Regeling vervallen per 31-12-2014

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 30-12-2014

Raadsbesluit

Verordening op de heffing en de invordering van Rioolheffing 2013.

De raad van de gemeente Oisterwijk,

gelezen het voorstel van het college d.d. 25 september 2012,

afdeling Financiën,

raadsvoorstel nr. 12/58;

gelet op artikelen 228 a van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

de verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2013 vast te stellen.

Verordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder de gemeentelijke riolering verstaan een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    onder afvalwater verstaan huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

  • c.

    onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • d.

    onder waterleidingbedrijf verstaan de naamloze vennootschap Brabant Water, gevestigd te 's-Hertogenbosch of diens rechtsopvolger;

  • e.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater;

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam "rioolheffing" wordt geheven:

    een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot de heffing, als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht, of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom -niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de heffing geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het belastingtijdvak naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt.

  • 3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die installatie voorzien zijn van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4. Indien het waterverbruik over het belastingtijdvak niet bekend is, wordt het aantal kubieke meters afvalwater gesteld op 44 m3 per jaar per in het eigendom wonend persoon.

  • 5. Indien door de gebruiker wordt aangetoond, dat een hoeveelheid afvalwater niet op de in artikel 3, eerste lid, bedoelde wijze is afgevoerd, wordt de op grond van het eerste lid bepaalde hoeveelheid water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid afvalwater.

Artikel 6 Tarief

De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt:

  • a.

    bij 1 m3 tot en met 100 m3afvalwater € 91,32

  • b.

    bij 101 m3 tot en met 250 m3afvalwater € 243,84

  • c.

    bij 251 m3 tot en met 375 m3afvalwater € 479,64

  • d.

    bij 376 m3 tot en met 500 m3afvalwater € 670,20

  • e.

    bij 501 m3 tot en met 1000 m3afvalwater € 1.335,84

  • f.

    bij 1001 m3 tot en met 1500 m3afvalwater € 2.226,96

  • g.

    bij 1501 m3 tot en met 2500 m3afvalwater € 3.564,60

  • h.

    bij 2501 m3 tot en met 5000 m3afvalwater € 6.682,80

  • i.

    bij 5001 m3 tot en met 7500 m3afvalwater € 11.144,04

  • j.

    bij 7501 m3 en meerafvalwater € 14.258,16

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt.

Artikel 8 Wijze van heffing

Het recht wordt geheven bij wege van een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van het waterleidingbedrijf. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van het waterleidingbedrijf of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van het waterleidingbedrijf moet worden betaald.

  • 2.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening rioolheffing 2012 " vastgesteld door de raad van de gemeente Oisterwijk op 10 november 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing 2013".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk

op 8 november 2012,

Griffier, de voorzitter,

Nelleke van Wijk, Hans Janssen.