Regeling vervallen per 31-12-2012

Beleidsregels terugvordering WWB, WIJ, IOAW en IOAZ gemeente Oldambt 2011

Geldend van 01-07-2011 t/m 30-12-2012

Intitulé

Beleidsregels terugvordering WWB, WIJ, IOAW en IOAZ gemeente Oldambt 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;Gelezen het college voorstel van de afdeling Werk en Inkomen tot vaststelling van nieuwe beleidsregels inzake de terugvordering ingevolge de WWB, WIJ, IOAW en IOAZ;Gelet op de artikelen 1:3, vierde lid, 3:42 titel 4.3 en titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);Gelet op de artikelen 58, 59, 60 Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 54, 55, 56 WIJ en de artikelen 25, 26 IOAW/IOAZ;B e s l u i t :vast te stellen de:Beleidsregels terugvordring WWB, WIJ, IOAW en IOAZ gemeente Oldambt 2011,luidende als volgt:

Artikel 1

1. Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdhedenHet college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:a. het herzien of intrekken van het besluit tot toekenning van een uitkering of een inkomensvoorziening, ingevolge artikel 54 lid 3 WWB, artikel 40 lid 3 WIJ en artikel 17 lid 3 IOAW/Z.b. het opschorten van het recht op een uitkering of een inkomensvoorziening, ingevolge artikel 54 lid 1 WWB, artikel 40 lid 1, 2 en 4 WIJ en artikel 17 lid 1 IOAW/Z.c. het terugvorderen van ten onrechte verleende uitkering of een inkomensvoorziening zoals bepaald in de artikelen 58 t/m 60 WWB, de artikelen 54 t/m 56 van de WIJ en de artikelen 25 en 26 van de IOAW/Z.

2. Afzien van terugvordering Het college besluit om redenen van doelmatigheid af te zien van (verdere) terugvordering indien:a. het terug te vorderen bedrag na verrekening vakantietoeslag op jaarbasis niet hoger is dan € 150,00 en het onverschuldigd betaalde bedrag niet is veroorzaakt door een schending van de inlichtingenplicht (artikel 17 WWB, artikel 44 WIJ en artikel 13 IOAW/Z). b. er sprake is van een restantvordering niet hoger dan € 150,00 nadat is vastgesteld dat ondanks betalingsverzoeken niet wordt betaald, vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is en er geen andere vorderingen meer openstaan.c. hiertoe door individuele omstandigheden dringende redenen aanwezig zijn.

3. Afzien verdere invordering wegens schuldenproblematiek1. Het college kan op verzoek van erkende schuldsanerende instanties besluiten van verdere invordering af te zien indien dit noodzakelijk is voor het tot stand komen van een schuldsanering, tenzij:a. er sprake is van een vordering die het gevolg is van het niet nakomen van de inlichtingenplicht (artikel 17 WWB, artikel 44 WIJ en artikel 13 IOAW/Z); en/ofb. de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen.2. Indien er sprake is van een vordering die het gevolg is van verwijtbaar gedrag wordt medewerking aan een schuldregeling slechts op individuele gronden verleend. 3. De vordering zal tenminste worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de overige schuldeisers van gelijke rang.4. Indien het college besluit tot gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot gedeeltelijkekwijtschelding van teruggevorderde uitkering of inkomensvoorziening wegens schuldenproblematiek, wordt in het besluit bepaald dat het niet in werking treedt voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

4. Intrekking besluit tot afzien terugvordering wegens schuldenproblematiekHet besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot gedeeltelijke kwijtschelding van teruggevorderde bijstand als bedoeld in regel 3 wordt ingetrokken of ten nadele vande belanghebbende gewijzigd indien:a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet ofc. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

5. Afzien van verdere invordering na voldoen aan betalingsverplichting1. Het college kan afzien van verdere invordering indien de debiteur:a. gedurende vijf jaar volledig naar draagkracht aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;b. gedurende vijf jaar naar draagkracht aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft voldaan;c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht op een vordering en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichtend. een bedrag, gelijk aan minstens 50% van de restsom in één keer aflost.2. De onder a en b genoemde termijn bedraagt drie jaar als het gemiddelde inkomen van belanghebbende in die periode niet hoger is geweest dan de beslagvrije voet (artikelen 475 d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en de terugvordering niet het gevolg is van schending van de inlichtingenplicht.3. Er wordt niet afgezien van verdere invordering indien de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen.

6. Verplichtingen met betrekking tot de aflossing1. De debiteur moet de vordering in principe ineens binnen zes weken voldoen, tenzij een betalingsregeling is aangeboden of overeengekomen.2. Bij een betalingsregeling wordt in beginsel een maandelijks aflossingritme vastgesteld, tenzij:a. de vordering voortvloeit uit het Bbz 2004; ofb. hiervan op grond van individuele omstandigheden en moverende redenen dient te worden afgeweken.

7. Aflossingshoogte 1. De aflossingshoogte bij een inkomen wordt vastgesteld conform artikel 475 d Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering.De aflossingshoogte kan in het kader van een betalingsregeling worden verlaagd indien de vordering binnen twee jaar wordt afgelost.2. De aflossingshoogte bij minnelijke regeling bij een inkomen hoger dan bijstandsniveau wordt vastgesteld op de aflossingscapaciteit van de geldende bijstandsnorm + een extra aflossingscapaciteit van 50 % van de netto normoverschrijding (exclusief vakantietoeslag).3. De aflossingshoogte bij dwanginvordering bij een inkomen hoger dan bijstandsniveau wordt vastgesteld op het verschil tussen het actuele inkomen en de beslagvrije voet.4. Op grond van individuele omstandigheden kan van het vorenstaande worden afgeweken.

8. Brutering1. Als het college niet meer (volledig) gebruik kan maken van de in artikel 58 lid 4 WWB en artikel 54 lid 4 WIJ genoemde invordering, wordt het bedrag van de netto terugvordering verhoogd met de in die bepaling genoemde loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding in de zin van artikel 46 van de Zorgverzekeringswet. De terugvordering is dan bruto.2. In afwijking van lid 1 vordert het college de bijstand niet bruto terug, indien:a. de brutering een gevolg is van een niet tijdige afhandeling van de gemeente Oldambt;b. de terugvordering het gevolg is van een administratieve fout van de gemeente Oldambt.

9. Intrekking geldende beleidsregels.De geldende beleidsregels vastgesteld bij besluit van 22 april 2005 door het bestuur van de intergemeentelijke sociale dienst Oldambt worden per 1 juli 2011 ingetrokken, met dien verstande dat deze beleidsregels van toepassing blijven op de gevallen van voor 1 juli 2011, tenzij de nieuwe beleidsregels voor de debiteur gunstiger uitvallen.

10. InwerkingtredingDeze beleidsregels treden -na behoorlijk te zijn bekend gemaakt- in werking met ingang van 1 juli 2011.Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt d.d. 28 juni 2011De secretaris, De burgemeester

H.J.J. Groothuis P. Smit