Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent de heffing en invordering van reinigingsheffingen Verordening reinigingsheffingen 2018

Geldend van 30-12-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van reinigingsheffingen 2018

De raad van de gemeente Oirschot;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 november 2017;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

gegeven de agendering door het Presidium d.d. 12 december 2017;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening :

Verordening op de heffing en invordering van reinigingsheffingen 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    container: een vanwege de gemeente uitgezette ophaalbak met een bepaald volume;

  • 2.

    gft-afval: groente, fruit- en tuinafval;

  • 3.

    restafval: huishoudelijk afval niet zijnde gft-afval;

  • 4.

    grove huishoudelijke afvalstoffen: huishoudelijke afvalstoffen die met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomen, doch die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;

  • 5.

    collo: een pakket afval als bedoeld onder 4 met een afmeting van maximaal 0,375 m3 , met een gewicht van maximaal 35 kg ;

  • 6.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant Water N.V. voor de levering van water betrekking heeft;

  • 7.

    gebruik maken : gebruik maken als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit , beperkt recht of persoonlijk recht gebruik kan maken van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer eenverplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Als gebruiker wordt aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3a – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3a Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 4a Vrijstelling

Er wordt geen (gedeeltelijke) vrijstelling gegeven van de afvalstoffenheffing ten gevolge van een ziekte of lichamelijk ongemak waardoor permanent beduidend meer restafval wordt geproduceerd.

Artikel 5 Belastingtijdvak.

  • 1. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekeningen van Brabant Water N.V. plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt.

  • 2. In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Als kennisgeving wordt aangemerkt de afrekening van Brabant Water NV. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. Ingeval het belastingtijdvak de verbruiksperiode is, moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald.

  • 2. In alle overige situaties moet de aanslag in afwijking van afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 betaald worden binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 in de bij deze verordening behorende Tarieventabel, moet worden voldaan op het moment van de uitreiking van de bon, nota of andere schriftuur.

  • 4. In afwijking van lid 2 is de belasting verschuldigd in acht gelijke termijnen als belastingplichtige de gemeente toestemming geeft voor automatische incasso. De eerste termijn is verschuldigd één maand na dagtekening van het aanslagbiljet, de daarop volgende termijnen steeds een maand later.

Artikel 8a Kwijtschelding

  • 1. Van de belasting bedoeld in artikel 1.1.1 van de tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend, als bedoeld in artikel 255 van de Gemeentewet.

  • 2. Van de belasting bedoeld in artikel 1.1.3 van de tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend, als bedoeld in artikel 255 van de Gemeentewet tot een maximum – bedrag van € 6,82 per maand.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt het percentage voor de berekening van de kosten van bestaan vastgesteld op 100 percent

  • 4. Voor het vaststellen of er sprake is van een éénpersoons of meerpersoonshuishouden, is bepalend de situatie op het moment van de aanvraag van de kwijtschelding.

  • 5. Van de belasting genoemd in hoofdstuk 1 artikel 1.1.2 en in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10 Overgangsrecht

De "Verordening reinigingsheffingen 2017" van 20 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van

de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij

van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 3. Indien het belastingtijdvak een verbruiksperiode is en deze niet gelijk is aan het kalenderjaar, vangt in afwijking in zoverre van artikel 5, eerste lid, het eerste belastingtijdvak waarvoor deze verordening geldt aan op 1 januari 2018 en eindigt dat belastingtijdvak op het moment dat de op 1 januari 2019 lopende verbruiksperiode eindigt.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2018".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oirschot van 19 december 2017.
De gemeenteraad,
Han Struijs,
Griffier
Judith Keijzers - Verschelling,
Voorzitter

Bijlage 1 Tarieventabel, behorende bij de Verordening Reinigingsheffingen 2018

Tarieventabel