Regeling vervallen per 01-01-2019

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent inkomensondersteuning participatiewet Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet 2018

Geldend van 07-02-2018 t/m 31-12-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent inkomensondersteuning participatiewet Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van 11 januari 2018;

Gelet op:

- het amendement ‘Inzet extra landelijke middelen armoedebestrijding’ van 2 november 2017;

- het amendement ‘Regionale afstemming minimabeleid (van 110% naar 120%)’ van 2 november 2017;

- het raadsbesluit van 1 juni 2017 om in te stemmen met het per 1 januari 2018 beëindigen van de Algemene Voorziening Huishoudelijke Ondersteuning (AV HO)

besluit vast te stellen de:

Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet 2018

1INLEIDING

1.1 Doelstelling van deze nota

In deze nota zijn de beleidsregels opgenomen op het gebied van inkomensondersteuning. Het is een uitwerking van de landelijke wet- en regelgeving, de gemeentelijke verordeningen en van de uitgangspunten op het gebied van inkomensondersteuning die zijn neergelegd in het Beleidsplan 'Participatie en Inkomensondersteuning 2015-2016 Gemeente Oegstgeest'.

In het Beleidsplan is opgenomen dat binnen het minimabeleid de zelfredzaamheid voorop staat en dat er meer nog dan voorheen gekeken wordt naar individuele mogelijkheden. Eventuele ondersteuning is afhankelijk van de specifieke situatie waarin een cliënt en zijn gezin zich bevindt.

Hiermee wordt aangesloten bij het gegeven dat met invoering van de Participatiewet (Pw) er meer nadruk is komen te liggen op de individuele bijzondere bijstand doordat de categoriale bijzondere bijstand is beperkt tot alleen nog het kunnen aanbieden van een collectieve aanvullende zorgverzekering. De mogelijkheden die de Wet Werk en Bijstand (WWB) bood om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aan pensioengerechtigden, chronisch zieken of gehandicapten en ten behoeve van minderjarige schoolgaande kinderen, zijn komen te vervallen.

Met het vastleggen van de beleidsregels in deze nota wordt beoogd de uniformiteit in de uitvoering te bevorderen en mede daardoor de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de burger te vergroten.

1.2 Voorbeeldbeleid Schulinck

Omdat verstrekking van bijzondere bijstand in principe mogelijk is voor alle denkbare soorten kosten mits wordt voldaan aan eisen die de Participatiewet stelt, is het ondoenlijk in deze nota alle onderwerpen op te nemen.

Voor zover zaken niet in deze nota geregeld zijn, worden de beleidsrichtlijnen gehanteerd die zijn opgenomen in het digitale handboek van Schulinck 'Grip op de Participatiewet'.

Schulinck is leverancier van juridische kennisproducten, vooral op het gebied van het sociale zekerheidsrecht. Tachtig procent van de Nederlandse gemeenten heeft een abonnement op Schulinck en maakt gebruik van het handboek dat continu door deskundigen wordt bijgewerkt aan de hand van actuele jurisprudentie en wetswijzigingen. Het handboek biedt op de meeste bijstandsvraagstukken een adequaat en juridisch onderbouwd antwoord.

1.3 Geldigheidsduur van deze nota

Deze nota wordt niet voor een bepaalde tijd vastgesteld. Het nagaan of de regelgeving nog correspondeert met politieke voorkeuren, beschikbare budgetten, gewijzigde wetten, nieuwe jurisprudentie en interne procesvereisten is een continu proces.

Periodiek zal worden onderzocht of aanpassing noodzakelijk is.

2 DE INSTRUMENTEN

2.1 Bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand is bedoeld als compensatie voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Vormen van bijzondere bijstand

Strikt genomen zijn er twee vormen van bijzondere bijstand. De individuele bijzondere bijstand en de categoriale bijzondere bijstand.

Voor verlening van categoriale bijzondere bijstand is het voldoende om vast te stellen dat de belanghebbende tot de doelgroep behoort. Bij verlening van individuele bijzondere bijstand is de individuele situatie van de belanghebbende bepalend. Er dient te worden vastgesteld dat de kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn, dat ze voortvloeien uit individuele bijzondere omstandigheden en dat ze ook daadwerkelijk zijn/worden gemaakt.

Met de invoering van de Participatiewet is nog maar één soort categoriale bijzondere bijstand toegestaan. Het betreft de mogelijkheid bijzondere bijstand te verstrekken in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering. De inkomensgrens die in de WWB voor categoriale bijzondere bijstand was opgenomen (maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm) is komen te vervallen.

Voor inwoners van Oegstgeest met een beperkt inkomen bestaat de mogelijkheid voor deelname aan een collectieve aanvullende zorgverzekering. Indien zij aan de voorwaarden voldoen, kunnen zij gebruik maken van de Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM). Zij kunnen dan in aanmerking komen voor een standaard aanvullende verzekering; de AV-Standaard, of een uitgebreide aanvullende verzekering (met verplichte afkoop van het eigen risico) bedoeld voor mensen met hoge zorgkosten; de AV-Top.

Naast de individuele en de categoriale bijzondere bijstand kan er nog een tussenvorm van bijzondere bijstand worden onderscheiden: de bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken. Deze vorm van bijzondere bijstand komt tegemoet aan de in de praktijk bestaande behoefte bijstand te kunnen verstrekken aan groepen waarvan het aannemelijk is dat zij meerkosten maken, zonder dat individueel behoeft te worden getoetst op de noodzakelijkheid van die kosten. Een voorbeeld waarbij van deze aanname kan worden uitgegaan is de groep van gezinnen met schoolgaande kinderen. Zij hebben te maken met directe en indirecte schoolkosten en met (extra) kosten van maatschappelijke participatie. In Oegstgeest kunnen daarom de ouders van schoolgaande kinderen, als aan de voorwaarden wordt voldaan, een beroep doen op een jaarlijkse eenmalige tegemoetkoming in het kader van de Participatieregeling. Tevens bestaat voor deze groep de mogelijkheid om eens in een periode van een vastgesteld aantal jaren aanspraak te maken op een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf van een computer met toebehoren; de regeling PC Project.

Daarnaast is er nog een regeling die het mogelijk maakt een bijdrage te verstrekken als tegemoetkoming in de kosten van excursies en werkweken van de schoolgaande kinderen.

Als laatste vorm van bijzondere bijstand kan nog genoemd worden een bijdrage in de vorm van een Individuele inkomenstoeslag of een Individuele studietoeslag. De Individuele Inkomenstoeslag is bedoeld voor mensen die langdurig met een laag inkomen moeten rondkomen zonder dat zij uitzicht hebben op verbetering van dat inkomen. De Individuele Studietoeslag is bedoeld om mensen met een arbeidshandicap een steuntje in de rug te geven om (toch) te gaan studeren.

Voor beide toeslagen geldt dat men daarvoor pas in aanmerking kan komen als aan in de Participatiewet opgenomen en in de gemeentelijke verordeningen uitgewerkte criteria wordt voldaan. Bij vaststellen van het recht is daarnaast sprake van beoordeling van individuele omstandigheden zodat maatwerk mogelijk is en de toeslag terecht komt bij de mensen die dat echt nodig hebben.

Zoals in het begin van deze paragraaf reeds opgemerkt, zijn er strikt (formeel) gezien slechts twee vormen van bijzondere bijstand; de individuele en de categoriale. Omdat er met de invoering van de Participatiewet slechts één soort categoriale bijzondere bijstand is overgebleven (de collectieve aanvullende zorgverzekering) en omdat er vormen van bijzondere bijstand zijn die formeel gezien tot de individuele bijzondere bijstand behoren maar bepaalde aspecten met de categoriale gemeen hebben, of bepaalde kenmerken missen die wel een rol spelen bij de 'gewone' individuele bijzondere bijstand, wordt dit onderscheid in het vervolg van deze nota losgelaten.

De indeling van de hoofdstukken volgend op dit hoofdstuk, waarin inhoudelijk (verder) wordt ingegaan op de in deze paragraaf genoemde bijzondere bijstandsregelingen, is gebaseerd op de aard en doelgroepen van die regelingen. Daarbij is de bijzondere bijstand die niet onder de 'gewone' individuele bijzondere bijstand valt, opgenomen in aparte hoofdstukken. Op deze wijze wordt getracht de bruikbaarheid van deze nota te vergroten voor de dagelijkse bijstandsuitvoeringspraktijk.

De hoofdstukken zijn:

  • Collectieve aanvullende zorgkostenverzekering

  • Regelingen schoolgaande kinderen

  • Individuele inkomens- en studietoeslag

  • Individuele bijzondere bijstand

2.2 Draagkracht

Om te kunnen beoordelen of bijzondere bijstand kan worden toegekend en (indien van toepassing) wat de hoogte daarvan moet zijn, vindt er een draagkrachtrekening plaats.

Bij bepaling van de draagkracht wordt uitgegaan van de in aanmerking te nemen middelen. Dit zijn inkomens- en vermogensbestanddelen die niet buiten beschouwing mogen worden gelaten bij de vaststelling van de draagkracht.

De wetgever heeft het bij de verstrekking van bijzondere bijstand volledig aan de gemeente overgelaten welke middelen zij in aanmerking wil nemen.

In aanmerking te nemen middelen

Bij de draagkrachtbepaling zijn de in aanmerking te nemen middelen gelijk aan de middelen genoemd in de artikelen 31 t/m 34 Pw (die geldend zijn bij beoordeling van het recht op algemene bijstand). Dit betekent dat alle in de genoemde artikelen vermelde vrijstellingen van toepassing zijn.

De hier genoemde in aanmerking te nemen middelen, zowel betrekking hebbend op inkomen als vermogen, zijn van toepassing bij de draagkrachtbepaling in alle gevallen van bijzondere bijstandsverlening. Dit is alleen anders indien in deze nota bij specifieke soorten bijzondere bijstand expliciet anders is bepaald (zie ook hieronder bij 'Uitzonderingen').

Toepasselijke bijstandsnorm

Bij het vaststellen van de draagkracht wordt het in aanmerking te nemen inkomen afgezet tegen de toepasselijke bijstandsnorm.

Onder toepasselijke bijstandsnorm wordt in deze nota verstaan; in geval van:

  • verblijf in inrichting: de op grond van het eerste of derde lid van artikel 23 Pw toepasselijke norm, verhoogd met het toepasselijke bedrag genoemd in artikel 23 lid 2 Pw.

  • verblijf niet in inrichting: de norm die afhankelijk van de leeftijd toepasselijk is op grond van de artikelen 20 t/m 22a en 24 Pw.

Indien aan jongeren van 18, 19 of 20 jaar reeds bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Pw wordt verstrekt, wordt onder toepasselijke bijstandsnorm verstaan de betreffende norm genoemd in artikel 21 Pw.

Draagkrachtberekening

De draagkracht wordt berekend over de in aanmerking te nemen middelen met inachtneming van de toepasselijke bijstandsnorm.

De draagkracht bedraagt:

  • 0% van het in aanmerking te nemen inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, plus;

  • 20% van de eerste € 400,-- van het in aanmerking te nemen inkomen boven de 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, plus;

  • 100% van het meerdere in aanmerking te nemen inkomen, plus;

  • 100% van het in aanmerking te nemen vermogen.

De draagkrachtberekening wijkt alleen af van de hierboven weergegeven methode indien dit in deze nota bij specifieke soorten bijzondere bijstand expliciet is vermeld (zie ook hieronder bij 'Uitzonderingen')

Bij zelfstandigen wordt bij bepaling van de draagkracht in het inkomen uitgegaan van het laatst door de Belastingdienst vastgesteld fiscaal jaar.

Uitzonderingen

Bij de beoordeling van aanvragen bijzondere bijstand dient voor het bepalen van de draagkracht te worden uitgegaan van de in aanmerking te nemen middelen en de wijze van draagkrachtberekening zoals die hiervoor in deze paragraaf zijn opgenomen.

Hierop is één algemene uitzondering:

  • Indien een wettelijk (WSNP) of een minnelijk (3-jarig) schuldsaneringstraject wordt doorlopen, wordt de hoogte van het in aanmerking te nemen inkomen gelijk gesteld aan de toepasselijke bijstandsnorm. Dit geldt voor alle soorten bijzondere bijstand met uitzondering van de Collectieve aanvullende zorgverzekering en de Individuele inkomens- en studietoeslag.

Daarnaast dient alleen van de in deze paragraaf opgenomen methode van vaststelling van draagkracht te worden afgeweken indien dit in deze nota bij een specifieke soort bijzondere bijstand expliciet wordt vermeld. De afwijkingen die in deze nota voorkomen kunnen zowel betrekking hebben op de in aanmerking te nemen middelen als op de draagkrachtberekening, als op beiden.

Bij de volgende soorten bijzondere bijstand is sprake van specifieke uitzonderingen op bepaling van de draagkracht:

  • Collectieve aanvullende zorgverzekering

  • Participatie schoolgaande kinderen

  • PC project schoolgaande kinderen

  • Excursies en werkweken schoolgaande kinderen in voortgezet onderwijs

  • Individuele inkomenstoeslag

  • Individuele studietoeslag

  • Woonkostentoeslag (zowel voor huurders als voor eigenaren)

  • Vaste lasten woning gedetineerde

  • Budgetbeheer (indien het beheer in het kader van schuldhulpverlening noodzakelijk is en de afloscapaciteit niet groter is dan een vastgesteld bedrag)

  • Overbruggingskosten

Zie voor de hierboven genoemde uitzonderingen de hoofdstukken/paragrafen waarin de betreffende onderwerpen zijn opgenomen.

Draagkrachtperiode

De draagkrachtperiode wordt vastgesteld over de periode vanaf de maand van aanvraag plus 11 (totaal 12) maanden. Als deze vaststelling in een bepaald geval niet werkbaar is, wordt een andere periode vastgesteld. Wanneer een aanvraag bijzondere bijstand betrekking heeft op een periodieke voorziening die korter duurt dan 12 maanden, dan wordt de draagkrachtperiode overeenkomstig die duur vastgesteld.

2.3 Drempelbedrag

Voordat er sprake kan zijn van het verlenen van bijzondere bijstand moeten de kosten waarvoor de bijstand wordt aangevraagd meer bedragen dan het drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 Pw. Het drempelbedrag is vastgesteld op € 50,--.

Het drempelbedrag geldt voor een periode van 12 maanden die start op het moment dat (de eerste) kosten zijn gemaakt. Dit betekent dat aanvragen bijzondere bijstand in beginsel niet in behandeling worden genomen zolang de (verzamelde) kosten binnen de genoemde periode lager zijn dan € 50,--. Zij blijven dan voor rekening van belanghebbende.

2.4 Schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening is niet geregeld in de Participatiewet en kan hooguit worden gezien als een vorm van indirecte inkomensondersteuning. Omdat het wel van invloed kan zijn op de voorwaarden en draagkrachtbepaling bij bijzondere bijstandsverlening, wordt het hier toch kort genoemd.

Op 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van kracht geworden. De gemeente heeft daardoor expliciet de verantwoordelijkheid gekregen om schuldhulpverlening uit te voeren. De wijze waarop dit in Oegstgeest wordt vormgegeven, wordt beschreven in de Beleidsregels Schuldhulpverlening Gemeente Oegstgeest.

Er bestaat geen inkomensgrens om gebruik te kunnen maken van schuldhulpverlening.

Het schuldhulpverleningsaanbod bestaat uit activiteiten als schuldsanering, schuldbemiddeling en toeleiding naar de WSNP. In de Beleidsregels Schuldhulpverlening wordt ingegaan op de voorwaarden voor deelname en worden de schuldhulpverleningsactiviteiten beschreven.

3 COLLECTIEVE AANVULLENDE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING

L;l’;l

Inwoners van Oegstgeest met een niet te hoog inkomen kunnen deelnemen aan de Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM) van Zorg en Zekerheid.

Men kan dan een basis zorgverzekering met korting afsluiten, de premie is daardoor lager dan die van de reguliere basis zorgverzekering van Zorg en Zekerheid. Daarnaast bestaat de mogelijkheid een aanvullende verzekering af te sluiten: de gemeente AV-standaard of de AV-Top.

De regeling is nader uitgewerkt in de op 19 december 2017 door B&W vastgestelde ‘Regeling collectieve zorgverzekering voor minima gemeente Oegstgeest 2018’.

De gemeente AV-standaard is een aanvullende verzekering bedoeld voor mensen met een gemiddelde zorgvraag. Deze aanvullende verzekering wordt doorgaans volledig door de gemeente vergoed.

De gemeente AV-Top is een aanvullende verzekering bedoeld voor mensen met een grote zorgvraag (chronisch zieken en gehandicapten). Bij deelname aan deze verzekering heeft men geen verplicht eigen risico meer; dit is verwerkt in de premie. Een gedeelte van de premie wordt door de gemeente betaald, het restant komt voor rekening van de deelnemer.

Voorwaarden:

  • Bij een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm: is zowel deelname aan de CZM basisverzekering als de AV-standaard, als de AV-Top mogelijk.

  • Bij een inkomen vanaf 120% tot 130% van de toepasselijk bijstandsnorm: is alleen deelname aan de CZM basisverzekering in combinatie met de AV-Top mogelijk.

Deelname aan de CZM aanvullende verzekeringen is alleen mogelijk indien men ook voor de basiszorg bij Zorg en Zekerheid is verzekerd.

Draagkracht

Om voor deze regeling in aanmerking te kunnen komen, dient te worden voldaan aan de hiervoor genoemde inkomenseisen. Het vermogen wordt geheel buiten beschouwing gelaten.

4 REGELINGEN SCHOOLGAANDE KINDEREN

4.1 Participatieregeling

Er kan van worden uitgegaan dat de ouders van schoolgaande kinderen noodzakelijke meerkosten hebben als gevolg van het feit dat die kinderen naar school gaan. Daarnaast kan er vanuit worden gegaan dat er noodzakelijke kosten gemaakt moeten worden om die kinderen maatschappelijk te laten participeren waardoor zij zich kunnen ontplooien en ontwikkelen.

Om te voorkomen dat kinderen van minder draagkrachtige ouders belemmerd worden in hun ontwikkeling, kunnen de ouders eenmaal per jaar voor een bijdrage van maximaal € 210,-- per kind in aanmerking komen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Er zijn schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar die deel uitmaken van het gezin;

  • Het in aanmerking te nemen inkomen van de ouder(s) is lager dan de 120% van de toepasselijke bijstandsnorm;

  • Er is sprake van aantoonbare aan het kind toe te schrijven kosten die gepaard gaan met het volgen van onderwijs of maatschappelijke participatie, zoals culturele of sportieve activiteiten.

Omdat de bijzondere bijstand kan worden verleend voor zowel (directe als indirecte) schoolkosten als kosten van maatschappelijke participatie, komt een breed scala van kosten in aanmerking voor vergoeding. Te denken valt onder andere aan: gymkleding, een luizencape, een rekenmachine en overige schoolbenodigdheden;

aan lidmaatschap van sport-, muziek-, hobby-, ballet en toneelverenigingen, internetgebruik voor het maken van werkstukken en educatie in het algemeen, sportartikelen en sportkleding, museumbezoek en andere culturele activiteiten, deelname aan lessen en cursussen etc.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om bewijsstukken/ aankoopbewijzen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt, gedurende twee jaar te bewaren.

4.2 PC Project

Voor kinderen die deelnemen aan het primair en voortgezet onderwijs is een Personal Computer (PC) een onmisbaar apparaat.

Indien in een gezin geen computer aanwezig is, kan er vanuit worden gegaan dat de aanschaf daarvan noodzakelijk is. Indien in een gezin wel een computer aanwezig is, maar het apparaat ouder is dan 5 jaar, kan er vanuit worden gegaan dat vervanging noodzakelijk is.

Om te voorkomen dat kinderen van minder draagkrachtige ouders worden belemmerd in hun educatieve ontwikkeling kan bijzondere bijstand ter hoogte van maximaal € 409,-- om niet worden verstrekt voor de aanschaf van een computer met toebehoren indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Er zijn schoolgaande kinderen in de leeftijd van 8 tot 18 jaar die deel uitmaken van het gezin.

  • Het in aanmerking te nemen inkomen van de ouder(s) is lager dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • In het gezin is geen computer aanwezig, of een computer die ouder is dan 5 jaar.

  • De afgelopen 5 jaar is deze bijzondere bijstand niet eerder verstrekt.

  • Er is een offerte overlegd die betrekking heeft op de nieuw aan te schaffen computer met toebehoren.

Verplichting

Bij toekenningsbeschikking wordt de verplichting opgelegd om binnen 8 weken na toekenning bewijs te overleggen waaruit blijkt dat de bijzondere bijstand is aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt.

4.3 Excursies en werkweken voortgezet onderwijs

De kosten van excursies en werkweken van schoolgaande kinderen behoren tot de indirecte schoolkosten die geacht worden te kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm en, indien men daarvoor in aanmerking komt, de bijdrage in het kader van de Participatieregeling.

Echter; om uitsluiting van kinderen van minder draagkrachtige ouders te voorkomen is, indien de kosten een bepaalde grens overschrijden, een eenmalige bijdrage van maximaal € 200,-- per jaar per kind mogelijk als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Er zijn schoolgaande kinderen in de leeftijd tot 18 jaar die deelnemen aan het voortgezet onderwijs en deel uitmaken van het gezin.

  • Het in aanmerking te nemen inkomen van de ouder(s) is lager dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • De kosten bedragen tenminste € 50,--.

  • De school hanteert geen vrijstellingsregeling inzake betaling van deze kosten.

  • Er is bewijs overlegd omtrent de hoogte van de kosten.

De hoogte van de bijzondere bijstand voor excursies en werkweken in het voortgezet onderwijs is gelijk aan de werkelijke kosten tot maximaal € 200,--.

4.4 Reiskosten wegens bijzondere omstandigheden (bij Wtos )

De reiskosten van schoolgaande kinderen behoren tot de indirecte schoolkosten die geacht worden te kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm en het Kindgebonden Budget. In het Kindgebonden Budget is een tegemoetkoming opgenomen voor leerlingen tot 18 jaar die deelnemen aan het bekostigd onderwijs. Met betrekking tot reiskosten dient deze tegemoetkoming als voorliggende voorziening te worden aangemerkt.

Voor leerlingen in de leeftijd tot 18 jaar die geen volledig en rechtstreeks bekostigd onderwijs volgen of beroepsonderwijs volgen, voorziet de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) in tegemoetkomingen. Op grond van hoofdstuk 3 van de Wtos kan aan ouders van genoemde leerlingen een zogeheten 'tegemoetkoming ouders' worden verleend.

De CRvB heeft specifiek voor deze groep leerlingen uitgemaakt dat de Wtos niet kan worden aangemerkt als een toereikende en passende voorliggende voorziening voor de reiskosten, omdat de wetgever mede vanuit budgettaire overwegingen heeft gekozen voor een forfaitaire benadering in plaats van een benadering die maatwerk levert. Er kan dan ook in aanvulling op de Wtos bijzondere bijstand worden verstrekt voor reiskosten indien er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Samenvattend: er kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien:

  • de ouders een Wtos-tegemoetkoming ontvangen, en;

  • er wegens bijzondere omstandigheden meerkosten voor het reizen zijn

Het betreft een vorm van 'gewone' individuele bijzondere bijstand waarop de standaard draagkrachtmethode en alle overige regels van toepassing zijn.

De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.

4.5 Overgangsregeling (geldig van 1-1-2018 tot en met 31-12-2018

Indien een ouder in 2017 gebruik heeft gemaakt van de participatieregeling en ook in 2018 nog voldoet aan de voorwaarden hiervoor, kan gedurende het kalenderjaar 2018 nog aanspraak worden gemaakt op een bedrag van maximaal €300,- per kind”.

Indien een ouder in 2017 aanspraak kon maken op de PC regeling maar pas in 2018 gebruik gaat maken van deze regeling wordt in 2018 nog een eenmalig een maximum vergoeding van € 500,- verstrekt.

4.6 Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds

Vanaf 2018 kunnen kinderen gebruik maken van het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds indien het in aanmerking te nemen inkomen van de ouder(s) maximaal 120% van de toepasselijke bijstandsnorm is. Het vermogen wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. Daarbij geldt dat kinderen gelijktijdig gebruik mogen maken van zowel Jeugdsportfonds als het Jeugdcultuurfonds. Aanvragen kunnen ingediend worden bij een intermediair die samenwerkt met het Jeugdsportfonds dan wel het Jeugdcultuurfonds

Het Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds worden aangemerkt als voorliggende voorzieningen. Dit betekent dat een vergoeding op grond van de Participatieregeling slechts mogelijk is indien deze kosten niet vanuit het Jeugdsportfonds of het Jeugdcultuurfonds kunnen worden vergoed. Indien de kosten aantoonbaar niet volledig vanuit deze fondsen worden vergoed, is het mogelijk een beroep te doen op de Participatieregeling voor de aanvullende noodzakelijke kosten.

4.7 Stichting Leergeld

Stichting leergeld verleent lokaal steun aan schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar die vanwege armoede onvoldoende kunnen deelnemen aan schoolse en/of buitenschoolse activiteiten. De steun kan variëren van een gift, renteloze lening of een voorschot.

Stichting leergeld hanteert eigen voorwaarden, de belangrijkste zijn:

De ouder(s) hebben een inkomen van maximaal 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Het vermogen wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

Er zijn geen voorliggende voorzieningen, zoals minimabeleid of bijzondere bijstand

De ouders hebben geen enkele financiële ruimte om de kosten zelf te betalen

De ondersteuning duurt maximaal 3 jaar met een maximum van € 350,- per kind per jaar

Stichting Leergeld geldt niet als voorliggende voorziening.

5 INDIVIDUELE TOESLAGEN

5.1 Individuele inkomenstoeslag

De Individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor mensen die langdurig met een laag inkomen moeten rondkomen zonder dat zij uitzicht hebben op verbetering van dat inkomen.

De hoogte, voorwaarden en (uitvoerings)regels van deze in artikel 36 Pw opgenomen toeslag zijn vastgelegd in de 'Verordening individuele inkomenstoeslag participatiewet gemeente Oegstgeest' en in de 'Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Oegstgeest'.

De toeslag kan eenmaal per jaar worden toegekend als is vastgesteld dat de belanghebbende geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, zonder dat dit hem kan worden verweten. Dit wordt beoordeeld aan de hand van individuele omstandigheden waarbij rekening wordt gehouden met de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende en de inspanningen die hij heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Daarnaast dient (kort samengevat) te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Vanaf 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd.

  • Langer dan 3 jaar een in aanmerking te nemen inkomen niet hoger dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm (waarbij een detentieperiode niet wordt meegerekend).

  • Geen in aanmerking te nemen vermogen.

  • Niet verblijvend in een Wlz-inrichting.

  • De afgelopen 12 maanden niet eerder de toeslag toegekend gekregen.

Studenten en mensen die hun school of opleiding korter dan een jaar geleden hebben beëindigd komen in beginsel niet in aanmerking voor deze toeslag.

Hoogte inkomenstoeslag

De hoogte van de Individuele inkomenstoeslag is afhankelijk van het feit of de belanghebbende gehuwd, alleenstaande ouder, of alleenstaande is.

Voor de actuele bedragen: zie de in de bijlage opgenomen Bedragenlijst.

5.2 Individuele studietoeslag

De Individuele studietoeslag is bedoeld om mensen met een arbeidshandicap een steuntje in de rug te geven bij het studeren. De achterliggende gedachte is dat het afsluiten van een lening om te gaan studeren voor deze groep mensen een hogere drempel vormt omdat de kans op een toekomstige baan kleiner is. Daarnaast biedt de toeslag een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie met een bijbaan te combineren.

De hoogte en voorwaarden van deze in artikel 36b Pw opgenomen toeslag zijn vastgelegd in de 'Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Oegstgeest 2015'.

De toeslag wordt toegekend indien is vastgesteld (zo nodig met behulp van een advies van het UWV) dat de belanghebbende door objectiveerbare medische, psychische of verstandelijke beperkingen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. Daarnaast dient (kort samengevat) te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Vanaf 18 jaar oud.

  • Ontvangt studiefinanciering of een Wtos-tegemoetkoming.

  • Er is geen in aanmerking te nemen vermogen.

Draagkracht

De studietoeslag is een individuele toeslag die aan de aanvrager wordt toegekend. Het (eventueel gezamenlijke) inkomen wordt volledig buiten beschouwing gelaten. Dit geldt niet voor het vermogen. Indien er in aanmerking te nemen vermogen is (als gedefinieerd in hoofdstuk 2 van deze nota; dus inclusief het vermogen van de eventuele partner), dan is er geen recht op de toeslag.

Hoogte studietoeslag

De hoogte van de Individuele studietoeslag bedraagt 20% van de norm voor gehuwden als bedoeld in artikel 21 onderdeel b Pw, of wanneer belanghebbende jonger is dan 21 jaar 20% van de norm voor gehuwden als bedoeld in artikel 20 lid 2 onderdeel b Pw.

De toeslag wordt voor maximaal 12 maanden toegekend en wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.

6 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND

6.1 Inleiding

Bij aanvragen voor individuele bijzondere bijstand dienen de regels neergelegd in de Participatiewet als uitgangspunt. De Gemeente Oegstgeest maakt daarnaast gebruik van jurisprudentie en het eigen gemeentelijk beleid.

Omdat deze bijstand slechts verleend kan worden indien er kosten zijn gemaakt die in het individuele geval noodzakelijk zijn en die voortvloeien uit individuele bijzondere omstandigheden, gaat het bij het toekennen van deze bijstand per definitie om maatwerk.

De in dit hoofdstuk beschreven gevallen waarin bijzondere bijstand kan worden verstrekt, dient (dan ook) niet te worden gezien als een limitatieve opsomming. Er kan voor veel meer zaken bijzondere bijstand worden verleend.

Het doel van dit hoofdstuk is om op hoofdlijnen eenheid in de uitvoering te bereiken. Hierbij dient te worden bedacht dat het duidelijke individuele karakter van de bijzondere bijstand afwijking noodzakelijk kan maken.

6.2 Medische kosten

Vanaf 1 januari 2006 is iedere Nederlander (verplicht) verzekerd van basiszorg. De basis zorgverzekering is in de Zorgverzekeringswet (Zvw) geregeld en heeft onder andere betrekking op vergoeding van de kosten voor standaardbezoek aan de huisarts, ziekenhuisopname en medicijnen.

Uitgangspunt van de wetgever is dat de premie voor deze verzekering voor iedereen betaalbaar moet zijn. Daarom kan men bij een lager inkomen in aanmerking komen voor een Zorgtoeslag die verstrekt wordt door de Belastingdienst.

Het is aan het individu zelf om zich voor aanvullende zorg te verzekeren. De gemeente kan hiervoor bijzondere bijstand verlenen in de vorm van een collectieve aanvullende verzekering of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering. Voor inwoners van Oegstgeest is deze mogelijkheid ook gecreëerd. Zij kunnen - als aan de voorwaarden wordt voldaan - bij deelname aan de basis zorgverzekering van de Collectieve Zorgverzekering voor Minima (CZM) van Zorg en Zekerheid, in aanmerking komen voor de standaard aanvullende verzekering AV-Standaard, of voor de uitgebreide aanvullende verzekering AV-Top (voorwaarden: zie hoofdstuk 3).

Medisch advies

Bij een aanvraag voor bijzondere bijstand die betrekking heeft op medische kosten dient, indien de noodzaak van de voorziening niet evident is, een onafhankelijk medisch advies te worden aangevraagd (bijvoorbeeld bij de GGD of Argonaut). Een dergelijk advies is eveneens noodzakelijk indien niet duidelijk is of de gevraagde voorziening de goedkoopste adequate oplossing is. Het aanvragen van het advies blijft achterwege als de kosten daarvan niet in verhouding staan tot de hoogte van te verstrekken bijstand en de noodzaak van de voorziening aannemelijk is.

Indien bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor een voorziening terwijl op voorhand aan de medische noodzaak tot verstrekking ernstig wordt getwijfeld, dan kan worden besloten om (een gedeelte van) de kosten van een medisch onderzoek op cliënt te verhalen wanneer op basis van dit onderzoek achteraf blijkt dat er (inderdaad) geen enkele sprake is van die noodzaak. Dit kan alleen wanneer de twijfel vooraf aan de cliënt kenbaar is gemaakt en hem is laten weten dat tot verhaal kan worden overgegaan.

De kosten van het medisch onderzoek kunnen worden verhaald tot maximaal € 350,--.

Uitgangspunten verstrekking bijzondere bijstand voor medische kosten

De Zvw is een toereikende passende voorliggende voorziening op het gebied van medische kosten. Dit betekent dat de gemeente niet verplicht is om bijzondere bijstand te verstrekken voor medische kosten die niet onder de dekking van de basis zorgverzekering vallen. Wanneer de gemeente er toch voor kiest om medische kosten te vergoeden, dan is dit mogelijk op grond van 'buitenwettelijk begunstigend beleid'. De gemeente Oegstgeest maakt gebruik van dit begunstigende beleid en hanteert daarbij de onderstaande uitgangspunten:

1) Alleen voor de eigen bijdrage van zorg die onder de basis zorgverzekering valt, kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt. Een aantal van deze eigen bijdragen valt echter (gedeeltelijk) onder de dekking van de AV-standaard. Deze aanvullende verzekering van Zorg en Zekerheid wordt (grotendeels) door de gemeente vergoed. Wanneer mensen ervoor kiezen om geen gebruik van deze verzekering te maken terwijl zij daarvoor wel in aanmerking kunnen komen, wordt dit gezien als een zelf gekozen risico. Dit betekent dat geen bijzondere bijstand verstrekt kan worden voor kosten van eigen bijdragen die vallen onder de dekking van de AV-standaard.

Hierop kan voor een cliënt die niet AV-standaard is verzekerd een uitzondering worden gemaakt: hij kan een vergoeding krijgen, maar wordt er tegelijkertijd op gewezen dat hij daarvoor in de toekomst (direct daarna; indien hij zich onmiddellijk bij Zorg en Zekerheid aanvullend kan verzekeren, of anders; na aanvang van het volgende kalenderjaar) niet meer in aanmerking komt. Er wordt dan geadviseerd om te gaan deelnemen aan de AV-standaard. In bijzondere gevallen – indien er gegronde redenen zijn om vast te houden aan de aanvullende verzekering elders – bestaat er de mogelijkheid hiervan af te wijken.

Indien cliënt in het geheel geen aanvullende verzekering heeft en niet eerder gewezen is op de AV-standaard, dan is de hoogte van de bijzondere bijstand gelijk aan de volledige eigen bijdrage. Indien hij niet bij Zorg en Zekerheid maar elders aanvullend is verzekerd en niet eerder is gewezen op de AV-standaard, dan is de hoogte van de bijzondere bijstand gelijk aan de eigen bijdrage na aftrek van de (eventuele) vergoeding van zijn verzekeraar.

De (eventuele) eigen bijdragen van de basis zorgverzekering per maand of per dag bij verblijf in een GGZ-instelling of een ziekenhuis komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze bijdragen zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat bij een dergelijk verblijf kosten van levensonderhoud worden uitgespaard.

2) Voor zorg die niet onder de basisverzekering valt, wordt men geacht zelf te reserveren. Deze zorg wordt niet vanuit de bijzondere bijstand vergoed. Een uitzondering hierop vormt vergoeding van basale tandheelkundige zorg. Voor deze zorg is bijzondere bijstand in de vorm van een renteloze lening mogelijk.

Tandartskosten

Tandartskosten worden vrijwel niet vergoed vanuit de basis zorgverzekering. In artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering is geregeld dat tandheelkundige hulp voor verzekerden van 18 jaar en ouder slechts wordt vergoed voor zover die zorg noodzakelijk is en de patiënt zonder deze hulp geen tandheelkundige functie kan behouden of verwerven. Dit doet zich voor bij patiënten met een ernstige ontwikkelingsstoornis, groeistoornis of verworven afwijking van het tand-kaak-mondstelsel, patiënten met een lichamelijke of geestelijke aandoening en patiënten die deze zorg in verband met een andere medische behandeling nodig hebben.

Basale tandartskosten

Aangezien vergoeding van de kosten van de meest voorkomende reguliere tandheelkundige hulp niet onder de basisverzekering valt, wordt men geacht zelf te reserveren en/of een aanvullende verzekering af te sluiten.

Het komt echter voor dat cliënten hun gebit hebben verwaarloosd en geen aanvullende verzekering hebben afgesloten, of konden afsluiten. Te denken valt aan (voormalige) dak- en thuislozen, mensen met schuldenproblematiek en asielgerechtigden.

Daarnaast kan het voorkomen dat men zich wel aanvullend heeft verzekerd, maar dat men zijn angst voor de tandarts niet kon overwinnen, of dat men ondanks regelmatige controle toch met kosten geconfronteerd wordt die de maximum vergoeding van de verzekeraar te boven gaan. Voor zover het de groep betreft die niet verzekerd was geldt bovendien dat veel verzekeraars de eis stellen dat het gebit gesaneerd moet zijn alvorens verzekering mogelijk is, of dat er een wachttijd is van tenminste een half jaar.

Indien in dit soort gevallen basale tandheelkundige hulp een oplossing kan bieden, waardoor niet behoeft te worden overgegaan tot de rigoureuze ingreep van verwijdering van alle tanden en kiezen en het aanmeten van volledige prothesen, kan bijzondere bijstand in de vorm van een renteloze lening worden verstrekt. Dit dient te worden aangemerkt als een vorm van buitenwettelijk begunstigend beleid.

Onder basale tandheelkundige hulp vallen in ieder geval de volgende verrichtingen/handelingen:

  • extracties

  • vullingen (omvat mede een z.g. kroon van plastisch materiaal)

  • wortelkanaalbehandelingen

  • plaatjes

  • (periodieke) controles

Onder basale tandheelkundige hulp wordt in ieder geval niet verstaan het vervaardigen en plaatsen van (anders dan hierboven genoemde plastische kronen) kronen en bruggen en daarmee samenhangende behandelingen.

Ook bij de verstrekking van bijzondere bijstand voor basale tandheelkundige hulp geldt het in deze paragraaf bij 1) opgenomen uitgangspunt. Dit betekent dat indien men zich AV-standaard kan verzekeren, er in de toekomst geen vergoeding (meer) mogelijk is voor kosten die onder de dekking van die verzekering vallen.

Tandheelkundige prothesen

Volledige prothesen voor de boven- en onderkaak worden voor 75% vergoed vanuit de basis zorgverzekering. Voor de eigen bijdrage van 25% kan – met inachtneming van het bij 1) in deze paragraaf opgenomen uitgangspunt – bijzondere bijstand om niet worden verstrekt.

Overige medische kosten

In het verleden is er onduidelijkheid geweest of onderstaande kosten in het kader van de bijzondere bijstand kunnen worden vergoed:

  • batterijen voor hoortoestellen

  • kleding vanwege extra slijtage (door protheses of anderszins)

  • extra waskosten vanwege gebruik zalf

  • hogere waskosten vanwege verblijf in instelling

Deze kosten worden gerekend tot de algemene kosten van het bestaan en hiervoor kan dan ook geen bijzondere bijstand worden verleend (hogere waskosten bij verblijf in een instelling zijn algemeen gebruikelijk voor alle in een instelling verblijvende personen).

Premie basis zorgkostenverzekering en eigen risico

De kosten van het (verplichte) eigen risico en de premie voor de basisverzekering komen niet voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking omdat deze kosten behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, die een belanghebbende in beginsel uit de bijstandsnorm moet voldoen.

Indien aan de voorwaarden wordt voldaan kunnen mensen (met hoge zorgkosten) ervoor kiezen deel te nemen aan de AV-Top van de CZM van Zorg en Zekerheid. Hierbij heeft men geen eigen risico (hetgeen verwerkt is in de premie).

Premie aanvullende zorgkostenverzekering (elders)

Indien een belanghebbende niet bij Zorg en Zekerheid maar elders een aanvullende verzekering heeft en zijn in aanmerking te nemen inkomen lager is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan kan voor de kosten daarvan bijzondere bijstand worden verleend tot maximaal het bedrag dat de gemeente bijdraagt aan de gemeente AV-standaard. Voor de actuele hoogte van dit bedrag: zie de bedragenlijst opgenomen in de bijlage.

De bijzondere bijstand voor de premie van de aanvullende verzekering wordt in beginsel voor de duur van een jaar toegekend en uitbetaald in maandelijkse termijnen.

Eigen bijdragen Wlz en WMO

Voor eigen bijdragen van Wlz-voorzieningen kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt.

Ook voor de kosten van WMO-voorzieningen kan in beginsel geen bijzondere bijstand worden verstrekt. De eigen bijdrage voor zogeheten maatwerkvoorzieningen wordt door het CAK vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de financiële situatie van de cliënt.

6.3 Begrafeniskosten

Omschrijving van de kosten

Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn.

Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Er kan gedacht worden aan:

  • uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering

  • nalatenschap

Recht op bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand ten behoeve van uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens titel 17 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot het verstrekken van levensonderhoud aan de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de erfgenaam of bloed-/aanverwant niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.

De volgende kosten kunnen daarbij als noodzakelijk worden aangemerkt:

  • legeskosten overlijdensakte

  • maximaal 100 rouwkaarten

  • werkzaamheden uitvaartverzorger

  • eenvoudige kist

  • grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor een graf in eigendom)

  • crematie

  • rouwauto met maximaal 1 volgauto

  • opbaren thuis of uitvaartcentrum

  • dragers

  • eenvoudige graftegel

Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd:

  • rouwadvertentie

  • kosten eredienst en/of kosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond

  • koffietafel e.d.

Hoogte bijzondere bijstand

Als uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand dienen de richtprijzen die zijn opgenomen in het hoofdstuk ‘Uitvaartkosten’ van de NIBUD-Prijzengids te worden gehanteerd.

Op de voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de uitkering van de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

De beschikking moet vermelden, dat de belanghebbende verplicht is om de verleende bijstand te besteden aan het voldoen van zijn aandeel in de uitvaartkosten van de overledene.

6.4 Onderbewindstelling

Omschrijving van de kosten

De kosten ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken onderbewindstelling.

Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Hiervan is sprake als:

  • de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP; dan geldt het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening.

Recht op bijzondere bijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld. Alleen de kosten van beloning die conform de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren zijn vastgesteld, komen voor vergoeding in aanmerking. Dit kan alleen anders zijn indien de beloning door de kantonrechter in verband met uitzonderlijke omstandigheden op andere wijze is vastgesteld.

Genoemde regeling heeft zowel betrekking op het vaststellen van de jaarbeloning als op de kosten van extra werkzaamheden.

Hoogte bijzondere bijstand

Voor een uitgebreid overzicht van welke kosten bij welk soort bewind en voor welke soort werkzaamheden in rekening mogen worden gebracht: zie handboek van Schulinck.

In het handboek is eveneens aangegeven in welke gevallen er een rechterlijke machtiging dient te worden overlegd alvorens tot bijstandsverlening kan worden overgegaan.

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend.

6.5 Curatele

Omschrijving van de kosten

De kosten ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele.

Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen voorliggende voorziening voor de kosten van curatele.

Recht op bijzondere bijstand

Alleen de kosten van beloning die conform de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren zijn vastgesteld, komen voor vergoeding in aanmerking. Dit kan alleen anders zijn indien de beloning door de kantonrechter in verband met uitzonderlijke omstandigheden op andere wijze is vastgesteld.

Genoemde regeling heeft zowel betrekking op het vaststellen van de jaarbeloning als op de kosten van extra werkzaamheden.

Hoogte bijzondere bijstand

Voor een uitgebreid overzicht van welke kosten bij welk soort curatele en voor welke soort werkzaamheden in rekening mogen worden gebracht: zie handboek van Schulinck.

In het handboek is eveneens aangegeven in welke gevallen er een rechterlijke machtiging dient te worden overlegd alvorens tot bijstandsverlening kan worden overgegaan.

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend.

6.6 Budgetbeheer

Omschrijving van de kosten

De kosten van inkomensbeheer door derden zonder dat een rechterlijke toetsing plaatsvindt.

Voorliggende voorziening

In de meeste situaties is er geen voorliggende voorziening.

Recht op bijzondere bijstand

Er is recht op bijzondere bijstand als vast is komen te staan dat de belanghebbende niet in staat is zelf zijn financiële administratie op orde te houden. Omdat budgetbeheer - anders dan onderbewindstelling en curatele – niet tot stand komt door een rechterlijke uitspraak, dient onderzocht te worden of het beheer noodzakelijk is.

In de volgende gevallen kan er vanuit worden gegaan dat de noodzaak voor het budgetbeheer aanwezig is:

  • Indien het beheer in het kader van schuldhulpverlening door de gemeentelijke schuldhulpverlener(s) wordt geadviseerd.

  • Indien belanghebbende verblijft in een psychiatrische inrichting.

In overige gevallen dient de noodzaak te worden onderzocht.

Hoogte bijzondere bijstand

De kosten van het budgetbeheer kunnen volledig worden vergoed. In beginsel wordt de bijzondere bijstand toegekend voor de duur van één jaar en uitbetaald in maandelijkse termijnen.

Draagkracht

Bij vrijwel ieder gemeentelijk schuldhulpverleningstraject is, indien een bewindvoerder of curator ontbreekt, budgetbeheer noodzakelijk.

Om de kans te vergroten dat schuldeisers meewerken aan een minnelijke schuldregeling indien het schuldenaars betreft met een gering inkomen, worden de kosten van budgetbeheer volledig vergoed als de aflossingscapaciteit van de schuldenaar lager is dan € 250,-- per maand. Indien de afloscapaciteit groter is dan genoemd bedrag, dan is in het geheel geen vergoeding mogelijk. Deze afwijking van de draagkrachtregels geldt alleen indien dit ter bevordering van het realiseren van een minnelijke schuldsanering noodzakelijk is.

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor de kosten van budgetbeheer wordt om niet verstrekt.

6.7 Rechtsbijstand

Als iemand een juridische procedure wil starten en niet in staat is deze procedure (de kosten van zijn advocaat) zelf te financieren, kan hij gebruik maken van gesubsidieerde rechtshulp. Voor deze rechtshulp geldt een eigen bijdrage. De hoogte van die bijdrage is afhankelijk van het inkomen. Voor mensen met een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm geldt de laagste eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage kan verder worden verlaagd indien cliënt eerst advies heeft gevraagd bij het Juridisch Loket en hij vervolgens middels een daar uitgegeven diagnosedocument is verwezen naar een advocaat. Met dit diagnosedocument krijgt hij een korting op de eigen bijdrage.

Bij een strafzaak, asielzaak of bestuurlijke sanctie, geldt de korting altijd en is het diagnosedocument niet nodig. Hetzelfde geldt als een zaak wordt behandeld (in hoger beroep) door een hogere instantie in een civiel of bestuursrechtelijk geschil.

Afgezien van de hierboven genoemde gevallen is korting zonder diagnosedocument slechts mogelijk wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. Gedacht kan dan bijvoorbeeld worden aan gevallen waarin iemand op zeer korte termijn gedagvaard is of om medische redenen aan het bed is gekluisterd.

Omschrijving kosten

Het betreft de kosten die betrekking hebben op het voeren van gerechtelijke procedures en procedures in bezwaar en beroep. Het betreft (een deel van) de eigen bijdrage voor gesubsidieerde rechtshulp, de eventuele griffierechtkosten en de eventuele overige noodzakelijke kosten. Voor laatstgenoemde kosten dient vooraf te worden gevraagd of deze vergoed kunnen worden, zodat de noodzaak beoordeeld kan worden (bijvoorbeeld wanneer men een deskundige of getuige wil inschakelen).

Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

Rechtsbijstandverzekering

Indien belanghebbende een beroep kan doen op een rechtsbijstandsverzekering dan dient die verzekering te worden aangemerkt als voorliggende voorziening. Het feit dat belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten, is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.

Wet op de rechtsbijstand (Wrb)

Met betrekking tot advocaatkosten geldt de Wrb, waarin de gesubsidieerde rechtshulp is geregeld, als voorliggende voorziening. Alleen (een gedeelte van) de eigen bijdrage kan voor vergoeding in het kader van bijzondere bijstand in aanmerking komen.

De Wet griffierechten in burgerlijke zaken (Wgbz)

De Wgbz kent de mogelijkheid van in-debet-stelling. Op grond van deze regeling kan worden volstaan met de betaling van een lager griffierecht. Voor zover belanghebbende op deze regeling een beroep kan doen, geldt deze regeling als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening.

Deze regeling geldt alleen voor burgerlijke zaken en dus niet voor strafzaken en zaken die zijn voorgelegd aan de bestuursrechter.

Recht op bijzondere bijstand

Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en de griffierechtkosten indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtshulp is/wordt verleend.

De volgende kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking:

  • Vertaalkosten voor zover de toegevoegde advocaat kosteloos gebruik kan maken van een gesubsidieerd tolkencentrum.

  • Reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen. Deze kunnen worden voldaan uit de norm.

  • Uittreksels uit openbare registers. Deze kunnen uit de norm worden voldaan.

Hoogte bijzondere bijstand

Alleen de eigen bijdrage voor rechtshulp minus de korting die men kan krijgen op grond van het door het Juridisch Loket verstrekte diagnosedocument, kan worden vergoed. Hierbij is niet van belang of de korting ook daadwerkelijk is toegepast. (Bij een strafzaak, asielzaak of bestuurlijke sanctie geldt de korting altijd en is geen diagnosedocument nodig.) Daarnaast is een vergoeding van de griffierechtkosten en eventuele overige noodzakelijke kosten mogelijk.

Indien de rechter in een procedure de wederpartij tot betaling van de proceskosten heeft veroordeeld, dient cliënt de verstrekte bijzondere bijstand aan de gemeente terug te betalen indien de toegekende proceskostenvergoeding daarin voorziet. (Terugvordering in mogelijk op grond van artikel 58 lid 2 onderdeel f onder 2 Pw).

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.

Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen

  • De verplichting om de definitieve uitspraak te overleggen.

  • De verplichting om, indien mogelijk, te verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten.

  • De verplichting om, indien de tegenpartij veroordeeld wordt tot een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de proceskosten, de verstrekte bijstand terug te betalen.(In strafzaken komt bij seponering, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging de eigen bijdrage te vervallen.)

6.8 Levensonderhoud 18 t/m 20 jarigen niet in inrichting

Net als WWB kent de Participatiewet voor jongeren van 18 tot 21 jaar lage uitkeringsnormen, omdat deze jongeren geacht worden een beroep te kunnen doen op hun ouders die op grond van artikel 1:395a BW onderhoudsplichtig zijn.

Indien de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat de middelen van de ouders ontoereikend zijn of het onderhoudsrecht jegens die ouders redelijkerwijs niet te gelde kan worden gemaakt, heeft de jongere op grond van artikel 12 Pw recht op aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud.

Thuiswonenden hebben geen recht op bijzondere bijstand voor levensonderhoud

Ouders kunnen aan hun onderhoudsverplichting voldoen door hun kind te laten inwonen. Een thuiswonende jongere kan een beroep op zijn ouders doen en heeft daarom geen recht op aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud.

Beoordeling noodzaak zelfstandige woonruimte

Omdat bijzondere bijstand voor levensonderhoud niet mogelijk is voor een thuiswonende jongere, dient beoordeeld worden of zelfstandige woonruimte noodzakelijk is.

Indien de jongere aangeeft dat hij niet (langer) thuis kan wonen, dient dit onderbouwd te worden. Indien hij niet uit huis is geplaatst, dient te worden onderzocht of een hulpverlenende instantie (bijvoorbeeld het RIAGG) een indicatie kan afgeven waaruit blijkt dat het niet (langer) verantwoord is om bij de ouder(s) te wonen.

Hoogte bijzondere bijstand voor uitwonenden

Wordt aanvullend op een lage norm van artikel 20 Pw, bijzondere bijstand verstrekt voor levensonderhoud dan wordt de hoogte hiervan in beginsel zodanig vastgesteld, dat de hoogte van de totale bijstandsuitkering (norm algemene bijstand op grond van artikel 20 Pw + bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Pw) overeenkomt met hoogte van de bijstandsnorm die in een vergelijkbare situatie zou gelden voor personen van 21 jaar.

LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvullende bijzondere bijstand.

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt verstrekt om niet.

Verhaal

De bijzondere bijstand voor levensonderhoud zal op grond van artikel 62 Pw op de ouders worden verhaald indien dit mogelijk is.

Belastingen en premies

Als de bijzondere bijstand wordt verstrekt voor levensonderhoud, zijn over dit bedrag belastingen en premies verschuldigd.

6.9 Levensonderhoud 18 t/m 20 jarigen in inrichting

Personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand (artikel 13 lid 2 onderdeel a Pw). De inrichting waar ze verblijven voorziet grotendeels in hun algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bij personen in deze leeftijdscategorie wordt van de ouders over het algemeen een bijdrage gevraagd in de kosten van het verblijf in de inrichting.

Voorliggende voorziening

Voor zover de inrichting niet voorziet in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, denk aan: zak- en kleedgeld en overige kosten die de inrichting niet vergoedt, zal eerst een beroep op de ouders moeten worden gedaan. Deze hebben ingevolge Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een onderhoudsplicht totdat het kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Alleen wanneer om redenen genoemd in artikel 12 Pw geen beroep op de ouders kan worden gedaan, is verlening van bijzondere bijstand voor levensonderhoud mogelijk. Dit is het geval wanneer de middelen van de ouders ontoereikend zijn of het onderhoudsrecht jegens die ouders redelijkerwijs niet te gelde kan worden gemaakt.

Hoogte van de bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren in een inrichting

De hoogte van de bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld die kan worden verstrekt aan personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven is gelijk aan de norm voor algemene bijstand die geldt voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven.

Indien de ouders wel een financiële bijdrage leveren, dan wordt de bijzondere bijstand verlaagd met het bedrag van die bijdrage.

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt verstrekt om niet.

Verhaal

Wanneer met toepassing van artikel 12 Pw bijzondere bijstand wordt verleend aan een persoon van 18 t/m 20 jaar dan wordt deze bijstand indien redelijkerwijs mogelijk, tot de grens van de onderhoudsplicht van artikel 1:395a BW verhaald op de ouders (artikel 62 onderdeel c Pw).

Belastingen en premies

Als de bijzondere bijstand wordt verstrekt voor levensonderhoud, zijn over dit bedrag belastingen en premies verschuldigd.

6.10 Babyuitzet

Omschrijving van de kosten

De kosten van een babyuitzet in verband met de geboorte van een kind.

Recht op bijzondere bijstand

De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkeringsnorm algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Alleen indien er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden kan er van deze regel worden afgeweken en kan er bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de situatie dat een asielgerechtigde kort voor de bevallingdatum vanuit het COA verhuisd is naar Oegstgeest en er (daarom) geen mogelijkheid is geweest om te reserveren.

Hoogte van de bijstand

Er wordt maximaal een bedrag verstrekt dat gelijk is aan 70% van het totaalbedrag dat is opgenomen in de tabel ‘Basispakket babyuitzet’ in de NIBUD-Prijzengids. Indien nodig kan dit bedrag worden verhoogd met 70% van de bedragen opgenomen in de tabel ‘Aanvullend pakket babyuitzet’ voor een commode, kinderstoel en combiwagen. (Er wordt vanuit gegaan dat een deel van de uitzet tweedehands kan worden aangeschaft.)

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor een babyuitzet wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening.

6.11 Maaltijdvoorziening

Voorliggende voorziening

Er is geen voorliggende voorziening.

Recht op bijzondere bijstand

Alleen noodzakelijk gebruik van een warme maaltijdvoorziening kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten na aftrek van het bedrag per warme maaltijd zoals opgenomen in het hoofdstuk ‘Voeding’ van de NIBUD-Prijzengids.

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

Vorm van de bijstand

De bijstand wordt in beginsel om niet toegekend.

6.12 Stookkosten

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de stookkosten. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend.

Recht op bijzondere bijstand

Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor stookkosten.

Hiervan is in ieder geval sprake indien er een medische noodzaak is voor het maken van deze kosten. De medische noodzaak van de meerkosten wordt middels een brief van de huisarts, specialist, GGD-arts of een onafhankelijk medisch-adviseur vastgesteld. Hierin dient te zijn opgenomen dat de medische situatie van betrokkene het nodig maakt dat er extra stook- of verwarmingskosten worden gemaakt. Indien het een GGD- of onafhankelijk medisch advies betreft, dient te zijn aangegeven voor welke duur het advies geldig is.

Vervolgens dient te worden beoordeeld of de verwarming betrekking heeft op:

  • het woonvertrek in de wintermaanden

  • het woon- en slaapvertrek in de wintermaanden

  • het woonvertrek gedurende het hele jaar

  • het woon- en slaapvertrek gedurende het hele jaar.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan:

  • € 135,00 per jaar bij alleen het woonvertrek gedurende de wintermaanden;

  • € 300,00 per jaar bij het woon- en slaapvertrek gedurende de wintermaanden;

  • € 235,00 per jaar bij alleen het woonvertrek gedurende het hele jaar;

  • € 510,00 per jaar bij het woon- en slaapvertrek gedurende het hele jaar.

Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.

6.13 Reiskosten bezoek familieleden in een inrichting

De kosten voor het vervoer van het woonadres van de belanghebbende naar het verpleegadres waar de zieke of gehandicapte verblijft.

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

Denk in dit verband aan een aanvullende ziektekostenverzekering die afgesloten is.

(Op grond van de Zorgverzekeringswet bestaat er geen recht op een vergoeding voor ziekenbezoek.)

Recht op bijzondere bijstand

De noodzaak voor het bezoeken van een zieke wordt aanwezig geacht indien:

  • de zieke of gehandicapte behoort tot het gezin van belanghebbende, en;

  • de zieke of gehandicapte verblijft in een inrichting en;

  • de inrichting binnen Nederland maar op meer dan 15 km. afstand van het woonadres van belanghebbende is gelegen.

Als uitgangspunt voor een noodzakelijke en toereikende bezoekfrequentie geldt: 1 keer per maand per gezinslid.

Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject.

Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Naast de algemene verplichtingen wordt op grond van artikel 55 Pw een bestedingsverplichting opgelegd. Teneinde te kunnen nagaan of deze verplicht wordt nageleefd, dienen vervoers- of bezoekbewijzen te worden overlegd.

6.14 Toeslag bijzondere bijstand voormalige alleenstaande ouder

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand ter (gedeeltelijke) compensatie van de inkomensachteruitgang van het gezin van de voormalig alleenstaande ouder. De bijstandsnorm wordt toereikend geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten.

6.15 Inrichtingskosten

Omschrijving kosten

Bij inrichtingskosten kan een onderscheid worden gemaakt tussen de kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten. Voorbeelden van duurzame gebruiksgoederen zijn: een wasmachine, stoffering (als vloerbedekking en gordijnen), een tafel en ander huisraad. Voorbeelden van overige inrichtingskosten zijn: de kosten van verf en behang. Het onderscheid is van belang voor de vorm waarin de bijzondere bijstand kan worden verstrekt. In geval van duurzame gebruiksgoederen in beginsel (op grond van artikel 51 Pw) als lening; de overige inrichtingskosten in beginsel om niet.

Voorliggende voorzieningen

Commerciële bank

Een lening bij een commerciële bank behoort alleen tot de mogelijkheden indien het inkomen ruim boven de toepasselijke bijstandsnorm ligt of wanneer er sprake is van een aanzienlijke overwaarde in de eigen woning.

Gemeentelijke bank

Inwoners van Oegstgeest kunnen, in tegenstelling tot inwoners van veel grotere gemeentes, niet terecht bij een gemeentelijke bank die ook leningen verstrekt aan mensen met een inkomen op bijstandsniveau (zoals een Stadsbank of een Gemeentelijke Kredietbank). Indien er in voorkomende gevallen twijfel bestaat aan de noodzaak tot verstrekking van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, kan dit gegeven een rol spelen bij de afweging om (toch) tot toekenning over te gaan.

WMO

Indien het op medische gronden noodzakelijk is om over te gaan tot aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen of andere inrichtingsgoederen, dan kan de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) een voorliggende voorziening zijn. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan vervanging van stoffering in verband met allergie of astma.

Verhuiskostenvergoeding

Indien een verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt door bijvoorbeeld een woningbouwvereniging of een werkgever, dan kan – tenzij het tegendeel uitdrukkelijk wordt aangetoond – ervan worden uitgegaan dat die vergoeding mede betrekking heeft op de aanpassing of aanschaf van nieuwe stoffering en overige noodzakelijke inrichtingskosten (verf en behang).

Recht op bijzondere bijstand

De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Bijzondere omstandigheden

Slechts indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er sprake zijn van bijstandsverlening voor inrichtingskosten.

Van bijzondere omstandigheden kan in ieder geval worden uitgegaan indien:

  • Er een medische noodzaak bestaat voor het maken van de kosten.

  • Belanghebbenden tenminste in voorgaande 5 jaar hebben moeten rondkomen van een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • De kosten voortvloeien uit vervanging van duurzame gebruiksgoederen die ouder zijn dan 8 jaar.

  • De kosten voortvloeien uit het feit dat belanghebbenden in het kader van de gemeentelijke huisvestingstaakstelling voor het eerst worden gehuisvest in Oegstgeest (asielgerechtigden, statushouders).

  • De kosten voortvloeien uit het feit dat belanghebbenden naar of binnen Oegstgeest zijn verhuisd en zij in het bezit zijn van een voorrangsverklaring (urgentieverklaring).

  • De kosten voortvloeien uit een noodzakelijke verhuizing van een woning met hogere woonkosten dan de toepasselijke huurgrens naar een woning waarvan de woonkosten (huur) lager zijn dan de toepasselijke huurgrens. (Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het gevolg geven aan een bij een beschikking woonkostentoeslag opgelegde verhuisverplichting).

Voorzienbare verhuizing

Indien inrichtingskosten voortvloeien uit een voorzienbare verhuizing wordt daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.

Voorzienbare verhuizingen zijn verhuizingen die voortkomen uit de wens om van woning, buurt of gemeente te veranderen, of groter te gaan wonen, zonder dat daarvoor (verder) een noodzaak is. Hieronder valt ook de verhuizing van iemand (een jongere) vanuit het ouderlijk huis naar een zelfstandige woning.

Alleen indien de verhuizing reeds heeft plaatsgevonden en onomkeerbaar is, kan in bijzondere situaties worden overwogen voor de meest noodzakelijke inrichtingskosten bijzondere bijstand te verstrekken.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de prijzengids van het NIBUD.

Complete inventaris

Indien er bijzondere bijstand verstrekt wordt voor een complete inventaris, bedraagt de hoogte van de bijzondere bijstand maximaal 70% van het in de prijzengids genoemde toepasselijke totaalbedrag na aftrek van € 1000,--. (Er wordt vanuit gegaan dat een deel van de inventaris tweedehands of tegen gereduceerde nieuwprijzen kan worden aangeschaft.)

Afzonderlijke duurzame gebruiks- en andere inrichtingsgoederen

Indien de bijzondere bijstandsverlening betrekking heeft op één of meer duurzame gebruiks- en/of andere inrichtingsgoederen, dan is de hoogte van de bijstand maximaal gelijk aan de in de prijzengids genoemde bij elkaar opgetelde toepasselijke richtprijzen, doch nooit hoger dan het bedrag dat maximaal verstrekt zou kunnen worden voor een complete inventaris.

Vorm en betaling bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een renteloze geldlening. Alleen als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijstand om niet te verstrekken. Dit kan zich voordoen indien er sprake is van een schuldhulpverleningstraject waarbij het niet is toegestaan nieuwe schulden te maken.

De bijzondere bijstand voor overige inrichtingskosten wordt in beginsel om niet verstrekt.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Belanghebbende is verplicht de verleende bijstand ook daadwerkelijk aan te wenden voor het doel waarvoor deze is bestemd, deze bestedingsverplichting wordt in de beschikking opgenomen.

6.16 Verhuiskosten

Omschrijving kosten

Onder verhuiskosten wordt verstaan de kosten die direct voortvloeien uit de verhuizing. Een verhuizing kan tot gevolg hebben dat duurzame gebruiksgoederen aangeschaft moeten worden (zoals vloerbedekking, gordijnen e.d.), maar omdat de kosten daarvan niet noodzakelijk direct met een verhuizing samenhangen, worden ze niet tot de verhuiskosten gerekend. Dit is van belang indien het een noodzakelijke verhuizing naar een andere gemeente betreft; de nieuwe gemeente is dan verantwoordelijk voor bijzondere bijstandsverlening voor inrichtingskosten.

Op het uitgangspunt dat verhuiskosten geen betrekking hebben op inrichtingskosten wordt een uitzondering gemaakt bij opknapkosten. Deze kosten worden wel tot de verhuiskosten gerekend alhoewel ze naast artikelen als klus- en reinigingsmaterialen ook inrichtingskosten als verf en behang omvatten. Voor deze opknapkosten kan in het geval van een noodzakelijke verhuizing een forfaitair bedrag van € 450,-- om niet worden verstrekt. Dit stelt naar elders vertrekkende belanghebbenden in staat in hun nieuwe woonruimte alvast aan de slag te gaan in afwachting van een eventuele beslissing omtrent bijzondere bijstand inrichtingskosten door de nieuwe gemeente.

Onder verhuiskosten worden in ieder geval de volgende kosten verstaan:

  • transportkosten van de inboedel

  • opknapkosten (verf, behang, klus- en reinigingsmateriaal)

  • administratiekosten nieuwe woning

  • dubbele woonlasten (huur) gedurende maximaal één maand

Voorliggende voorzieningen

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Te denken valt aan:

  • Een geldlening bij een kredietverlenende instantie.

  • De WMO. Bijvoorbeeld als de verhuizing medisch noodzakelijk is.

  • Een werkgeversregeling. Bijvoorbeeld als krachtens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst een tegemoetkoming in verhuiskosten mogelijk is.

  • Verhuiskostenvergoeding van een verhuurder (woningbouwvereniging) in geval van sloop of renovatie.

Recht op bijzondere bijstand

De kosten in verband met verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Bijzondere omstandigheden

Slechts indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er sprake zijn van bijstandsverlening voor verhuiskosten.

Van bijzondere omstandigheden kan in ieder geval worden uitgegaan indien:

  • De kosten voortvloeien uit het feit dat belanghebbende in het kader van de gemeentelijke huisvestingstaakstelling voor het eerst wordt gehuisvest in Oegstgeest (asielgerechtigden, statushouders).

  • De kosten voortvloeien uit het feit dat belanghebbende vanuit of binnen Oegstgeest verhuist en in het bezit is van een voorrangsverklaring (urgentieverklaring).

  • De kosten voortvloeien uit een noodzakelijke verhuizing van een woning met hogere woonkosten dan de toepasselijke huurgrens naar een woning waarvan de woonkosten (huur) lager zijn dan de toepasselijke huurgrens. (Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het gevolg geven aan een bij een beschikking woonkostentoeslag opgelegde verhuisverplichting).

Voorzienbare verhuizing

Indien de kosten het gevolg zijn van een voorzienbare verhuizing wordt daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.

Voorzienbare verhuizingen zijn verhuizingen die voortkomen uit de wens om van woning, buurt of gemeente te veranderen, of groter te gaan wonen, zonder dat daarvoor (verder) een noodzaak is. Hieronder valt ook de verhuizing van iemand (een jongere) vanuit het ouderlijk huis naar een zelfstandige woning.

Hoogte bijzondere bijstand

Bij de volgende kosten is de hoogte van de bijzondere bijstand verhuiskosten gelijk aan de te maken kosten, mits het de goedkoopste passende oplossing betreft:

  • Transportkosten (huur aanhanger of busje incl. bijkomende kosten).

  • Administratiekosten nieuwe woning.

  • De woonkosten van de nieuwe woning gedurende maximaal 1 maand tot maximaal de toepasselijke huurtoeslaggrens, indien er sprake is van dubbele lasten.

Bij de volgende kosten is de hoogte van de bijzondere bijstand verhuiskosten een vast bedrag:

  • Opknapkosten: € 450,--

Het totaalbedrag aan bijzondere bijstand verhuiskosten is nooit hoger dan het bedrag dat binnen de WMO wordt aangemerkt als de maximale verhuiskostenvergoeding.

Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt

De bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.

6.17 Woonkostentoeslag huurders

Vanaf 1 januari 2006 kent de Belastingdienst de zogenaamde ‘Huurtoeslag’ . Vergelijkbaar met de huursubsidie die het Ministerie van VROM voorheen verstrekte. Iedereen die een woning bewoont met een te hoge huur in verhouding tot het inkomen en vermogen, kan in aanmerking komen voor een toeslag, mits de huur niet hoger is dan de huurgrenzen zoals genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag (WHT). De beoordeling van de inkomenssituatie vindt plaats over het lopende inkomen van belanghebbende.

Iemand die een huurwoning bewoont met een huur die hoger is dan de huurgrenzen zoals genoemd in artikel 13 WHT, komt niet in aanmerking voor een huurtoeslag via de Belastingdienst. Wanneer zo iemand geconfronteerd wordt met een plotselinge inkomensachteruitgang kan er bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag (WKT) te verstrekken, wordt de hoogte vastgesteld op basis van de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens.

Berekening

Bij berekening van de woonkostentoeslag voor huurders wordt uitgegaan van de “standaardmethode” die is verwerkt in het berekeningsformulier dat is opgenomen in het handboek van Schulinck.

Draagkracht

In afwijking van de algemene draagkrachtregeling neergelegd in hoofdstuk 2, wordt bij het verlenen van bijzondere bijstand voor een woonkostentoeslag het in aanmerking te nemen inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm voor 100% als draagkracht aangemerkt.

Verhuisplicht

De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal één jaar. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop maximaal een half jaar worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt.

De verhuisplicht wordt expliciet opgenomen in de toekenningsbeschikking van de woonkostentoeslag.

6.18 Woonkostentoeslag eigenaren

Eigenaren van woningen hebben geen recht op huurtoeslag. Bij een laag inkomen en hoge woonkosten kunnen zij in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Bij bepaling van de hoogte hiervan wordt aangesloten bij de regels voor de huurtoeslag van de Belastingdienst.

Fiscale aspecten

Hypotheekrente die drukt op het inkomen kan daarvan worden afgetrokken bij de belastingaangifte. Dit leidt tot een hoger netto inkomen. Er zijn twee mogelijkheden:

  • a.

    De betrokkene heeft een voorlopige teruggaaf aangevraagd vanwege de hypotheekrenteaftrek en ontvangt deze maandelijks van de Belastingdienst. Het betreft inkomen in de zin van artikel 32 lid 1 Pw zodat hiermee rekening moet worden gehouden bij de (maandelijkse) draagkrachtberekening voor de woonkostentoeslag.

  • b.

    De betrokkene wacht met het aftrekken van de hypotheekrente tot de belastingaangifte zodat hij achteraf een belastingteruggave ontvangt. Een teruggaaf van belasting moet worden toegerekend aan het jaar waarop deze betrekking heeft, niet het jaar waarin deze wordt ontvangen (artikel 32 lid 1 onderdeel b Pw). Voor zover de teruggaaf betrekking heeft op een periode waarover bijstand is verstrekt, zal er teruggevorderd moeten worden. Het inkomen is achteraf immers hoger. Voor het deel van de teruggaaf dat verband houdt met bijzondere kosten waarvoor geen bijstand is verstrekt, blijft terugvordering achterwege (artikel 31 lid 2 onderdeel f Pw). Het is niet toegestaan om bij de vaststelling van de woonkostentoeslag al bij voorbaat rekening te houden met een mogelijke belastingteruggave.

Berekening

De berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren komt grotendeels overeen met die voor huurders. Bij deze berekening wordt (eveneens) uitgegaan van de “standaardmethode” die is verwerkt in het ‘berekeningsformulier woonkostentoeslag voor eigenaren’ dat is opgenomen in het handboek van Schulinck.

De bij de berekening in aanmerking te nemen woonkosten bestaan uit drie componenten: de rente die verband houdt met de woning, de zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom en een bedrag voor groot onderhoud.

Bij het bepalen van het bedrag aan rente dient met de volgende aspecten rekening te worden gehouden:

  • Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Hierbij geldt dat (eventueel) jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente, in mindering moet worden gebracht.

  • Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.

  • De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

Bij de berekening dient voor vaststelling van het bedrag aan zakelijke lasten en het bedrag voor groot onderhoud uit te worden gegaan van één (gecombineerd) maandelijks bedrag dat is afgeleid van het actuele bedrag dat in de NIBUD Prijzengids is opgenomen in het hoofdstuk ‘Extra kosten koopwoning’ (Dit bedrag is eveneens terug te vinden op de bij deze nota gevoegde Bedragenlijst.)

Draagkracht

In afwijking van de algemene draagkrachtregeling neergelegd in hoofdstuk 2 van deze nota, wordt bij het verlenen van bijzondere bijstand voor een woonkostentoeslag het in aanmerking te nemen inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm voor 100% als draagkracht aangemerkt.

Verhuisplicht

Indien de in aanmerking te nemen woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens neergelegd in artikel 13 WHT, dan wordt de woonkostentoeslag toegekend voor een periode van maximaal één jaar. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag (of waarvan de in aanmerking te nemen woonkosten onder de huurgrens liggen). De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop met maximaal een half jaar worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt.

De verhuisplicht wordt expliciet opgenomen in de toekenningsbeschikking van de woonkostentoeslag.

6.19 Overbruggingskosten

De algemene bijstand wordt doorgaans achteraf (rond de 25e van de maand) betaald. Het kan daardoor voorkomen dat bij een belanghebbende die geen (regulier eigen) inkomen had een liquiditeitsprobleem ontstaat.

Indien een belanghebbende gesteld wordt voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en deze door het betalingsmoment van de uitkering voor levensonderhoud niet kan voldoen, kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij kan gedacht worden aan een asielgerechtigde die zich vanuit een opvangcentrum in de gemeente vestigt, of iemand die na een verbroken relatie als alleenstaande in Oegstgeest komt wonen.

Een overbruggingsuitkering kan alleen worden toegekend bij aanvang van de uitkering en kan niet in de plaats komen van een voorschot voor levensonderhoud.

Als de belanghebbende tot de ingangsdatum van het recht op bijstand een andere uitkering of inkomsten ontving, bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering.

Een aanvraag om een overbruggingsuitkering kan pas worden afgehandeld als duidelijk is dàt, en per wanneer, er recht op bijstand bestaat voor de kosten van levensonderhoud. Statushouders die zich in de gemeente vestigen en uit een asielzoekerscentrum (AZC) komen hebben vrijwel altijd een overbruggingsuitkering nodig. De reden hiervoor is dat zij in het AZC per week betaald krijgen (COA-tegemoetkoming) en de vergoeding alleen bedoeld is als zak- en kleedgeld. Statushouders hebben niet kunnen reserveren gedurende hun verblijf in het AZC. Van de overbruggingsuitkering moeten alle algemene noodzakelijke kosten voldaan worden, zoals de eerste maand huur.

Voorwaarden

  • A.

    Voor een overbruggingsuitkering moet een afzonderlijke aanvraag worden ingediend.

  • B.

    Op de ingangsdatum van de uitkering heeft de cliënt geen of onvoldoende liquide middelen/of spaartegoed. Dit betekent dat dient te worden nagegaan of er vermogen aanwezig is waarmee het overbruggingsprobleem kan worden opgelost. De vermogensvrijstelling genoemd in artikel 34 Pw is hierbij niet van toepassing.

  • C.

    De cliënt heeft zelfstandige woonruimte en/of draagt gezinsverantwoordelijkheid. (Dit betekent bijvoorbeeld: geen overbruggingsuitkering aan thuiswonenden).

Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt

In beginsel wordt de overbruggingsuitkering om niet verstrekt.

Hoogte van de overbruggingsuitkering

De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de toepasselijke bijstandsnorm.

6.20 Vaste lasten tijdens verblijf in inrichting (niet zijnde detentie)

Wanneer het verblijf in een inrichting een tijdelijk karakter heeft, gaat de bijstandsverlening niet over van de vertrekgemeente naar de gemeente waar de inrichting is gevestigd.

Of er sprake is van een tijdelijkheid dient te worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke omstandigheden. Gaat iemand naar een verzorgingshuis en wordt de zelfstandige woning verkocht, dan is de situatie duidelijk. Gaat iemand (tijdelijk) naar een inrichting en blijft de zelfstandige huisvesting gehandhaafd, dan blijft een band met de vertrekgemeente aanwezig totdat redelijk aannemelijk is dat de belanghebbende daar niet meer naar terugkeert.

In het geval belanghebbende niet meer terugkeert dient de bijstandsverlening te worden overgenomen door de gemeente waar de inrichting is gevestigd. Dit geldt zowel voor algemene als bijzondere bijstand. In de praktijk wordt regelmatig contact gehouden met de (vertegenwoordiger van de) belanghebbende alsmede met de verzorgende instelling teneinde de situatie te kunnen beoordelen.

Tijdelijke opname in een inrichting

Bij verblijf in een inrichting gelden er lagere bijstandsnormen voor levensonderhoud (artikel 23 Pw). Vanwege het praktische gegeven dat opname in een inrichting van korte duur kan zijn en er met name in het geval van opname in een psychiatrische inrichting sprake kan zijn van herhaalde korte opnames kort na elkaar, is het niet wenselijk de hoogte van de uitkering meteen naar de lagere norm om te zetten. Dit mede gezien het feit dat in voorkomende gevallen ook steeds bijzondere bijstandsverlening aan de orde zou kunnen zijn vanwege doorlopende vaste lasten. Daarom wordt bij een tijdelijke opname in een inrichting een periode van drie maanden aangehouden voordat tot wijziging van de bijstandsuitkering naar de norm voor verblijf in een inrichting wordt overgegaan en er eventueel bijzondere bijstand voor de vaste lasten kan worden verstrekt.

Tijdstip van aanpassing uitkering bij tijdelijke opname

De uitkering wordt aangepast met ingang van de eerste dag van de vierde hele kalendermaand waarin belanghebbende en/of de partner in de inrichting verblijft.

Recht op bijzondere bijstand

Wanneer het noodzakelijk is dat een cliënt de eigen woning aanhoudt, kan wanneer de bijstandsnorm verlaagd is naar de inrichtingsnorm, bijzondere bijstand worden verstrekt voor een periode van maximaal 1 jaar voor de vaste lasten van de eigen- of huurwoning. Dit geldt ook voor gehuwden waarvan beide partners in een inrichting verblijven. Eventueel bestaat er langer recht op bijzondere bijstand, bijvoorbeeld wanneer men in de weekenden thuis komt. Wanneer de huurwoning wordt opgezegd kan eventueel bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van opslag van de inboedel en de periode van huuropzegging.

Hoogte bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de volgende woonkosten:

  • kosten woninghuur of rentedeel van de hypotheeklasten

  • kosten die noodzakelijk zijn om aangesloten te blijven op energievoorzieningen

  • kosten van een inboedelverzekering.

De overige woonlasten worden voor de berekening van de bijzondere bijstand niet meegenomen. Voor aflossingsgedeelte van een hypotheek bij een eigen woning kan evenmin bijzondere bijstand worden verleend; dit zou tot vermogensvermeerdering leiden. De eigenaar zal met de hypotheekverstrekker een regeling moeten treffen.

Vorm bijzondere bijstand

De bijstand wordt om niet verstrekt.

6.21 Leges voor verblijfsvergunningen en naturalisatie

De kosten van een verblijfsvergunning worden aangemerkt als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit een inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Indien echter niet (tijdig) is gereserveerd, kan bijzondere bijstand in de vorm van een renteloze lening worden verstrekt.

De kosten van naturalisatie worden niet als noodzakelijke kosten aangemerkt zodat hiervoor geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt.

6.22 Vaste lasten woning gedetineerde

Bij detentie eindigt de uitkering met ingang van de eerste dag van detentie. Bij aanwezigheid van een achterblijvende partner wordt de hoogte van de uitkering met ingang van diezelfde dag aangepast naar de nieuwe toepasselijke norm.

Wanneer het een alleenstaande gedetineerde betreft kan de vraag spelen of de eigen woning moet worden aangehouden. Het feit dat tijdens detentie in huisvesting wordt voorzien kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat het aanhouden van de eigen huisvesting niet (meer) noodzakelijk is. Dat zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

Indien de gedetineerde niet voor de kosten en vaste lasten van het aanhouden van de eigen huisvesting heeft kunnen reserveren of geen tijdelijke verhuurregeling heeft kunnen treffen met familie/vrienden kan bijstand worden verleend.

Recht bijzondere bijstand

Er kan recht op bijzondere bijstand bestaan voor de kosten van het aanhouden van de woning indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De detentieduur is niet langer dan 6 maanden.

  • De mogelijkheid tot reserveren moet hebben ontbroken. Hierbij wordt er bij berekening van de reserveringscapaciteit vanuit uitgegaan dat vanaf het moment van de veroordeling tot het moment van de daadwerkelijke detentie, 6% van de toepasselijke bijstandsnorm gereserveerd is.

  • Er is getracht (indien dat mogelijk was) de woning te verhuren.

Hoogte bijzondere bijstand

Er kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor de maandelijkse huur en de kosten van energievoorzieningen op basis van niet-verbruik.

Draagkracht

In afwijking van de algemene draagkrachtregeling die is neergelegd in hoofdstuk 2 worden bij verlening van bijzondere bijstand voor de kosten van het aanhouden van de eigen woning in geval van detentie alle middelen in aanmerking genomen (dit betekent dat geen enkele vrijlating van toepassing is bij het berekenen van de draagkracht).

Vorm bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand voor de kosten van het aanhouden van de eigen woning in geval van detentie kan uitsluitend in de vorm van een lening.

6.23 Reiskosten bezoek aan gedetineerde

Omschrijving van de kosten

De kosten voor het vervoer van het woonadres van de belanghebbende/bezoeker naar de inrichting waar de gedetineerde verblijft.

Voorliggende voorziening

Geen

Recht bijzondere bijstand

De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht indien:

  • de gedetineerde behoort tot het gezin van belanghebbende, en;

  • de gedetineerde geen recht heeft op verlof (verblijf gesloten inrichting), en;

  • de inrichting buiten de gemeente is gelegen (maar binnen Nederland), en;

  • de afstand tot de inrichting meer dan 15 km bedraagt;

Hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject voor maximaal 1 keer per maand per gezinslid (indien kinderen tegen een gereduceerd of 0-tarief met een ouder kunnen meereizen, worden zij geacht dit te doen).

Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Er wordt een bestedingsverplichting opgelegd. Ter controle dienen de vervoers- of bezoekbewijzen te worden overlegd.

6.24 Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie

Op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) kunnen ouders voor de kosten van kinderopvang een tegemoetkoming aanvragen bij de Belastingdienst.

In het geval er een bijstandsuitkering voor levensonderhoud wordt verstrekt en er kinderopvang noodzakelijk is in het kader van een re-integratie- of participatietraject, zal de gemeente de kosten voor haar rekening nemen. Deze kosten zullen worden vergoed vanuit de re-integratiemiddelen. Er is dan geen sprake van verstrekking van bijzondere bijstand.

Indien er kinderopvang noodzakelijk is op grond van een Sociaal Medische Indicatie (SMI), biedt de Wko voor vergoeding van de kosten geen uitkomst. Er is dan verlening van bijzondere bijstand mogelijk.

Voorliggende voorziening

In het geval van kinderopvang op SMI: geen

Recht op bijzondere bijstand

Er kan alleen recht op bijzondere bijstand bestaan indien met behulp van een onafhankelijk medisch advies vast is komen te staan dat kinderopvang op SMI noodzakelijk is en kan plaatsvinden bij een geregistreerd opvangcentrum. In het medisch advies dient te zijn opgenomen wat de (vermoedelijke) omvang en duur van de opvang moet zijn.

Hoogte van de bijzondere bijstand

De volledige kosten van de kinderopvang op SMI kunnen worden vergoed.

Vorm van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.

6.25 Aflossing bijzondere bijstand als lening

In de Participatiewet is niets vastgelegd omtrent de aflossingsduur van de verstrekte bijzondere bijstand in de vorm van een lening (leenbijstand). Het College is vrij dit zelf te bepalen.

Er wordt in beginsel vanuit gegaan dat het totale bedrag van de leenbijstand moet worden terugbetaald.

Looptijd leenbijstand

De looptijd van de lening is afhankelijk van de hoogte van de verstrekte leenbijstand en de hoogte van het aflossingsbedrag dat is vastgesteld overeenkomstig de hieronder vermelde regels.

In incidentele gevallen kan om redenen van efficiency of op grond van zwaarwegende individuele omstandigheden het restbedrag worden kwijtgescholden.

Hoogte aflossing leenbijstand

Bij een inkomen op bijstandsniveau:

  • 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm

Bij een inkomen boven bijstandsniveau:

  • 6% van het totale netto inkomen

Aanpassing aflossing leenbijstand

In beginsel wordt gedurende een lopende bijstandsuitkering voor levensonderhoud een eenmaal vastgesteld aflossingsbedrag niet meer gewijzigd. Dit is alleen anders indien de uitkeringsnorm verandert als gevolg van een gewijzigde woon- of leefsituatie. Indien het inkomen hoger wordt dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm (bijvoorbeeld door werkaanvaarding), wordt het aflossingsbedrag aangepast overeenkomstig de hierboven vermelde regels.

Rente over leenbijstand

Indien bijzondere bijstand als lening wordt verstrekt wordt geen rente in rekening gebracht.

Indien belanghebbende zijn aflossingsverplichting verwijtbaar niet nakomt, wordt het restant van de terug te betalen geldlening teruggevorderd. Vanaf dat moment zijn de beleidsregels omtrent terugvordering (betreffende hoogte aflossingsbedrag, verschuldigde wettelijke rente e.d.) van toepassing.

Citeertitel

De beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet 2018’

Intrekken oude beleidsregels en inwerkintreding

1. De Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet 2015-2 worden ingetrokken

2. De Beleidsregels Inkomensondersteuning Participatiewet 2018 treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oegstgeest d.d. 30 januari 2018,

De secretaris,

H.A. Leegstra

De burgemeester,

E.R. Jaensch

Bijlage 1 Bedragenlijst 2018:

Draagkrachtberekening Boven de 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt de draagkracht 20% van de eerste € 400,-- (daarboven: 100%)

Drempelbedrag € 50,--

Premie AV elders max. € 24,95 p.m.

Participatie kinderen max. € 210,-- per kind

PC project max. € 409,-- voor computer met toebehoren

Excursies kinderen drempel € 50,--; max. € 200,-- per kind

Individuele inkomenstoeslag alleenstaande : € 400,--

alleenstaande ouder : € 500,--

gehuwden : € 550,--

Budgetbeheer Afloscapaciteit € 250,--

Stookkosten

€ 135,-- woonvertrek wintermaanden

€ 300,-- woon- en slaapvertrek wintermaanden

€ 235,-- woonvertrek hele jaar

€ 510,-- woon- en slaapvertrek hele jaar

Verhuiskosten Opknapkosten € 450,--

Extra kosten koopwoning € 1,36 per maand voor elke € 1000,-- WOZ-waarde van de woning