Regeling vervallen per 01-01-2012

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2010

Geldend van 23-07-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2010

Verordening handhaving 2010 gemeente Oisterwijk

De grondslag voor deze verordening komt voort uit de artikelen 8a, 58 tot en met 62 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 12 lid 3, 40 en 54 tot en met 56 van de Wet Investeren in Jongeren, artikel 25,26,28 en artikel 35, lid c van de Wet inkomensvoorzieningen ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen werknemers, artikel 25,26, 28 en artikel 35 lid c van de Wet inkomensvoorzieningen ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikelen 108 en 147 van de Gemeentewet.

Artikel 1: Begrippen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorzieningen ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen werknemers, Wet inkomensvoorzieningen ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, Wet Investeren in Jongeren, Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2: Hoogwaardige Handhaving

Het college stelt regels met betrekking tot hoogwaardige handhaving waarin tenminste wordt geregeld:

  • 1.

    voorlichting over de regelgeving alsmede de daaraan verbonden gevolgen bij misbruik en oneigenlijk gebruik;

  • 2.

    de wijze van verificatie van gegevens;

  • 3.

    de wijze waarop periodieke controles worden uitgevoerd;

  • 4.

    de wijze waarop informatie-uitwisseling met derden plaatsvindt;

  • 5.

    de wijze waarop de interne controle wordt uitgevoerd;

  • 6.

    de wijze waarop fraude wordt opgespoord en afgehandeld.

Artikel 3: Terugvordering

Het college stelt regels met betrekking tot herziening, terug- en invordering waarin tenminste wordt geregeld:

  • 1.

    op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de wettelijke bevoegdheid tot herziening, terugvordering en invordering van verstrekte voorziening;

  • 2.

    op welke wijze en wanneer er kan worden afgezien van het nemen van een terugvorderingbesluit;

  • 3.

    op welke wijze er geheel of gedeeltelijk van terugvordering dan wel invordering afgezien kan worden;

  • 4.

    met welke frequentie heronderzoeken plaats dienen te vinden.

Artikel 4: Verhaal

Het college stelt regels op met betrekking tot verhaal waarin tenminste wordt geregeld:

op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de wettelijke bevoegdheid tot verhaal;

wanneer en op welke wijze er wordt afgezien van het nemen van een verhaalsbesluit cq. het invorderen van te verhalen voorziening;

met welke frequentie heronderzoeken plaats dienen te vinden.

Artikel 5: Hardheidsclausule

    • 1.

      In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

    • 2.

      Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6 Intrekking oude regeling

De verordening handhaving 2009 gemeente Oisterwijk wordt ingetrokken.

Artikel 7: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 8 dagen na publicatie de Nieuwsklok.

Artikel 8: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening handhaving gemeente Oisterwijk”.

ALGEMENE TOELICHTING

Op grond van artikel 8a Wet Werk en Bijstand (Wwb), artikel 12, eerste lid onder c Wet investeren in jongeren (WIJ) is de gemeente verplicht om bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand èn het tegengaan van misbruik en

oneigenlijk gebruik van de wet.

Met de inwerkingtreding van de wet Bundeling van Uitkeringen Inkomensvoorziening aan Gemeenten (BUIG) per 1 januari 2010 is terugvordering een bevoegdheid van de gemeente geworden. Hierdoor is de gemeente op basis van artikel 25,26, 28 en artikel 35 eerste lid onder c van de Wet inkomensvoorzieningen ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen werknemers (IOAW), artikel 25,26, 28 en artikel 35 lid c van de Wet inkomensvoorzieningen ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) eveneens verplicht om handhavingsregels op te stellen.

Hoogwaardige handhaving

Onder handhaving worden alle activiteiten van de gemeente verstaan die erop gericht zijn dat regels worden nageleefd. In het geval van de betreffende wetten gaat het erom dat misbruik en oneigenlijk gebruik van de inkomensvoorziening zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Tot op heden stond handhaving vaak gelijk aan fraudebestrijding. Fraudebestrijding-sec appelleert echter te eenzijdig aan repressie en genoegdoening, terwijl handhaving meer uit gaat van het bevorderen van de spontane naleving van de wet- en regelgeving in het besef dat deze

wet- en regelgeving producten zijn van ons solidair sociaal zekerheidssysteem, waarin een balans tussen enerzijds rechten en anderzijds plichten cruciaal is. Fraude verstoort deze balans

en is derhalve maatschappelijk onaanvaardbaar. Fraude ondermijnt het draagvlak voor de sociale zekerheid. Fraude moet dus zeker ook bestreden worden (frauderepressie). Maar beter nog is om fraude te voorkomen (fraudepreventie). Naast frauderepressie is fraudepreventie in

onze visie dan ook onontbeerlijk en wanneer deze twee activiteiten in een goede onderlinge samenhang worden ingezet in alle fasen van het uitkeringsproces leidt dat tot hoogwaardige handhaving.

Het uiteindelijke doel van hoogwaardig handhaven is dat (potentiële) klanten van sociale zaken de wet- en regelgeving uit zichzelf naleven. De kans dat mensen zich spontaan aan wet en regels houden, wordt groter als zij:

  • 1.

    Goed en tijdig geïnformeerd zijn over hun rechten en plichten in de bijstand:

  • 2.

    De regels, en de controlepraktijk die daaruit voortvloeit, accepteren;

  • 3.

    De pakkans bij overtreding als hoog ervaren;

  • 4.

    Voldoende worden afgeschrikt door opgelegde én uitgevoerde straffen.

Vertaald naar de uitvoeringspraktijk betekent dit dat de afdeling sociale zaken cliënten en burgers adequaat en vroegtijdig voorlicht, de dienstverlening optimaliseert, fraude snel en gericht detecteert en overtredingen metterdaad sanctioneert. De kunst van hoogwaardig

handhaven is dus om deze preventieve en repressieve elementen in samenhang uit te voeren, zodat ze elkaar wederzijds versterken.

Herziening, terugvordering, invordering en verhaal

Met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 januari 2004 en de invoering van de Wet BUIG per 1 januari 2010 is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand alsmede verhaal van bijstand een algehele bevoegdheid geworden van de gemeente. Hoofdlijnen van het

gemeentelijk beleid dienen te worden vastgelegd. Daarbij dient er voor te worden gewaakt dat de toepassing van dit beleid niet resulteert in rechtsongelijkheid en/of rechtsonzekerheid ten

aanzien van belanghebbenden.

Uitgangspunt is dat ten onrechte teveel ontvangen uitkering in beginsel van betrokkenen wordt

teruggevorderd en daar waar mogelijk verhaal plaats vindt op onderhoudsplichtigen.

Gelet op de gewijzigde financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van bijstand is het van groot belang dat bijstand alleen bij die burgers terechtkomt die hierop recht hebben. Een ander uitgangspunt is dat het plegen van bijstandsfraude in beginsel niet beloond mag worden doordat ten onrechte verleende bijstand niet wordt teruggevorderd.

De bewaking van het nakomen van aflossingsverplichtingen wordt bij de debiteurenadministratie gelegd. Uiteraard kan de debiteur altijd zelf verzoeken om aanpassing van zijn aflossingsverplichtingen. Een verzoek hiertoe zal onderzocht worden op basis van te overleggen bewijsstukken omtrent inkomen en verplichtingen. Indien iemand tijdelijk niet (volledig) aan zijn verplichtingen kan voldoen zal na het verstrijken van die periode een onderzoek gestart worden. Er wordt dan ook afgezien van het opstellen van een debiteurenheronderzoeksplan.

Artikelsgewijze toelichting

:

Artikel 1: Begripsomschrijving

De gehanteerde begrippen zijn identiek aan die in de WWB IOAW IOAZ WIJ en de AWB.

Artikel 2: Hoogwaardige handhaving

1.Het college stelt nadere regels over de wijze waarop klanten worden geïnformeerd over hun

rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden en over de

consequenties bij misbruik en oneigenlijk gebruik. In dit kader valt te denken aan het

ontwikkelen van een voorlichtingsmap en bijvoorbeeld een “fraudekompas” dat

medewerkers ondersteunt bij het vroegtijdig detecteren van fraude..

2.Het college stelt een verificatieprotocol vast, waarin algemene lijnen worden uitgezet

omtrent de wijze waarop gegevens worden geverifieerd, wanneer dit dient te geschieden

alsmede hoe de controle plaatsvindt.

3.Door het vervallen van de Regeling Administratieve Uitvoeringsvoorschriften (RAU) is de

gemeente niet langer verplicht om elke 18 maanden voor iedere klant een

rechtmatigheidsonderzoek in te stellen en maandelijks rechtmatigheidsonderzoeks-

formulieren van de klant op te vragen. Hierdoor kan er meer maatwerk worden gerealiseerd

door de intensiteit van de controles af te stemmen op het risico van misbruik of oneigenlijk

gebruik. Het beleid in deze zal vervat worden in een handhavingsplan.

4.Van de mogelijkheden tot informatie-uitwisseling met derden zal actief gebruik worden

gemaakt. Te denken valt hierbij aan de periodieke gegevensuitwisseling met het

Inlichtingenbureau en de inzage in SUWI-net.

5.De kwaliteit van de uitvoering van de handhavingsfunctie maakt onderdeel uit van interne

controleplan. In dit plan wordt bepaald hoe de interne controles worden uitgevoerd, met

welke frequentie en welke metingen worden verricht.

6.Aangaande de wijze waarop fraudeopsporing in de praktijk plaatsvindt wordt verwezen naar

de dienstverleningsovereenkomst welke de gemeente heeft afgesloten met Bureau

Fraudebestrijding van de gemeente Tilburg.

Artikel 3: Terugvordering

Bepaald is dat de gemeente gebruik maakt van de wettelijke mogelijkheid tot terugvordering.

Desalniettemin dient er nadrukkelijk voldoende vrijheid te zijn om op grond van dringende

redenen of omstandigheden van persoon en gezin, dan wel vanuit het afwegen van de kosten en

baten van terugvordering af te zien van (verdere) terugvordering. Van deze vrijheid kan

gebruik worden gemaakt mits de beginselen van behoorlijk bestuur daarmee niet worden

geschonden.

Terugvordering van reïntegratiekosten bij niet uitkeringsgerechtigden

Een persoon die geen algemene bijstand ontvangt heeft op grond van de WWB recht op

ondersteuning van de gemeente bij reïntegratie. Aan een dergelijk traject zijn kosten verbonden

welke door de gemeente dienen te worden voldaan. Gemaakte kosten kunnen worden

teruggevorderd indien dit reïntegratietraject door een verwijtbare gedraging van de

belanghebbende voortijdig eindigt. De idee hierachter is dat indien de belanghebbende niet

voldoende medewerking verleent aan de uitvoering van een reïntegratietraject de gemeente

geen enkele sanctiemogelijkheid heeft, maar wel kosten heeft gemaakt. De mogelijkheid om de

uitkering af te stemmen ontbreekt omdat de belanghebbende geen uitkering ontvangt.

Rente en kosten

De terug te betalen hoofdsom kan op grond van de WWB worden verhoogd met rente en kosten.

Als debiteuren correct terugbetalen is er geen aanleiding om deze bepaling toe te passen. De

administratieve lasten zouden dan zelfs hoger kunnen zijn dan de baten. Indien voor wat betreft

de invordering van de ten onrechte verleende bijstand een derde partij wordt ingeschakeld,

wordt de hoofdsom van de vordering verhoogd met alle kosten die dit inschakelen met zich

meebrengt, alsmede de kosten welke door de derde partij in rekening worden gebracht.

Artikel 4: Kinderalimentatie, alimentatie t.b.v. de ex-partner en verhaal

De gemeente heeft de mogelijkheid om de verplichting aan de bijstand te verbinden dat er

kinderalimentatie wordt geëist in een echtscheidingsprocedure. De rechter doet dan een

uitspraak over alimentatieverplichting. De WWB biedt geen strikt juridische grondslag voor wat

betreft de verplichting voor de belanghebbende om alimentatie te eisen t.b.v. zichzelf. Vanuit de

idee dat de belanghebbende indien mogelijk een voorliggende voorziening dient aan te spreken

spreekt voor zich dat de gemeente de belanghebbende toch dringend kan verzoeken om deze

alimentatie t.b.v. zichzelf te eisen. Het eisen van alimentatie heeft voor belanghebbende als

voordeel dat de alimentatieplicht blijft bestaan als de uitkering wordt beëindigd. Voor de

gemeente heeft dit als voordeel dat er na de scheiding geen onderzoek meer hoeft te worden

ingesteld naar de draagkracht van de onderhoudsplichtige. Dit leidt tot lagere uitvoeringskosten.

Indien de belanghebbende niet aan de verplichting tot het eisen van kinderalimentatie voldoet,

dan wel niet voldoet aan het dringende verzoek een voorliggende voorziening aan te spreken,

kan de uitkering op grond van de afstemmingsverordening worden verlaagd. Indien er geen

alimentatie-eis is ingediend (bijv. omdat dat niet kon) kan de gemeente de bijstand verhalen op

de onderhoudsplichtige. Dit zijn vaak arbeidsintensieve onderzoeken met relatief geringe

opbrengsten. Toch dient van de bevoegdheid tot verhaal gebruik te worden gemaakt daar waar

er een redelijke inschatting is dat er feitelijk een mogelijkheid tot verhaal is.

IOAW/IOAZ

Bij de IOAW en IOAZ wordt alleen gesproken over terugvordering.

Artikel 5: Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Om onvoorziene situaties te regelen, of om onbedoelde situaties van klaarblijkelijke hardheid op

te lossen, is gekozen voor een hardheidsclausule. Onwenselijke situaties kunnen op deze manier

via maatwerk worden opgelost. Uiteraard geeft deze mogelijkheid tevens de verplichting om per

geval na te gaan of er zich een situatie voordoet waarbij de hardheidsclausule zou moeten

worden toegepast. De hardheidsclausule zal uitsluitend in bijzondere situaties kunnen worden

toegepast.

Artikel 6 Intrekking oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich. Door deze formulering wordt met de inwerkingtreding tevens de intrekking van de oude verordening gerealiseerd.

Artikel 7: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 8 dagen na publicatie in de Nieuwsklok.

Artikel 8: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening handhaving 2010 gemeente Oisterwijk”.