Regeling vervallen per 31-12-2019

Verordening op de heffing en de invordering van Hondenbelasting 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 30-12-2019

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van Hondenbelasting 2019

De raad van de gemeente Oisterwijk,

gelezen het voorstel van het college d.d. 2 oktober 2018,

afdeling Bedrijfsvoering, KAI,

raadsvoorstel nr. 18/68;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

de verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019 vast te stellen.

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

Belastingplichtig is de houder van een hond.

Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 4 Belastingtarief

De belasting bedraagt per belastingjaar:

voor een eerste hond € 63,24

voor een tweede hond € 91,68

voor iedere hond boven het aantal van twee € 112,92

In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden

in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad op beheer op kynologisch gebied in Nederland of

door handelaren in honden, die honden houden in het kader van de uitoefening van een bedrijf, waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming van kracht is,

per kennel, respectievelijk per handelaar € 261,72

Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijk aantal honden, indien blijkt dat het bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 5 Vrijstellingen

In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

De belasting wordt niet geheven voor honden:

die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

die verblijven in een hondenasiel;

die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de beëindiging van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Termijn van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste twee en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting.

Artikel 11 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

De "Verordening hondenbelasting 2018" van 9 november 2017, vastgesteld door de raad van de gemeente Oisterwijk, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2019".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk op

8 november 2018,

griffier, de voorzitter,

Danielle Robijns, Hans Janssen.

Ondertekening