Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2010

Sector : Bestuurs- en managementondersteuning

Afdeling : Financiën

Agendapunt :

De raad van de gemeente Oisterwijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 6 oktober 2009,

nr. 09/61;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

a een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b.een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting, genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

  • 1. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

  • 2. indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Vrijstellingen

De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven ter zake van het parkeren door houders van gehandicaptenparkeerkaart op de ter plaatse als gehandicaptenparkeerplaats aangeduide plaatsen, indien een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Kosten van de naheffingsaanslag

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 51,00.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van parkeerbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening parkeerbelastingen 2009" van 13 november 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2010".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk op
12 november 2009,
griffier, de voorzitter,
Nelleke van Wijk, Hans Janssen

TARIEVENTABEL

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2010

1.Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

in het gebied bij parkeerapparatuur bedrag per tijds-

geschikt voor een eenheid van

parkeertijd van:

_____________________________________________________________________

A 4 uur € 1,00 60 minuten

B 3 uur, waarvan 1e en 2e uur € 1,00 60 minuten

, waarvan 3e uur € 1,60 60 minuten

C 1 uur € 1,60 60 minuten

A B C dagkaart € 8,00 gehele dag

2.Het tarief voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per afgifte:

Bewonersvergunningen:

1e vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 33,00

1e vergunning met parkeren op eigen terrein € 99,00

2e vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 99,00

2e vergunning met parkeren op eigen terrein € 198,00

Bedrijvenvergunningen:

1e vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 132,00

1e vergunning met parkeren op eigen terrein € 264,00

2e vergunning zonder parkeren op eigen terrein € 264,00

2e vergunning met parkeren op eigen terrein € 528,00

3.Het tarief voor het verstrekken van een duplicaat vergunning, in

geval van verlies of diefstal, bedraagt € 20,00

Behoort bij raadsbesluit van 12 november 2009 tot het vaststellen van de verordening parkeerbelastingen 2010.

De griffier,

Nelleke van Wijk

Sector : Bestuurs- en managementondersteuning

Afdeling : Financiën

Nummer :

Het college van Burgemeester en wethouders van Oisterwijk;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en het artikel 9 van de Verordening parkeerbelastingen 2010;

b e s l u i t e n :

  • I.

    als plaatsen waar tegen betaling van parkeerbelasting als genoemd in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2010 mag worden geparkeerd, aan te wijzen de wegen en terreinen, zoals aangegeven op de bijbehorende kaart;

  • II.

    dat op de volgende tijden tegen betaling van belasting als genoemd in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2010 mag worden geparkeerd:

    • -

      maandag tot en met donderdag van 09.00 tot 18.00 uur;

    • -

      op vrijdag van 09.00 tot 21.00 uur (vrijdag vaste koopavond);

    • -

      op zaterdag van 09.00 tot 17.00 uur;

    • -

      op zondag vrij parkeren.

  • III.

    dat het parkeerkaartje als bewijs van betaling, duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het voertuig geplaatst dient te worden;

  • IV.

    dat dit besluit openbaar wordt gemaakt door mededeling in het weekblad de Nieuwsklok;

  • V.

    dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2010.

Oisterwijk,

Het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk,

Secretaris, de burgemeester,

Ineke Depmann Hans Janssen.