Regeling vervallen per 03-04-2021

Verordening wet inburgering gemeente Oegstgeest

Geldend van 23-12-2010 t/m 02-04-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening Wet Inburgering Gemeente Oegstgeest

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid van het Besluit inburgering

besluit:

vast te stellen de volgende

Verordening Wet Inburgering Gemeente Oegstgeest

HOOFDSTUK 1

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

1.In deze verordening wordt verstaan onder:

a.het college :

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;

b.de wet :

de Wet inburgering;

c.voorziening:

een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2

Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en

vrijwillige inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      het verstrekken van voorlichting via het Loket Burgerzaken;

    • b.

      een digitaal informatiepunt op de gemeentelijke website;

    • c.

      het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

    • d.

      het beschikbaar stellen van relevante informatie aan intermediaire organisaties.

      3.Het college beoordeelt ten minste eens in de 4 jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

HOOFDSTUK 2

HET AANBIEDEN VAN EEN VOORZIENING AAN

INBURGERINGSPLICHTIGEN

Artikel 3

Criteria voor doelgroepbepaling

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    het bereiken van sociale cohesie;

  • b.

    het belang van participatie in de samenleving;

  • c.

    het hebben van een opvoedingstaak;

  • d.

    de mate waarin inburgering van belang is om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.

Artikel 4

De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringvoorziening aan geestelijk bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      alfabetisering gericht op inburgering;

    • b.

      een instapvoorziening;

    • c.

      trajectbegeleiding gedurende de inburgeringvoorziening;

    • d.

      voortgangsgesprekken gedurende de inburgeringvoorziening;

    • e.

      een aanbod tot participatieactiviteiten (maatschappelijke stage);

    • f.

      een aanbod tot re-integratieactiviteiten;

    • g.

      deelname aan taalcoaching.

Artikel 5

Procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt:

    a. in een persoonlijk gesprek besproken en tevens overhandigd, of

    b. gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie het aanbod is gedaan, deelt binnen uiterlijk twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6

  • De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

    • 1.

      Het college behandelt een verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    ● het college beoordeelt of de inburgeringsplichtige in staat is om het inburgeringsprogramma zelf samen te stellen;

    ● het college beoordeelt of er sprake is van specifieke wensen ten aanzien van de voorziening die niet passen binnen het reguliere aanbod;

    ● wanneer het college instemt met het verzoek stelt de inburgeringsplichtige een inburgeringsprogramma op;

    ● de gemeente kan de inburgeringsplichtige in een adviesgesprek ondersteuning bieden bij de vormgeving van het traject en de keuze van een aanbieder.

    • 2.

      Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien:

    ● dit programma naar het oordeel van het college passend is om hem voor te be-reiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Ne-derlands als tweede taal I of II; en

    ● de kosten van dit programma noodzakelijk en reëel zijn; en

    ● dit programma wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    a. in het bezit is van het Keurmerk Inburgeren van Blik op Werk; of

    b. aantoonbare, recente ervaring heeft met het aanbieden van inburgerings-programma’s en werkt met gekwalificeerde docenten.

    • 3.

      Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    ● naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    ● de kosten van de taalkennisvoorziening noodzakelijk en reëel zijn; ● wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      in het bezit is van het Keurmerk Inburgeren van Blik op Werk; of

    • b.

      aantoonbare, recente ervaring heeft met het aanbieden van taalkennisvoor-zieningen en werkt met gekwalificeerde docenten.

    • 4.

      Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit het college, de inburgeringsplichtige of een andere partij een overeenkomst met het bedrijf dat het inburgeringsprogramma of de taalken-nisvoorziening verzorgt.

Artikel 7

Inning eigen bijdrage inburgeringsplichtigen

  • 1.

    De eigen bijdrage voor een inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.

  • 2.

    De eigen bijdrage wordt niet opgelegd zolang de inburgeringsplichtige nog bezig is met alfabetisering of een instapvoorziening als onderdeel van een inburgeringstraject.

  • 3.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringvoorziening aan e en inburgeringsplichtige de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 8

Het verstrekken van een bestuurlijke beloning

  • 1.

    De inburgeringsplichtige die binnen de wettelijk voorgeschreven dan wel overeengekomen termijn het inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II met goed gevolg heeft afgelegd, ontvangt van het college een beloning ter hoogte van de eigen bijdrage.

  • 2.

    Ook de inburgeringsplichtige die gebruik heeft gemaakt van een taalkennisvoorziening en die het examen voor een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 met goed gevolg heeft afgelegd, ontvangt van het college een beloning ter hoogte van de eigen bijdrage.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is alleen van toepassing op inburgeringsplichtigen die gebruik hebben gemaakt van een door de gemeente vastgestelde voorziening en die de hen opgelegde eigen bijdrage hebben voldaan.

  • 4.

    Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op inburgeringsplichtigen die in aanmerking komen voor een extra forfaitaire vergoeding van de Informatie Beheer Groep.

Artikel 9

Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

Artikel 10

Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

HOOFDSTUK 3

BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 11

Hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 9 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringexamen heeft behaald.

Artikel 12

Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringexamen heeft behaald.

HOOFDSTUK 4

HET AANBIEDEN VAN EEN VOORZIENING AAN

VRIJWILLIGE INBURGERAARS

Artikel 13

Criteria voor doelgroepbepaling

  • 1.

    Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    het bereiken van sociale cohesie;

  • b.

    het belang van participatie in de samenleving;

  • c.

    het hebben van een opvoedingstaak;

  • d.

    de mate waarin inburgering van belang is om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.

Artikel 14

De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijk bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2.

    Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

  • a.

    alfabetisering gericht op inburgering;

  • b.

    een instapvoorziening;

  • c.

    trajectbegeleiding gedurende de inburgeringvoorziening;

  • d.

    voortgangsgesprekken gedurende de inburgeringvoorziening;

  • e.

    een aanbod tot participatieactiviteiten (maatschappelijke stage);

  • f.

    een aanbod tot re-integratieactiviteiten;

  • g.

    deelname aan taalcoaching.

Artikel 15

De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Het college behandelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

  • het college beoordeelt of de vrijwillige inburgeraar in staat is om het inburgeringsprogramma zelf samen te stellen;

  • het college beoordeelt of er sprake is van specifieke wensen ten aanzien van de voorziening die niet passen binnen het reguliere aanbod;

  • wanneer het college instemt met het verzoek stelt de inburgeringsplichtige een inburgeringsprogramma op;

  • de gemeente kan de inburgeringsplichtige in een adviesgesprek ondersteuning bieden bij de vormgeving van het traject en de keuze van een aanbieder.

  • 2.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien:

  • dit programma naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

  • de kosten van dit programma noodzakelijk en reëel zijn; en

  • dit programma wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      in het bezit is van het Keurmerk Inburgeren van Blik op Werk; of

    • b.

      aantoonbare, recente ervaring heeft met het aanbieden van inburgeringsprogramma’s en werkt met gekwalificeerde docenten.

  • 3.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

  • naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

  • de kosten van de taalkennisvoorziening noodzakelijk en reëel zijn;

  • wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    in het bezit is van het Keurmerk Inburgeren van Blik op Werk; of

  • b.

    aantoonbare, recente ervaring heeft met het aanbieden van taalkennisvoorzieningen en werkt met gekwalificeerde docenten.

  • 4.

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit het college, de vrijwillige inburgeraar of een andere partijeen overeenkomst met het bedrijf dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening verzorgt.

Artikel 16

Geen eigen bijdrage

De vrijwillige inburgeraar is geen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet verschuldigd.

Artikel 17

Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

Artikel 18

Inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen.

Artikel 19

Sancties bij niet nakoming van de overeenkomst

1. Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende mate nakomt, kan het college:

  • a.

    hem verplichten bij te dragen in de gemaakte kosten van de voorziening, met een maximum van € 500,-;

  • b.

    de overeenkomst per direct ontbinden.

2. Artikel 1.a is niet van toepassing indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand of de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren van de gemeente Oegstgeest.

Artikel 20

Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

HOOFDSTUK 5

SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2010 onder gelijktijdige intrekking van de “Verordening inburgering gemeente Oegstgeest”.

Artikel 12

Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Oegstgeest.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 juli 2010.
, voorzitter
, griffier

Nota-toelichting op de Verordening Wet inburgering gemeente Oegstgeest

Op 18 december 2009 is een wijziging van de Wet inburgering (WI) gepubliceerd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • °

    De vrijwillige inburgering wordt in de wet geregeld. (inwerkingtreding 1 januari 2010)

  • °

    De mogelijkheid om op verzoek van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget wordt in de wet opgenomen. (inwerkingtreding 19 december 2009 resp. 1 januari 2010)

  • °

    De twee handhavingstermijnen die in de wet zijn opgenomen worden geharmoniseerd. Voor alle inburgeringsplichtigen geldt dezelfde termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald. Deze termijn is drieënhalf jaar. (inwerkingtreding 19 december 2009)

  • °

    De eenmalige verlenging van de handhavingstermijn met ten hoogste tweeënhalf jaar voor inburgeringsplichtigen die een alfabetiseringcursus volgen of hebben gevolgd. (inwerkingtreding 19 december 2009)

  • °

    De mogelijkheid voor gemeenten om zelf te bepalen of (bepaalde groepen) vrijwillige inburgeraars een eigen bijdrage moeten betalen. (inwerkingtreding 1 januari 2010)

De wijzigingen in de verordening hebben betrekking op de onderwerpen persoonlijk inburgeringsbudget en vrijwillige inburgeraars.

Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI).

Ten aanzien van de vrijwillige inburgeraars moeten gemeenten in de verordening het volgende vastleggen:

  • regels die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan een vrijwillige inburgeraar, inclusief de mogelijkheid om deze voorzieningen aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 24a, vijfde lid, WI);

  • regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar (artikel 24f WI);

facultatief: bepalen dat voor alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage is verschuldigd of een eigen bijdrage die lager is dan het bedrag, genoemd in de wet (artikel 24e, tweede lid, WI).

Algemene toelichting

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

 

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI).

  • 2.

    Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • 4.

    Facultatief: bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

  • 5.

    Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI).

  • 6.

    Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI).

Het aanbodstelsel ten behoeve van inburgeringsplichtigen

Om de motivatie van de deelnemer zoveel mogelijk te waarborgen is géén gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 19a van de WI biedt om het college de bevoegdheid te geven de voorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan. In deze verordening wordt het aanbodstelsel gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.

 

Het aanbieden van voorzieningen aan inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

 

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening.

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

 

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening. Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst. De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI). De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt. Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf. Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1      Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2     De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepalen de artikelen 8 WI en 24f WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet. Ten aanzien van inburgeringsplichtigen dienen ook regels te worden vastgesteld ter zake van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

 

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Gemeenten kunnen er voor kiezen om in de verordening alleen de kaders vast te stellen voor een adequate informatievoorziening door het college aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. In dat geval kan met het opnemen van het eerste en derde lid in de verordening worden volstaan. In navolging van de vorige verordening is ervoor gekozen om vast te leggen welke middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening te organiseren.

 

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover verantwoording af aan de raad.

 

In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars vorm te geven.

 

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking.

 

Artikel 3      Criteria voor doelgroepbepaling

Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is echter verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren.

Op grond van artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een voorziening kan worden aangeboden. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Het is van belang dat deze kaders (in casu het aanwijzen van groepen waaraan een voorziening wordt aangeboden) niet te eng te definiëren. Het college zal binnen deze kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds opnieuw moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat gemeenten op dit moment wellicht geen duidelijk zicht hebben op de precieze omvang van bepaalde mogelijke doelgroepen (bijvoorbeeld oudkomers zonder werk of uitkering). Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het aanbieden van voorzieningen.

 

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een voorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een voorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een voorziening kan aanbieden.

 

Artikel 4      De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen.

 

Voor de mogelijkheden van het aanbieden van duale inburgeringsvoorzieningen wordt verwezen naar de toelichting bij het Besluit inburgering.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

 

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren.

De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

 

Artikel 19, vierde lid, WI draagt het college op om er voor te zorgen dat de voorziening wordt afgestemd op de mogelijkheden van betrokkene tot arbeidsinschakeling. De voorziening dient dus te worden afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien de re-integratievoorziening in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college wordt verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

 

Het tweede lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

 

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de voorziening voor inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

 

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zijn vooral van belang bij inburgeringsplichtigen die geen voorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

 

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de voorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

 

Artikel 5      De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA of persoonlijk wordt overhandigd. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

 

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de voorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

 

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een voorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavings-beschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn).

 

Artikel 6     De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, WI kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.

 

In het eerste lid legt de gemeente vast op welke wijze verzoeken van inburgeringsplichtigen om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld.

 

Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het inburgeringsbedrijf. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma en een taalkennisvoorziening goedkeurt. De eerste eis is dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2).

 

De tweede vereiste is dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eis of de eisen die de verordening aan inburgeringsbedrijven stelt.

 

Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. Dit kan de inburgeringsplichtige zijn, het college, het college en de inburgeringsplichtige, een andere partij of een combinatie van de hiervoor genoemde partijen gezamenlijk. In het vierde lid van dit artikel wordt dit geregeld. Omdat het van belang is dat de partijen in de verordening niet te eng worden gedefinieerd, bijvoorbeeld omdat de gemeente samen met werkgevers inburgering op de werkvloer wil gaan organiseren, hebben we de formulering zeer ruim gemaakt.

 

Artikel 7      De inning van de eigen bijdrage inburgeringsplichtigen

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

 

Omdat alfabetisering en de instapvoorziening in sommige gevallen wel en in andere gevallen geen deel uitmaken van het inburgeringstraject, is ervoor gekozen om de eigen bijdrage nog niet te innen zolang de inburgeringsplichtige nog bezig is met het alfabetiseringstraject.

 

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Dit wordt vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de voorziening.

 

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

 

 

Artikel 8  Het verstrekken van een bestuurlijke beloning

De gemeente Oegstgeest wil deelname aan een inburgerings- of taalkennisvoorziening stimuleren. In dit artikel is beschreven onder welke voorwaarden deelnemers aan een inburgerings- of taalkennisvoorziening in aanmerking komen voor een bestuurlijke beloning ter hoogte van de eigen bijdrage. In het laatste lid is geregeld dat de inburgeringsplichtige die een extra forfaitaire vergoeding ontvangt van de Informatie Beheer Groep geen bestuurlijke beloning ontvangt.

 

Artikel 9  Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

 

In de beschikking wordt de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening.

 

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oud-komers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.

 

Artikel 11   De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen zijn gelijk aan de bedragen in de vorige verordening.

 

Het college moet bij elke overtreding de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

 

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

 

Artikel 12   Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen zijn gelijk aan de vorige verordening en zijn gelijk aan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen. Conform de vorige verordening houden we een tijdspanne van 12 maanden aan.

 

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem de maximumboete op. Op grond van artikel 32 WI stelt het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vast waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval wordt in de boetebeschikking een nieuwe termijn opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

 

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, regelt het derde lid dat het college wederom een de maximale boete kan opleggen. De maximumboete in het derde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

 

Artikel 13    Criteria voor doelgroepbepaling

In dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan het college categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Hierbij zijn dezelfde criteria gehanteerd als bij de inburgeringsplichtigen (artikel 3 van de verordening).

 

Artikel 14   De samenstelling van de voorziening

Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.

 

Artikel 15  De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Zie de toelichting bij artikel 6 van de verordening.

 

Artikel 16   Geen eigen bijdrage

De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen (artikel 24e, tweede lid, WI).

 

Artikel 17    Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 9 van de verordening).

 

Artikel 18  Inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening bevat vrijwel dezelfde onderwerpen als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen (zie artikel 10 van de verordening).

 

Artikel 19  Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. De hoogte van de sanctie hebben we afgestemd op de hoogte van de bestuurlijke boete voor inburgeringsplichtigen.

 

In het tweede lid is geregeld dat dubbele sanctionering wordt voorkomen.

 

Artikel 20  Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

 

 

Artikel 21 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 22   Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.