Regeling vervallen per 01-01-2020

Financiële verordening Gemeente Oldambt 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2019

Intitulé

Financiële verordening Gemeente Oldambt 2015

De raad van de gemeente Oldambt;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 december 2014, 

gelezen het advies van de commissie bestuur, middelen en ruimte (BMR) d.d. 5 januari 2015;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit Begroten en Verantwoorden;

besluit:

vast te stellen de

Financiële verordening Gemeente Oldambt 2015,

 

luidende als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • .

    Cluster iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • .

    Inkomsten: totaal van de baten voor onttrekkingen aan reserves;

  • .

    Financiële kengetallen:

    • -

      Netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak.

    • -

      Bruto schuld: het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva.

    • -

      Geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak: het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

  • .

    Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • .

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Oldambt en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad kan een gewijzigde programma-indeling vaststellen bij aanvang van iedere nieuwe raadsperiode.

  • 2. Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de informerende (IBR), de Besluitvormende (BBR) Bestuursrapportages en de begroting met de meerjarenraming (de planning & controle producten).

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1 Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma’s en bij het jaarverslag wordt een overzicht gegeven van de productenrealisatie ingedeeld naar de programma’s.

  • 2 Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet in totaliteit en per jaar weergegeven.

  • 3 In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4 Kaders begroting

  • Het college zal indien gewenst uiterlijk in juni aan de raad een kadernota aanbieden met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders voor de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk in juli vast.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1 De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en de lasten en baten van de algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien.

  • 2 Bij de begrotingsbehandeling worden met het vaststellen van de financiële positie door de raad nieuwe investeringen met bijbehorend investeringskrediet geautoriseerd.

  • 3 Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 4 Aanschaf van goederen en diensten en lasten tot een bedrag van € 20.000 waarvoor geen dekking voorhanden is mogen ten laste van de post onvoorzien worden gebracht zonder voorafgaande goedkeuring van de raad voor zover toereikend.

  • 5 Voor een investering boven de € 200.000 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een dekkingsvoorstel aan de raad voor.

  • 6 Het college informeert de raad achteraf bij de bestuursrapportages c.q. de jaarrekening over aangegane verplichtingen die niet bij de begroting waren voorzien en waarvoor geen voorafgaande goedkeuring van de raad conform het gestelde in lid 3 en lid 4 van dit artikel noodzakelijk was.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van de bestuursrapportages over de afwijkingen in de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2. De Informerende Bestuursrapportage (IBR) wordt 4x per jaar na afloop van ieder kwartaal ter informatie aangeboden aan de raadsleden en bevat een rapportage waarbij wordt gerapporteerd op afwijkingen naar inhoud, tijd en/of geld.

  • 3. De Besluitvormende Bestuursrapportage (BBR) wordt 2x per jaar aan de raad aangeboden. Hierin wordt in ieder geval opgenomen:

    a. de ontwikkeling van het begrotingssaldo met de bijbehorende toelichtingen;

    b. de afwijkingen in geld en/of beleid t.o.v. de vastgestelde begroting per programma en een overzicht van de Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien;

    c. het resultaat voor bestemming volgend uit de voorgestelde wijzigingen;

    d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    e. het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d;

    f. mutaties op de investeringskredieten;

    g. financiële risico’s.

Artikel 7 Informatieplicht

Het college besluit niet over:

1. de aankoop van goederen, werken en diensten en lasten groter dan € 20.000 waarvoor geen dekking aanwezig is en alle investeringen groter dan € 200.000;

2. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, en

3. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa

Vaste activa worden geactiveerd zoals vermeld in de bijlage 1 ‘Afschrijvingsbeleid’ en bijlage 2 ‘Afschrijvingstabel’ bij deze verordening.

Artikel 10 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1 Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden

  • 2 Voor de openstaande vorderingen betreffende alle gemeentelijke belastingen en gemeentelijke heffingen wordt, in afwijking van de ‘Interne regels t.a.v. invordering privaatrechtelijke geldvorderingen’, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd, conform bijlage 3 “Voorzieningen voor oninbare vorderingen”.

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

  • 1 Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    a. het specifieke doel van de reserve;

    b. de wijze van dotaties (voeding) en onttrekkingen/vrijvallen (besteding);

    c. de bodem en plafond hoogte van de reserve; en d. het laatste jaar van besteding.

  • 2 Het college neemt jaarlijks in de begroting en de jaarrekening een aparte bijlage op aangaande reserves en voorzieningen en hun verloop. Bij mutaties worden deze in de tussentijdse Besluitvormende Bestuursrapportages (BBR) toegelicht.

Artikel 12 Integrale kostprijsberekening

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Oldambt wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten alsmede de overhead. Tot de overhead worden onder meer gerekend de kosten van automatisering, huisvesting, administratie en organisatie.

  • 2 Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3 De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald op basis van de werkelijk betaalde rente voor langlopende leningen, het vooraf bepaalde percentage voor bespaarde rente over reserves en voorzieningen en het vooraf bepaalde percentage voor kort geld ter dekking van een eventueel financieringstekort.

Artikel 8 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1 Voor het bepalen van de geraamde integrale kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2 Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3 Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 13 Prijzen economische activiteiten

  • 1 Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.. 

  • 2 Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente tenminste de geraamde integrale kosten in rekening.

  • 3 Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4 Bij afwijking genoemd in de vorige leden, doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 5 Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    a. leveringen van goederen, diensten of werken en voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

  • 6 Raadsbesluiten zijn wel noodzakelijk bij het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden.

Artikel 14 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Belastingen, heffingen/rechten en leges: het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte en eventuele wijzigingen van de gemeentelijke tarieven.

  • 2. Prijzen: het college biedt indien nodig geactualiseerde nota’s aan de raad aan. In de nota’s ‘Grondbeleid’ en ‘Algemene voorwaarden met betrekking tot de uitgifte van grond’ zijn o.a. de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de kaders voor de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons opgenomen.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit deze nota’s vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15 Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    b. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, in drie opeenvolgende kwartaalgemiddelden dreigt te worden overschreden of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3. Alvorens een voorstel voor de raad op te stellen voor het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 4. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

  • 5. De financieringsfunctie wordt uitgevoerd conform het door de raad vastgestelde Treasurystatuut.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 16 Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 17 Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf financiering de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 18 Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

  • 2. In deze paragraaf worden richtlijnen geformuleerd voor het kwantificeren van de risico’s en de wijze van bepaling van de noodzakelijk geachte weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s.

Artikel 19 Onderhoud kapitaalgoederen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21 Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Het college biedt indien nodig een geactualiseerde nota Grondbeleid en Algemene voorwaarden met betrekking tot de uitgifte van grond aan de raad aan.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, etc.;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid en de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24 Financiële organisatie

  • 1 Het college zorgt voor en legt vast:

    a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters;

    b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    d. de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    e. de te maken afspraken met de clusters over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

    g. de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

    h. de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

  • 2 De maatregelen genoemd onder letters a, b en d en h van het eerste lid van dit artikel worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 25 Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de beheersmaatregelen, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor systematische interne beheersmaatregelen de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 26 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De geldende financiële verordening van de gemeente Oldambt, vastgesteld bij raadsbesluit van 16 februari 2012, wordt ingetrokken, met dien verstande, dat die verordening nog wel van toepassing is op de jaarrekening over het boekjaar 2014. De financiële stukken voor het begrotingsjaar 2015 voldoen - voor zover mogelijk - aan deze nieuwe verordening.

Tevens worden ingetrokken de volgende nota’s:

• Investerings- en afschrijvingsbeleid;

• Verbonden partijen;

• Weerstandsvermogen en risicomanagement; • Reserves en voorzieningen;

• Lokale heffingen.

Artikel 27 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt – na behoorlijk te zijn bekendgemaakt - in werking op 1 januari 2015, zijnde het begrotingsjaar 2015.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als “Financiële Verordening gemeente Oldambt 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oldambt op 19 januari 2015.
De griffier, De voorzit ,
Pieter Norder Pieter Smit.

Bijlage 3 Artikel 10 lid 2. Voorziening voor oninbare vorderingen

Ouderdom vorderingen in jaren

Percentage

dubieusiteit

0

0

1

10

2

30

3

70

4 en ouder

100

Bijlage 2 Afschrijvingstabel behorende bij het investerings- en afschrijvingsbeleid.

In deze tabel zijn de afschrijvingstermijnen opgenomen naar soort van investering.

Keuze van de afschrijvingstermijn Activa kunnen worden afgeschreven naar economische of technische levensduur. De economische levensduur is de periode waarin de activa naar schatting economisch kunnen worden gebruikt. De technische levensduur is de periode waarin het technisch mogelijk is de investering te gebruiken. Dezelfde activa moeten in dezelfde termijn, afgestemd op de te verwachten gebruiksduur, en volgens dezelfde methode worden afgeschreven.

De gemeente Oldambt heeft haar afschrijvingstermijnen voor materiële vaste activa met economisch nut gebaseerd op de verwachte economische levensduur.

Per investeringsgroep volgt hieronder een overzicht van de te hanteren afschrijvingstermijnen.

Investering Afschrijvingstermijn

Gronden en terreinen

De grond of het terrein als zodanig Geen afschrijving

Woonruimten, bedrijfsgebouwen en accommodaties Nieuwbouw – permanent - 40 jaar Wezenlijke uitbreiding – permanent - 30 jaar

Nieuwbouw - semi-permanent - 20 jaar Renovatie, restauratie en vervanging constructiedelen 20 jaar Vervanging (technische) installaties 20 jaar

Overige werkzaamheden, overwegend aan/op/in de grond 25 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

Rioolrenovaties 50 jaar Bergbezinkvoorzieningen 25 jaar Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA) 10 jaar Rioolpompen 15 jaar

Bij die rioleringsinvesteringen, waarbij de zgn. componentenbenadering niet is en ook niet zal worden toegepast, wordt een forfaitaire afschrijvingstermijn gehanteerd van 25 jaar.

Vervoermiddelen

Vrachtwagens en tractoren 10 jaar

Personenvervoer - bus - 10 jaar

Personenvervoer - dienstauto - 6 jaar

Machines, apparaten en installaties

Materieel en gereedschappen t.b.v. buitendienst 10 jaar

Inventaris en meubilair t.b.v. bedrijfsgebouwen 10 jaar

Telefooncentrale 5 jaar Overige kantoorapparatuur 5 jaar

Hard- en software (bedrijfs-)automatisering 4 jaar

Parkeerautomaten 10 jaar

Overige

Minicontainers t.b.v. huisvuil 10 jaar

1e Inrichting scholen (inventaris) 20 jaar

Materiële vaste activa met maatschappelijk nut

Afschrijving van vaste activa met een maatschappelijk nut gebeurt op zo kort mogelijke termijn. Deze termijn wordt met name bepaald door de financiële ruimte. De maximale afschrijvingstermijn mag niet langer zijn dan de te verwachten technische levensduur.

Grond-/weg- en waterbouwkundige werken (nieuwe aanleg) Maximaal

Wegen 40 jaar

Bruggen 40 jaar

Waterwegen 40 jaar

Openbare verlichting 40 jaar

Grond-/weg- en waterbouwkundige werken (renovaties ) Maximaal:

Wegen 25 jaar

Bruggen 25 jaar

Waterwegen 25 jaar

Openbare verlichting 25 jaar

Immateriële vaste activa Maximaal:

Agio, disagio en kosten geldleningen 5 jaar

Kosten van onderzoek en ontwikkeling 5 jaar

Financiële vaste activa

Verstrekte leningen aan:

Woningcorporaties Derden Wel opgenomen als actief, maar niet relevant i.v.m. afschrijvingen

Deelnemingen:

Aandelen Geen afschrijving

Overig:

Voor investeringen welke niet vallen onder één van de hier boven genoemde investeringsgroepen wordt als afschrijvingstermijn de economische levensduur van de investering gehanteerd.

Bijlage 1 Afschrijvingsbeleid bij artikel 9

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut

Afschrijving vaste activa

In het BBV zijn onder meer de volgende voorwaarden opgenomen voor de afschrijving van vaste activa:

De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het dienstjaar en slechts om gegronde redenen mogen afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast.

Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

Het bovenstaande houdt in, dat de afschrijvingen gebaseerd dienen te zijn op de verwachte nuttigheidsduur, er sprake dient te zijn van een bestendige gedragslijn en dat de afschrijving stelselmatig moet worden bepaald.

Afschrijvingstermijn

Om te komen tot een bestendige gedragslijn is een bijlage 2 opgenomen met de afschrijvingstermijnen van de verschillende soorten activa.

De afschrijvingstermijn vangt aan in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt c.q. wordt verworven. De gerealiseerde afschrijvingen op basis van hiervan afwijkende methoden in het verleden hoeven daarop niet te worden gecorrigeerd.

Extra afschrijving c.q. herwaardering van activa In de volgende gevallen wordt overgegaan tot extra afschrijving c.q. herwaardering:

  • .

    Administratieve vereenvoudiging.

  • .

    Tenietgaan van het actief.

  • .

    Duurzame waardevermindering.

  • .

    Voorraden/deelnemingen.

 

Administratieve vereenvoudiging

Het gaat hierbij om kleine investeringen met een verkrijgingprijs van minder dan € 20.000 waarbij de kosten niet aan derden worden doorberekend. Deze investeringen worden ineens afgeschreven ten laste van de rekening van baten en lasten.

Tenietgaan van het actief Als een actief teniet gaat dient de restant boekwaarde in één keer afgeschreven te worden. Hiervan is ook sprake in het geval van verkoop van een actief.

Duurzame waardevermindering Wanneer de waarde van een actief blijvend daalt, dient onafhankelijk van het resultaat een herwaardering plaats te vinden van het betreffende actief.

Voorraden/deelnemingen Voorraden en deelnemingen moeten gewaardeerd worden tegen marktwaarde indien die lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs van het actief.

Afschrijvingen materiële vaste activa met een maatschappelijk nut Het is toegestaan om investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut te activeren. Wel is het volgens het BBV wenselijk dat de gemeente dergelijke investeringen in zo kort mogelijke termijn afschrijft. Op basis van de aanwezige financiële ruimte zal de afschrijvingstermijn van activa met een maatschappelijk nut bepaald worden.

Het college zal dit per gebeurtenis voorleggen aan de raad.

Afschrijvingen Immateriële activa

  • 1.

    Agio, disagio en kosten geldleningen

Indien op grond van de financiële positie van de gemeente deze kosten geactiveerd worden, worden deze kosten in maximaal 5 jaar afgeschreven en niet langer dan de duur van de lening.

  • 2.

    Kosten van onderzoek en ontwikkeling

Indien op grond van de financiële positie van de gemeente deze kosten geactiveerd worden, worden deze kosten in maximaal 5 jaar afgeschreven.

Afschrijvingsmethode In het BBV zijn geen bepalingen opgenomen omtrent de afschrijvingsmethode. In de praktijk zijn er veel afschrijvingsmethoden. De meest voorkomende zijn de lineaire afschrijving en de annuïteiten methode.

Lineaire afschrijving Lineaire afschrijving is een afschrijving op basis van een vast percentage van de oorspronkelijke investering. Hierbij blijft het jaarlijkse deel aan afschrijving gelijk, terwijl de rente in de loop van de tijd lager wordt. De totale kapitaallasten dalen dus in de loop van de gebruiksperiode. Hierdoor ontstaat ruimte voor in de tijd oplopende kosten, zoals onderhoudslasten. Ook kan het verschil in kapitaallasten worden gebruikt voor nieuwe investeringen. Dit is de reden dat in de praktijk vaak voor deze methode wordt gekozen.

Annuïteit Bij deze methode blijven de totale kapitaallasten gedurende de afschrijvingstermijn gelijk; wel is in het begin de rentecomponent verhoudingsgewijs groter en aan het eind de afschrijvingscomponent. Deze methode wordt vaak toegepast wanneer er een bepaald bedrag beschikbaar is voor langere tijd om de kapitaallasten mee te dekken. Indien er geen onderhoudslasten zijn, dan kan het ook aan te bevelen zijn om voor deze systematiek te kiezen.

Deze methode wordt eveneens toegepast bij investeringen ten behoeve van prestaties jegens derden. Hierdoor wordt bewerkstelligd, dat geen ofwel zo weinig mogelijk fluctuaties optreden in de jaarlijkse kostprijsberekening van deze prestaties. In dit verband worden alle betreffende investeringen ten behoeve van de vuilophaal en de riolering op annuïteitsbasis afgeschreven. Deze lasten werken immers mede door in de tarieven voor resp. de Afvalstoffenheffing en de Rioolheffing.