Regeling vervallen per 01-01-2015

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009 gemeente Oegstgeest

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

HANDHAVINGSVERORDENINGWET WERK EN BIJSTAND en WET INVESTEREN IN JONGEREN 2009 GEMEENTE OEGSTGEEST

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 november 2009, nr. 119/09;

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 12 eerste lid, onderdeel c van de Wet investeren in jongeren (WIJ);

b e s l u i t :

vast te stellen de

HANDHAVINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND en WET INVESTEREN IN JONGEREN 2009 GEMEENTE OEGSTGEEST

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Suwi) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

1.de wet :

de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ);

2.bijstand :

de bijstand zoals genoemd onder artikel 5 onder b van de WWB of de inkomensregeling zoals genoemd onder artikel 24 van de WIJ;

3.werkleeraanbod :

het werkleeraanbod zoals genoemd onder artikel 5 lid 1 van de WIJ;

4.belanghebbende :

de persoon die bijstand ingevolge de WWB heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen dan wel een werkleeraanbod en/of inkomens voorziening ingevolge de WIJ heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen;

5.bijstandsfraude :

het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen of het verrichten van verwijtbare handelingen of het nalaten van handelingen met als doel het verkrijgen van (financieel) voordeel bij het verkrijgen of trachten te verkrijgen van bijstand. Daaronder wordt tevens begrepen het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen of het verrichten van verwijtbare handelingen of nalaten van handelingen teneinde een werkleeraanbod te ontvangen of te behouden. Daarbij is niet relevant of dit met voorbedachten rade plaatsvindt;

6.beleidsregels

(her-)onderzoeksplan :

beleidsregels waarin is opgenomen hoe en met welke regelmaat de controle op de rechtmatigheid van de bijstandsverstrekking of voortzetting daarvan plaatsheeft;

7.Hoogwaardige Handhaving :

beleid ter voorkoming van bijstandsfraude of fraude rondom het werkleeraanbod, gebaseerd op een stelsel van voorlichting, optimale dienstverlening, snelle fraudedetectie en afhandeling en feitelijke sanctionering;

8.tips :

informatie die ongevraagd door een of meerdere personen aan Sociale Zaken is verstrekt over een bijstandsgerechtigde. Deze informatie kan ook door een anonieme afzender verstrekt zijn;

9.Sociale Recherche :

samenwerkingsverband Sociale Recherche Zuid-Holland Noord

Artikel 2

Hoogwaardige Handhaving

Ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet wordt door Sociale Zaken een werkwijze gevolgd bestaande uit een samenstel van preventieve en repressieve maatregelen, dat bekend is als Hoogwaardige Handhaving.

HOOFDSTUK 2

PREVENTIEVE MAATREGELEN

Artikel 3

Informatie en dienstverlening

  • 1.

    Sociale Zaken verstrekt de belanghebbende bij diens aanvraag voor bijstand en/of een werkleeraanbod duidelijke algemene informatie over de rechten en plichten die bij de bijstandsverlening of het aanbieden van een werkleeraanbod behoren.

  • 2.

    Sociale Zaken draagt zorg voor deskundige, efficiënte dienstverlening en individugerichte informatievoorziening.

Artikel 4

Inlichtingenplicht en bijstandsfraude

  • 1.

    De belanghebbende die verwijtbaar onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt of handelingen verricht dan wel nalaat met als doel het verkrijgen of behouden van bijstand maakt zich schuldig aan bijstandsfraude (artikel 17 van de WWB, de artikelen 44 en 46 van de WIJ en artikel 28 lid 2 en 29 lid 1 Suwi).

  • 2.

    De belanghebbende die verwijtbaar onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt of handelingen verricht teneinde een werkleeraanbod te verkrijgen of te behouden maakt zich eveneens schuldig aan bijstandsfraude.

Artikel 5

(Her-onderzoek)

  • 1.

    In de beleidsregels (her-)onderzoeksplan Sociale Zaken staat opgenomen de toe te passen onderzoekmethoden, waaronder begrepen huisbezoeken, en de onderzoeksfrequentie voor belanghebbenden.

  • 2.

    Sociale Zaken kan alternatieve onderzoeksmethoden invoeren. Deze maken deel uit van het in het vorige lid bedoelde beleidsregels (her-)onderzoeksplan.

Artikel 6

Fraudesignalen

  • 1.

    Sociale Zaken draagt zorg voor het op efficiënte wijze verkrijgen en verstrekken van relevante informatie met betrekking tot de belanghebbende.

  • 2.

    Alle informatie over vermoedelijke bijstandsfraude, waaronder begrepen informatie van dienstmedewerkers en tips, wordt centraal gemeld en geregistreerd.

  • 3.

    Gevraagd en ongevraagd toegezonden informatie over vermoedelijke bijstandsfraude wordt op gelijke wijze als in lid 2 behandeld.

Hoofdstuk 3 REPRESSIEVE MAATREGELEN

Artikel 7

Opsporing en controle

  • 1.

    Indien daartoe concrete aanleiding bestaat, wordt de informatie als bedoeld in artikel 7 doorgegeven aan de Sociale Recherche voor een opsporingsonderzoek.

  • 2.

    Het onderzoek van de Sociale Recherche eindigt op het moment dat er bijstandsfraude is vastgesteld of uiterlijk 6 maanden na aanvang van het onderzoek en er tot dat moment nog geen bijstandfraude is of kan worden vastgesteld.

Artikel 8

Vaststellen bijstandsfraude

  • 1.

    Indien ten aanzien van een persoon bijstandsfraude is vastgesteld, ontvangt deze duidelijke informatie over de consequenties hiervan.

  • 2.

    In geval van bijstandsfraude kan aangifte worden gedaan bij de Officier van Justitie.

Artikel 9

Terugvordering en maatregelen

  • 1.

    Bij bijstandsfraude wordt het schadebedrag teruggevorderd op grond van de gemeentelijke beleidsregels over terugvordering. Tevens wordt op de eventueel te verstrekken bijstand een maatregel toegepast op grond van de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Oegstgeest of de maatregelenverordening WIJ van de gemeente Oegstgeest.

  • 2.

    Toepassing van het bepaalde in het vorige lid vindt plaats binnen 4 weken na vaststelling van de bijstandsfraude, onverkort het gestelde in de artikelen 58, 59 en 60 van de WWB

Hoofdstuk 4 COMMUNICATIE, REGIONALE SAMENWERKING EN HANDHAVINGSBELEID

Artikel 10

Communicatie fraudezaken

Met gebruikmaking van de media wordt de preventieve werking van het Hoogwaardig Handhavingsbeleid bevorderd.

Artikel 11

Regionale samenwerking

De gemeente Oegstgeest streeft ten aanzien van fraudehandhaving naar regionale samenwerking.

Artikel 12

Handhavingsbeleid

  • 1.

    Fraudedoelstellingen van Sociale Zaken worden geëvalueerd en zo nodig geherformuleerd in het door de gemeenteraad vast te stellen beleidsplan Sociale Zaken.

  • 2.

    Het college kan de beleidsregels en het (her-)onderzoeksplan bijstellen wanneer evaluatie van de uitvoering hiervan daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 5 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 13

Hardheidsclausule

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders. Hierbij wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij vergelijkbare situaties, met inachtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 14

Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsverordening WWB en WIJ gemeente Oegstgeest 2009.

Artikel 15

Inwerkingtreding verordening

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking een dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 oktober 2009.

  • 2.

    De Handhavingsverordening gemeente Oegstgeest van 1 juli 2009 wordt ingetrokken per 1 oktober 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2009.
voorzitter
, griffier

Nota-toelichting op de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009 gemeente Oegstgeest

Algemene toeliching

De Wet werk en bijstand (WWB) schrijft in artikel 8a voor dat in het kader van het financiële beheer bij verordening regels dienen te worden opgesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB. Ingevolge die bepaling is de verordening handhaving WWB tot stand gekomen.

De Wet investeren in jongeren (WIJ) schrijft in artikel 12, eerste lid, onderdeel c voor dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WIJ. Hiermee wordt beoogd hetzelfde te regelen als onder de WWB, namelijk het vastleggen van regels over fraudebestrijding. Het ligt voor de hand bij de vormgeving van het beleid met betrekking tot fraudebestrijding in het kader van de WIJ aan te sluiten bij het reeds geregelde en bestaande handhavingsbeleid in het kader van de WWB. Het beleid in het kader van de WIJ kan daar zonder problemen aan toegevoegd worden. Dit wordt geformaliseerd door een wijziging van de Verordening handhaving WWB. Deze krijgt daardoor niet alleen een andere inhoud maar ook een andere naam en zal voortaan ‘Handhavingsverordening WWB en WIJ gemeente Oegstgeest’ heten.

Hoogwaardige Handhaving

Afgezien van de korte bepaling van artikel 8a van de WWB en artikel 12 WIJ, zijn er geen nadere aanduidingen over wat nu precies in de verordening geregeld moet worden. De raad stelt derhalve in deze verordening de regels voor het gemeentelijk handhavingsbeleid op hoofdlijnen vast.

De gemeente Oegstgeest heeft in 2002 al gekozen voor een handhavingsysteem dat bekend staat als Hoogwaardige Handhaving. Dit is op 26 augustus 2003 onderstreept door het besluit van het College om een subsidieaanvraag voor de verdere ontwikkeling en uitvoering hiervan in te dienen. Hoogwaardige Handhaving betreft een samenstel van preventieve en repressieve handhavingmethoden en technieken die versterkend op elkaar inwerken.

De verordening is dan ook op deze elementen van het Hoogwaardig Handhavingsbeleid vormgegeven:

Hoofdstuk 1 maakt de hoogwaardige handhavingmethodiek uitgangspunt van beleid,

Hoofdstuk 2 bestrijkt de preventieve kanten van het handhavingsbeleid,

Hoofdstuk 3 betreft de repressieve kanten daarvan en geeft ook de duidelijke relatie met het terugvorderingbeleid van de gemeente aan. Die relatie is van belang omdat een 'lik-op-stuk'-houding bij vorderingen en maatregelen enorm versterkend werkt op de preventiezijde van het Hoogwaardig Handhavingsbeleid. Hoofdstuk 4 betreft andere belangrijke onderdelen van het hoogwaardig handhaven:

  • 1.

    het betrekken van communicatiemiddelen en methoden bij het versterken van de preventieve kanten van het handhavingsbeleid,

  • 2.

    de vormgeving van een regionaal handhavingnetwerk waarbij, naast informatie-uitwisseling, met name de samenwerking van de sociaal rechercheurs aan de orde is, en

  • 3.

    het vaststellen van de beleidscyclus voor het verfijnen van het handhavinginstrumentarium door middel van evaluaties en eventuele beleidsaanpassingen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Hoogwaardige handhaving

In dit artikel wordt geformaliseerd dat de gemeente kiest voor Hoogwaardige Handhaving als richtinggevend fraudebestrijdingbeleid. Daarmee wordt beoogd dat de inspanningen van Sociale Zaken om bijstandsfraude te voorkomen of tegen te gaan volgens die beleidsmethode plaatsvinden en in de werkprocessen worden ingevoerd.

Hoofdstuk 2 Preventieve maatregelen

Artikel 3 Informatie en dienstverlening

lid 1 Het is vanwege het preventieve aspect erg belangrijk dat de klant vanaf de aanvang van een bijstandverstrekking of werkleeraanbod volledig op de hoogte wordt gebracht van diens rechten en plichten, zodat daarover geen misverstanden meer bestaan. De klant weet wat er van hem verwacht wordt en waar hij zich aan moet houden, maar ook waar hij recht op heeft en wat hij mag verwachten. De vorm waarin Sociale Zaken de informatie verstrekt is open. Wenselijk is om dit in de vorm van een informatiemap te doen, zodat het ook als naslagwerk is te gebruiken.

lid 2 Dit lid is bedoeld om duidelijk te maken dat Sociale Zaken naast rechten óók plichten heeft die meestal omgekeerd zijn aan die van de klant. Een klant die de plicht heeft tussentijdse inkomsten op te geven, heeft het recht dat deze inkomsten snel, efficiënt en op een transparante wijze worden verrekend. Als Sociale Zaken vertragingen of fouten maakt bij de verrekeningen kan de klant in een voorkomende situatie mogelijk besluiten die inkomsten niet meer op te geven vanwege de last die hij heeft ondervonden. Sociale Zaken heeft dus de plicht om deze inkomsten snel en deskundig te verrekenen met de minste last voor de klant. Een individugerichte werkwijze betekent dat Sociale Zaken de klant als mens beschouwt en niet als een van een groep. Individugerichte informatie wordt door mensen veel beter onthouden dan algemene informatie en is daarmee effectiever.

Artikel 4 Inlichtingenplicht en bijstandsfraude

lid 1 Doel van dit lid is duidelijk aan te geven wat onder de term bijstandsfraude wordt verstaan, aangezien dit in de wet niet staat beschreven. Het artikel heeft een duidelijke relatie met artikel 17 lid 1 van de WWB en de artikelen 44 en 46 van de WIJ. De verwijzing naar de artikelen van de wet Suwi voorkomt dat er een 'gat' zit in de inlichtingenverplichting van klanten die bij het UWV-Werkbedrijf een uitkering hebben aangevraagd en van daaruit naar Sociale Zaken komen. Dit artikel heeft daarmee ook een preventieve werking. De term 'verwijtbaar' is onlosmakelijk gekoppeld aan bijstandsfraude. Het verkrijgen van een uitkering door het doen of nalaten van handelingen of het al dan niet verstrekken van inlichtingen in strijd met de feitelijke situatie, behoren opzettelijk plaats te vinden om als verwijtbaar te kunnen worden aangemerkt. Zonder opzet is er geen fraude, hooguit onterecht ontvangen bijstandsuitkering. Als criterium voor het vaststellen van opzet geldt dat de belanghebbende had kunnen of behoren te weten dat diens handelwijze in strijd is met de werkelijkheid. Het is dan ook heel belangrijk dat de belanghebbende geheel op de hoogte is of kan zijn van diens rechten en plichten en welke informatie relevant is bij de verstrekking of voortzetting van bijstand. Het gestelde in artikel 3 voorziet hierin.

lid 2 Dit lid is toegevoegd om aan te geven dat ook het ontrecht verkrijgen van een leerwerkovereenkomst door opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie te verstrekken of handelingen te verrichten of na te laten, gezien wordt als bijstandsfraude. Het zal dan met name gaan om situaties waarin de jongere geen recht had op een leerwerktraject omdat er bijvoorbeeld al sprake was van een startkwalificatie met voldoende arbeidsmarktperspectieven, maar de jongere dit heeft verzwegen om op kosten van de gemeente een andere opleiding te volgen. De omvang van de kosten van het traject worden betrokken bij de bepaling van de fraude omvang. In dit lid is niet de omgekeerde situatie geregeld, namelijk de situatie waarin de jongere alles doet om het werkleeraanbod te belemmeren of te frustreren. Deze situatie is, net als een re-integratietraject binnen de WWB, voldoende geregeld binnen de maatregelenverordening WIJ.

Artikel 5 (her-)onderzoek

lid 1 Met het afschaffen van de RAU (Regeling Administratieve Uitvoeringsvoorschriften) moet de gemeente eigen onderzoeksregels stellen. Dit artikel voorziet hier in. In het kader van Hoogwaardige Handhaving wordt beoogd een flexibele onderzoeksmethodiek te realiseren geënt op het risicogestuurd werken van Sociale Zaken. In het (her-) onderzoeksplan kunnen de 'Beleidsregels Verificatie en Validering 2003' na actualisatie aan de WWB worden betrokken. Er kan ook naar deze richtlijnen worden verwezen. De huisbezoeken in dit lid hebben op zichzelf geen directe relatie met fraude of vermoedens daartoe.

Huisbezoeken worden afgelegd vanuit de reguliere controle op de verstrekte inlichtingen van een bijstandsaanvrager. De uitvoerders hiervan zijn primair de bijstandsconsulenten, al dan niet met behulp van fraudepreventiemedewerkers. Sinds 2009 zijn hieraan toegevoegd de toezichthouders: sociaal rechercheurs aan wie de gemeente de toezichthoudende functie heeft verleend, dit betekent dat zij eveneens gerechtigd zijn huisbezoeken af te leggen. Huisbezoeken kunnen zowel onaangekondigd als aangekondigd plaatsvinden en doorgaans tijdens kantooruren. Indien de belanghebbende zonder geldige opgave weigert zijn medewerking te verlenen aan een huisbezoek, handelt deze in strijd met diens inlichtingenverplichting. De consequenties hiervan kunnen zijn het tijdelijk opschorten dan wel uitsluiten van het recht op bijstand op grond van artikel 54 WWB.

In artikel 3 van deze Verordening is al aangegeven dat de belanghebbende vooraf op de hoogte gesteld is van zijn rechten en verplichtingen. Dit betreft ook het gestelde over huisbezoeken. Debevoegdheid tot het doen van een huisbezoek valt onder de Wet op het binnentreden (artikel 1, lid 3). De medewerker van Sociale Zaken moet zich vooraf legitimeren bij de bewoner(s) en deze moet toestemming verlenen voor het naar binnen gaan. Ook moet de medewerker het doel van het bezoek vermelden. Indien de bewoner de medewerker binnen laat betekent dit niet dat deze alle kamers mag bezoeken. Ook daarvoor is toestemming vereist door de bewoner. Uitgangspunt dient te zijn dat de gesprekken met de belanghebbende altijd

binnenshuis plaats vinden in verband met de privacy.

Artikel 6 Fraudesignalen

lid 1 Dit lid ziet toe op de organisatie en vergaring van informatie over belanghebbenden. het betreft onder meer informatie van vorige bijstandssituaties, bestaande (oude) fraudesignalen, regionale bijstandsinformatie, informatie van het inlichtingenbureau over werk, inkomen, het GBA, wegendienst e.a. Deze informatie moet voor daartoe gemachtigde werknemers van Sociale Zaken gemakkelijk georganiseerd, inventariseerbaar en opvraagbaar zijn. De bedoelde informatie kan in bepaalde situaties ook aan met name de in artikel 66 en 67 van de WWB en de in artikel 50 en 52 van de WIJ bedoelde derden verstrekt worden indien de relevantie hiervan vaststaat.

lid 2 Met de term 'informatie' zoals in dit lid bedoeld worden, naast informatie uit officiële bronnen, ook (anonieme) klikbrieven, eigen waarnemingen of waarnemingen van derden bedoeld. De informatie hoeft niet per se te bestaan uit harde bewijsstukken, vermoedens van fraude behoren hier ook toe. Deze informatie wordt bij Sociale Zaken beheerd, zodat er een eenduidige verantwoordelijkheid hiervoor bestaat. Daar wordt beslist welke acties moeten worden ondernomen in overleg met de medewerker die het primaire contact met de belanghebbende onderhoudt. lid 3 Met dit lid wordt vastgelegd dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen de soorten informatie en de wijze waarop die bij Sociale Zaken binnenkomen als het gaat om (vermoedelijke) fraudesignalen.

Hoofdstuk 3 Repressieve maatregelen

Artikel 7 Opsporing en controle

lid 1 Dit artikel heeft tot doel de sociale recherche zo effectief mogelijk in te zetten, gegeven de beschikbare capaciteit. Te vage fraudesignalen zijn in eerste instantie niet geschikt om als opdracht te dienen voor de sociale recherche. Dit verandert naarmate de aanwijzingen concreter zijn. Duidelijk moet zijn dat onderzoek van de sociale recherche een toegevoegde waarde heeft voor het hard maken van fraudesignalen.

lid 2 Het stellen van een tijdlimiet in een onderzoek naar bijstandsfraude voorkomt dat zaken erg lang open blijven staan en capaciteit bij de sociale recherche wegnemen. Verondersteld mag worden dat bij langdurige onderzoekszaken de fraude hetzij té complex is of het fraudesignaal té vaag om de fraude te kunnen vaststellen. In beide situaties dient het rechercheonderzoek te worden beëindigd, behoudens specifieke uitzonderingen. Vanuit het perspectief van Hoogwaardige Handhaving wordt vooral ingezet op preventie van fraude en dit wordt het meest gediend door relatief snel op te sporen fraude.

Artikel 8 Vaststellen bijstandsfraude

lid 1 Behoudens het voorlichtingsmateriaal over rechten en plichten dat een belanghebbende ontvangt voorafgaand aan of bij aanvang van de uitkering of het werkleeraanbod (artikel 3), ontvangt deze ook bij specifieke gebeurtenissen op de individuele situatie gerichte informatie, los van formele bescheiden, zoals beschikkingen. In artikel 4 is al aangegeven wat onder fraude wordt verstaan.

lid 2 Bij omvangrijke fraude kan aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). Het OM onderscheidt zaken die bestuursrechtelijk (sanctie op basis van Afstemmingsverordening) en zaken die strafrechtelijk (vervolging of transactie) worden afgedaan. In beginsel geldt dat bij zaken met een nadeel minder dan € 10.000 geen aangifte wordt gedaan. Deze grens is vastgelegd in de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude van het college van procureurs-generaal (Aanwijzing d.d. 23 december 2008, kenmerk 2008A019, Stcrt. 23 december 2008, nr. 2373). Onder omstandigheden wordt overigens wel van de grens afgeweken (bijv. bij recidive). Meer gedetailleerde informatie is te vinden in de betreffende Aanwijzing.

Artikel 9 Terugvordering en maatregelen

lid 1 Bijstandsfraude is een misdrijf. Vandaar dat naast terugvordering van het schadebedrag ook altijd een sanctie (maatregel) aan de orde is op de lopende uitkering. De hoogte van de maatregel wordt bepaald door het gestelde in de maatregelverordening.

lid 2 Om uitdrukking te geven aan het 'lik-op-stuk' aspect van het Hoogwaardig Handhavingsbeleid zal er zo snel als mogelijk uitvoering moeten worden gegeven aan zowel het terugvorderen van de ten onrechte genoten bijstand als het toepassen van een maatregel. Voor de betrokken belanghebbende kan dit als een hard(-vochtig) beleid overkomen, het primaire doel is echter om potentiële bijstandfraudeurs af te schrikken en zodoende de preventieve werking van het beleid te stimuleren. De terugvordering van bijstand of de kosten van het werkleeraanbod vindt in alle gevallen plaats en bij iedereen bij wie dit op grond van de wet mogelijk is.

Hoofdstuk 4 Communicatie, regionale samenwerking en handhavingsbeleid

Artikel 10 Communicatie fraudezaken

De bedoeling is om effectief gebruik te maken van de media om bijstandsfraude te ontmoedigen; bijvoorbeeld door maandelijkse vermelding van omvang van het aantal ontdekte fraudegevallen en de omvang van het schadebedrag en de getroffen sancties hierbij. Ook interviews over (mislukte) bijstandfraude kan een stevige rol spelen om het doel te bereiken.

Artikel 11 Regionale samenwerking

De samenwerking van de sociale recherche binnen de regio is heel belangrijk. Dit artikel geeft aan dat Sociale Zaken zich blijft inspannen om deze samenwerking helder gestalte te geven, zodat fraudesignalen sneller kunnen worden opgepakt en capaciteit gerichter kan worden ingezet.

Artikel 12 Handhavingsbeleid

lid 1 De beleidscyclus van Hoogwaardige Handhaving is een proces waarbij evaluatie van ingezet handhavingsbeleid leidt tot aanpassingen die op hun beurt weer leiden tot verbeteringen in de uitvoering daarvan. Dit artikel is bedoeld om deze permanente ontwikkeling vast te stellen. In alle leden van dit artikel is de evaluatie gesteld op een jaarlijks terugkerende verplichting voor Sociale Zaken. Lid 1 betreft de evaluatie van de doelstellingen en activiteiten van het algehele handhavingsbeleid.

lid 2 In het vervolg op het gestelde in lid 1 is van belang te weten wat het rendement is geweest van het (her-) onderzoeksplan en de daarbij gebruikte methoden en frequenties. Op basis daarvan kan overwogen worden het plan en de beleidsregels aan te passen.

Artikel 13 Hardheidsclausule

De gemeenteraad stelt de beleidskaders vast. Het college is belast met de uitvoering van beleid en op onderdelen met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de jongere. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.

Artikel 14 en 15 Citeertitel en Inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen toelichting.