Verordening op de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Oegstgeest 2008

Geldend van 23-12-2010 t/m heden

Intitulé

VERORDENING OP DE AMBTELIJKE BIJSTANDEN FRACTIEONDERSTEUNING OEGSTGEEST 2008

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het initiatiefvoorstel van het presidium d.d. 19 februari 2008, nr. 13/08;

gelet op artikel 33, lid 3 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de hiernavolgende:

Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. informatie :

gegevens neergelegd in schriftelijke documenten of ander materiaal dat gegevens bevat, dan wel gegevens die tot die documenten of dat materiaal herleidbaar zijn;

b.advies :

het kenbaar maken van een deskundig oordeel over een bepaalde aangelegenheid;

c. ondersteuning :

het verzamelen en verwerken van informatie en het verlenen van hulp bij de redactionele vormgeving van voorstellen, ontwerpbesluiten, (sub)amendementen en moties;

d. bijstand :

het ambtelijk verstrekken, respectievelijk verlenen van informatie, advies of ondersteuning;

e. griffier :

functionaris als bedoeld in hoofdstuk VII, paragraaf 1 en 3 van de Gemeentewet;

f. presidium :

het overleg als bedoeld in artikel 3B van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad 2007;

g. fractie :

een in de raad vertegenwoordigde groepering, als bedoeld in artikel 33 van de Gemeentewet;

h. het college :

het college van burgemeester en wethouders;

i. secretaris :

functionaris als bedoeld in hoofdstuk VII, paragraaf 1 en 2 van de Gemeentewet;

j. directeur :

een directeur als bedoeld in de Organisatieverordening van de gemeente Oegstgeest.

Artikel 2

Verzoek om ambtelijke bijstand

  • 1.

    De raad en elk individueel raadslid heeft recht op ambtelijke bijstand.

  • 2.

    Een raadslid wendt zich tot de griffier met een verzoek om bijstand inhoudende:

    • 1.

      feitelijke informatie;

    • 2.

      advies;

    • 3.

      ondersteuning.

  • 3.

    De informatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt door de griffier gegeven. Indien de griffier niet over de gevraagde informatie beschikt, brengt hij het verzoek over aan de secretaris, die beoordeelt welk kanaal het meest geëigend is om aan het verzoek te voldoen. De secretaris brengt het verzoek over aan een directeur dan wel aan een door die directeur aangewezen behandelend ambtenaar. Indien een ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris beslist.

  • 4.

    Het advies, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt gegeven door de griffier. Indien het verzoek om advies betrekking heeft op de wettelijk aan het college opgedragen taken, brengt hij het verzoek over aan de secretaris, die het verzoek inwilligt of overbrengt aan een directeur dan wel een door die directeur aangewezen behandelend ambtenaar.

  • 5.

    De ondersteuning, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt verleend door de griffier, indien het verzoek ondersteuning betreft bij huishoudelijke aangelegenheden van de raad en/of de raadscommissies, alsmede bij het verlenen van hulp bij de redactionele vormgeving van voorstellen, (sub)amendementen, ontwerp-besluiten en moties. Indien het verzoek andersoortige ondersteuning betreft, brengt de griffier het verzoek over aan de secretaris die de ondersteuning verleent of overbrengt aan een directeur dan wel een door die directeur aangewezen behandelend ambtenaar.

  • 6.

    Het raadslid geeft bij een verzoek om bijstand (informatie, advies of ondersteuning) zo concreet mogelijk aan welke bijstand hij wenst (vorm, inhoud en termijn).

Artikel 3

Beoordeling verzoek ambtelijke bijstand

  • 1.

    De griffier of, indien het verzoek is overgebracht aan de secretaris, de secretaris beoordeelt of zich één of meer van de in artikel 4, eerste lid, onder a t/m c vermelde weigeringsgronden voordoet.

  • 2.

    Indien er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a t/m c, dan draagt degene aan wie het verzoek om bijstand is gedaan, zorg voor de verlening daarvan, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 2.

Artikel 4

Weigeringsgronden ambtelijke bijstand

  • 1.

    Een ambtenaar verleent op verzoek van de secretaris ambtelijke bijstand tenzij:

    • a.

      het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;

    • b.

      het verzoek betrekking heeft op zaken ten aanzien waarvan het college op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur geheimhouding heeft opgelegd dan wel een aldaar vermeld belang zich tegen openbaarmaking verzet;

    • c.

      de gevraagde bijstand een dusdanig groot beslag legt op de ambtelijke capaciteit dat de uitvoering van de aan de sector of een onderdeel daarvan opgedragen werkzaamheden in het gedrang komt.

Indien de bijstand op grond van het eerste lid, onderdelen a t/m c wordt geweigerd, deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.

Artikel 5

Procedure bij weigering

  • 1.

    Indien degene aan wie een mondeling verzoek om ambtelijke bijstand is gedaan van oordeel is dat bijstand zou moeten worden geweigerd, doet hij daarvan onverwijld mededeling aan de aanvrager.

  • 2.

    Indien de aanvrager dit verzoekt, legt de griffier, wanneer de weigering de griffie betreft, de zaak voor aan de raad, die hierover zo spoedig mogelijk een beslissing neemt.

  • 3.

    In alle overige gevallen legt de secretaris, indien de aanvrager dit verzoekt, de zaak voor aan het college, dat hierover zo spoedig mogelijk een beslissing neemt.

Artikel 6

Ontevredenheid raadslid

  • 1.

    Indien een raadslid niet tevreden is over door een ambtenaar verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.

  • 2.

    Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing, leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk over de zaak.

Artikel 7

(is vervallen)

Artikel 8

Mededeling omtrent verleende bijstand

  • 1.

    De voor verstrekking van de informatie of advies dan wel voor verlening van ondersteuning door de secretaris, dan wel een directeur, aangewezen ambtenaar stelt deze onverwijld op de hoogte van de verstrekte bijstand.

  • 2.

    Is de bijstand schriftelijk verleend, dan geeft de door de secretaris, dan wel een directeur, aangewezen ambtenaar onverwijld een afschrift aan de secretaris of aan zijn directeur.

  • 3.

    De secretaris en/of de directeur stellen het lid van het college tot wiens portefeuille de aangelegenheid behoort waaromtrent bijstand wordt gevraagd, terstond op de hoogte van een verzoek om bijstand, indien zulks in het belang is van een goede bestuursvoering.

  • 4.

    De griffier stelt het presidium terstond op de hoogte van de verleende bijstand, indien hij reden heeft om aan te nemen dat zulks in het belang is van het functioneren van de raad.

  • 5.

    De secretaris en/of de directeur stellen het lid van het college tot wiens portefeuille de aangelegenheid behoort waaromtrent bijstand wordt gevraagd, terstond op de hoogte van de verleende bijstand, indien zij reden hebben om aan te nemen dat zulks in het belang is van een goede bestuursvoering.

Artikel 9

Positie ambtenaar

Een ambtenaar uit de ambtelijke organisatie kan niet worden benadeeld in zijn positie in de organisatie bij de uitvoering van een verzoek om ambtelijke bijstand (informatie, advies en ondersteuning) van de raad of een individueel raadslid.

Paragraaf 2 Fractieondersteuning

Artikel 10

Hoogte bijdrage

  • 1.

    Aan elke fractie wordt van gemeentewege een financiële bijdrage gegeven als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

  • 2.

    Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van € 1.000 voor elke fractie als geheel en een variabel deel van € 100 per raadszetel.

  • 3.

    Het college brengt deze bijdrage jaarlijks in overeenstemming met de trendmatige ontwikkeling van de ambtenarensalarissen in de gemeente zoals deze in het afgelopen jaar heeft plaatsgehad.

  • 4.

    Naast de in lid 1 genoemde bijdrage wordt jaarlijks per fractie een bedrag van € 500 uitgekeerd voor de kosten van het voeren van een fractiesecretariaat. Artikel 12, lid 1 is op deze bijdrage niet van toepassing. De fracties overleggen jaarlijks in januari van het daaropvolgende jaar een overzicht aan de griffier van de uitgaven die ten laste zijn gebracht van dit budget.

Artikel 11

Bestemming bijdrage

  • 1.

    Fracties besteden de bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende taken te versterken.

  • 2.

    Deze bijdrage mag niet worden gebruikt ter bekostiging van:

    • a.

      uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;

    • b.

      betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van een gespecificeerde, reële declaratie;

    • c.

      giften;

    • d.

      uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden toekomen;

    • e.

      opleidingen voor raads- en commissieleden.

Artikel 12

Wijze van betaling

  • 1.

    De bijdrage voor fractieondersteuning wordt jaarlijks gereserveerd. Indien fracties voornemens zijn uitgaven te doen ten laste van de bijdrage wordt hierover de griffier geïnformeerd. De griffier voert over het voornemen een toetsing uit op mogelijke strijdigheid met artikel 11. Indien de uitgave kan plaatsvinden vindt uitbetaling op basis van een declaratie rechtstreeks plaats aan de betrokken derde(n).

  • 2.

    In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt de bijdrage naar rato beschikbaar gesteld voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuwe gekozen raad plaatsvindt wordt de bijdrage beschikbaar gesteld voor de overige maanden van dat jaar.

Artikel 13

Artikel 13

Wijziging zetelaantal

  • 1.

    Indien het zeteltal van een fractie ten gevolge van verkiezingen verandert, wijzigt de bijdrage:

    • a.

      bij vermindering van het zeteltal; op de eerste dag van de maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt;

    • b.

      bij vermeerdering van het zeteltal: op de eerste dag van de maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt.

  • 2.

    Bij splitsing van een fractie wordt de op grond van artikel 10, tweede lid, vastgestelde bijdrage voor de oorspronkelijke fractie verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden.

  • 3.

    Bij splitsing van een fractie wordt het aan de oorspronkelijke fractie verstrekte voorschot verrekend overeenkomstig de verdeling die volgt uit het tweede lid

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 14

Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2008.

  • 2.

    Op die datum is de ‘Verordening op de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning’, vastgesteld door de raad op 2 maart 2006, vervallen.

Artikel 15

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Oegstgeest 2008”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 april 2008.
, voorzitter
, griffier

Nota-toelichting Verordening op de ambtelijke bijstand en fractie

Artikel 1

Met het formuleren van de begripsomschrijvingen wordt beoogd eenduidigheid in de verordening te bewerkstelligen. Er wordt hier aangesloten bij de invulling zoals die door de relevante wet- en regelgeving als Gemeentewet en Wet openbaarheid van bestuur wordt gehanteerd.

Artikel 2

In eerste instantie is het de griffier die, zoveel als in zijn vermogen ligt, de verzoeken om ambtelijke bijstand van de raad(sleden) afhandelt. Indien dat niet mogelijk blijkt dan is de secretaris zijn aanspreekpunt voor de verbinding naar de ambtelijke organisatie. Vanwege deze specifieke verbindingsposities is in deze verordening een centrale rol weggelegd voor de griffier en de secretaris wanneer het gaat om ambtelijke bijstand. In deze verordening is gekozen voor een vaste route via de griffier en de secretaris omdat daar de verantwoordelijkheden behoren te liggen voor het al dan niet voldoen aan een verzoek om ambtelijke bijstand, c.q. de toets of er sprake is van een weigeringsgrond. Het raadslid geeft, bij de indiening van een verzoek om ambtelijke bijstand, zo concreet mogelijk aan wat hij wil, zodat kan worden bepaald welke ambtenaar de bijstand het beste kan verlenen en duidelijk is wat deze binnen welke termijn moet doen. Degene bij wie het verzoek om bijstand is aangemeld, te weten de griffier of via deze de secretaris bepaal - in beginsel in overleg met de direct-leidinggevende - welke ambtenaar de bijstand verleent.

Artikel 3

Beoordeling of zich een van de in artikel 4 genoemde weigeringsgronden voordoet, vindt in eerste instantie plaats door de secretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. Beoordeling dient plaats te vinden opdat er geen bijstand wordt verleend indien wettelijke gronden, of één van de andere weigeringsgronden als genoemd in artikel 4, zich tegen het verzoek om bijstand verzetten.

Artikel 4

Behoudens het in artikel 4 bepaalde kan een verzoek om bijstand niet worden geweigerd vanwege de aard van het verzoek. Onder het eerste lid, onder a, dient men raadsaangelegenheden te verstaan. Dus niet het informeren van de eigen achterban of het informeren van de bewoners van een bepaalde buurt over standpunten van een partij bijvoorbeeld in verband met een raadsdebat, maar bijvoorbeeld wel bijstand bij taken die in het kader van het vervullen van een bestuursfunctie van een instelling waarin het raadslid qualitate qua is benoemd worden vervuld. Een verzoek tot bijstand dat zich uitstrekt tot informatie die gegevens bevat die met het oog op hetgeen in de Wet openbaarheid van bestuur is vermeld, dat niet voor verstrekking in aanmerking komt, kan op grond van het eerste lid, onder b, worden afgewezen. Immers, in dat geval kan het college een besluit hebben genomen omtrent de geheimhouding van informatie. Hiertoe kan worden overgegaan, indien bijvoorbeeld de privacy van derden in het geding is dan wel sprake is van een onevenredige bevoordeling of benadeling van derden. Verzoeken om ambtelijke bijstand kunnen worden afgewezen op grond van het bepaalde in het eerste lid, onder c. Immers, de ambtelijke capaciteit is niet onbeperkt, derhalve moet het bestuur keuzes maken aan welke zaken prioriteit wordt gegeven. In eerste instantie beoordeelt degene bij wie het verzoek om ambtelijke bijstand is aangemeld (de griffier of via deze de secretaris) of deze weigeringsgrond zich voordoet. Niet ondenkbaar is dat een raadslid informatie vraagt waarvan het verzamelen bijzonder tijdrovend is. In dat geval kan een dergelijk verzoek met een beroep op deze weigeringsgrond worden afgewezen.

Artikel 5

Indien een raadslid niet tevreden is met een (voorgenomen) weigering, kan hij dat kenbaar maken, waarop zijn verzoek ter beslissing aan de gemeenteraad respectievelijk aan het college wordt voorgelegd. Een beslissing in deze wordt schriftelijk gemotiveerd. Tegen een afwijzing kan bezwaar worden gemaakt, aangezien een dergelijke beslissing een besluit is in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 6

Ook indien – naar de mening van het raadslid – op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven, kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd; de burgemeester is daar – gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijk bestuur – de meest aangewezen instantie voor. Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris.

Artikel 8

Het kan van belang zijn dat het presidium respectievelijk de collegeleden op de hoogte zijn van zaken waaromtrent raadsleden bijstand hebben gevraagd. Daarom is bepaald dat het presidium respectievelijk de portefeuillehouder in beginsel op de hoogte worden gesteld van het verzoek om bijstand indien dat in het belang van het functioneren van de raad, respectievelijk in het belang van een goede bestuursvoering is. Hetzelfde geldt voor de daadwerkelijk verleende bijstand.

Artikel 9

Aangezien ambtelijke bijstand een uit de wet voortvloeiende verplichting is, is ter bescherming van de positie van de ambtenaar in dit artikel opgenomen dat een ambtenaar uit de ambtelijke organisatie niet kan worden benadeeld wanneer hij uitvoering heeft gegeven aan het wettelijk recht van de raad(sleden) op ambtelijke bijstand.

Artikel 10

Fracties ontvangen een financiële bijdrage ten behoeve van het functioneren van de fractie als geheel. In de opbouw van de bijdrage is voorzien in een vast deel per fractie en een variabel deel (naar het aantal raadsleden van de fractie). Jaarlijks wordt door het college een voorstel gedaan voor de hoogte van de bijdrage. De hoogte van het budget voor fractieondersteuning zal in de gemeente-begroting moeten worden opgenomen en dus door de raad worden vastgesteld.

Artikel 11

De fracties mogen hun financiële bijdrage uitsluitend besteden aan de uitvoering van hun wettelijke raadstaken. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet mag worden gebruikt.

Artikel 12

In een verkiezingsjaar wordt de bijdrage in twee gedeelten gesplitst. Het is logisch dat de bijdrage aangepast wordt aan de nieuwe verhoudingen in de raad.

Artikel 13

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 14

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 15

Dit artikel behoeft geen toelichting