Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent financiën Financiële verordening 2017

Geldend van 13-06-2017 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent financiën Financiële verordening 2017

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 april 2017, nr. Z/17/100863/196979;

gelet op artikelen 212 en 213a van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Financiële verordening 2017

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie:

Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    BBV:

Het Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies. Dit is een algemene maatregel van bestuur ter invulling van artikel 186 van de Gemeentewet. Het BBV regelt de financiële beleidskaders waaraan de gemeenten verbonden zijn.

  • c.

    beleidsthema:

Onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel aan opvattingen over te realiseren doelstellingen, tezamen met de voorgenomen inspanningen en de daarvoor benodigde middelen om deze doelstellingen te bereiken.

  • d.

    doelmatigheid:

De mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • e.

    doeltreffendheid:

De mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

  • f.

    organisatie-eenheid:

Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college of aan de directie.

  • g.

    overheidsbedrijf:

Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Planning en controlcyclus

Het college informeert jaarlijks voor 1 januari de raad over:

  • a.

    de inrichting van de planning en controlcyclus voor het nieuwe jaar;

  • b.

    de data voor het aanbieden van de producten door het college aan de raad;

  • c.

    het vaststellen door de raad van de producten van deze cyclus.

Artikel 3 Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 1 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

Artikel 4 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 5 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, het overzicht van de overhead, bedrijfsvoering en vennootschapsbelasting en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen per beleidsthema de baten en lasten weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 6 Autorisatie begroting

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma, het overzicht van de overhead, bedrijfsvoering en vennootschapsbelasting en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien .

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd voor de 1e jaarschijf.

  • 3. Het college informeert de raad als ze verwacht dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet of voor het bijstellen van het beleid.

  • 4. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportage in de raad als bedoeld in artikel 7, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

Artikel 7 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente . Er wordt ieder jaar minimaal één tussentijdse rapportage aan de raad aangeboden.

  • 2. De tussenrapportage bevat een rapportage over relevante afwijkingen in de uitvoering, over het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijstelling van de raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de overhead, bedrijfsvoering en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • c.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportage worden afwijkingen op de ramingen van de baten en lasten per beleidsthema groter dan € 50.000 toegelicht en afwijkingen groter dan 5% op de investeringskredieten in de begroting.

Artikel 8 Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    het aangaan van verplichtingen waarbij de looptijd inclusief verlengingsopties 6 jaar of meer bedraagt en waarbij de totale verplichting groter is dan € 500.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Hoofdstuk 3 Paragrafen

Artikel 9 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken geeft het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV aan wat de voortgang van het geplande onderhoud en het eventueel achterstallig onderhoud van de benoemde onderdelen is.

  • 2. Het college geeft in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen aan of het beleid aan wijziging toe is, al dan niet in de vorm van het opstellen van een herziene nota met betrekking tot het beoogde onderhoudsniveau, kwaliteit van het milieu, normkostensystematiek, meerjaren budgettair beslag of meerjarenonderhoudsplan.

Artikel 10 Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    het totaal van de schulden met een looptijd langer dan een jaar en de verschuldigde rente;

  • b.

    in de begroting de rentevisie voor de komende vier jaar en in de jaarstukken de renteontwikkelingen over het betreffende jaar;

  • c.

    de kasgeldlimiet;

  • d.

    de renterisiconorm.

Artikel 11 Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    organisatieontwikkelingen;

  • b.

    informatievoorziening;

  • c.

    de ontwikkelingen op het gebied van shared services.

Artikel 12 Grondbeleid

In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het BBV in ieder geval op:

  • a.

    te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

  • b.

    het verloop van de grondvoorraad.

Hoofdstuk 4 Financieel beleid

Artikel 13 Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

    • e.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste drie prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd.

    • f.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen vindt plaats door storting in ’s Rijks schatkist of middels uitzetting bij decentrale overheden, waarbij er geen sprake is van een toezichthouder relatie tussen geldnemer en geldgever

    • g.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • h.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

    • i.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 2. Bij het uitzetten van middelen en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college, indien mogelijk, zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het publiek belang van dergelijke uitzettingen van middelen en financiële participaties.

  • 3. Het college is zeer terughoudend met het verstrekken van leningen; het college motiveert zijn besluit waarom het beoogde doel niet via een subsidie of anderszins kan worden bereikt;

  • 4. Bij publiekrechtelijke- en privaatrechtelijke vorderingen wordt een door het management vastgesteld invorderingsbeleid gehanteerd.

Artikel 14 Voorzieningen voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van een percentage over de openstaande vorderingen.

Artikel 15 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. De overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, worden binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de loonsom.

  • 5. In afwijking van het vijfde lid wordt voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van de rioolheffing en afvalstoffenheffing uitgegaan van het aandeel in de totale geraamde overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten die met de rioolheffing en afvalstoffenheffing maximaal in rekening kunnen worden gebracht, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de taakvelden.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Hiervoor worden de instructies van de rijksoverheid en relevante wet- en regelgeving gevolgd.

  • 7. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend.

Artikel 16 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 17 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college stelt de gemeentelijke prijzen vast en zendt deze ter kennisneming naar de raad.

  • 2. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de gemeentelijke belastingen, heffingen en leges.

  • 3. Het college neemt bij de vaststelling van een prijs of een voorstel tot vaststelling van een tarief als uitgangspunt dat de kosten die zijn verbonden aan het leveren van het product, de dienst of het werk of het verlenen van het recht volledig worden gedekt.

  • 4. Voor het bepalen van de kosten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd, dat is gebaseerd op de Handreiking kostentoerekening leges en tarieven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 18 Grondbeleid

Het college biedt de raad ten minste eens in de acht jaar een (geactualiseerde) nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

  • a.

    de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

  • b.

    de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5 Reserves en voorzieningen

Artikel 19 Reserves

  • 1. De volgende categorieën reserves worden onderscheiden:

    • a.

      Algemene reserves: bevatten middelen waaraan door de raad nog geen bestemming is gegeven die dienen om tegenvallers te bekostigen zonder dat de begroting en het beleid (direct) aangepast hoeven te worden;

    • b.

      Bestemmingsreserves:

      • -

        Egalisatiereserves: bevatten middelen die dienen om ongewenste schommelingen op te vangen in de tarieven die aan derden in rekening worden gebracht voor door de gemeente geleverde prestatie;

      • -

        Doelreserve: reserve die dient ter dekking van een specifiek doel of project;

  • 2. Reserves worden ingesteld en opgeheven met een raadsbesluit.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een reserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      indien van toepassing de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      indien van toepassing de maximale looptijd van de reserve.

  • 4. Bij het opheffen van een reserve wordt de reden van opheffing aangegeven, waarbij zo nodig een voorstel gedaan wordt voor aanwending van de resterende middelen.

  • 5. In de programmabegroting en de jaarstukken staan de actuele reserves opgenomen met toelichting.

  • 6. In de programmabegroting en de jaarstukken vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 7. Bij egalisatiereserves mag een positief- of negatief exploitatiesaldo bij de jaarrekening vóór bestemming worden verrekend met de corresponderende reserve. In deze gevallen maakt het betreffende exploitatiesaldo geen onderdeel uit van het bestemmingsvoorstel bij de jaarrekening.

  • 8. Voor het afdekken van specifieke risico’s vormt de gemeente bij voorkeur geen afzonderlijke bestemmingsreserves. Risico’s worden primair afgedekt door het weerstandsvermogen.

Artikel 20 Algemene reserve

  • 1. Het weerstandsvermogen van de gemeente Oegstgeest bestaat uit de Algemene reserve en ingestelde bestemmingsreserves ter dekking van risico’s.

  • 2. Het college draagt zorg voor het systematisch monitoren, inventariseren en kwantificeren van de risico’s die de gemeente loopt en het opstellen en actualiseren van beheersmaatregelen hiervoor.

  • 3. De ratio weerstandsvermogen (verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de waardering van de geïnventariseerde risico’s) is minimaal 1,4 en daarmee ‘ruim voldoende’. Bij een te lage stand van de algemene reserve geeft het college aan welke maatregelen er getroffen worden om de algemene reserve weer op peil te krijgen.

  • 4. Rekeningresultaten worden primair verrekend met de algemene reserve en vervolgens door herschikking van bestemmingsreserves en/of exploitatiebudgetten opgevangen.

Artikel 21 Voorzieningen

  • 1. Voorzieningen worden gevormd wegens:

    • a.

      verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is maar wel redelijkerwijs te schatten;

    • b.

      op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

    • c.

      kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;

    • d.

      indien tarieven worden geheven waarvan de bestemming gebonden is, dat wil zeggen dat saldi niet mogen vrijvallen maar terugvloeien naar de burgers, dan vallen deze middelen als ze niet in het begrotingsjaar worden besteed onder de voorzieningen. Is dit niet het geval dan is er sprake van een bestemmingsreserve.

  • 2. Bij een besluit tot instelling van een voorziening wordt minimaal aangegeven:

    • -

      het specifieke doel van de voorziening in overeenstemming met artikel 44 BBV;

    • -

      de voeding van de voorziening;

    • -

      indien van toepassing de maximale looptijd van de voorziening.

  • 3. In de programmabegroting en de jaarstukken staan de actuele voorzieningen opgenomen met toelichting.

Hoofdstuk 6 Investeringen en afschrijvingen

Artikel 22 Investeringen

  • 1. De raad stelt de investeringskredieten vast.

  • 2. Bij een kredietaanvraag voor de investering in een kapitaalgoed dienen ook de budgetten voor beheer en onderhoud te worden geregeld

  • 3. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 4. Bij investeringen groter dan € 500.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 23 Actualisering, uitputting en afsluiting van kredieten

  • 1. Jaarlijks actualiseert het college het investeringsplan over (minimaal) 5 jaar en voorziet deze investeringsplanning van een overzicht van de ontwikkeling van de kapitaallasten over dezelfde periode.

  • 2. In de begroting wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie, onderdeel investeringen, de ontwikkeling van de kapitaallasten over 4 jaar weergegeven. Daarnaast wordt in het meerjaren-investeringsplan een totaaloverzicht gegeven van de investeringen over een periode van 4 jaar.

    Hierbij is het jaar van beschikbaarstelling van het krediet bepalend voor opname in enig jaar. Tot slot wordt het overzicht te voteren kredieten weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt, in de staat investeringskredieten en af te sluiten kredieten, van investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 4. Met het vaststellen van de jaarrekening worden kredieten die langer dan 3 jaar openstaan afgesloten, tenzij in een toelichting is gemotiveerd waarom het betreffende krediet nog beschikbaar moet blijven.

Artikel 24 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Aankoop en vervaardiging van activa met een economisch of maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd.

  • 2. Kosten van geldleningen en activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000, uitgezonderd gronden en terreinen, worden niet geactiveerd.

  • 3. Gronden en terreinen worden geactiveerd, maar er wordt niet op afgeschreven.

  • 4. Op aandelen wordt niet afgeschreven.

  • 5. Alle investeringen in riolering worden geactiveerd en niet ten laste gebracht van de grondexploitatie.

  • 6. Vaste activa worden lineair afgeschreven. Een uitzondering kan worden gemaakt als de investering wordt verwerkt in een tarief dat in rekening wordt gebracht bij derden. In dat geval wordt de afschrijving bepaald op basis van de annuïtaire systematiek.

  • 7. De afschrijving start op de eerste dag van het jaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt.

  • 8. De maximale afschrijvingstermijn mag niet langer zijn dan de economische gebruiksduur. De volgende termijnen worden gehanteerd:

    a

    Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

     
     
     
     
     
     

     

    Omschrijving activa

    Maximale afschrijving termijn

     

    kosten voor onderzoek en ontwikkeling

    5 jaar

     

     

    computerapplicaties

     

     

    bijdragen aan activa in eigendom van derden

    afhankelijk type activa

     
     
     
     

    b

    Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

     
     
     
     
     
     

     

    Omschrijving activa

    Maximale afschrijving termijn

     

    nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen

    40 jaar

     

     

    nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen

     

     

     

    eerste inrichting en bouwkosten sporthal/zwembad

     

     

     

    vloer gymlokaal

     

     

     

    rioleringen

     

     

    nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen

    25 jaar

     

    renovatie, groot onderhoud, restauratie en aankoop woonruimten en schoolgebouwen

    20 jaar

     

     

    renovatie, groot onderhoud, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen

     

     

     

    1e inrichting school-, speellokalen

     

     

     

    begraafplaats

     

     

     

    beregeningsinstallatie

     

     

    noodlokalen (onderwijsvoorziening)

    15 jaar

     

     

    technische installaties in bedrijfsgebouwen

     

     

     

    apparatuur en inventaris kantine

     

     

     

    zonwering

     

     

     

    hekwerk sportterreinen

     

     

     

    milieustraat

     

     

     

    machines en voertuigen groen & wegen

     

     

     

    rioolpompen & gemalen

     

     

     

    glasvezel kabel

     

     

    veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen

    10 jaar

     

     

    machines en gereedschappen

     

     

     

    kantoormeubilair en schoolmeubilair

     

     

     

    toestellen gymlokaal

     

     

     

    afval: aanbiedplaats, bakken en containers

     

     

    telefoon- en telecommunicatieapparatuur

    8 jaar

     

     

    vloerbedekking

     

     

     

    zware transportmiddelen en schuiten

     

     

     

    aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen

     

     

    automatiseringsapparatuur

    5 jaar

     

     

    informatie- en registratiesystemen

     

     

     

    stemmachines

     

     

     

    kantoor- en huishoudelijke apparatuur

     

     

    software

    3 jaar

     
     
     
     

    c

    Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

     
     
     
     
     
     

     

    Omschrijving activa

    Maximale afschrijving termijn

     

    openbare verlichting

    40 jaar

     

    parken, sportvelden en groenvoorzieningen

    30 jaar

     

     

    wegen, pleinen en rotondes

     

     

     

    tunnels, viaducten en bruggen

     

     

     

    brandkranen

     

     

    havens, kades, sluizen en waterkeringen

    25 jaar

     

     

    speelplaats, ondergrond

     

     

    asfaltwerken (levensduurverlengend)

    15 jaar

     

     

    straatmeubilair

     

     

     

    verkeersregelingsinstallaties

     

     

     

    geluidswallen

     

     

     

    waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing

     

     

     

    speelvoorzieningen

     

     

    verkeersmaatregelen (tellers, drempels e.d.)

    10 jaar

     

     

    verkeer: apparaten, machines en zoutsilo’s

     

Hoofdstuk 7 Financieel beheer en interne controle

Artikel 25 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatie-eenheden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 25 Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatie-eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de organisatie-eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 27 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 28 Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Artikel 29 Doelmatigheidsonderzoeken ex artikel 213a Gemeentewet

  • 1. Het college onderzoekt jaarlijks de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van beleid en/of processen door de gemeente. Het college draagt zorg voor een goede spreiding over de verschillende programma’s, beleidsterreinen en organisatieonderdelen.

  • 2. Jaarlijks stelt het college een onderzoeksplan vast.

    • a.

      In dit plan worden de voor het komende jaar te verrichten onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur benoemd.

    • b.

      Indien van toepassing wordt in het plan aangegeven welke budgetten in de begroting zijn opgenomen voor de uitvoering van de doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken.

    • c.

      Het college stuurt dit onderzoeksplan ter kennisgeving aan de raad en de rekenkamercommissie.

  • 3. Het college rapporteert in de paragraaf Bedrijfsvoering van de jaarstukken over de voortgang van de doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken en indien van toepassing de uitputting van bijbehorende budgetten.

  • 4. De uitkomsten van een onderzoek worden vastgelegd in een rapportage. Elke rapportage bevat ten minste een analyse van de onderzoeksresultaten en indien nodig aanbevelingen voor verbeteringen.

  • 5. Op basis van de resultaten van ieder onderzoek stelt het college indien nodig een plan van verbetering op. De rapportage en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad en de rekenkamercommissie aangeboden. Indien nodig neemt het college op basis van het plan van verbetering de nodige maatregelen.

Hoofdstuk 8 Bestuurlijke deelname in organisaties

Artikel 30 Verbonden partijen

Er is een beleidskader verbonden partijen, vastgesteld door de raad.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 31 Uitvoering

Het college kan naar aanleiding van artikel 1 tot en met 229 uitvoeringsregels financiën vaststellen. De indeling van de uitvoeringsregels volgt die van deze verordening.

Artikel 31 Actualisatie

Deze verordening wordt indien nodig jaarlijks geactualiseerd.

Artikel 33 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële verordening Gemeente Oegstgeest 2016 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening Gemeente Oegstgeest 2016 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Regelingen die zijn vastgesteld onder de werking van de Financiële verordening gemeente Oegstgeest 2016 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden aangemerkt als regelgeving krachtens deze verordening.

  • 4. De volgende regelingen worden ingetrokken:

    • -

      Treasurystatuut 2016;

    • -

      Nota reserves en voorzieningen 2010 ;

    • -

      Beleidskader activabeleid 2017 – 2020;

    • -

      Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid gemeente Oegstgeest 2016.

Artikel 34 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad en werkt terug vanaf 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 1 juni 2017.

De griffier, De voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting Financiële verordening 2017

2016

2017

Inleidende bepalingen

Algemene bepalingen

Artikel 1

Begripsbepaling

artikel 1

Begripsbepaling

Programma-indeling

Begroting en verantwoording

Artikel 2

Planning en controlcyclus

Artikel 2

Planning en controlcyclus

Artikel 3

Programma-indeling

Artikel 4

Programma-indeling

Artikel 4

Inrichting begroting en jaarstukken

Artikel 5

Inrichting begroting en jaarstukken

Artikel 5

Perspectiefnota

Artikel 3

Kaders begroting

Artikel 6

Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 6

Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 7

Tussentijdse rapportage

Artikel 7

Tussentijdse rapportage

Artikel 8

Informatieplicht

Artikel 8

Informatieplicht

Artikel 9

EMU-saldo

 

(herhaling van wet)

Financieel beleid

Investeringen en afschrijvingen

 

(Activabeleid)

Artikel 22

Autorisatie van investeringen

 

(Activabeleid)

Artikel 23

Actualisering, uitputting en afsluiting van kredieten

Artikel 10

Waardering en afschrijving vaste activa

Artikel 24

Waardering en afschrijving vaste activa

Financieel beleid

Artikel 11

Voorziening voor oninbare vorderingen

Artikel 14

Voorzieningen voor oninbare vorderingen

Artikel 13

Kostprijsberekening

Artikel 15

Kostprijsberekening

Artikel 14

Prijzen economische activiteiten

Artikel 16

Prijzen economische activiteiten

Artikel 15

Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Artikel 17

Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Artikel 16

Financieringsfunctie

Artikel 13

Financieringsfunctie

 

 

Artikel 18

Grondbeleid

Reserves en voorzieningen

Artikel 12

Reserves en voorzieningen

Artikel 19

Reserves

 

 (Nota reserves en voorzieningen)

Artikel 20

Algemene reserve

 

 (Nota reserves en voorzieningen)

Artikel 21

Voorzieningen

Paragrafen

Paragrafen

Artikel 17

Financiering

Artikel 10

Financiering

Artikel 18

Weerstandsvermogen & risicobeheersing

 

(Gelijk aan BBV)

Artikel 19

Onderhoud kapitaalgoederen

Artikel 9

Onderhoud kapitaalgoederen

Artikel 20

Bedrijfsvoering

Artikel 11

Bedrijfsvoering

Artikel 21

Grondbeleid

Artikel 12

Grondbeleid

Financiële organisatie en administratie

Financieel beheer en interne controle

Artikel 22

Administratie

Artikel 25

Administratie

Artikel 23

Financiële organisatie

Artikel 26

Financiële organisatie

Artikel 24

Interne controle

Artikel 28

Interne controle

 

 

Artikel 27

Misbruik en oneigenlijk gebruik

 

(Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid 2016)

Artikel 29

Doelmatigheidsonderzoek ex artikel 213a Gemeentewet

Bestuurlijke deelname in organisaties

 

 

Artikel 30

Verbonden partijen

Slotbepalingen

Slotbepalingen

 

 

Artikel 31

Uitvoering

 

 

Artikel 32

Actualisatie

Artikel 25

Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Artikel 33

Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Artikel 26

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 34

Inwerkingtreding en citeertitel

Bijlage 1

Afschrijvingsbeleid

onderdeel artikel 23 (lid 5)

  

Nota van toelichting, toelichting op de artikelen van de Financiële verordening 2017

Artikel 212 uit de Gemeentewet schrijft voor dat de raad een financiële verordening vaststelt.

Artikel 212 Gemeentewet

  • 1.

    De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

    • c.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

Het eerste lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan dat de verordening de volgende onderdelen moet bevatten:

  • -

    de uitgangspunten voor het financiële beleid;

  • -

    de regels voor het financiële beheer

  • -

    de regels voor de inrichting van de financiële organisatie

Hierbij moet de verordeningen de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle waarborgen.

Dit vindt u ook terug in de verordening. Zo zijn er kaders voor het financieel beleid opgenomen alsmede kaders voor de financiële organisatie. Deze kaders maken tezamen de interne controle waaronder de controle op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen mogelijk.

Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elke geval in de verordening moeten zijn opgenomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepaling

Het begrippen die hier gedefinieerd zijn komen in de overige artikelen van de verordening terug. De definitie is om geen misverstand over de betekenis te krijgen.

 

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

 

Artikel 2 Planning- en controlcyclus

Het college wil de raad op tijd informeren over de planning van de P&C-producten.

      

Artikel 3 Kaders begroting

Dit artikel vult de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV aan.

Artikel 189 Gemeentewet

  • 1.

    Voor alle taken en activiteiten brengt de raad jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden.

  • 2.

    De raad ziet erop toe dat de begroting structureel en reëel in evenwicht is. Hiervan kan hij afwijken indien aannemelijk is dat het structureel en reëel evenwicht in de begroting in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht.

  • 3.

    Behoudens het bepaalde in de artikelen 208 en 209 kunnen ten laste van de gemeente slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.

  • 4.

    Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

 

Artikel 193 Gemeentewet

Verplichte uitgaven van de gemeente zijn:

  • a.

    de renten en aflossingen van de door de gemeente aangegane geldleningen en alle overige opeisbare schulden;

  • b.

    de uitgaven die bij of krachtens de wet aan de gemeente zijn opgelegd;

  • c.

    de uitgaven die voortvloeien uit de van het gemeentebestuur gevorderde medewerking tot uitvoering van wetten en algemene maatregelen van bestuur, voor zover die uitgaven niet ten laste van anderen zijn gebracht.

Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies

Artikel 7

  • 1.

    De begroting bestaat ten minste uit:

    • a.

      de beleidsbegroting;

    • b.

      de financiële begroting.

  • 2.

    2 De beleidsbegroting bestaat ten minste uit:

    • a.

      het programmaplan;

    • b.

      de paragrafen.

  • 3.

    3 De financiële begroting bestaat ten minste uit:

    • a.

      het overzicht van baten en lasten en de toelichting;

    • b.

      de uiteenzetting van de financiële positie en de toelichting;

    • c.

      de bijlage met het overzicht van de geraamde baten en lasten per taakveld.

De gemeenteraad stelt vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vast, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. In Oegstgeest is dit de Perspectiefnota.

Artikel 4 Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. De taakvelden worden op voorstel van het college aan de programma’s toebedeeld. De beleidsindicatoren worden ook op voorstel van het college door de raad bepaald en aan de programma’s toegewezen. Wat de verplichte beleidsindicatoren zijn, volgt uit de (ministeriële) ‘Regeling vaststelling beleidsindicatoren door gemeenten in programma’s en programmaverantwoording’, die gebaseerd is op artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.

Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies

Titel 4.2. De programmaverantwoording

Artikel 25

  • 2.

    De programmaverantwoording biedt per programma inzicht in:

    • a.

      de mate waarin de doelstellingen zijn gerealiseerd ten minste toegelicht aan de hand van de bij ministeriële regeling vast te stellen beleidsindicatoren;

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vierde lid geeft de raad de mogelijkheid om bij aanvang van een nieuwe raadsperiode aan te geven aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst.

In dit artikel wordt de term vaststellen gebruikt, dit kan een nieuwe indeling zijn of een bevestiging zijn van de bestaande indeling en opzet van de P&C stukken.

Artikel 5 Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft voor, dat de baten en lasten onder de programma’s in de begroting per beleidsthema worden weergegeven.

In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen, dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.

Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies

Titel 2.5. De uiteenzetting van de financiële positie en de toelichting

Artikel 20

  • 1.

    De uiteenzetting van de financiële positie bevat:

    • a.

      een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en nieuw beleid dat in de programma’s is opgenomen;

    • b.

      een geprognosticeerde begin- en eindbalans van het begrotingsjaar, die ten minste de posten bevat om het EMU-saldo te kunnen berekenen, en

    • c.

      het EMU-saldo over het vorig begrotingsjaar en de berekening van het geraamde bedrag over het begrotingsjaar alsmede het jaar volgend op het begrotingsjaar.

  • 2.

    Afzonderlijke aandacht wordt ten minste besteed aan:

    • a.

      de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume;

    • b.

      de investeringen; onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;

    • c.

      de financiering;

    • d.

      de stand en het gespecificeerde verloop van de reserves;

    • e.

      de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.

 

Artikel 21

De toelichting op de uiteenzetting van de financiële positie bevat ten minste de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en de motivering daarvan en een toelichting op belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de uiteenzetting van de financiële positie van het vorig begrotingsjaar.

Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten mogelijk te maken. Bij investeringen horen ook de investeringen binnen grondexploitaties.

Het derde lid bepaalt, dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en meerjarenraming voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt.

In het vierde lid wordt voor de jaarrekening het inzicht in de uitputting van investeringskredieten geregeld.

Artikel 6 Autorisatie begroting

Dit artikel regelt de verhouding tussen de bevoegdheden van het college en van de raad van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. Autorisatie door de raad van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van de programma’s. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor resultaten en inspanningen op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 192 Gemeentewet

  • 1.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 2.

    De artikelen 190, tweede lid, en 191, tweede lid, alsmede, behoudens in gevallen van dringende spoed, het bepaalde in artikel 190, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet).

Ook de uitgaven voor investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties, moeten door de raad worden geautoriseerd. De autorisatie van deze investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling meegenomen. De raad kan bij de begrotingsbehandeling wel aangeven, welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Het college maakt dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten in de tussentijdse rapportage aan de raad bekend, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.

Artikel 7 Tussentijdse rapportage

De tussentijdse rapportage is het instrument waarmee het college aan de raad verantwoording aflegt over het lopende begrotingsjaar. Ook hierin ligt de verdeling tussen college op raad op het niveau beleidsterrein en programma. Het college legt op dat moment, als dat nodig is, aan de raad een begrotingswijziging voor. Dit gebeurt om er voor de zorgen dat er bij de jaarrekening niet te grote verschillen optreden tussen begroting en jaarrekening. De uitkomst van de jaarrekening wordt daardoor zo min mogelijk belast met verschuivingen in de begroting.

Artikel 8 Informatieplicht

Dit artikel geeft aanvullende kaders aan de informatieplicht van het college aan de raad. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

Artikel 169 Gemeentewet

  • 1.

    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 5.

    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

In artikel 8 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde termijnen en bedragen overschrijden.

Het artikel schept duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

Hoofdstuk 3 Paragrafen

Het instrument van een paragraaf is bedoeld om onderwerpen uit te lichten die door de diverse begrotingsprogramma’s heen lopen of die betrekking hebben op de gehele begroting.

Het BBV schrijft het volgende voor:

Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies

Titel 2.3. De paragrafen

Artikel 9

  • 1.

    In de begroting worden in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede tot de lokale heffingen.

  • 2.

    De begroting bevat ten minste de volgende paragrafen, tenzij het desbetreffende aspect bij de provincie onderscheidenlijk gemeente niet aan de orde is:

    • a.

      lokale heffingen;

    • b.

      weerstandsvermogen en risicobeheersing;

    • c.

      onderhoud kapitaalgoederen;

    • d.

      financiering;

    • e.

      bedrijfsvoering;

    • f.

      verbonden partijen;

    • g.

      grondbeleid.

 

Artikel 10

De paragraaf betreffende de lokale heffingen bevat ten minste:

  • a.

    de geraamde inkomsten;

  • b.

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c.

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

  • d.

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e.

    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Artikel 11

  • 1.

    Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

    • a.

      de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken;

    • b.

      alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

  • 2.

    De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat ten minste:

    • a.

      een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

    • b.

      een inventarisatie van de risico's;

    • c.

      het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

    • d.

      een kengetal voor de:

      • 1a°.

        netto schuldquote;

      • 1b°.

        netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

      • 2°.

        solvabiliteitsratio;

      • 3°.

        grondexploitatie;

      • 4°.

        structurele exploitatieruimte; en

      • 5°.

        belastingcapaciteit.

    • e.

      een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

  • 3.

    Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de kengetallen, genoemd in het tweede lid, onderdeel d, door provincies en gemeenten worden vastgesteld en in de begroting en het jaarverslag worden opgenomen.

 

Artikel 12

  • 1.

    De paragraaf betreffende het onderhoud van kapitaalgoederen bevat ten minste de volgende kapitaalgoederen:

    • a.

      wegen;

    • b.

      riolering;

    • c.

      water;

    • d.

      groen;

    • e.

      gebouwen.

  • 2.

    Van de kapitaalgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:

    • a.

      het beleidskader;

    • b.

      de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;

    • c.

      de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

 

Artikel 13

De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

 

Artikel 14

De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

 

Artikel 15

  • 1.

    De paragraaf betreffende de verbonden partijen bevat ten minste:

    • a.

      de visie op en de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

    • b.

      de lijst van verbonden partijen, die wordt onderverdeeld in:

      • 1°.

        gemeenschappelijke regelingen;

      • 2°.

        vennootschappen en coöperaties;

      • 3°.

        stichtingen en verenigingen, en,

      • 4°.

        overige verbonden partijen;

    • c.

      de lijst van verbonden partijen.

  • 2.

    In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:

    • a.

      de wijze waarop de provincie onderscheidenlijk de gemeente een belang heeft in de verbonden partij en het openbaar belang dat ermee gediend wordt;

    • b.

      het belang dat de provincie onderscheidenlijk de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

    • c.

      de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • d.

      de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar;

    • e.

      de eventuele risico’s, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de verbonden partij voor de financiële positie van de provincie onderscheidenlijk gemeente.

Artikel 16

De paragraaf betreffende het grondbeleid bevat ten minste:

  • a.

    een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

  • b.

    een aanduiding van de wijze waarop de provincie onderscheidenlijk gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • c.

    een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

  • d.

    een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • e.

    de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.

Het BBV geeft uitgebreid aan wat er in de verschillende paragrafen moet worden opgenomen. Alleen als Oegstgeest aanvullende eisen heeft op het BBV is hier een artikel voor opgenomen.

Voor de paragrafen ‘lokale heffingen’ , ‘weerstandsvermogen en risicobeheersing’ en ‘verbonden partijen’ zijn geen artikelen opgenomen en worden de voorschriften van het BBV gevolgd.

Artikel 9 Onderhoud kapitaalgoederen

Het college is verantwoordelijk voor (meerjarige) beheersplannen voor het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen.

In het tweede lid wordt aangegeven dat het College in de paragraaf inzicht geeft in beleidsuitgangspunten, toekomstige ontwikkelingen en de bijbehorende financiële prognoses. Het gaat om de samenhang tussen het vastgestelde beleid (beheerplannen), huidige kwaliteitsniveaus en beschikbaar budget. Tevens wordt aangegeven of de huidige reserves of voorzieningen toereikend zijn voor de toekomstige lasten.

Artikel 10 Financiering

Aanvullend op het artikel 13 van het BBV is opgenomen dat de raad in de paragraaf financiering ook wordt geïnformeerd over de opbouw van de korte en lange schuldpositie, de liquiditeitsplanning, de rentevisie voor de komende jaren, de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

Artikel 11 Bedrijfsvoering

Het college doet in de paragraaf bedrijfsvoering aanvullend verslag over de organisatieontwikkelingen, informatievoorziening en de ontwikkelingen op het gebied van de shared services.

Artikel 12 Grondbeleid

In de paragraaf Grondbeleid wordt de raad jaarlijks op de hoogte gehouden van de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten en het verloop van de grondvoorraad. Hierdoor kan de raad de voortgang van de grondexploitaties volgen.

Hoofdstuk 4 Financieel beleid

Artikel 13 Financieringsfunctie

In dit artikel besluit de raad tot de kaders waarbinnen het college de financieringsfunctie uitoefent. Het is vooral van belang voor het beperken van de kosten én van de risico’s van het aantrekken en uitzetten van gemeentelijke middelen. In dit artikel zijn ook de artikelen 1 t/m 3 opgenomen die de raad eerder heeft vastgesteld in het Treasurystatuut.

Artikel 14 Voorziening voor oninbare vorderingen

Op basis van artikel 44 eerste lid onderdeel a van het BBV moet er een voorziening voor oninbare vorderingen zijn. In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte daarvan bepaald wordt namelijk op basis van een percentage over de openstaande vorderingen.

Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies

Artikel 44

  • 1.

    Voorzieningen worden gevormd wegens:

    • a.

      verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

    • b.

      op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

    • c.

      kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;

    • d.

      de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

  • 2.

    Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b.

  • 3.

    Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.

Artikel 15 Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b (leges en andere rechten) en de afvalstoffenheffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.

In dit artikel staat beschreven hoe Oegstgeest dat doet.

Artikel 16 Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.

Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

Artikel 17 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 (rechten en leges) van de Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, onder e, van artikel 160 van de Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.

Artikel 160 Gemeentewet

  • 1.

    Het college is in ieder geval bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet de raad of de burgemeester hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van de raad voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente, met uitzondering van de organisatie van de griffie;

    • d.

      ambtenaren, niet zijnde de griffier en de op de griffie werkzame ambtenaren, te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten;

    • f.

      te besluiten namens de gemeente, het college of de raad rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • g.

      ten aanzien van de voorbereiding van de civiele verdediging;

    • h.

      jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen.

  • 2.

    Het college besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 3.

    Het college neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156, lid 2 onderdeel h van de Gemeentewet). 

Artikel 156 Gemeentewet

  • 1.

    De raad kan aan het college en aan een door hem ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 2.

    De raad kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:

  • 3.

    De bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen, door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, kan de raad slechts overdragen voor zover het betreft de vaststelling van nadere regels met betrekking tot bepaalde door hem in zijn verordeningen aangewezen onderwerpen.

  • 4.

    De artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.

Het tweede lid van artikel 14 bepaalt, dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing en overige rechten en leges jaarlijks vaststelt. Het betekent, dat de bijbehorende verordeningen jaarlijks moeten worden herzien.

Bovendien bepaalt dit artikel welk systeem van kostentoerekening gehanteerd wordt.

Artikel 18 Grondbeleid

Op het terrein van het grondbeleid loopt de gemeente potentieel veel risico omdat het over grote bedragen gaat met plannen die een langdurige tijdshorizon hebben. Door dit grote belang is het wenselijk om een duidelijk beleidskader te hebben waarbinnen de afwegingen van het grondbeleid kunnen plaatsvinden. Ook is het van belang dat de raad over de langere periode gezien de kaderstellende taak goed kan uitoefenen. Daarom stelt de raad één maal in de acht jaar de Nota Grondbeleid vast.

Hoofdstuk 5 Reserves en voorzieningen

In dit hoofdstuk zijn bepalingen van de eerder vastgestelde nota reserves en voorzieningen opgenomen.

Artikel 19 Reserves

Het instellen en beheren van reserves is een bevoegdheid van de raad. De raad stelt reserves in, heft ze op en bepaalt de hoogte van de onttrekkingen en dotaties.

Positieve- of negatieve exploitatiesaldi mogen niet voor bestemming bij de jaarrekening verrekend worden met de reserve, een uitzondering hierop zijn reserves met egalisatiefunctie.

In beginsel wordt aan reserves geen rente toegerekend.

In het derde lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een reserve opgenomen.

Artikel 20 Algemene reserve

De algemene reserve dient als weerstandvermogen van de gemeente. Voor het beoordelen van het weerstandvermogen is de verhouding tussen reserve en hoeveelheid risico bepalend. De ratio weerstandsvermogen (verhouding tussen de waardering van de geïnventariseerde risico’s en beschikbare weerstandscapaciteit) moet in Oegstgeest minimaal 1,0 zijn. Als dit niet meer het geval is moet het college voorstellen uitwerken waarbij de algemene reserve binnen één jaar weer op peil is.

Artikel 21 Voorzieningen

Het verschil tussen een reserve en een voorziening is volgens het BBV vooral, dat de raad bij reserves de bestemming wel kan wijzigen en bij voorzieningen niet. Voorzieningen zijn dus niet vrij te besteden of te bestemmen. Voor het instellen van een voorziening bestaat geen eigen beleidsruimte. Het college moet een voorziening instellen op grond van boekhoudkundige regels. Instellen van een voorziening in plaats van een reserve zit in het feit dat bij een voorziening de uitgaaf naar verwachting zal plaatsvinden maar het precieze tijdstip waarop dit gebeurt nog niet. Als de voorziening niet (volledig) is besteed valt het overschot vrij.

Hoofdstuk 6 . Investeringen en afschrijvingen

Artikel 22. Investeringen 

Investeringen leggen de uitgaven een de gemeente op een bepaald terrein van langere tijd vast. Daarom is de bevoegdheid tot het aangaan van investeringen belegd bij de raad. Met het vaststellen van deze verordening worden ook de formele kaders afgebakend waarbinnen het college van burgemeester en wethouders en de ambtelijke organisatie moeten omgaan met vaste activa, investeringen, afschrijvingen en kredietaanvragen.

Artikel 23. Actualisering, uitputting en afsluiting van kredieten

De autorisatie van investeringen is geregeld in artikel 6 en 21, de actualisering ervan in dit artikel.

Voor elke begroting actualiseert het college het investeringsplan voor 5 jaar. Jaarlijks actualiseert het college het investeringsplan over 5 jaar. De effecten hiervan op de begroting zijn dan verwerkt in de kapitaallasten.

Artikel 24. Waardering, activering en afschrijving

De kapitaalgoederen van de gemeente Oegstgeest moeten tegen een reële waarde op de balans gewaardeerd staan. Omdat de waarde in de loop der tijd afneemt en er rekening gehouden moet worden met vervanging in de toekomst schrijven we af. Om dit op een uniforme wijze te doen voor de hele gemeente zijn hiervoor regels opgesteld.

Van de maximale afschrijvingstermijn kan met de afschrijvingstermijn naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is, dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een kortere afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.

Vanaf 1 januari 2017 is ook het activeren van investeringen met maatschappelijk nut verplicht.

Hoofdstuk 7. Financieel beheer en interne controle

Artikel 25 t/m 29

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn er op gericht de rechtmatigheid en getrouwheid van de gemeentelijke financiën te waarborgen. De artikelen hebben dan bijvoorbeeld betrekking op het inrichten van een administratie en de verdeling van bevoegdheden.

Naast getrouwheid en rechtmatigheid is ook de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitgaven van belang. Dit vindt zijn uitwerking in het regelmatig houden van doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken. De basis hiervoor ligt in de gemeentewet artikel 213a verankerd.

Artikel  213a Gemeentewet

  • 1.

    Het college verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. De raad stelt bij verordening regels hierover.

  • 2.

    Het college brengt schriftelijk verslag uit aan de raad van de resultaten van de onderzoeken.

  • 3.

    Het college stelt de rekenkamer of, indien geen rekenkamer is ingesteld, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, tijdig op de hoogte van de onderzoeken die hij doet instellen en zendt haar, onderscheidenlijk hen, een afschrift van een verslag als bedoeld in het tweede lid.

Hoofdstuk 8 . Bestuurlijke deelname in organisaties

Artikel 30. Verbonden partijen 

Het Beleidskader, door de raad vast te stellen, regelt de kaders waarbinnen gemeenschappelijke regelingen kunnen worden ingesteld, gemonitord en beëindigd.

Hoofdstuk 9 . Slotbepalingen

Artikel 31 tot en met 34

overgangsartikelen en citeertitel