Regeling vervallen per 01-01-2012

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Oegstgeest 2009

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2011

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 juni 2009, nr. 67/09;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 8, eerste lid, onder a van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;

gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 37/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), evenals de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (Verzamelcirculaire Szw, april 2004),

b e s l u i t :

vast te stellen de

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

GEMEENTE OEGSTGEEST 2009

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

de wet:

de Wet werk en bijstand, verder kortweg aangehaald als WWB;

b.

de raad:

de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest;

c.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;

d.

WWB:

de Wet werk en bijstand, de uitkering als bedoeld in hoofdstuk 3 van de wet;

e.

IOAW :

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

f.

IOAZ:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

g.

CWI:

Centrum voor Werk en Inkomen;

h.

Bbz:

Besluit bijstandsverlening zelfstandigen;

i.

Maatregelenverordening:

de verordening waarin de afstemming (verlaging) van de uitkering vanwege tekortschietend besef van verantwoordelijkheid is vastgesteld, conform artikel 8 en 18 van de WWB;

j.

parcicipatiebudget

de op grond van de Wet participatiebudget per 1 januari 2000 samengevoegde budgetten Werkdeel WWB, Inburgering en Educatie.

Artikel 2 Doelgroep

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

doelgroep:

de personen genoemd in artikel 7 lid 1 onder a van de WWB;

b.

uitkeringsgerechtigden:

Personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

c.

Anw-ers:

Personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

d.

Nugger(s):

perso(o)n(en) als bedoeld in de WWB, artikel 6 onder a;

e.

jongeren:

uitkeringsgerechtigden niet ouder dan 27 jaar;

f.

belanghebbende:

een persoon behorende tot de doelgroep die aanspraak maakt op ondersteuning of een voorziening of aan wie ondersteuning of een voorziening wordt aangeboden.

Artikel 3 Voorzieningen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

voorziening:

een voorziening als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en deze verordening;

b.

ondersteuning:

de inspanning die het college ten behoeve van een belanghebbende verricht gericht op arbeidsinschakeling;

c.

traject:

een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel een door het college aan hem opgelegd geheel van activiteiten en/of voorzieningen, gericht op arbeidsinschakeling;

d.

arbeidsinschakeling:

het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van een voorziening;

e.

algemeen geaccepteerde arbeid:

iedere vorm van betaald werk, als zelfstandige of met een arbeidsovereenkomst, dat algemeen maatschappelijk aanvaard is en geen gewetensbezwaren oproept;

f.

voorliggende voorziening:

elke voorziening, buiten de WWB, waarop de belanghebbende aanspraak kan maken ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

g.

duurzame uitstroom:

arbeidsinschakeling voor een aaneengesloten periode van minimaal 6 maanden;

h.

sociale activering:

het verhogen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken of voorkomen van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle activiteiten die een eerste stap op weg naar betaald werk kunnen betekenen;

i.

trajectplan:

een planmatige beschrijving van het traject.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 4 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan belanghebbenden ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2. De ondersteuning die het college aan de doelgroep biedt ter bevordering van de arbeidsinschakeling, is gericht op de kortste weg naar duurzame uitstroom.

  • 3. Alvorens over te gaan tot het aanbieden van een voorziening aan een belanghebbende kan het college onderzoek laten uitvoeren ter vaststelling van de meest geschikte voorziening voor de belanghebbende.

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit (op de persoon gericht maatwerk) in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 5. Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die de belemmeringen voor het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid weg kunnen nemen. In dit verband kan naast of voorafgaand aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling een voorziening gericht op inburgering en/of educatie worden ingezet.

Artikel 5 Beleidsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, evenals de hoogte en wijze van financiering.

  • 2. Dit plan omvat in elk geval

    • een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • de wijze waarop een eventueel noodzakelijke aanbesteding wordt vormgegeven;

    • een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen mede in relatie tot andere voorzieningen vanuit het participatiebudget;

    • de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg.

  • 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

Artikel 6 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Personen behorende tot de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling dan wel inburgering dan wel educatie.

  • 2. Geen recht op ondersteuning of een voorziening bestaat in ieder geval:

    • indien er sprake is van een voorliggende voorziening die, naar het oordeel van het college, voldoende bijdraagt aan de mogelijkheden tot de arbeidsinschakeling of

    • indien de belanghebbende zich naar het oordeel van het college niet voldoende naar vermogen heeft ingespannen om zijn eigen arbeidsinschakeling te bewerkstelligen.

  • 3. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, en het in artikel 3 genoemde beleidsplan.

Artikel 7 Verplichtingen van de uitkeringsgerechtigde

  • 1. De uitkeringsgerechtigde dient zich naar vermogen in te spannen om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het CWI.

  • 2. De uitkeringsgerechtigde is verplicht mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3. De uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken, waaronder begrepen het ondertekenen van een trajectplan, en alles na te laten wat het bereiken van het doel van de voorziening belemmert.

  • 4. De uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening.

  • 5. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het eerste en vierde lid, kan het college de uitkering verlagen conform wat hierover is bepaald in de Maatregelenverordening.

  • 6. Indien (achteraf) uit onderzoek blijkt dat gedurende de periode waarin de uitkeringsgerechtigde deelnam aan een voorziening, de uitkering geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk verhalen op de uitkeringsgerechtigde.

  • 7. Indien het college naast of voorafgaand aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling een voorziening gericht op inburgering dan wel educatie vaststelt, gelden voor deze voorziening overeenkomstig bovengenoemde verplichtingen.

Artikel 8 Verplichtingen Nugger en Anw-er

  • 1. De Nugger of Anw-er die deelneemt aan een voorziening, is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, waaronder begrepen het ondertekenen van het trajectplan, en alles na te laten wat het bereiken van het doel van de voorziening belemmert.

  • 2. Indien de Nugger of Anw-er die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 3. Indien de Nugger of Anw-er niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan de Nugger of Anw-er niet eerder dan na 12 maanden, gerekend vanaf de datum waarop de voorziening voortijdig is afgebroken, opnieuw aanspraak maken op ondersteuning of een voorziening.

  • 4. Het college stelt een beleidsregel vast voor de toepassing van het tweede lid.

Artikel 9 Arbeidsplicht, reïntegratieplicht en ontheffing

  • 1. De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de alleenstaande ouder met kinderen vanaf 5 tot 12 jaar, slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de uitkerings-gerechtigde.

  • 2. Overeenkomstig het voorgaande lid geldt voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 5 jaar de reïntegratieplicht, slechts nadat aan de in het voorgaande lid genoemde voorwaarden is voldaan.

  • 3. Bij het opleggen van de arbeidsplicht aan personen boven de 57 ½ jaar houdt het college rekening met het arbeidsmarktperspectief van de belanghebbende.

  • 4. Het college kan in individuele gevallen, wanneer daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, bepalen dat een uitkeringsgerechtigde tijdelijk geheel of gedeeltelijk ontheven is van de verplichtingen zoals beschreven in artikel 7 van deze verordening.

  • 5. De periode waarvoor deze ontheffing geldt, kan door het college tijdelijk worden verlengd.

Artikel 10 Sluitende aanpak

  • 1. Elke uitkeringsgerechtigde krijgt binnen drie maanden na inschrijving bij het CWI een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 3. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 11 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan subsidie- of budgetplafonds vaststellen.

  • 2. Indien door het toekennen van een voorziening aan een belanghebbende het budget -of subsidieplafond wordt overschreden, kan de voorziening worden geweigerd.

  • 3. Het college kan een maximum instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening. Als door het toekennen van een voorziening aan een belanghebbende dit maximum wordt overschreden kan de voorziening worden geweigerd.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

3.1 Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling

Artikel 12 Diagnostisch onderzoek

  • 1. Het college kan, voordat wordt besloten tot een traject en/of tot de inzet van voorzieningen, een diagnostisch onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende met betrekking tot arbeidsinschakeling.

  • 2. Het onderzoek als bedoeld in artikel 4 lid 3 van deze verordening wordt ook aangemerkt als diagnostisch onderzoek.

Artikel 13 Reïntegratietrajecten

  • 1. Het college kan aan personen behorende tot de doelgroep, een reïntegratietraject aanbieden.

  • 2. Het doel van een reïntegratietraject is duurzame uitstroom.

  • 3. In een trajectplan worden tenminste vastgelegd het doel van het traject evenals de onderdelen waaruit het is opgebouwd.

Artikel 14 Leerwerktrajecten

  • 1. Het college kan aan jongeren een leerwerktraject aanbieden.

  • 2. Het doel van een leerwerktraject is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Het college plaatst de jongere alleen indien hiermee de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. In een trajectplan wordt tenminste vastgelegd dat het doel van het werken met behoud van uitkering te allen tijde duurzame uitstroom betreft, evenals de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 15 Opstapbanen

  • 1. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde dan wel een jongere tot 27 jaar zonder een uitkering in het kader van een reïntegratietraject onder nader te bepalen voorwaarden een opstapbaan aanbieden.

  • 2. De opstapbaan is bedoeld voor uitkeringsgerechtigden die vanwege persoonlijke kenmerken zonder aanvullende maatregelen niet direct de stap naar een reguliere baan kunnen maken.

  • 3. De opstapbaan kan voorafgegaan worden door een werkstage.

  • 4. De opstapbaan is zoveel mogelijk op maat gesneden en:

    • a.

      de opstapbaan heeft in de regel een maximale duur van 24 maanden;

    • b.

      heeft de vorm van een CAO conforme arbeidsovereenkomst bij een, bij voorkeur privaat, bedrijf of instelling.

      5.De opstapbaan kenmerkt zich door subsidiemogelijkheden in de vorm van:

      • a.

        loonkostensubsidie, met een nader te bepalen partieel en aflopend karakter, op basis van de productiviteit van de werknemer;

      • b.

        vergoeding van scholingskosten ten behoeve van de werknemer. Vergoeding vindt plaats na succesvolle afronding van de opleiding en/of training;

      • c.

        inzet van jobcoaching;

      • d.

        aanvullende dienstverlening gericht op ondersteuning van werkgever dan wel de werknemer voor zover dit noodzakelijk bevonden wordt voor een succesvol traject gericht op duurzame arbeidsinschakeling.

  • 6. Aan de opstapbaan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      in principe een partiële loonkostensubsidie en een periodieke (tweemaal 1 jaar, beslissing vast dienstverband na 1e jaar) afbouw ervan;

    • b.

      de werkgever stelt ten behoeve van de werknemer een arbeidsontwikkelingsplan op, waarmee de werknemer in staat gesteld wordt, zich zodanig te ontwikkelen dat uitstroom naar reguliere arbeid gerealiseerd kan worden;

    • c.

      de werkgever draagt zorg voor de uitvoering van het arbeidsontwikkelingsplan van de werknemer.

  • 7. Een opstapbaan wordt alleen dan ingezet indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat de belanghebbende zich binnen 24 maanden zodanig kan ontwikkelen dat uitstroom naar een ongesubsidieerde dienstbetrekking mogelijk is.

  • 8. In uitzonderingsgevallen kan het college besluiten de opstapbaan en de daaraan verbonden ondersteunende maatregelen en loonkostensubsidie voort te zetten na genoemde 24 maanden, indien door onvoorziene omstandigheden de stap naar een reguliere baan nog niet kan worden gezet. Daarbij zal periodiek worden beoordeeld of verlenging van de opstapbaan en de daaraan verbonden voorziening aan de orde is.

Artikel 16 Werkstages

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden en jongeren een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Deze werkstage duurt maximaal 3 maanden.

  • 4. Het college plaatst een persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, de duur evenals de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 17 Scholing en educatie

  • 1. Het college kan aan personen behorende tot de doelgroep een vorm van scholing of educatie aanbieden.

  • 2. Het doel van scholing en educatie is het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. Specifiek voor jongeren is scholing en educatie gericht op het behalen van een startkwalificatie.

  • 3. In een trajectplan worden tenminste vastgelegd het doel en de duur van de scholing.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 5. De in het eerste lid bedoelde scholing wordt conform artikel 10a, vijfde lid, van de wet, in voorkomende gevallen aangeboden in combinatie met of in aansluiting op additionele werkzaamheden.

  • 6. Het college stelt in beleidregels nadere regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing en de educatie, de tijdruimte die het beslaat en de maximale kosten.

Artikel 18 Sociale activering en vrijwilligerswerk

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

  • 3. Sociale activering als onderdeel van een reïntegratietraject kan gedurende een maximale periode van 24 maanden plaatsvinden.

  • 4. In een trajectplan worden tenminste vastgelegd het doel van de sociale activering evenals de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 19 Voorbereidingstraject op het ondernemerschap

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een voorbereidingstraject op het ondernemerschap aanbieden.

  • 2. Bij de uitvoering van deze voorziening neemt het college de bepalingen in acht zoals die in de wet- en regelgeving zijn vastgelegd.

3.2 Premies en subsidies

Artikel 20 Uitstroompremie

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een uitstroompremie toekennen.

  • 2. De premie wordt verstrekt in het geval van het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3. Het doel van de uitstroompremie is het bevorderen van duurzame uitstroom.

  • 4. Het college stelt in een beleidsregel nadere regels ten aanzien van de doelgroep, de hoogte en de wijze van uitbetaling van de uitstroompremie.

Artikel 21 Overbruggingssubsidie

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon behorende tot de doelgroep een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling;

  • 2. Het college stelt in een beleidsregel nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3. De subsidie wordt alleen verstrekt met inachtneming van de beleidsaanbevelingen ‘Subsidiering arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden’ van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Artikel 22 Activeringspremie

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een activeringspremie toekennen.

  • 2. Deze premie wordt verstrekt in de volgende gevallen:

    • a.

      het aanvaarden van een opstapbaan of werkstage, als bedoeld in artikel 15;

    • a.

      het deelnemen aan sociale activering en vrijwilligerswerk als bedoeld in artikel 18;

    • b.

      het met goed gevolg afronden van scholing, als bedoeld in artikel 17.

    • c.

      het uitvoeren van additionele werkzaamheden als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de wet.

  • 3. Een premie verstrekt in de onder artikel 22 lid 2 a, b en c genoemde gevallen is alleen mogelijk wanneer de activiteit leidt tot het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4. De premie onder artikel 22, lid 2 onderdeel d. wordt verstrekt conform het bepaalde in artikel 10 a, zesde lid, van de wet.

Artikel 24 Persoonsgebonden reïntegratiebudget

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een subsidie verstrekken in de vorm van een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget.

  • 2. Onder een persoonsgebonden reïntegratiebudget wordt verstaan een subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3. Het college stelt in een beleidsregel nadere regels met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.

3.3 Flankerende voorzieningen

Artikel 25 Kinderopvang

  • 1. Het college kan aan belanghebbenden een vergoeding verstrekken voor de kosten van kinderopvang die gemaakt worden in het kader van de arbeidsinschakeling.

  • 2. In de Verordening Wet kinderopvang heeft het college nadere regels gesteld ten aanzien van de doelgroep die voor een vergoeding van kinderopvang in aanmerking komt, de hoogte en de duur van de vergoeding.

Artikel 26 Overige vergoedingen

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij, niet limitatief, in ieder geval om:

    • a.

      verhuiskosten;

    • b.

      reiskosten;

    • c.

      kosten voor kinderopvang;

    • d.

      representatiekosten;

    • e.

      budgetbegeleiding.

  • 2. Het college stelt in een beleidsregel nadere regels ten aanzien van de doelgroep die voor een vergoeding in aanmerking komt, de hoogte en de duur van de vergoeding evenals de toepassing van een eventuele inkomenstoets.

Artikel 27 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college of een door hem ingeschakelde derde, kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard nazorg bieden.

3.4 Vrijlating van inkomsten

Artikel 28 Inkomstenvrijlating

  • 1. Voor een vrijlating van inkomsten komt in aanmerking de uitkeringsgerechtigde die arbeid aanvaardt welke niet leidt tot beëindiging van de uitkering, mits deze arbeid bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

  • 2. Onder arbeid als bedoeld in lid 1 wordt niet begrepen arbeid van dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden die op basis van een andere arbeidsovereenkomst, uitzendovereenkomst of ambtelijke aanstelling bij dezelfde werkgever zijn uitgevoerd.

  • 3. De hoogte van deze vrijlating wordt vastgesteld conform artikel 31 lid 2 onder 0 WWB.

  • 4. De vrijlating van inkomsten wordt toegekend voor een periode van zes aaneengesloten maanden, met ingang van de eerste dag waarop de arbeid is aanvaard.

  • 5. Een vrijlating van inkomsten wordt gedurende een periode van twaalf maanden na het verstrijken van de eerdere vrijlatingperiode opnieuw toegekend.

Hoofdstuk 4 Nadere bepalingen

Artikel 29 Beëindiging voorziening

Het college kan een voorziening beëindigen indien:

  • a.

    de belanghebbende die aan een voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 7 van deze verordening niet nakomt;

  • b.

    de belanghebbende die aan een voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

  • c.

    de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waardoor geen gebruik meer wordt gemaakt van deze voorziening of

  • d.

    naar het oordeel van het college, de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Artikel 30 Samenloop

Het college heeft de mogelijkheid om meerdere voorzieningen gelijktijdig in te zetten.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 31 Beleidsregels

Het college kan beleidsregels vaststellen voor de uitvoering van deze verordening.

Artikel 32 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Oegstgeest”.

Artikel 34 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2009

  • 2. De Reïntegratieverordening gemeente Oegstgeest 2007 wordt ingetrokken per 1 juli 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 juli 2009.

voorzitter
griffier