Regeling vervallen per 01-01-2017

Bomenverordening gemeente Oisterwijk 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 31-12-2016

Intitulé

Bomenverordening gemeente Oisterwijk 2010

Bomenverordening gemeente Oisterwijk 2010

De raad van de gemeente Oisterwijk,

Gezien het voorstel van het college d.d. 25 mei 2010;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende:

Bomenverordening gemeente Oisterwijk 2010

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    boom:

    een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Indien het betreft houtopstand in publiek eigendom, geldt in afwijking van het in vorige zin bepaalde een dwarsdoorsnede van 10 centimeter op 1,3 meter hoogte. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 20 cm respectievelijk 10 cm op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van:

    • ·

      een monumentale boom of bijzondere beschermwaardige houtopstand als bedoeld in artikel 5;

    • ·

      een houtopstand onderdeel uitmakend van de hoofdbomenstructuur;

    • ·

      een houtopstand in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 9 en 10.

  • b.

    houtopstand:

    één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, alle met de onder a. genoemde minimale dwarsdoorsnede.

  • c.

    monumentale boom:

    bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving.

  • d.

    vellen:

    rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • e.

    rooien:

    het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand.

  • f.

    kappen:

    het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand.

  • g.

    kandelaberen:

    het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen.

  • h.

    bebouwde kom:

    de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 5 van de Boswet.

  • i.

    boomwaarde:

    de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • j.

    fruitboom:

    boom die eetbaar fruit oplevert.

  • k.

    bevoegd gezag:

    het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • l.

    vergunning:

    een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2 Kapverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand die aantoonbaar op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze wordt geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 van de Boswet:

    • ·

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • ·

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • ·

      fijnsparren of andere coniferen.

    • ·

      bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen die niet gelegen zijn binnen de bebouwde kom.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      houtopstanden die op basis van een geregistreerd beplantingsplan zijn aangeplant in het kader van het erfbeplantingsproject ("Naar een groener erf") Oisterwijk (nieuw groen is vrij groen) en tenminste 8 jaar is onderhouden;

    • e.

      Bomen in achtertuinen van woningen niet groter dan 50 m2 en niet zichtbaar vanaf openbaar toegankelijk gebied. (Onder achtertuin moet worden verstaan het totaal onbebouwd grondoppervlak binnen de perceelsgrens en gelegen achter de woning inclusief losstaande bergruimtes en schuren.)

Artikel 3 Criteria

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2.

    Een vergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand:

    • ·

      natuur-, ecologische en milieuwaarden;

    • ·

      landschappelijke waarden;

    • ·

      cultuurhistorische waarden;

    • ·

      waarden van stads- en dorpsschoon, ruimtelijke betekenis;

    • ·

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

Een en ander conform het beoordelingsformulier toetsingskader omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden waarin het belang van vellen wordt afgewogen tegen het belang van behoud van de boom of bomen.

  • 3.

    In beginsel wordt geen vergunning verleend voor houtopstanden voorkomend op de vastgestelde lijst van monumentale bomen, als bedoeld in artikel 5.

  • 4.

    In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, de Flora- en faunawet, de Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake natuurbescherming.

  • 5.

    Het bevoegd gezag verwijst ter motivering van de in lid 2, 3, en 4 van dit artikel genoemde criteria naar de hieraan ten grondslag liggende beleidsregels (omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden).

  • 6.

    Het bevoegd gezag, dan wel de daartoe aangewezen medewerkers kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 4 Monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1.

    De gemeente bezit een lijst met monumentale bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor in beginsel geen omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties zoals een zwaarwegend maatschappelijk belang.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstand.

  • 3.

    De lijst met monumentale bomen omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 4.

    De gemeente heeft een regeling (Bomenvoorziening: Bijdrageregeling waardevolle en monumentale bomen Oisterwijk) vastgesteld voor het bijdragen in kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van de monumentale bomen en bijzondere houtopstand.

Artikel 5 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften behoort het standaardvoorschrift dat niet tot vellen mag worden overgegaan en de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar of een voorlopige voorziening is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht de dag na het onherroepelijk worden van de vergunning.

Artikel 6 Vervaltermijn vergunning

  • 1.

    De vergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening kan worden ingetrokken indien gedurende drie jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

  • 2.

    In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts drie jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

Artikel 7 Bijzondere vergunningvoorschriften

  • 1.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan (indien het beoordelingsformulier omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden hier aanleiding toe geeft) behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2.

    Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden de gemeentelijke bomenvoorziening.

  • 3.

    In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4.

    Tot aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 5.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoren aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 6.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • 7.

    Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 8 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 9 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 2,00 meter voor bomen en op 0,5 meter voor heesters en heggen.

Artikel 10 Bestrijding van iepenziekte

  • 1.

    Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepenziekte:

      de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepenspintkever:

      het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2.

    Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

  • 5.

    Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het onder het derde lid gestelde verbod.

  • 6.

    Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 11 Bescherming publieke houtopstand

  • 1.

    Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

    • ·

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • ·

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door het bevoegd gezag opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2.

    Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het bevoegd gezag.

Artikel 12 Opsporing

Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen personen.

Artikel 13 Intrekken oude vergunning

De Bomenverordening gemeente Oisterwijk 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening gemeente Oisterwijk 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van Oisterwijk van 1 juli 2010.
de griffier, de voorzitter,
Nelleke van Wijk Hans Janssen

APPENDIX: BIJDRAGEREGELING MONUMENTALE BOMEN EN BIJZONDERE HOUTOPSTAND

Artikel 1

Bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1.

    Het college kan een bijdrage verlenen in de kosten van maatregelen, die noodzakelijk zijn voor het duurzaam in stand houden van een monumentale boom of –bomen of andere bijzondere houtopstand.

  • 2.

    Het college kan een bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verlenen voor een bepaalde, monumentale houtopstand, indien zij een vergunning tot vellen voor deze houtopstand geweigerd hebben.

  • 3.

    Onder duurzame maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval begrepen:

    • a.

      het onderzoek naar de kwaliteit van de houtopstand en de groeiplaats;

    • b.

      structurele groeiplaatsverbetering;

    • c.

      bescherming van de groeiplaats;

    • d.

      kroonsnoei (herstel- en stabilisatiesnoei);

    • e.

      kroonverankering;

    • f.

      herinrichting omgeving ter versterking van het monumentaal karakter;

    • g.

      hekwerk en plaquettes.

  • 4.

    De bijdrage kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar van de grond waarop zich houtopstand bevindt;

    • b.

      een natuurlijk of rechtspersoon die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht het feitelijke gebruik heeft van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

  • 5.

    Het college kan, naast het in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde, diensten verlenen voor het onderhoud en de instandhouding van een houtopstand. Desgewenst kunnen zij hiervoor een schriftelijke, meerjarige overeenkomst sluiten.

Artikel 2

Procedure bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1.

    Een aanvraag om een bijdrage of dienstverlening als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk vijfde lid van artikel 1 moet schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2.

    De aanvraag dient ondertekend te zijn door zowel de eigenaar als de gebruiker van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

  • 3.

    De bijdrage wordt slechts verleend indien een begroting van de kosten, opgesteld door een deskundig boomverzorger dan wel door de gemeente, wordt bijgevoegd en vooraf door het college is goedgekeurd.

4 Het college kan nadere voorwaarden stellen aan vorm en inhoud van de aanvraag en de aanvraagprocedure.

Artikel 3

Hoogte van de bijdrage

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks de bijdragen vast voor de in artikel 1 bedoelde maatregelen. Zij kunnen een maximumbijdrage vaststellen voor de maatregelen ter verrichten aan één boom of één andere houtopstand.

  • 2.

    De bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten, die vooraf door het college zijn goedgekeurd.

  • 3.

    De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de maatregelen worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger;

    • b.

      de maatregelen binnen 1 jaar na toekenning worden uitgevoerd;

    • c.

      de boom in alle opzichten behoorlijk in stand wordt gehouden.

  • 4.

    Aan het verlenen van de bijdrage kunnen door het college nadere voorwaarden worden gesteld.

Artikel 4

Uitbetaling bijdrage

De bijdrage wordt uitbetaald indien:

  • a.

    Het college is gebleken dat de maatregelen naar behoren zijn getroffen;

  • b.

    binnen 15 maanden na toekenning van de bijdrage de rekening van de boomverzorger is overgelegd.

Artikel 5

Het vervallen van de bijdrage

  • 1.

    De toekenning van de bijdrage vervalt, zodra:

    • a.

      degene aan wie de bijdrage is toegekend ophoudt eigenaar te zijn of anderszins onbevoegd wordt over de houtopstand te beschikken;

    • b.

      de houtopstand teniet is gegaan;

    • c.

      niet wordt voldaan aan de bepalingen van deze bijdrageregeling;

    • d.

      niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toekenning van de bijdrage;

    • e.

      de eigenaar een privaatrechtelijke rechtspersoon is, die ontbonden wordt.

  • 2.

    In geval de eigendom van de houtopstand gedeeltelijk overgaat of de houtopstand gedeeltelijk teniet gaat, bepaalt het college of en in hoeverre voor het overblijvende deel van de houtopstand verdere verlening van de bijdrage plaatsvindt.