geval plaats bij situaties genoemd in de volgende artikelen: artikel 4.3., 7.3. en 29.1.

  • 5. De colleges van de deelnemende gemeenten zijn gehouden het Algemeen Bestuur in kennis te stellen van de bij hen in voorbereiding zijnde plannen en/of maatregelen met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde taakgebieden en taakaspecten daarbinnen, voor zover deze redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor het functioneren van OVER-gemeenten.

HOOFDSTUK 4: Het Dagelijks Bestuur

Artikel 11: Samenstelling

  • 1. Het Algemeen Bestuur benoemt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode uit zijn midden een Dagelijks Bestuur.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur wordt gekozen uit het Algemeen Bestuur zoals aangegeven in lid 1 van dit artikel, waarbij elke deelnemende gemeente één lid afvaardigt, de voorzitter hier niet bij meegerekend (zie artikel 15 van deze regeling). Bij de benoeming van de leden zorgt het Algemeen Bestuur ervoor dat de leden ieder afkomstig zijn uit de afzonderlijke deelnemende gemeenten.

  • 3. Voor elk lid van het Dagelijks Bestuur wijst het Algemeen Bestuur bij langdurige afwezigheid een plaatsvervangend lid uit de afzonderlijke gemeenten aan.

  • 4. De leden van het Dagelijks Bestuur treden af als lid van dat bestuur met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het Algemeen Bestuur een nieuw Dagelijks Bestuur heeft aangewezen.

  • 5. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 6. Degene die tussentijds ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het Dagelijks Bestuur te zijn.

  • 7. Indien tussentijds een vacature ontstaat in het Dagelijks Bestuur, wijst het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 8. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen van het Algemeen Bestuur geniet. De artikelen 49 en 50 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 12: Werkwijze Dagelijks Bestuur

  • 1. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt kan het Dagelijks Bestuur zijn werkzaamheden verdelen over de leden. Deze verdeling wordt aan het Algemeen Bestuur mede gedeeld.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig achten.

  • 3. In de vergadering van het Dagelijks Bestuur heeft ieder lid een stem.

  • 4. Op de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn de artikelen 54 tot en met 59 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan voor zijn werkzaamheden een reglement van orde vaststellen. Dit wordt aan het Algemeen Bestuur ter kennisneming gezonden.

  • 6. Bij staking der stemmen wordt conform artikel 59 van de Gemeentewet een overdenkingsperiode van vier weken ingelast. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde besluit, dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 7. De leden van het Dagelijks Bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel 13: Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de sturing van OVER-gemeenten. Hiertoe behoort in ieder geval:

    • a.

      Het voorbereiden van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd.

    • b.

      Het uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur.

    • c.

      Het beheer van de financiën van OVER-gemeenten.

    • d.

      De zorg voor de controle op het financieel beheer en de boekhouding, voor zover dat niet aan anderen toekomt.

    • e.

      Het zo nodig nemen van conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en nemen van maatregelen ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

    • f.

      Het houden van toezicht op alles wat OVER-gemeenten aangaat.

  • 2. Het Algemeen Bestuur kan aan het Dagelijks Bestuur bevoegdheden overdragen met uitzondering van:

    • a.

      Het vaststellen dan wel wijzigen van de begroting.

    • b.

      Het vaststellen van de jaarrekening.

    • c.

      Het vaststellen van de financiële beheers- en de controleverordening zoals omschreven in de artikelen 212 en 213 Gemeentewet.

    • d.

      Het vaststellen van rechtspositionele regelingen.

    • e.

      De benoeming en ontslag van een secretaris en directie.

Artikel 14: Informatie en verantwoordingsplicht

  • 1. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur geven, tezamen en afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde en te voeren beleid noodzakelijk is.

  • 3. De leden van het Dagelijks Bestuur geven tezamen dan wel afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur, indien dit bestuur dan wel een of meer leden daarom verzoeken, binnen acht weken alle gevraagde inlichtingen, een en ander voor zover dit niet in strijd is met het algemeen belang.

HOOFDSTUK5:De Voorzitter

Artikel 15: De Voorzitter

  • 1. Het Algemeen Bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn niet beiden afkomstig uit één gemeente.

  • 2. De voorzitter vervult zijn functie voor een jaar. Dit jaar eindigt met benoeming van een andere voorzitter door het Algemeen Bestuur.

  • 3. De voorzitter is tevens voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

  • 4. De voorzitter evalueert aan het einde van zijn termijn het functioneren van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt OVER-gemeenten in en buiten rechte. Hij kan deze bevoegdheid aan een ander opdragen.

HOOFDSTUK 6: De Directie

Artikel 16: De Directie

  • 1. De Directie is belast met de dagelijkse leiding OVER-gemeenten.

  • 2. Het Algemeen Bestuur benoemt de directie en stelt een directiestatuut vast.

  • 3. Een directielid kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen. Het Dagelijks Bestuur kan een directielid schorsen.

  • 4. Het Algemeen Bestuur regelt op voorstel van het Dagelijks Bestuur de bezoldiging en de overige rechtspositie van de directie.

HOOFDSTUK 7: Directieplan en personeel

Artikel 17: Het Directieplan

  • 1. Binnen de uitgangspunten van deze regeling zal het Dagelijks Bestuur een directieplan voor OVER-gemeenten vaststellen.

  • 2. Het directieplan is voor de deelnemende gemeenten het sluitstuk van hun reguliere planningssystematiek met betrekking tot de hiervoor vermelde taakgebieden.

  • 3. In het directieplan zullen tevens de taakaspecten zoals omschreven in artikel 4 van deze regeling meegenomen worden.

Artikel 18: Personeel

  • 1. De directie beslist –onder het voorbehoud dat zij hiertoe gemandateerd is- over de personele aangelegenheden, zoals benoeming, ontslag en de rechtspositionele aangelegenheden van het personeel van OVER-gemeenten.

  • 2. Bij de overgang van personeel van beide gemeenten naar OVER-gemeenten zullen het Algemeen- en Dagelijks Bestuur, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, zorg dragen voor de verdere toepassing en uitvoering van het Sociaal Statuut van die gemeenten.

  • 3. OVER-gemeenten wordt lid van de werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (WSGO) welke in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

Hoofdstuk 8: Financiële bepalingen

Artikel 19: Financiële administratie en controle

  • 1. Op het financieel beleid, het financieel beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt in dat kader de vereiste verordeningen vast, waarbij rekening gehouden wordt met de taakstelling en taakgebieden en de wijze van uitvoering daarvan zoals bepaald in de artikelen 4 tot en met 6 van deze regeling.

Artikel 20: Dienstjaar

Het dienstjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 21: Begroting

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven op voor komend dienstjaar van OVER-gemeenten, voorzien van de nodige toelichting en specificaties. Tevens stelt zij elk jaar een meerjarenbegroting op.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting van OVER-gemeenten zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De besturen van de deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de ontwerpbegroting voor een ieder ter inzage wordt gelegd.

  • 3. De raad van de deelnemende gemeente kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting van OVER-gemeenten naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze is vervat bij deze ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt de begroting van OVER-gemeenten vast. Ingeval deze ontwerpbegroting wordt gewijzigd zendt het algemeen bestuur na vaststelling de begroting aan de raden der deelnemende gemeente, die ter zake hun zienswijze naar voren kunnen brengen bij de gedeputeerde staten.

Artikel 22: Jaarrekening

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar de rekening van baten en lasten van het voorgaande jaar op. Het Dagelijks Bestuur zendt de rekening ter controle naar de accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het controlerapport uit te brengen.

  • 2. Het besluit van het Algemeen Bestuur, houdende vaststelling van de rekening, strekt voor zover het daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft het Dagelijks Bestuur tot décharge, behoudens later in recht gebleken onregelmatigheden.

  • 3. De jaarrekening wordt door het Dagelijks Bestuur, conform de in de Notitie Planning en Control opgenomen datum, aan de colleges en de raden toegezonden.

Artikel 23: Reserves en voorzieningen

Het Algemeen Bestuur is gemachtigd om een egalisatiefonds te vormen tot maximaal 2,5% van de lasten van OVER-gemeenten.

Artikel 23a : Financiële verplichtingen

  • 1. De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2. Indien aan het Algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

HOOFDSTUK 9: ARCHIEF

Artikel 24: Archief OVER-gemeenten

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg en beheer op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van OVER-gemeenten en zijn bestuursorganen overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet vast te stellen regeling.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur is belast met het beheer van de archiefbescheiden als bedoeld in het vorige lid overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen nadere regels.

  • 3. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden geplaatst in een door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats.

Artikel 24a: Archieven deelnemende gemeenten

Het Dagelijks bestuur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK 10: GESCHILLEN

Artikel 25: Geschillen

  • 1. Indien er tussen OVER-gemeenten en een der deelnemende gemeenten een geschil ontstaat over de uitvoering van de taken zoals opgenomen in de artikelen 4 tot en met 6 van deze regeling, treden het Dagelijks Bestuur en het betreffende college terstond in overleg met elkaar teneinde het geschil verder te verkennen en zo mogelijk op te lossen.

  • 2. Indien dit overleg niet binnen twee maanden na de begindatum ervan tot een oplossing heeft geleid, zullen betrokken partijen een mediator inschakelen teneinde hun geschil te beslechten.

  • 3. Met betrekking tot geschillen tussen de deelnemers onderling dan wel tussen de deelnemers en OVER-gemeenten omtrent de toepassing in de ruimste zin van de regeling is artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

Hoofdstuk 11: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING

Artikel 26: Toetreding

  • 1. Het college van een gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek ter zake aan de overeenkomstige bestuursorganen van de deelnemende gemeenten en aan het Algemeen Bestuur van het openbaar lichaam.

  • 2. Toetreding vindt plaats indien de raden van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten en het Algemeen Bestuur van het openbaar lichaam daarmee instemt.

  • 3. Aan de toetreding kan het Algemeen Bestuur, na goedkeuring door de raden, voorwaarden verbinden.

  • 4. Het besluit van de deelnemende gemeenten als bedoeld in het tweede lid geeft de datum van toetreding aan.

  • 5. Van elk bericht van toetreding van een gemeente wordt kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 27: Uittreding

  • 1. De raad van elke deelnemende gemeente kan bij besluit bepalen dat de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd.

  • 2. Een uittredingsbesluit gaat twee kalenderjaren na het verstrijken van het jaar, waarin het besluit tot opzegging is genomen, in. Tenzij uittreding in redelijkheid en zonder onevenredige ontvlechtingskosten op een eerder tijdstip realiseerbaar is.

  • 3. Uittreding is niet mogelijk gedurende de eerste drie jaar na inwerkingtreding van deze gemeenschappelijke regeling.

  • 4. Alvorens de deelnemende gemeente tot besluitvorming komt, als bedoeld in het eerste lid, wordt eerst over het voornemen overleg met de andere deelnemende gemeenten gevoerd.

  • 5. In het voornemen als bedoeld in het tweede lid worden de motieven gegeven en op grond waarvan de deelnemende gemeente wenst uit te treden.

  • 6. Het besluit als bedoeld in eerste lid wordt terstond ter kennis gebracht van het Algemeen Bestuur.

  • 7. Het Algemeen Bestuur regelt de financiële verplichtingen alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 8.

    • a.

      Indien na uittreding er minder dan twee deelnemende partijen overblijven, worden de kosten van beëindiging evenredig verdeeld naar rato van het aantal inwoners van deze gemeenten.

    • b.

      Indien twee of meer deelnemende partijen overblijven, wordt de gemeenschappelijke regeling niet beëindigd. De uittredende partij draagt alle kosten die voortvloeien uit de uittreding.

  • 9. Van elk besluit tot uittreding van een gemeente wordt terstond kennis gegeven aan de overige deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten.

Artikel 28: Wijziging en opheffing

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    • a.

      Wijziging van de regeling vindt plaats indien de raden van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

    • b.

      Opheffing van de regeling vindt plaats indien minimaal één van de twee raden van de deelnemende gemeenten daartoe besluit.

  • 3. Indien het Algemeen Bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het Dagelijks Bestuur het daartoe strekkend voorstel aan de betrokken bestuursorganen van de deelnemende gemeenten.

  • 4. In geval van opheffing van de regeling stelt het Algemeen Bestuur een liquiditeitsplan op dat voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in dit plan te bepalen wijze. Dit plan wordt vastgesteld door de betreffende bestuursorganen van de deelnemende gemeenten.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6. Zonodig blijft het Algemeen Bestuur functioneren tot de liquidatie voltooid is.

  • 7. Van elk besluit tot wijziging dan wel opheffing van deze regeling wordt terstond bericht gezonden aan de betrokken gemeenten en Gedeputeerde Staten.

Hoofdstuk 12: overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29: Bestaande samenwerkingen en deelnemingen

  • 1. De op het moment van inwerkingtreding van deze regeling bestaande privaatrechtelijke dan wel publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van de deelnemende gemeenten afzonderlijk of gezamenlijk met derden blijven bestaan. Dit tot het moment, waarop ieder van de colleges van de deelnemende gemeenten, na een gezamenlijke inventarisatie daarvan met het Dagelijks Bestuur, besloten heeft welke van de per gemeente geïnventariseerde samenwerkingsverbanden door de betreffende gemeente gehandhaafd dan wel opgezegd dienen te worden. In geval van opzegging kan een college besluiten de betreffende taken te laten uitoefenen door OVER-gemeenten.

  • 2. De in het vorige lid vermelde inventarisatie zal uiterlijk binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze regeling voltooid te zijn.

Artikel 30: Slotbepaling

  • 1. De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010 en kan worden aangehaald onder de titel 'Gemeenschappelijke regeling OVER-gemeenten’.

  • 2. De deelnemende gemeenten dragen zorg voor de bekendmaking van deze regeling voorafgaande aan de inwerkingtreding op een in de desbetreffende gemeente gebruikelijke wijze.

  • 3. Het gemeentebestuur van de gemeente Wormerland is aangewezen als het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 26 van de wet Gemeenschappelijke Regelingen.

  • 4. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Algemeen Bestuur gehoord de colleges en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oostzaan op21 april 2009,
de secretaris, de voorzitter,
Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Oostzaan op 21 april 2009,
De burgemeester
Aldus vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wormerland op 21 april 2009,
de secretaris, de voorzitter,
Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Wormerlandop 21 april 2009,
De burgemeester
Eerste wijziging gemeenschappelijke regeling besloten door de colleges van Wormerland en Oostzaan op 16 februari 2010 inhoudende:
Toevoeging artikel 23a (financiële verplichtingen) aan hoofdstuk 8
Aanpassing artikel 24
Toevoeging artikel 24a (archieven deelnemende gemeenten) aan hoofdstuk 9
Wijziging artikel 28 lid 4
De wijziging is tekstueel verwerkt op 18 februari 2010, bekend gemaakt op 3 maart 2010 en vanaf 4 maart 2010 in werking getreden.