Regeling vervallen per 06-10-2011

Verordening wet Inburgering gemeente Oisterwijk 2011

Geldend van 14-01-2011 t/m 05-10-2011

Intitulé

Verordening wet Inburgering gemeente Oisterwijk 2011

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN INFORMATIEVERSTREKKING

VERORDENING WET INBURGERING GEMEENTE OISTERWIJK 2011

Gelet op artikel 19 tweede lid, artikel 19 vijfde lid, artikel 24a, tweede lid, artikel 24a, vijfde lid, artikel 24 f en artikel 34 onderdeel d van de van de Wet Inburgering.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

      Oisterwijk;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

    • d.

      taalkennisvoorziening: een voorziening gericht op de verwerving van de kennis van de

      Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding

      als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b WEB;

    • e.

      vrijwillige inburgeraar: alle personen die volgens de Wet inburgering niet

      inburgeringsplichtig zijn, maar wel een taalachterstand hebben.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van

toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vrijwillige

inburgeraars

1.Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige

inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun

rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de

voorzieningen.

2.Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in

en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

  • a.

    De gemeentelijke website;

  • b.

    Schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

  • c.

    Overige relevante gemeenteloketten.

HOOFDSTUK 2. HET VASTSTELLEN VAN EEN VOORZIENING AAN INBURGERINGSPLICHTIGEN

Artikel 3 De doelgroep

1.Het college biedt aan inburgeringsplichtigen zoals benoemd in artikel 19, eerste lid van de

Wet inburgering een voorziening aan.

2.Bij het vaststellen door het college van de groep inburgeringsplichtigen waaraan een

inburgeringsvoorziening wordt aangeboden, wordt voorrang gegeven aan

inburgeringsplichtigen met een algemene bijstandsuitkering of een uitkering op grond van

de sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen zoals aangewezen bij

algemene maatregel van bestuur.

3.De inburgeringsplichtige die door een partner uit het buitenland is gehaald en die een

verblijfsdocument krijgt op grond van het inkomen van de partner die garant staat, krijgt

geen voorziening aangeboden.

4.Het college kan op schriftelijke aanvraag ontheffing verlenen aan inburgerings-

plichtigen die naar hun eigen mening voldoende zijn ingeburgerd, maar geen

vrijstellend document kunnen overleggen en uit principiële gronden niet bereid

zijn tot het afleggen van een toets. Ontheffing wordt alleen verleend als naar

het oordeel van het college de inburgeringsplichtige aantoonbaar voldoende is

ingeburgerd.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening aan inburgeringsplichtigen

1.Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de

inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de

vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de

inburgeringsplichtige.

2.Een voorziening, kan naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de

volgende onderdelen bevatten:

  • a.

    Nederlandse taalles;

  • b.

    Kennis van de Nederlandse samenleving;

  • c.

    Voorbereiding op en één maal kosteloze deelname aan het inburgeringsexamen;

  • d.

    Individuele begeleiding door een klantmanager;

  • e.

    Activiteiten gericht op arbeid of de verwerving daarvan;

  • f.

    Activiteiten gericht op een vervolgopleiding en/of voorbereiding daarop;

    • 3.

      Indien de inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening gericht op arbeidsinschakeling

/ participatie wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat deze voorziening

wordt afgestemd op arbeidsinschakeling/participatie.

4.Het college kan als onderdeel van de inburgeringsvoorziening, naast datgene dat in de wet

is geregeld, aan inburgeringsplichtigen extra faciliteiten aanbieden. Extra faciliteiten

kunnen zijn voorzieningen of flankerende voorzieningen zoals vermeld in de van

toepassing zijnde Re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand mits dit een bijdrage

levert aan acties m.b.t. participatie en/of verkrijgen van een betaalde baan.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

1.Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen

voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende

wijze:

  • a.

    Op basis van de resultaten van het intakegesprek en de taaltoets wordt beoordeeld of

    een andere voorziening dan de reguliere voorzieningen beter aansluit op mogelijkheden

    en behoeften van de inburgeringsplichtige.

  • b.

    De inburgeringsplichtige wordt geïnformeerd over andere trajectaanbieders.

  • c.

    De inburgeringsplichtige heeft één maand om een trajectaanbieder te selecteren.

  • d.

    Na de goedkeuring van het trajectplan door de klantmanager start de

    voorziening.

    • 2.

      Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een

(duaal) inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goed, indien dit programma:

-naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden

naar het inburgeringexamens of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II,

of dan wel

-naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te

laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op

niveau 1 of 2, en;

  • -

    de kosten niet meer bedragen dan € 4000,- , en;

  • -

    de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de

volgende vereisten:

  • a.

    De aanbieder dient te zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • b.

    De trajectaanbieder dient de jaarrekeningen van de laatste twee boekjaren aan te leveren. Hierin dient opgenomen te zijn de balans en exploitatierekening en de toelichting daarop. De jaarrekeningen dienen te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring en dienen inzicht te geven in de behaalde totale omzet met betrekking tot de uitvoering van inburgeringstrajecten van de laatste twee jaar en in de solvabiliteit van de onderneming;

  • c.

    De aanbieder kan een bereidverklaring van de moedermaatschappij overleggen (in geval van een concern), dat zij zich garant stelt voor de nakoming van de verplichtingen de voortvloeien uit de overeenkomst;

  • d.

    De trajectaanbieder kan aantonen adequaat verzekerd te zijn tegen beroeps- en bedrijfsaansprakelijkheid en dient dit gedurende de uitvoering van de opdracht te blijven;

  • e.

    De trajectaanbieder levert minimaal twee referenties aan de gemeente aan, waar een vergelijkbare opdracht is uitgevoerd in de periode van niet langer dan twee jaar geleden;

  • f.

    De vakbekwaamheid van het personeel dient afgeleid te kunnen worden uit het

    bedrijfsplan of soortgelijk document. Hierin is een overzicht opgenomen met het

    personeel dat voor de opdracht zal worden ingezet met een erkende vakbekwaamheid

    namelijk certificaat HBO NT2. Tevens dient te worden aangegeven of het personeel

    beschikt over ervaring met de doelgroep.

  • h.

    De trajectaanbieder geeft in een overzicht aan welke methoden, leermiddelen en

    producten er gebruikt worden.

    • 3.

      Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

heeft vastgesteld, sluit het College een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

4 Het college kan de maximale vergoeding als bedoel in lid 2 jaarlijks aanpassen.

5.De voorziening kan maximaal eenmalig worden verstrekt.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt achteraf geïnd.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar het inburgeringsexamen met een

goed gevolg binnen de termijn van 3,5 jaar na de start van de handhavingstermijn heeft

afgelegd, zal een stimuleringsbonus ter hoogte van de eigen bijdrage worden toegekend.

3.Indien lid 2 van toepassing is, wordt de eigen bijdrage verrekend met de stimuleringsbonus.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de klantmanager;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • e.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • f.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    de duur van de voorziening;

  • c.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • d.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I

of II moet zijn behaald;

  • e.

    de wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • f.

    in geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de

inburgeringsplicht bedoeld in artikel 26 van de wet aanvangt.

HOOFDSTUK 3. DE BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

1.De bestuurlijke boete bedraagt 20% van de netto bijstandnorm per maand indien de

inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden

kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen gehoor geeft aan de oproep van het

college bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet of onvoldoende medewerking verleent

aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet.

2.De bestuurlijke boete bedraagt 40% van de netto bijstandsnorm per maand indien de

inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de

voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de

verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

3.De bestuurlijke boete bedraagt 40% van de netto bijstandsnorm per maand

indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde

termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van

de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

4.De bestuurlijke boete bedraagt 75% van de netto bijstandsnorm indien de

inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen niet binnen de door het college op grond

van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft

behaald.

5.Bij de vaststelling van het boetebedrag geldt de netto bijstandsnorm per

maand die voor betrokkene geldt of zou gelden als deze belanghebbende in de zin van de

WWB zou zijn.

  • 6.

    Het college kan, in afwijking van lid 1 tot en met 4 van dit artikel, het percentage van de boete hoger of lager vaststellen, tot een maximum van de in artikel 34 van de wet gestelde maximumbedragen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

  • 7.

    Indien de inburgeringsplichtige belanghebbende is in de zin van de WWB wordt, in

achtnemend van artikel 37 van de wet, geen bestuurlijke boete opgelegd, maar een

maatregel in het kader van de WWB.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

1.De bestuurlijke boete voor overtreding, bedoelt in artikel 9, eerste lid, bedraagt

35% van de netto bijstandnorm per maand indien de inburgeringsplichtige zich binnen 12

maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt

aan dezelfde overtreding.

2.De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoelt in artikel 9, tweede lid, bedraagt 40% van

de netto bijstandnorm per maand indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf

maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan

dezelfde overtreding.

3.Bij de vaststelling van het boetebedrag geldt de netto bijstandsnorm per maand die voor

betrokkene geldt of zou gelden als deze belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn.

4.Het college kan, in afwijking van lid 1 tot en met 4 van dit artikel, het percentage van de

boete hoger of lager vaststellen, tot een maximum van de in artikel 34 van de wet

gestelde maximumbedragen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate

van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

5.Indien de inburgeringsplichtige belanghebbende is in de zin van de WWB wordt, in

achtnemend van artikel 37 van de wet, geen bestuurlijke boete opgelegd, maar een

maatregel in het kader van de WWB.

HOOFDSTUK 4. HET AANBIEDEN VAN EEN VOORZIENING AAN VRIJWILLIGE

INBURGERGAARS.

Artikel 11 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de volgende groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan zij een voorziening aanbiedt.

a.vrijwillige inburgeraars die algemene bijstand, een inkomensvoorziening op grond van een

uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale

zekerheidswet- of regeling ontvangen; b. vrijwillige inburgeraars die zelf geen inkomen uit arbeid of uitkering hebben en die de taal

willen leren om beter te kunnen participeren (versterken positie arbeidsmarkt, verkrijgen

van vrijwilligerswerk).

c.Indien de vrijwillige inburgeraar, deel uitmaakt van een gezin waarvan het gezinsinkomen

hoger is dan 110% van het wettelijk minimumloon wordt geen voorziening verstrekt.

d.Het college sluit met de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst waarin de voorziening

wordt vastgelegd. d. De artikelen 4 tot en met 10 van deze verordening zijn van overeenkomstige

toepassing met dien te verstande dat voor beschikking wordt gelezen overeenkomst.

Artikel 12 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige

inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen het bepaalde in de verordening ten gunste van de inburgeringsplichtige buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover de toepassing ervan, gelet op het doel van de verordening, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen na haar bekendmaking. Met inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening Wet Inburgering gemeente Oisterwijk 2009, vastgesteld op 5 november 2009.

Artikel 15 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente Oisterwijk 2011

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Oisterwijk op 29 september 2011.

griffier, de voorzitter,

Mevr. P.G. van Wijk, drs. J.F.M. Janssen