Prostitutiebeleid gemeente Oldambt

Geldend van 21-12-2011 t/m heden

Intitulé

Prostitutiebeleid gemeente Oldambt

InleidingAls gevolg van een wijziging van het Wetboek van Strafrecht geldt er sinds 1 oktober 2000 geen algemeen bordeelverbod meer. Doel van die wijziging was:- het beheersen en reguleren van de exploitatie van prostitutie;- het verbeteren van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie;- het beschermen van minderjarigen tegen seksueel geweld en seksueel misbruik;- het beschermen van de positie van prostituees;- het ontvlechten van prostitutie en criminele randverschijnselen en het terugdringen van de omvang van prostitutie door illegalen.Om de vestiging van bordelen e.d. te kunnen reguleren werd een nieuw hoofdstuk 3, ‘Seksinrichtingen, sekswinkels en straatprostitutie e.d.’ in de APV opgenomen. In dat hoofdstuk is een vergunningstelsel opgenomen met daarin vervat de voorwaarden waaraan een beheerder c.q. eigenaar van een bordeel dient te voldoen. Daarnaast zijn de bestemmingsplannen in de loop der tijd aan deze bedrijfstak aangepast.Bovendien werd beleid geformuleerd waarin de raad heeft aangegeven wat binnen de gemeentegrenzen wel of niet is toegestaan. In het door voormalig Winschoten vastgestelde lokale prostitutie beleid was ook een handhavingprotocol opgenomen.Dit beleid is in 2003 voor het laatst geactualiseerd.Op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels herindeling (Arhi) behouden – kort gezegd - gemeentelijke voorschriften gedurende twee jaren na de datum van herindeling hun rechtskracht, voor zover het bevoegde gezag van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd, deze voorschriften niet eerder vervallen verklaart.Voor zover het de regelgeving op dit gebied betreft is dat meegenomen in de voor de gemeente Oldambt vastgestelde APV. De wet Arhi brengt ook mee dat het prostitutiebeleid moet worden geactualiseerd c.q. opnieuw moet worden vastgesteld.Nu de aanleiding voor het vaststellen van het prostitutiebeleid niet is gelegen in veranderde inzichten, maar wettechnisch van aard is, kan worden overwogen het in Winschoten vastgestelde beleid voor te zetten. Ook het in oktober 2010 ondertekende convenant ‘Ketensamenwerking bestrijding mensenhandel’ maakt het reguleren van deze bedrijfstak wenselijk. De daarin vastgelegde samenwerking moet de aanpak van mensenhandel strafrechtelijk, fiscaal en bestuurlijk verstevigen en de opvang van slachtoffers verbeteren. Het ‘Prostitutiebeleid gemeente Winschoten’ uit 2003 is als bijlage bij deze notitie gevoegd. Deze notitie heeft een informatief karakter en is ook opiniërend bedoeld.Huidige situatie In Winschoten zijn twee seksinrichtingen gevestigd, nl. aan de Rozenstraat 2 en Markstraat 13 en in Nieuw Beerta zijn aan de Hoofdweg 63 en Hoofdweg 73 seksinrichtingen gevestigd. Met het oog op het actualiseren van regelgeving en beleid verdienen de volgende aspecten nog aandacht:- Moet de APV worden aangepast in de zin dat een maximum aantal seksinrichtingen in de verordening wordt opgenomen. Om de exploitatie van seksinrichtingen te reguleren vanuit het belang van openbare orde kan er nl. voor worden gekozen het aantal vergunningen dat kan worden verleend aan een maximum te binden. Daarbij kan ook worden gekozen voor een gedifferentieerd vergunningstelsel indien lokale omstandigheden het wenselijk maken dat seksinrichtingen (alle, of bepaalde soorten) geografisch worden geconcentreerd. Daarvan lijkt sprake in het beleid van Winschoten; huidige seksinrichtingen op bestaande locatie handhaven - Uitspreken over het handhaven van de bestaande locaties en het beleid zoals verwoord in de notitie ‘Prostitutiebeleid gemeente Winschoten’ voor te zetten.Nieuwe wetgevingTweede Kamer heeft op 29 maart 2011 ingestemd met het wetsvoorstel regulering prostitutie. Wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer.Het wetvoorstel beoogt het verkleinen van lokale en regionale verschillen in prostitutie- en vergunningenbeleid, het verkrijgen van meer zicht en grip op de seksbranche door alle vormen van prostitutie onder een vorm van regulering te brengen en het vergemakkelijken van toezicht en handhaving.In het wetsvoorstel staat:- de verhoging van de leeftijdgrens van 18 naar 21 jaar- de invoering van een verplicht en uniform vergunningenstelsel voor de uitoefening van een seksbedrijf- invoering van een nuloptie: d.w.z. dat gemeenten onder een aantal voorwaarden prostitutiebedrijven binnen hun gemeentegrenzen niet hoeven toe te staan - een registratieplicht voor alle prostituees- strafbaarstelling bij het gebruik maken van illegaal aanbod van prostitutie

en bij motie of amendement:- de ruimte voor gemeenten om nadere regels te stellen die ook betrekking kunnen hebben op thuiswerkende prostituees- het invoegen van een uiterste termijn voor het doorgeven van wijzigingen, nl. twee weken- het verbeteren van de sociale positie van de prostituee- passende arbeid voor ex prostitueesTe zijner tijd zal moeten worden bezien of en in hoeverre het beleid daarop zal moeten of kunnen worden aangepast.

Planning actualisering prostitutiebeleid:Bespreking notitie prostitutiebeleid gemeente Oldambt 26 oktober 2011Collegevoorstel 15 november 2011Presidium 21 november 2011Commissie SWI 7 december 2011Gemeenteraad 21 december 2011

ad1 - Als grondslag voor concentratiebeleid zou art. 3:4 als volgt kunnen luiden:1 Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan een seksinrichting te exploiteren of te wijzigen in door het college aangewezen gebieden of delen van de gemeente.2. Het is verboden een seksinrichting te exploiteren in andere gebieden of delen van de gemeente dan de in het eerste lid bedoelde3.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen.4. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:a de persoonsgegevens van de exploitantb de persoonsgegevens van de beheerder en c de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

Artikel 1 Inleiding

PROSTITUTIEBELEIDPer 1 oktober 2000 is door een wijziging van het Wetboek van Strafrecht het algemeen bordeelverbod opgeheven. Met deze wetswijziging worden meerdere doelen nagestreefd: het beheersen en reguleren van de exploitatie van prostitutie, het verbeteren van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie, het beschermen van minderjarigen tegen seksueel geweld en seksueel misbruik, het beschermen van de positie van prostituees, het ontvlechten van prostitutie en criminele randverschijnselen en het terugdringen van de omvang van prostitutie door illegalen.Aangezien per 1 oktober 2000 het “bedrijfsmatig exploiteren van prostitutie” dus niet langer een strafbaar feit vormt als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, is er aanleiding de exploitatie van seksinrichtingen te reguleren.

Om de vestiging van bordelen e.d. te kunnen reguleren, dient een aantal stappen genomen te worden. Eén van die stappen was het vaststellen van een nieuw hoofdstuk drie van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) gemeente Winschoten. In dit hoofdstuk is een vergunningenstelsel opgenomen, met daarin vervat de voorwaarden waaraan een beheerder c.q. eigenaar van een bordeel dient te voldoen. Daarnaast zullen op termijn bestemmingsplannen moeten worden aangepast aan deze nieuw uit te oefenen bedrijfstak.Deze maatregelen alleen zijn echter niet voldoende om een mogelijke wildgroei tegen te gaan: er dient ook beleid te worden geformuleerd, waarin de raad aangeeft wat binnen de grenzen van de gemeente Winschoten wel of niet wordt toegestaan. Hiertoe is in oktober 2000 een notitie lokaal prostitutiebeleid vastgesteld, met daarin opgenomen een handhavingsprotocol. In deze notitie staat de mogelijkheid van legalisering van de bestaande seksinrichtingen centraal. Voorts is opgenomen dat in Winschoten op termijn nog ruimte is voor één seksinrichting. Om dit aantal te bereiken is een zogenaamd “uitsterfbeleid” opgenomen.In de achterliggende periode is bij de uitvoering van het vastgestelde beleid gebleken dat het op onderdelen ontbreekt aan voldoende handvaten om de vastgestelde uitgangspunten te kunnen realiseren. Dit maakt een aanpassing van het in oktober 2000 vastgestelde beleid noodzakelijk. Deze notitie komt hiervoor in de plaats.

Artikel 2 Kenmerken van Winschoten

De gemeente Winschoten neemt in de regio een duidelijke centrumpositie in. Dit uit zich in de aanwezigheid van diverse gezondheidsinstellingen, een aantal onderwijsinstellingen die een aanzuigende werking hebben op scholieren uit omringende gemeenten, plus de aanwezigheid van tamelijk veel horecabedrijven. Met name het Marktplein fungeert als regionaal uitgaanscentrum, met etablissementen variërend van een bioscoop tot eetcafés, van bruine kroegen tot discotheken.Naast de levendigheid die dit alles met zich meebrengt, levert de aanwezigheid van deze horecagelegenheden echter ook de nodige overlast op. Op zich is dit inherent aan de centrumfunctie die Winschoten inneemt voor de regio, een functie die Winschoten ook graag wíl innemen. Zaak is echter wel om deze overlast te beteugelen: reeds op dit moment is het aantal horecagelegenheden groot, zeker in verhouding tot het aantal inwoners van deze gemeente, te weten een kleine 19.000. 

Artikel 3 Huidige situatie qua seksinrichtingen

In het voorjaar van 2000 waren er drie inrichtingen waarvan vaststond dat deze aangemerkt konden worden als seksinrichtingen. Het ging om Erotic Palace, Carolieweg 3, Baccara, Rozenstraat 2 en Massagesalon 2000, Marktstraat 13.

Ter verduidelijking: voor het begrip seksinrichting wordt de omschrijving van artikel 3.1.1. van het VNG-model van de Algemene Plaatselijke Verordening aangehouden: “de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.”

Daarnaast is in de Pottenbakkersstraat een sekswinkel aanwezig -de Pottekieker- , zijnde een winkel waar erotische attributen en lectuur worden verkocht.Zowel Baccara als Erotic Palace bestonden elk al een aantal jaren. Het betreft hier besloten clubs, in de nabijheid van het Marktplein, oftewel in de buurt van het uitgaanscentrum van Winschoten. In de periode rond de herziening van het prostitutiebeleid in oktober 2000 is de exploitatie van Erotic Palace als seksinrichting echter beëindigd. Sindsdien wordt het bedrijf geëxploiteerd als horecabedrijf. Inmiddels zijn de panden Carolieweg 3 en 5 samengevoegd en worden als één horecabedrijf geëxploiteerd. Daarom speelt dit bedrijf voor het te voeren prostitutiebeleid in de gemeente Winschoten geen rol meer waar het gaat om de mogelijkheid tot legalisering als seksinrichting. Van de overige twee inrichtingen is Baccara inmiddels in het bezit van een vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting. 

Artikel 4 Prostitutiebedrijven en overlast

Prostitutie wordt van oudsher als een schimmige bedrijfstak gezien, waaromheen allerhande mythevorming is ontstaan. Deze mythevorming en zeker ook de aard van de bedrijfstak heeft tot gevolg dat er zich rond prostitutie veel schimmige zaken afspelen, hetgeen overigens niet noodzakelijkerwijs inherent hoeft te zijn aan deze bedrijfsvorm. Te denken valt aan activiteiten als heling, drugshandel, onvrijwillige prostitutie et cetera.Met de opheffing van artikel 250b is Wetboek van Strafrecht beoogt de formele wetgever dan ook om prostitutie uit de nevelen van de illegaliteit te halen en meer greep te krijgen op deze bedrijfstak, om zo eenvoudiger en meer adequaat tegen mogelijke uitwassen op te kunnen treden. Het valt overigens, zoals opgemerkt, niet te ontkennen dat prostitutie altijd al een aanzuigende werking op illegale activiteiten heeft gehad. De problematiek van de aanzuigende werking zal in de toekomst, ook mèt een vergunningenstelsel, niet zomaar opgelost worden. Hier vanuit gaande is het noodzakelijk om als gemeente aan te geven wat wel en wat beslist niet als acceptabel wordt gezien.De gemeente Winschoten telt ± 19.000 inwoners die op een betrekkelijk klein grondgebied wonen. Winschoten heeft een klein buitengebied en bestaat hoofdzakelijk uit bebouwde kom. Voor de regio vervult de gemeente een centrumfunctie. Daarnaast brengen veel mensen uit Duitsland een bezoek. Dit alles brengt met zich mee dat Winschoten gevoelig is voor allerlei vormen van overlast. De kleinschaligheid brengt daarom met zich mee dat terughoudend gereageerd dient te worden op de legalisering van prostitutie als “nieuwe” bedrijfstak.

Zoals hiervoor reeds gesteld, vervult Winschoten een centrumfunctie voor de regio, ook als vermaakscentrum. Dit laatste brengt met zich mee dat moeilijk volgehouden kan worden dat prostitutie -inmiddels een legale bedrijfstak- in alle opzichten volledig tegengehouden kan worden. Het is met andere woorden niet reëel om elke vorm van prostitutie te weren uit de gemeente Winschoten. In dit verband kan gewezen worden op artikel 19 lid 3 van de Grondwet, waarin het recht op vrije keuze van arbeid is neergelegd. Een totaal verbod op elke vorm van prostitutie komt hiermee in strijd. Op basis van de huidige wetgeving en jurisprudentie is het niet mogelijk om een zogenaamd 0-beleid te voeren. Het voorgaande houdt in dat prostitutie in Winschoten mogelijk dient te worden gemaakt, maar dat in de legalisering van het aantal seksinrichtingen wel de nodige terughoudendheid dient te worden betracht. 

Artikel 5 Uitgangspunten van prostitutiebeleid in de gemeente Winschoten

a. Legalisering van de bestaande seksinrichtingenZoals eerder vermeld, bestaan er in Winschoten nog twee seksinrichtingen (peildatum 1 augustus 2003): club Baccara en Massagesalon 2000. Deze inrichtingen bevinden zich in het centrumgebied, in de nabijheid van het Marktplein. Tot op heden is ons niets bekend van enige overlast. Ook van omwonenden zijn geen serieuze klachten bekend over de aanwezigheid van deze bedrijven. Inmiddels heeft club Baccara een exploitatievergunning ontvangen. Voor legalisering van een tweede seksinrichting komt als eerste Massagesalon 2000, Marktstraat 13, in aanmerking.b. Het vaststellen van het aantal seksinrichtingen op twee.Zoals gesteld zijn er per 1 augustus 2003 twee seksinrichtingen binnen de gemeentegrenzen van Winschoten. De gemeente Winschoten wil de hoeveelheid seksinrichtingen tot maximaal dit tweetal beperken. Het betreft -nogmaals- Baccara, Rozenstraat 2 en Massagesalon 2000, Marktstraat 13. Het mogelijk maken tot legalisering van de tweede -reeds bestaande- seksinrichting is met name ingegeven om de volgende redenen:- Sinds eind 2000 bestaan er nog twee seksinrichtingen. De ervaring tot nu toe heeft geleerd dat de werking van de vrije markt niet heeft geleid tot de noodzaak van meer dan deze twee inrichtingen.- De aanwezigheid van deze twee seksinrichtingen heeft in het verleden geen overlast opgeleverd.- De formele wetgever heeft de verantwoordelijkheid voor een bordeelbeleid neergelegd op gemeentelijk niveau. De gemeente Winschoten wil voor deze verantwoordelijkheid niet weglopen. Gezien het inwoneraantal en de beperkte omvang van het grondgebied, maar ook gelet op het bestaande voorzieningenniveau in omliggende gemeenten, achten wij twee inrichtingen echter voldoende. - In de nota “Een visie op de ontwikkeling van het centrum” -in de wandelgangen “Centrumvisie” genoemd- van mei 1998, staat op pagina 19 onder het kopje Wonen het volgende te lezen: “Naast allerlei voorzieningen speelt ook het wonen in de binnenstad een belangrijke rol. Het wonen in het directe centrum betekent dat een bepaalde belevingswaarde aan het centrum wordt gegeven.” Onder meer deze zinsnede illustreert dat het gemeentebestuur van Winschoten waarde hecht aan een versteviging van de woonfunctie in het centrumgebied. De uitbreiding van het aantal prostitutiebedrijven past hier niet bij, aangezien dit kan leiden tot een ongewenste verstoring van bestaande verhoudingen met als gevolg een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat. Vandaar dat bepaald wordt om het maximum aantal seksinrichtingen binnen Winschoten te bepalen op het huidige aantal van twee (2). Het gestelde onder het vorige punt betekent dat bij - gebleken eventuele onmogelijkheid om tot legalisering over te gaan van de tweede van de bestaande inrichtingen (te weten: Massagesalon 2000, Marktstraat 13), er uitsluitend ruimte zal bestaan voor een seksinrichting die hiervoor in de plaats komt, dus niet op een locatie elders;- feitelijke beëindiging door de exploitant van een van deze twee inrichtingen er slechts ruimte is voor een nieuwe seksinrichting op dezelfde locatie.c. Beperking tot het centrumgebiedOmdat -zoals eerder gesteld- de reeds aanwezige horeca zich concentreert in het centrumgebied, ligt het voor de hand dat ook prostitutie zich beperkt tot ditzelfde gebied. Op deze plaats wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat hieronder niet de Langestraat en de Torenstraat vallen. De reden hiervoor is dat dit winkelstraten bij uitstek zijn en dat de aanwezigheid van prostitutiebedrijven zich beslist niet verhoudt met het thans bestaande karakter van deze straten. Ook het Marktplein wordt op deze plaats aangewezen als een locatie waar de aanwezigheid van seksinrichtingen ongewenst is. De aard en omvang van reeds aanwezige horecagelegenheden ligt hieraan ten grondslag. Het betreft hier een bioscoop, eetcafés en diverse kroegen van uiteenlopend karakter. Deze etablissementen trekken een uitermate gemengd en ook talrijk publiek. De aanwezigheid van een seksinrichting aan het Marktplein is ongewenst, omdat het een verstoring inhoudt van de reeds bestaande verhoudingen: het -grotendeels- jonge publiek dat zich begeeft op het Marktplein, dient naar het oordeel van het gemeentebestuur van Winschoten niet geconfronteerd te worden met de aanwezigheid van een seksinrichting. Voor het centrum geldt dat er tot op zekere hoogte sprake is van gewenning waar het gaat om de bestaande twee inrichtingen. Wij achten het echter onwenselijk dat andere buurten in Winschoten worden belast met de nieuw vestiging van seksinrichtingen.d. Geen seksinrichtingen in woonbuurtenHoewel ook in het centrumgebied veel particulieren wonen, menen wij dat de aanwezigheid van seksinrichtingen in reguliere woonbuurten absoluut onwenselijk is. De aanwezigheid van een seksinrichting, die zich zal afficheren door uiterlijke kenmerken als verlichting, naamgeving e.d., zal naar verwachting veel onrust veroorzaken in een buurt waar bijvoorbeeld ook kinderen en ouderen wonen. Gesteld mag worden dat de aanwezigheid van een dergelijke inrichting in een doorsnee woonstraat per definitie niet past. Begrippen als uitstraling en mogelijke overlast vormen op zich reeds voldoende reden om dit niet toe te staan.In dit verband kan nog opgemerkt worden dat de formele wetgever de prostitutie uit de illegaliteit wil proberen te halen door het instellen van een vergunningenstelsel. Tot deze stap wordt overgegaan, juist omdat tot op heden seksinrichtingen klaarblijkelijk wel degelijk overlast -aanzuigende werking op bijvoorbeeld criminele activiteiten- (kunnen) opleveren.Om de aanmerkelijke kans hierop voor te blijven, wordt op deze plaats aangegeven dat een dergelijk bedrijf qua aard en uitstraling beslist niet past in een reguliere woonbuurt.e. Geen seksinrichtingen in het buitengebiedHet buitengebied van de gemeente Winschoten is zeer beperkt in omvang. In totaal gaat het om ± 1000 hectare. De gemeenteraad van Winschoten is van mening dat vestiging van dergelijke etablissementen in het buitengebied niet past, aangezien het betreffende gebied beperkt is in omvang en er daarom een onevenredige onrust zou worden opgeroepen bij de bewoners van eerder genoemd gebied.Hierbij speelt ook het toezichtaspect een rol. Juist omdat de aanwezige horeca zich concentreert in de nabijheid van het Marktplein, brengt dit met zich mee dat de politie hier regelmatig surveilleert. Voor wat betreft adequaat toezicht zou de vestiging van seksinrichtingen in het buitengebied ook een aanmerkelijke aantasting van de beschikbare politiecapaciteit betekenen. De beschikbare agenten moeten in dat geval immers noodgedwongen uitzwermen over het gehele grondgebied van de gemeente Winschoten. Om deze redenen is de vestiging van seksinrichtingen in het buitengebied ongewenst.f. Geen seksinrichtingen op bedrijventerreinenWinschoten vervult een belangrijke rol als centrumgemeente voor de regio, niet alleen voor wat betreft de uitgaansfunctie, maar ook qua bedrijvigheid. Verder kan worden opgemerkt dat het voor de economische situatie in Oost-Groningen van groot belang is dat deze ontwikkeling zich doorzet: de werkeloosheidcijfers liggen in de regio Winschoten immers traditioneel aanmerkelijk hoger dan in de meeste andere regio´s van dit land. Daarom mag gesteld worden dat specifiek voor Winschoten -en ruimer gezien Oost-Groningen- een gezond en vitaal bedrijfsleven van eminent belang is.De kans dat de aanwezigheid van seksinrichtingen een negatief stempel drukt op de reeds aanwezige bedrijventerreinen, is echter groot en ook reëel te achten. Maatschappelijke weerstanden tegen prostitutie leven nu eenmaal in brede lagen van de bevolking en zeker bij ondernemers, aangezien zij een groot belang hebben bij een positieve uitstraling voor wat betreft de omgeving van hun bedrijven.Vestiging van een seksinrichting op een bedrijventerrein zou daarom een onaanvaardbare en zeker uitermate ongewenste aantasting betekenen van het cachet, de allure en ook de uitstraling van een bedrijventerrein. Daarnaast geldt voor wat betreft het toezicht hetzelfde als onder e (buitengebied ) is gesteld; een reden te meer om seksinrichtingen te weren van bedrijventerreinen.Concluderend zou de vestiging van seksinrichtingen een onaanvaardbare doorkruising betekenen van de voorgestane ontwikkelingen qua bedrijvigheid in Winschoten en dient dit om die reden te worden voorkomen.g. Geen raamprostitutieZoals hiervoor is weergegeven is Winschoten qua oppervlak een kleine gemeente met een relatief gering aantal inwoners. Het feit dat Winschoten een centrumfunctie vervult, wil niet zeggen dat raamprostitutie daarom aanvaardbaar zou zijn. Raamprostitutie is een vorm van prostitutie die uit de aard der zaak veel overlast oplevert. De aanwezigheid van één of meerdere panden waar prostituees zich in persoon aanbieden aan klanten, levert een grote toestroom van nieuwsgierigen op. Van reeds aanwezige plaatsen waar raamprostitutie momenteel voorkomt -zoals in de gemeente Groningen- is bekend dat omwonenden veel overlast ervaren van het “va et vient” van (potentiële) klanten. Voorts valt niet aan te geven waar raamprostitutie zou kunnen plaatsvinden. Vanwege de voorzienbare overlast valt geen locatie aan te wijzen waar een dergelijke vorm van prostitutie zou kunnen worden toegestaan. Ter verduidelijking: vrijwel alle locaties waar raamprostitutie voorkomt, bevinden zich in grote stedelijke gebieden (bijvoorbeeld Groningen, Amsterdam). De ervaring heeft geleerd dat de overlast aanzienlijk is, zodat gelet op de omvang van het gemeentelijk grondgebied en het bevolkingsaantal, een dergelijke bedrijfsvoering onevenredig belastend zou zijn voor de gemeente Winschoten.Zoals gesteld levert met name het “va et vient” van (potentiële) klanten overlast op. Raamprostitutie heeft tot gevolg dat klanten keer op keer hun ronde doen langs de panden waarin raamprostitutie gehuisvest is. Wanneer dit per auto gebeurt, is de geluidsoverlast aanmerkelijk, terwijl bovendien de verkeersveiligheid in gevaar kan komen. In de omgeving van het Marktplein is op voorhand geen locatie aan te wijzen waar dergelijke verkeersstromen- die zich het sterkst manifesteren in de nachtelijke uren- mogelijk zijn, zonder dat dit een onevenredige mate van overlast voor omwonenden oplevert.Wanneer men de mogelijkheid van raamprostitutie in een voetgangersgebied in beschouwing neemt -hetgeen inhoudt dat verkeersstromen in de vorm van gemotoriseerd verkeer zich niet zullen voordoen- doet zich het probleem voor waar een dergelijk voetgangersgebied zou moeten worden ingericht. Bij eventueel in de toekomst nog aan te wijzen voetgangersgebieden zullen zich voornamelijk winkelbedrijven vestigen. Zoals hiervoor al bij de Langestraat en Torenstraat is aangegeven, passen seksinrichtingen -en zeker raamprostitutie- niet in een dergelijke omgeving.Wij zien geen reële mogelijkheid om in het centrum een voetgangersgebied aan te wijzen waar raamprostitutie mogelijk wordt gemaakt. Dit zal zonder twijfel stuiten op grote bezwaren van de huidige bewoners.Samengevat kan worden gesteld dat raamprostitutie in de gemeente Winschoten ongewenst is. De te verwachten overlast, de veelal opdringerige aanwezigheid van (potentiële) klanten bij deze vorm van prostitutie en de beperkte omvang van Winschoten liggen hieraan ten grondslag. h. Geen tippelzoneArtikel 3.2.6 van de APV van Winschoten geeft aan dat straatprostitutie (tippelen) niet is toegestaan, tenzij op door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen wegen of gebieden.In dit kader wordt aangegeven dat het instellen van een zogenaamde tippelzone een ongewenste optie is. Met name van straatprostitutie is bekend dat dit veel overlast oplevert. Het is algemeen bekend dat veel straatprostituees verslaafd zijn, hetgeen een sterk aanzuigende werking heeft op praktijken als diefstal, heling en drugshandel. Gelet op de omvang van Winschoten mag geconcludeerd worden dat straatprostitutie een ongewenste vorm van prostitutie is en daarom geweerd moet worden. Hiervoor pleit ook dat het instellen van een tippelzone een grote belasting zal betekenen van het politieapparaat.De gemeenteraad van Winschoten geeft daarom uitdrukkelijk te kennen dat ook in de toekomst niet zal worden overgegaan tot het instellen van een zogeheten tippelzone.i. EscortbedrijvenOok door de formele wetgever wordt onderkend dat escortprostitutie een moeilijk controleerbare bedrijfsvorm is. Het gaat hier immers niet om een seksinrichting die ruimtelijk controleerbaar is. Bij escort kan het gaan om een antwoordapparaat ergens in een kamertje, waarna bemiddeld wordt tussen de klant en de prostituee Om toch enige greep op escort te houden, wordt in de APV neergelegd dat ook escortbedrijven vergunningplichtig zijn. Het motief hiertoe is vooral ingegeven om toch enige controle te kunnen uitoefenen op deze bedrijfsvorm.

Artikel 6 Handhaving

  • 1 Inleiding

    Voor de handhaving van deze beleidsdoelstellingen dient een pakket van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften te worden vastgesteld.

    Dit juridisch instrumentarium vormt een belangrijk instrument voor de sturing van het gemeentelijk prostitutiebeleid. Zonder dit instrumentarium is een adequate handhaving van dit beleid niet goed mogelijk. Bij de realisering van bovengenoemde doelstellingen zijn functioneel gezien diverse interne en externe handhavingsorganen betrokken. Dit maakt een systematische en integrale aanpak van het handhavingsgebied noodzakelijk.1. Handhavingsvormen

    Voor een zuiver begrip van het gemeentelijk handhavingsbeleid worden eerst de van belang zijnde handhavingsvormen aangestipt. De handhaving kent preventieve en repressieve effecten. Onder handhaving wordt in dit verband verstaan: het door middel van toezicht en door het toepassen van bestuursrechtelijke handhaving- of strafrechtelijke sanctiemiddelen bereiken dat de voorschriften worden nageleefd.1.1. Preventieve handhavingPreventie is de meest effectieve vorm van handhaving. Door te voorkomen dat regels worden overtreden vervalt immers de noodzaak om sanctionerend (repressief) op te treden. De preventieve handhaving kan op diverse manieren gestalte krijgen. Genoemd kunnen worden het beoordelen van achtereenvolgens de vergunningaanvraag, de persoon van de exploitant en van de beheerder (antecedenten), het in de vergunning opnemen van voorschriften voor zowel de inrichting als de leidinggevende(n), het geven van voorlichting aan prostitué(e)s, exploitanten en aan de beheerders, het houden van voldoende toezicht en het geven van voldoende publiciteit over het handhavend optreden van de overheid. Goede informatie en doelgerichte voorlichting aan de prostitutie- en seksbranche leidt bovendien tot meer begrip voor de regelgeving en tot betere naleving. De preventieve handhaving zal uiteindelijk moeten uitmonden in het door toezichthouders uitoefenen van toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften (Afdeling 5.2 Algemene wet bestuursrecht).

    1.2. Repressieve handhavingPreventie heeft het meeste effect wanneer tegelijkertijd sprake is van een consistente en zichtbare repressieve handhaving. Op geconstateerde overtredingen moet altijd gereageerd worden. Een belangrijk onderdeel van de repressieve handhaving vormt het toepassen van dwangmiddelen of sancties. Bij de repressieve handhaving van door de gemeente vastgestelde rechtsregels en voorschriften kunnen de volgende middelen worden onderscheiden:1. bestuursrechtelijke dwangmiddelen;2. strafrechtelijke sanctiemiddelen;3. andere middelen ter handhaving van specifieke wetgeving.

    De bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen zijn gericht op het beëindigen van een met het prostitutiebeleid strijdige situatie en het herstel van de gewenste situatie. Strafrechtelijke sanctiemiddelen daarentegen zijn primair gericht op vergelding van het aan de gemeenschap aangedane onrecht en op het voorkomen van herhaling. De verschillen in handhavings- en sanctiemiddelen komen ook tot uiting in de procedure die aan een eventuele wetshandhaving of sanctietoepassing voorafgaat. Bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen kunnen direct door de overheid worden opgelegd. Een eventuele toetsing door de bestuursrechter vindt achteraf plaats. In het strafrecht worden sancties in beginsel opgelegd door de strafrechter. Aan de besluitvorming over het toepassen van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen dienen relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen. Hierbij kunnen politierapportages en processen-verbaal de rechtmatigheid van de bestuursrechtelijk handhavingsmiddelen ondersteunen.

    1.3. HandhavingsprotocolVoor de repressieve handhaving van wet- en regelgeving is een handhavingsprotocol opgesteld.In dit protocol wordt onderscheid gemaakt tussen drie belangrijke categorieën van overtredingen, namelijk:a. exploitatie zonder vergunning;b. exploitatie in strijd met de vergunning(voorschriften);c. exploitatie in strijd met wet- en regelgeving (artikel 250a Wsr).

    Een handhavingsprotocol is als bijlage bijgevoegd.

    1.4. Bestuursrechtelijke handhavingsmiddelenBij de bestuursrechtelijke handhaving moet gedacht worden aan de volgende dwangmiddelen:a. bestuursdwang (Afd. 5.3. Awb en artikel 125 Gemeentewet) ;b. sluiting van prostitutiebedrijf of seksinrichting ;c. dwangsom (Artikel 5:32 Awb);d. intrekking van de vergunning of het opleggen van strengere voorschriften.

    a. BestuursdwangBestuursdwang is de bevoegdheid van het bestuursorgaan (het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester) om een overtreding ongedaan te maken dan wel herhaling of voortzetting van deze overtreding te voorkomen.

    b. Sluiting van het bedrijf of de inrichtingDe burgemeester kan de sluiting van een prostitutiebedrijf bevelen. Deze bevoegdheid komt de burgemeester ook toe bij overtreding van de nadere regels prostitutiebedrijven. In deze nadere regels zijn de verplichtingen van zowel de vergunninghouder (=exploitant) als de beheerder neergelegd. In de relatie vergunninghouder en beheerder is eerstgenoemde (eind)verantwoordelijk.

    c. Dwangsom De dwangsom heeft tot doel de overtreder er toe te bewegen aan de onwettige situatie een eind te maken. De dwangsom moet daarom voldoende hoog zijn. De hoogte van de dwangsom moet echter wel in verhouding staan tot de overtreding (=proportionaliteitsbeginsel). De dwangsom is betrekkelijk eenvoudig en tegen geringe kosten op te leggenSituaties waarbij een dwangsom kan worden opgelegd doen zich onder andere voor bij:- niet naleving van een APV-bepaling, de vergunning of de vergunningvoorwaarden;- gebruik van een pand in strijd met het bestemmingsplan;- aanschrijving tot het treffen van voorzieningen.

    d. Intrekken van de vergunning.Het bestuursorgaan dat de vergunning heeft verleend, heeft in beginsel de bevoegdheid om deze vergunning in te trekken wanneer de houder van de vergunning de regeling waarop de vergunning berust of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden heeft overtreden.

    1.5. BezwaarschriftprocedureDe beschikkingen waarbij bovengenoemde sanctiemiddelen worden opgelegd kunnen op grond van de Awb worden aangevochten. De rechter kan de beschikking vernietigen of de duur van de sluiting bekorten of de hoogte van de dwangsom matigen. Het is daarom van belang bij de voorbereiding van een besluit tot het opleggen van bovengenoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen de in de bijlage II genoemde voorwaarden en procedures in acht te nemen.

    De bestuursrechtelijke handhavingsprocedure is in een bijlage in schema gezet.

    1.6. Strafrechtelijke sanctiemiddelenBijna alle bestuursrechtelijke regelingen die verbod- en gebodsbepalingen bevatten bestempelen de overtreding van die voorschriften tot een strafbaar feit. Zo ook de bepalingen opgenomen in de APV van Winschoten.Het hanteren van de strafsanctie is geen zaak van de gemeente. Over de strafvervolging wordt besloten door het Openbaar Ministerie en eventuele strafoplegging geschiedt door de strafrechter.

    1.7. Samenloop van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen en strafrechtelijke sanctiesIn geval van overtreding van het prostitutiebeleid kan zowel een samenloop ontstaan van verschillende bestuursrechtelijke maatregelen als van bestuursrechtelijke dwangmiddelen en strafrechtelijk sancties. Het toepassen van verschillende bestuursrechtelijke middelen is in beginsel mogelijk. Echter de gelijktijdige combinatie van bestuursdwang en dwangsom voor dezelfde overtreding is uitgesloten (artikel 5:31 Awb). Een bestuursorgaan mag geen aanzegging tot bestuursdwang doen en op het niet naleven van deze aanschrijving een dwangsom zetten. Evenmin mag een dwangsom worden opgelegd en tegelijkertijd bestuursdwang worden aangezegd voor het geval dat de dwangsom zou worden verbeurd.

    Het totaal van toegepaste dwangmiddelen en sancties moet overigens wel voldoen aan het vereiste van evenredigheid tussen ernst van het feit en de opgelegde sancties.Strafvervolging nadat een bestuursrechtelijke sancties kan ook bij cumulatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties het evenredigheidsbeginsel in het gedrag komen. Bij het bepalen van de strafmaat kan rekening gehouden worden met het feit dat de verdachte reeds door een bestuursrechtelijke sanctie is getroffen. 

  • 2 2. Toezicht en OpsporingVoor de repressieve handhaving dienen personen te worden aangewezen met toezichthoudende en/of opsporingsbevoegdheden. Het onderscheid tussen toezicht en opsporing is van belang, opsporing ligt in het verlengde van toezicht.

    2.1. ToezichtToezichthouders plegen regelmatig controles uit te voeren, zonder dat sprake is van een concrete verdenking of anders gezegd van een redelijk vermoeden van de overtreding van een wettelijk voorschrift. Het toezicht kan tot resultaat hebben, dat wettelijke voorschriften zonder verdere sanctiemiddelen worden nageleefd. Indien waarschuwingen geen effect sorteren kan gedacht worden aan sancties van zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke aard. Toezichthouders zijn veelal niet tevens belast met opsporing. Dit is in vele gevallen ook niet nodig. Indien de handhaving van het prostitutiebeleid en de daarop betrekking hebbende voorschriften voornamelijk bestuursrechtelijk geschiedt (bestuursdwang, dwangsom), is het niet nodig om te beschikken over opsporingsbevoegdheden. Dit is pas vereist als men strafrechtelijk wil gaan handhaven. Toezichthouders die geen opsporingsbevoegdheid bezitten kunnen bij constatering van een strafbaar feit volstaan met het doen van aangifte bij de politie. Deze toezichtactiviteiten vallen onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat belast is met de uitvoering van voorschriften. Voor wat de voor het publiek toegankelijke gebouwen betreft is dit de burgemeester (artikel 174 Gemeentewet).

    2.2. OpsporingAls uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van een strafbaar feit blijkt kunnen opsporingshandelingen worden verricht. Opsporingsactiviteiten vinden plaats onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. De praktijk heeft uitgewezen, dat opsporingsambtenaren zich soms niet helemaal richten op hun eigenlijke opsporingstaak maar in feite bezig zijn met het uitoefenen van de toezichthoudende taak. In deze zin is de opsporingsambtenaar meer onderhandelaar en adviseur dan een streng de wet handhavende overheidsdienaar. Dit met beleid, overtuiging en overreding een wetovertreder naar de wettelijk gewenste situatie toe praten zijn aspecten van een non-repressieve aanpak die in eerste instantie thuis hoort bij de taak van de toezichthouder.

    Als de verschillende handhavers gezamenlijk optreden, bijvoorbeeld in handhavingsteams, dient elke partij binnen de grenzen van de eigen bevoegdheid te blijven operen. Met name als tijdens het toezicht strafbare feiten worden geconstateerd is extra oplettendheid geboden. Niet iedere handhaver heeft zoals gesteld opsporingsbevoegdheid. Personen of instanties die geen (relevante) opsporingsbevoegdheid hebben dienen derhalve zelf af te zien van verdere acties en dienen die over te laten aan de bevoegde opsporingsbevoegdheid. Personen of instanties die geen (relevante) opsporingsbevoegdheid hebben, dienen derhalve zelf af te zien van verdere acties en dienen die over te laten aan de bevoegde opsporingsfunctionarissen. 

  • 3 Aanwijzing van toezichthouders en opsporingsambtenarenUit het voorgaande volgt dat twee soorten ambtenaren belast zijn met de handhaving van het prostitutiebeleid te weten:a. toezichthoudende ambtenaren en b. opsporingsambtenaren.

    Opsporingsambtenaren kunnen weer onderverdeeld worden in:a. algemene opsporingsambtenaren (b.v. reguliere politiefunctionarissen) en b. buitengewoon opsporingsambtenaren (b.v. ambtenaren bouw- en woningtoezicht).

    De opsporingsbevoegdheid van algemene opsporingsambtenaren strekt zich uit over alle wetten en regelingen, terwijl de opsporingsbevoegdheden van buitengewoon opsporingsambtenaren zich beperken tot een of meer specifieke wetten en regelingen. Voorbeelden van laatstgenoemde ambtenaren zijn de inspecteurs bouw- en woningtoezicht, de inspecteurs arbeidsinspecties en de ambtenaren van de vreemdelingendienst (politie).Voor een adequate bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke handhaving van het prostitutiebeleid dienen personen te worden aangewezen met toezichthoudende bevoegdheden (artikel 6.1a APV Winschoten). Wegens de aanwezigheid van algemene opsporingsambtenaren bij de politie kan voorshands volstaan worden met het aanwijzen van toezichthouders.

    De aanwijzing van toezichthouders door de burgemeester geschiedt op basis van artikel 6.1a APV Winschoten. (Artikel 174 Gemeentewet). De opsporingsambtenaren worden aangewezen op grond van de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv). 

  • 4 Samenwerking

    De prostitutiebranche wordt gekenmerkt door een breed scala aan seksinrichtingen. Het spectrum loopt van raamprostitutie naar seksclubs en van massagesalons naar escortbureau’s.De sociale en dienstverlenende functie van de prostitutie maakt echter dat deze branche een gemakkelijke voedingsbodem vormt voor onder andere mensenhandel, criminaliteit, illegaliteit, fraude, aantasting van openbare orde (woon- en leefklimaat). Het prostitutiebeleid dient daarom met adequate middelen te worden gehandhaafd. Deze handhaving dient bovendien effectief, efficiënt en consequent te zijn. Een eenduidige handhaving schept duidelijkheid en rechtszekerheid voor de branche en kan mogelijk leiden tot normalisering en decriminalisering van deze branche. Bovendien kunnen hierdoor eventuele verschuivingseffecten worden voorkomen.

    In het kader van enerzijds een doelmatige inzet van overheidsmiddelen en anderzijds van een geloofwaardig en effectief overheidsoptreden ligt een geïnstitutionaliseerde en structurele vorm van samenwerking tussen controlerende en handhavende instanties voor de hand. Van elk van de handhavingspartners kan nl. niet verwacht worden dat hij voldoende kennis en deskundigheid bezit om het weerbarstige terrein van de handhaving van het prostitutiebeleid volledig te bestrijken.Bovendien zijn zij door de mogelijkheid van wederzijdse informatie-uitwisseling (aanleggen van een persoonsregistratie met een vooraf bepaald gemeenschappelijk doel) beter in staat om op overtreding van de regels een passende reactie te geven.

    Een dergelijke geïnstitutionaliseerde samenwerking biedt voor partijen de mogelijkheid vanuit de eigen taakstelling en bevoegdheden zich desgewenst naar buiten toe als eenheid presenteren. Ook kunnen partijen door een eenduidige aanpak de geldende regels voor alle betrokkenen duidelijk en voorspelbaar presenteren en toepassen.

    In het “Handboek lokaal prostitutiebeleid” van het Ministerie van Justitie wordt in dit verband de voorkeur uitgesproken voor de vorming van regionale handhavingsteams met meerdere instanties (disciplines). Dergelijke teams zouden met het toezicht op en de handhaving van het prostitutiebeleid kunnen worden belast.

    4.1. Samenwerkende partijenDe eventueel bij de samenwerking betrokken partijen zijn regionaal bepaald. Voor wat de regio Groningen betreft kan hierbij gedacht worden aan de volgende instanties:a. de gemeente (APV, openbare orde, bouwregelgeving, gezondheidsaspecten e.d.);b. het Openbaar Ministeriec. de Regiopolitie (Vreemdelingendienst; de Zedenpolitie; e.d.)d. de Arbeidsinspectie (Ministerie van Sozawe);e. de Belastingdienst (Ministerie van Financiën);f. de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND);g. de uitvoeringsinstanties van sociale verzekeringen;h. het RIF (Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam);i. andere instanties naar eigen lokale keuze.

    In bijlage III wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste verantwoordelijkheden en bevoegdheden van deze bij de handhaving betrokken partijen.

    4.2. Handhavingsconvenant.De verschillende partijen hebben echter hun eigen belangen en invalshoeken bij de benadering van de prostitutiebranche. Gelet op de betrokkenheid van bovengenoemde partijen (partners) bij “toezicht en handhaving” is het van groot belang dat tussen hen afspraken worden gemaakt. Gedacht kan worden over afspraken omtrent het uitvoeren van toezicht, over informatie-uitwisseling tussen toezichthouders en over het bestuursrechtelijk en sanctionerend optreden. Dergelijke afspraken worden bij voorkeur vastgelegd in een samenwerkings- of handhavingsconvenant. Een convenant is een middel om samen met andere handhavingspartners bepaalde beleidsdoelen te realiseren door afstemming van de uitoefening van bevoegdheden. Het convenant gaat uit van een gecombineerde inzet van bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen en strafrechtelijke vervolging. Hierdoor kan eenduidig, consistent en adequaat handhavingsbeleid worden gevoerd. Vastgelegd is welke maatregelen elke partner zal treffen bij geconstateerde overtredingen. Bestuurlijk en justitieel optreden wordt op deze wijze het meest doelmatig en doeltreffend ingezet.Uitgangspunt bij het sluiten van een convenant is dan ook dat alle bevoegdheden van partijen hoe ook genaamd onverlet blijven en dat niet wordt geoogd in recht afdwingbare rechten en verplichtingen in het leven te roepen. Bij partijen moet echter wel de bereidheid aanwezig zijn om in geïntegreerd verband samen te werken. 

Artikel 7 Vaststellen verordeningen en regelingen

  • 1 Hoofdstuk 3 APV WinschotenZoals in de inleiding is opgemerkt, is nadere regelgeving in de Algemene Plaatselijke Verordening Winschoten vereist, aangezien anders de wettelijke grondslag ontbreekt om een adequaat prostitutiebeleid te kunnen uitvoeren. Hiertoe is het bestaande hoofdstuk 3 (seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.) vervangen door het nieuwe hoofdstuk 3 van de modelverordening van de VNG.In dit hoofdstuk is geregeld dat er een vergunningenstelsel in het leven kan worden geroepen en aan welke criteria seksinrichtingen dienen te voldoen.Door het van kracht worden van het nieuwe hoofdstuk 3 APV Winschoten wordt straatprostitutie overigens expliciet verboden. 

  • 2 Besluit “Nadere regels prostitutiebedrijven”Artikel 3.1.3 van het nieuwe hoofdstuk 3 van de APV Winschoten geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere regels te stellen t.a.v. lokale prostitutie. Van deze bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt door middel van een collegebesluit, geheten “Nadere regels Prostitutiebedrijven”.

    De Bouwverordening geeft regels voor hygiëne en brandveiligheid. Voor nieuwbouw of verbouw van panden tot een prostitutiebedrijf is - in principe - een bouwvergunning vereist. Ten aanzien van de inrichting van gebouwen en de constructie van bouwwerken, alle bestemd voor prostitutie, kunnen voorschriften worden opgelegd. Het gaat hierbij om voorschriften betreffende de toetreding van daglicht, ventilatie, geluidswering, sanitair, brandveiligheidseisen en wat dies meer zij.Onverminderd het bepaalde in het Bouwbesluit en in de Winschoter Bouwverordening worden de inrichtingseisen die betrekking hebben op de arbeidsomstandigheden van de prostitué(e) opgenomen in het collegebesluit “Nadere regels Prostitutiebedrijven” – dit, om zo een wettelijke grondslag te creëren op grond waarvan deze nadere eisen überhaupt gesteld kúnnen worden.Deze nadere regels kunnen worden opgenomen als voorwaarden die onderdeel uitmaken van de vergunning: een aparte geschiktheidsvergunning -zoals de gemeente Groningen dit doet of gaat doen- is minder aangewezen, omdat het in de Winschoter situatie uiteindelijk gaat om slechts twee seksinrichtingen, zodat een dergelijk instrument te zwaar of anders gezegd, disproportioneel is.Daarnaast dienen in de vergunning als ook in het collegebesluit “Nadere regels prostitutiebedrijven” regels te worden opgenomen omtrent de bedrijfsvoering.Hiermee wordt bedoeld dat de in het prostitutiebedrijf werkzame prostitué(e)s geheel zelfstandig en vrijwillig kunnen werken, zonder dat hij of zij gedwongen wordt tot onveilige seks of het meedrinken van alcoholische dranken met de klant. Als vergunninghouders belang hebben bij het exploiteren van een legaal prostitutiebedrijf, zullen zij de aansprakelijkheid voor de bedrijfsvoering moeten aanvaarden. Verder worden er in het besluit “Nadere regels prostitutiebedrijven” regels gesteld t.a.v. de bscherming van de gezondheid van prostitué(e)s en de volksgezondheid. Deze eisen zijn van belang ten behoeve van de soa-preventie (soa staat voor: seksueel overdraagbare aandoeningen). Zo zullen de exploitanten een “veilig seks beleid” moeten voeren. Men zal niet alleen moeten openstaan voor GGD-voorlichting op het vlak van soa-preventie, maar bovendien moeten bevorderen dat prostitué(e)s zich periodiek op soa laten onderzoeken. Overigens zal duidelijk zijn dat van enige dwang op dit punt geen sprake kan zijn.

     

  • 3 Wijziging van de legesverordeningVoor de afgifte van vergunningen voor het exploiteren van seksinrichtingen kunnen leges worden gevraagd. Om dit mogelijk te maken, is de legesverordening gewijzigd.

Artikel 8 Ruimtelijk beleid

Volgens artikel 3.3.2 sub b van het nieuwe hoofdstuk 3 van de APV Winschoten is strijd met een geldend bestemmingsplan een weigeringsgrond voor het verlenen van een vergunning. Om de toename van lokale prostitutiebedrijven zoveel mogelijk beheersbaar te houden, is het van groot belang om de bestaande bestemmingsplannen waar noodzakelijk aan te passen: zo zullen d.m.v. een zogenaamd paraplubestemmingsplan de begripsomschrijvingen van de huidige bestemmingsplannen aangepast moeten worden, in die zin dat uitdrukkelijk zal worden bepaald waar seksinrichtingen uitgesloten worden. Daarnaast zullen toekomstige bestemmingsplannen de aanwezigheid van seksinrichtingen uitdrukkelijk moeten uitsluiten.Het belang hiervan is groot: strijd met een bestaand bestemmingsplan is een harde weigeringsgrond. Een rechter zal in een eventuele procedure simpelweg aanvaarden dat er strijd met een bestemmingsplan aanwezig is en dat daarom een vergunning voor een seksinrichting rechtmatig geweigerd is. 

Artikel 9 Conclusie

Met inachtneming van het bovenstaande kunnen voor het prostitutiebeleid in de gemeente Winschoten de volgende -indien van toepassing: cumulatief geldende- uitgangspunten worden gegeven: Vormen van prostitutie als raam- en straatprostitutie worden uitdrukkelijk niet toegestaan. De aanwezigheid van seksinrichtingen binnen de gemeente Winschoten dient zich te beperken tot besloten seksinrichtingen. Exploitatie van seksinrichtingen kan slechts mogelijk worden gemaakt op de locaties Rozenstraat 2 en Marktstraat 13.Voor de definitie van seksinrichtingen wordt verwezen naar de begripsomschrijving in artikel 3.1.1. onder c van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Winschoten. 

Handhavingsprotocol Prostitutiebeleid Gemeente Winschoten 1

Handhavingsprotocol Prostitutiebeleid Gemeente Winschoten

Strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving regelgeving prostitutiebedrijven.

I. Exploitatie prostitutiebedrijf zonder vergunning.Indien het bestemmingsplan deze activiteiten niet toelaat kan er geen vergunning voor deze activiteiten worden verleend en moeten de bedrijfsactiviteiten worden gestaakt, zo nodig via het opleggen van een dwangsom.

a. Geen criminele activiteiten.

Strafrechtelijk BestuursrechtelijkIndien de lokale verordening dit strafbaar heeft 1e keer waarschuwen dat dwangsom zalgesteld, altijd proces-verbaal opmaken worden opgelegd indien deze activiteitenwordt voortgezet zonder vergunning;2e keer dwangsom opleggen.Indien het opleggen van een dwangsom geen effect blijkt te hebben de dwangsom omzet-ten in een sluiting. Deze sluiting kan wordenopgeheven indien aan de exploitant een vergunning is verleend.

b. Tevens sprake van criminele activiteiten.Strafrechtelijk BestuursrechtelijkProces-verbaal opmaken m.b.t. de criminele Sluiting voor de duur van 3 maanden.activiteiten en voor zover de lokale verordening dit strafbaar heeft gesteld, ook daartegen proces-verbaal opmaken.

II. Exploitatie prostitutiebedrijf met vergunning.

a. De exploitant houdt zich niet aan voorschriften neergelegd in de lokale regeling b.v. gezondheidsvoorschriften of woonverbod enz. of houdt zich niet aan de vergunningvoorwaarden. (Er is geen sprake van criminele activiteiten of sprake van illegaliteit prostituees).Strafrechtelijk BestuursrechtelijkGeen actie. 1e keer schriftelijk waarschuwen:2e keer binnen één jaar opleggen dwangsom.Indien het opleggen van een dwangsom geen effect blijkt te hebben de dwangsom omzetten in een sluiting voor de duur van maximaal 3 maanden (afhankelijk van de ernst van de situatie).

b. Er zijn prostituees werkzaam in het prostitutiebedrijf, die niet beschikken over een geldige verblijfstitel waarop de aantekening is geplaatst dat arbeid vrij is toegestaan. (geen sprake van criminele activiteiten).Strafrechtelijk BestuursrechtelijkBij overtreding van artikel 2 WAV proces- 1e keer schriftelijk waarschuwen.verbaal opmaken tegen exploitant. 2e keer binnen één jaar: opleggen dwangsom.Indien het opleggen van een dwangsom geeneffect blijkt te hebben de dwangsom omzet-in een sluiting voor de duur van maximaal 3maanden (afhankelijk van de ernst van de situatie).

c. Het prostitutiebedrijf verstoort (dreigt te verstoren) het woon- en leefklimaat en/of openbare orde (geen sprake van ernstige criminele activiteiten zoals misdrijven tegen de zeden, overtreding Wet wapens en munitie, Opiumwet en andere misdrijven enz.: zie daarvoor d.).

Strafrechtelijk Bestuursrechtelijk1e keer waarschuwen; 1e keer schriftelijk waarschuwen.2e keer (binnen 1 jaar 1e overtreding) 2e keer (binnen 1 jaar na 1e overtreding):proces-verbaal opmaken. (toelichting: bij bedrijf sluiten voor de duur van 1 maand;de hier bedoelde overtredingen zal het veelal (eventueel te verlenen vergunning zal ge-gaan om openbare orde overtredingen die durende deze sluitingsperiode niet verstrekt doorgaans met schikkingen worden afgedaan). kunnen worden).3e keer (binnen 1 jaar na 1e overtreding) bedrijf sluiten voor de duur van 2 maanden;4e keer (binnen 1 jaar na 2e overtreding) bedrijf sluiten voor de duur van 6 maanden.

d. Het prostitutiebedrijf is dekmantel voor criminele activiteiten zoals misdrijven tegen de zeden, overtreding Wet wapens en munitie. Opiumwet en andere misdrijven, enz.).

Strafrechtelijk: Bestuursrechtelijk:Altijd proces-verbaal opmaken. 1e keer sluiting voor de duur van 3 maanden (eventueel nieuwe exploitant zal gedurendedeze sluitingsperiode geen vergunning kunnen krijgen).2e keer (binnen 2 jaar na 1e keer) sluiting voor de duur van 6 maanden.3e keer (binnen 2 jaar na 2e keer) sluiting voor onbepaalde tijd.De sluiting vindt plaats op grond van lokale regelgeving. Indien er sprake is van handel e.d. in drugs dan zal sluiting plaats moeten vinden op grond van artikel 13b van de Opiumwet).(De omstandigheden dat er een nieuwe exploitant komt heeft geen invloed opbovenstaande sluitingen omdat hier sprake is van dekmantel voor criminele activiteiten). 

Voorwaarden en procedures bij opleggen van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen. 2

 

I. Bestuursdwang.

Voorwaarden:a. er moet sprake zijn van een overtreding van regels;b. men heeft, voorafgaand aan de toepassing van bestuursdwang, de plicht om eerst te onderzoeken hoe de relevante feiten precies liggen en welke belangen erbij betrokken zijn;c. er moet voor de overtreder gezocht worden naar de minst belastende methode bij toepassing van bestuursdwang;d. er moet zijn van een duidelijke belangenafweging.Bij het afwegingskader betrekken: de verwijtbaarheid, de ernst van de overtreding, de financiële belangen, sociaal humanitaire overwegingen en mogelijkheden tot legalisatie;e. een reden om niet tot het toepassen van bestuursdwang over te gaan, kan gelegen zijn in het feit dat er sprake is van een gedoogsituatie. Indien er in het verleden niet adequaat gereageerd is dient men nadrukkelijk rekening te houden met de mogelijkheid van rechtsverwerking;f. er dient rekening gehouden te worden met het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel.

Procedurebeschrijving:a. de illegale feitelijke toestand/gedraging moet duidelijk zijn omschreven;b. voorafgaand dienen de belanghebbenden (schriftelijk) gewaarschuwd te worden, uitgezonderd spoedeisende gevallen;c. de omschrijving tot bestuursdwang moet bevatten:1. wettelijk voorschrift, waaruit duidelijk blijkt wat de overtreding inhoudt;2. redelijke termijn bieden voor herstel (Awb: 8 weken uitgezonderd spoedeisende gevallen);3. geen herstel, dan onvoorwaardelijke toepassing van bestuursdwang;4. kosten zullen voor rekening van de overtreder zijn;5. waarschuwing moet uitgaan van bevoegd orgaan.d. indien de termijn is verstreken zonder dat de benodigde maatregelen zijn getroffen, dan wordt overgegaan tor het toepassen van bestuursdwang;e. de wijze van uitvoering van bestuursdwang omvat, ingevolge artikel 125 Gemeentewet, het doen wegnemen, beletten, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met die regels of met, ingevolge die regels, gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.

II. Dwangsom.Voorwaardena. de overtreder moet in de gelegenheid worden gesteld om de met de wet strijdige situatie ongedaan te maken, zonder dat hij een dwangsom verbeurt;b. aangegeven moet worden wanneer de dwangsom wordt verbeurd;c. bedrag moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang;d. bedrag kan ineens, per tijdseenheid of per overtreding worden ingevorderd;e. bedrag per overtreding: dan moet er een maximum verbonden worden (dit bedrag mag per definitie niet hoger zijn dan nodig is om het doel -beëindiging van de illegale handeling- te bereiken);f. tevens moet de keuze voor een dwangsom boven een ander middel worden gemotiveerd.Procedurebeschrijving

a. uitgangspunt is allereerst dat, als na zorgvuldige afweging een dwangsom wordt opgelegd, deze ook zal worden geïnd;b. de dwangsombeschikking wordt door de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders genomen, elk orgaan voor zover het zijn bevoegdheid betreft;c. de dwangsombeschikking is vatbaar voor bezwaar en beroep zoals geregeld in de Awb. De bevoegdheid tot het nemen van een dwangsombeschikking is afhankelijk van het al of niet gedelegeerd of gemandateerd zijn ervan aan ambtenaren of anderen;d. als betrokkene zich, nadat de dwangsombeschikking is genomen (nog steeds) niet houdt aan de voorschriften, moet dit opnieuw worden geconstateerd en vastgesteld, bij voorkeur in een proces-verbaal;e. vervolgens stelt de verantwoordelijke afdeling een rekening op waarin opnieuw de overtredingen worden opgesomd (feitenoverzicht) en voorzien van de motivering. Melding wordt gemaakt van eventueel extra te verhalen kosten bij in gebreke blijven Deze extra kosten bestaan uit:1. de wettelijk verschuldigde rente, gerekend vanaf het einde van de betalingstermijn;2. de interne kosten van voorbereiding van het dwangbevel;3. de externe kosten verbonden aan het innen, zijnde de deurwaarderskosten volgens vaste landelijke tarieven;f. betaling door betrokkene dient binnen de betalingstermijn te geschieden. Blijft men in gebreke, dan wordt na verstrijken van deze termijn een aanmaning gezonden;g. bij uitblijvende betaling wordt een standaard waarschuwing verzonden dat zo nodig zal worden overgegaan tot inning bij dwangbevel. Opnieuw wordt een termijn gesteld;h. betaalt de aangeschrevene nog steeds niet, dan wordt vervolgens een dwangbevel opgesteld. Dit dwangbevel moet worden ondertekend door het college van burgemeester en wethouders en wordt bij deurwaardersexploot betekend. In het dwangbevel is aangegeven dat voor betrokkene binnen 30 dagen na betekening verzet openstaat bij de Rechtbank Groningen. Vervolgens is er de mogelijkheid voor het instellen van een hoger beroep en daaropvolgend een cassatieprocedure binnen de daartoe gestelde termijnen;i. de verzetprocedure is een procedure voor de burgerlijke rechter. De rechter beoordeelt de omstandigheden vanaf het moment dat de dwangsombeschikking is genomen volgens de normen betreffende de bewijsvoering. Dat houdt in dat de constateringen van overtreding na de dwangsombeschikking die toets der kritiek moeten kunnen doorstaan.

Opmerkingen

a. het opleggen van een dwangsom beoogt uitsluitend het herstel van de situatie of naleving van de regels;b. de uiteindelijke invordering van de dwangsom kan een probleem vormen. Tekent de overtreder verzet aan tegen het dwangbevel dan wordt de tenuitvoerlegging van het dwangbevel geschorst;c. bestuursdwang en een dwangsom kunnen uitsluitend volgtijdig worden toegepast;d. de dwangsombeschikking vergt intensievere controle dan normaliter het geval is bij een aanzegging tot bestuursdwang;e. er is geen verhaalsmogelijkheid. 

Overzicht van handhavende instanties 3

Overzicht van handhavende instanties

Instantie Handhavingstaak/-bevoegdheid RechtsgrondGemeente Bestuursorganen:

Gemeenteraad

 

College B&W

 

 

 

 

Burgemeester 

- Stelt verordening vast.- Burgemeester is verantwoording aan de raad verschuldigd

- Bevoegd bestuursorgaan t.a.v. niet voor publiek toegankelijke gebouwen.- Bevoegd bestuursorgaan t.a.v. Drank- en Horecawet (verlenen en intrekking DHW-vergunning).- Bevoegd bestuursorgaan Wet ruimtelijke ordening en Woningwet (verlenen en intrekken bouw- of gebruiksvergunning, bestuursdwang, dwangsom).

- Bevoegd bestuursorgaan voor zover seksinrichtingen voor het publiek toegankelijke gebouwen zijn, bijv. escortbedrijven en seksinrichtingen in vaar- en voertuigen 

GemW: art. 147-149.GemW: art. 180.

GemW art. 174.

DHW: art. 25 e.v., art. 31.

Wow: art. 40, art. 59.Modelbouwverordening: art. 6.1.1 & 6.1.6.Awb: art. 5.21 e.v.

GemW: art. 174.VNG model-APV seksinrichtingen etc., hoofdstuk 3.

 

Instantie Handhavingstaak/-bevoegdheid RechtsgrondGemeente Uitvoerende instanties (gemeente):

Bestuursondersteuning

 

 

 

 

 

Ruimtelijk Beheer (bouw- enwoningtoezicht)Intergemeentelijke Brandweer Oldambt

 

 

Ruimtelijk Beheer (Milieu)

 

 

 

 

 

Volksgezondheid (GGD)

 

- Ambtelijke voorbereiding van vergunningverlening,- weigering, -intrekking, sluiting of andere maatregelen betreffende Drank- en horecawet en seksinrichtingen.- Beleids- en uitvoerings- coördinatie van het prostitutie- beleid en de handhaving ervan.- Aansturing van evt. gemeente- lijke toezichthouders.

- Controle bouw- en gebruiks- vergunning (bouwconstructie, brandveiligheid).- Toetsing (van het gebruik) aan bestemmingsplan (lokatie).- Ambtelijke voorbereiding bestuursdwang of dwangsom.

Controle Wet milieubeheer en Besluit Horeca-, sport- en recreatieinrichtingen.(NB Seksinrichtingen zijn slechts in een beperkt aantal gevallen vergunningplichtig op basis van de Wet milieubeheer; ook het Besluit is meestal niet van toepassing, ook niet als er sprake is van horeca in de seksinrichting, omdat de horecafunctie daar veelal een nevenfunctie vormt).

De Wet collectieve preventie volksgezondheid legt inspannings- verplichtingen op aan het gemeentebestuur om t.a.v. verschillende volksgezondheids problemen (zoals soa) beleid te ontwikkelen en uit te voeren, maar biedt gemeenten geen bevoegd- heden om e.e.a. ook (bijvoorbeeld door middel van sancties) af te dwingen.Vanuit de sector Volksgezondheid dient voorafgaand aan handhavingsmaatregelen over specifieke gezondheidsaspecten te worden geadviseerd. 

Zie bij bestuursorganen (hierboven)

 

 

 

 

Idem

 

 

 

Idem

 

 

 

 

 

Idem

 

 

 

Instantie Handhavingstaak-/bevoegdheid RechtsgrondMinisterie van SZW Bestuursorganen:

Minister van Sociale Zaken enWerkgelegenheid

Arbeidsomstandigheden:aanwijzing van controlerende ambtenaren.

Arbeid vreemdelingen:- Aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren;- afgeven, verlengen en intrekken van tewerkstellingsvergunningen (gedelegeerd aan organen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie).

Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet): art. 32;Arbeidstijdenwet: art. 8:1.

Wet arbeid vreemdelingen (Wav): art. 14.Wav: art. 5

Uitvoerende instanties:

Arbeidsinspectie

De hoofdinspecteur in de regio Noordwest van de Arbeidsinspectie is bedrijfstakcoördinator prostitutie en is daarmee de vaste gesprekspartner voor de sociale partners en branche-organisaties is deze bedrijfstak.De bedrijfstakcoördinator ontwikkelt een meerjarenplan, gericht op de aanpak van de in de sector voorkomende knelpunten en misstanden). 

Zorgt voor de handhaving van o.a. de Arbeidsomstandighedenwetgeving, de Arbeidstijdenwet en de Wet arbeid vreemdelingen. Strafbaarstelling gebeurt op basis van de Wet economische delicten.

Controle op de naleving van de Arbo- wetgeving. Aandachtspunten zijn:- brandveiligheid;- sanitaire voorzieningen;- ergonomische omstandigheden;- klimatologische omstandigheden;- toxische stoffen;- inrichting gebouw/pand;- hygiënische omstandigheden;- microbiologische agentia;- agressie en geweld;- psychische belasting;- risico-inventarisatie en -evaluatie- aansluiting bij Arbodienst.

Controle op de naleving van de Arbeidstijdenwet. Aandachtspunten zijn:- dagelijkse arbeidstijd;- dagelijkse rusttijd;- nachtarbeid;- wekelijkse arbeidstijd;- wekelijkse rusttijd.

Toezicht op de naleving van de Wav. 

 

 

 

Arbowet: art. 32 e.v.

 

 

 

 

 

 

Arbeidstijdenwet: art. 8:1.

 

 

 

Wet arbeid vreemdelingen:art. 14.

 

Instantie Handhavingstaak/-bevoegdheid RechtsgrondOpenbaar Ministerie/Politie Bestuursorganen:

Minister van Justitie

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

College van Procureurs-generaal

Regionaal college

 

Driehoeksoverleg

 

 

Stelt kaders vast van het opsporings-en vervolgingsbeleid.

Is verantwoordelijk voor het beheer over de politie

Stelt jaarlijks prioriteiten vast; stelt aanwijzingen vast

Stelt jaarlijks de organisatie, de formatie, de begroting, de jaarrekening en het beleidsplan vast.

Overleg tussen korpsbeheerder, korps- chef en officier van justitie, waarbij afspraken worden gemaakt over de taakuitvoering van de politie. 

Wet Rechterlijke Organisatie (Wet R.O.).

Voorstel wijziging Politiewet (PoW),

Voorstel Wet R.O.

PoW: art. 31.

 

PoW: art. 14.Uitvoerende instanties:

Openbaar Ministerie/politie

Handhaving en toezicht APV

Handhaving en toezicht Wet arbeid vreemdelingen (Wav).

Bij de bestrijding van mensenhandel:- het opsporen en vervolgen van mensenhandelaren en het oprollen van achterliggende organisaties;- bescherming van slachtoffers;- afromen van het financieel voordeel;- speciale en generale preventie;

Bevoegdheden:- het uitvoeren van controles conform de Aanwijzing aanpak mensenhandel etc.;- het toepassen van dwangmiddelen. 

APV seksinrichtingen etc.

Wav, art. 14.

 

Wetboek van Strafrecht (Sr);art. 250 a.

Vreemdelingencirculaire (VC):B17.Sr: art.36e.

 

Aanwijzing aanpak van mensen- handel atc..Wetboek van strafvordering (Sv) en enkele bijzondere wetten.InstantieHandhavingstaak/-bevoegdheid RechtsgrondMinisterie van SZW Bestuursorganen:

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

 

Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv)

Sociale zekerheid:Stellen van regels betreffende het mandateren van de uitvoering van de sociale zekerheid.

Verantwoordelijk voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen (o.a. VAD en VW):- voorzien in de uitvoering van de wetten op het gebied van werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsverzekering;- terugdringen c.q. beheersen van de uitkeringsvolumes;- terugdringen c.q. beheersen van de uitvoeringskosten;- procesgerichte samenwerking met de Arbeidsvoorziening en de gemeentelijke sociale diensten.

Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Osv 1997):art. 42.

Osw 1997: art. 38.

Uirvoerende instanties:

Uitvoeringsinstellingen (Uvi’s) GAK Nederland, SFB, GUO, Cadans en USZO.

 

 

 

Regionale interdisciplinaire fraudeteams (Rifs): samenwerkingsverband tussen o.a. gemeentelijke sociale diensten, uvi’s, Belastingdienst, politie, Openbaar Ministerie en Arbeidsinspectie.  

Verzorgen in opdracht van het Lisv die daadwerkelijke uitvoering van de werknemersverzekeringen (o.a. WAO en WW).Aandachtsvelden: preventie (o.a. voorlichting), controle (o.a. door uitwisseling en vergelijking van gegevens) en opsporing (bij vermoeden van een strafbaar feit).Bestrijden van fraude met sociale zekerheidsuitkeringen door een gecoördineerde aanpak, o.a. door het bijeenbrengen van gegevens van diverse controle- en opsporingsdiensten. Uiteindelijke hoofddoel is preventie.

Osv 1997: art. 41.

 

 

 

 

Osv 1997: art. 45.

Instantie Handhavingstaak/-bevoegdheid RechtsgrondMinisterie van Financiën Bestuursorganen:

Minister van Financiën

Heffing en invordering belastingen en premies volksverzekering:- aanwijzing van bevoegde ambtenaren;- stellen van regels ter uitvoering van de belastingwetgeving.

 

Algemene wet inzake rijksbelastingen(Alg. wet belast.) art. 3Alg. wet belast.: art. 62Uitvoerende instanties

(De eenheid Onderneming 2 van de Belastingsdienst in Amsterdam is, onder verantwoordelijkheid van de portefeuillehouder IB Winst/Digra te Breda, adoptie-eenheid voor de prostitutiebranche en zorgt voor een landelijk uniforme rechtstoepassing op het terrein van de prostitutie. De portefeuillehouder is het aanspreekpunt voor de sociale partners en branche-organisaties in de bedrijfstak.)

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD)

Verantwoordelijk voor de heffing en invordering van de belastingen en premies volksverzekeringen:- controle van de administratie van inhoudingsplichtigen en boeken onder zoeken bij ondernemers;- navordering van niet of te weinig geheven belasting (voor een periode van maximaal vijf jaar);- handhaving van de belastingwetgeving, waar nodig in samenwerking met de FIOD, het openbaar Ministerie en de politie.

Handhaving van de belastingwetgeving:- opsporing van stafbare feiten;- verzamelen van inlichtingen ten behoeve van de belastingheffing en invordering. 

 

Alg. wet belast.: art. 47,48 en 49.

 

Alg. wet belast.: art. 16

 

Alg. wet belast.: art. 80

 

 

 

Alg. wet belast.:art. 80 e.v.;Wetboek van Strafvordering:art. 141.