Regeling vervallen per 31-12-2014

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2013

Geldend van 01-07-2013 t/m 30-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt,

Gezien het voorstel van de afdeling Samenleving d.d. 19 juni 2013;

Gelet op de Verordening Wmo voorzieningen gemeente Oldambt 2012;

besluiten:

vast te stellen het:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente 2013, luidende als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Verordening Wmo voorzieningen gemeente Oldambt 2012.

Hoofdstuk 2 Kosten voor rekening aanvrager, eigen bijdrage of eigen aandeel en berekening Maximale periodebijdrage

Artikel 2

Indien de aanvrager een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende komt het meerdere voor rekening van de aanvrager.

 

Artikel 3

  • 3.1 Voor voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt is een eigen aandeel verschuldigd (o.a. woningaanpassingen, verhuis- en inrichtingskosten, diverse vervoersvoorzieningen).

  • 3.2 Voor voorzieningen die in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd (o.a. huishoudelijke hulp, roerende woonvoorzieningen, scootmobielen).

  • 3.3 In uitzondering op lid 1 en 2 is geen eigen aandeel of eigen bijdrage verschuldigd voor rolstoelvoorzieningen, voor collectief vervoer, voor woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten, voor tijdelijke huisvesting, voor huurderving en voor voorzieningen voor kinderen jonger dan 18 jaar.

     

Artikel 4

  • 4.1 De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt berekend, opgelegd, vastgesteld en geïnd per periode van 4 weken, zoals geregeld in art. 4.1 lid 3, (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning.

  • 4.2 Berekening, oplegging, vaststelling en inning van  de eigen bijdrage of het eigen aandeel vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) met de door de gemeente Oldambt vastgestelde regels.

  • 4.3 Op de eigen bijdrage of het eigen aandeel brengt het CAK een korting van 33% in mindering op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg).

Artikel 5

  • 5.1 De eigen bijdrage of het eigen aandeel over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke ‘Maximale periodebijdrage’ in die periode (zie artikel 6) tenzij deze hoger is dan de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ (zie artikel 7 t/m 10).

  • 5.2 Wanneer meerdere Wmo-voorzieningen worden verstrekt en/of wanneer er ook voor AWBZ-zorg een eigen bijdrage wordt opgelegd, geldt het anticumulatiebeginsel.

    Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de cliënt per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende ‘Maximale periodebijdrage’, ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen (van AWBZ-zorg en/of Wmo).

  • 5.3 In afwijking hierop geldt dat indien er sprake is van intramurale zorg waarvoor een AWBZ-bijdrage verschuldigd is, er geen eigen bijdrage of eigen aandeel op grond van de Wmo verschuldigd is.

Artikel 6

  • 6.1 Bij de bepaling van de hoogte van de Maximale periodebijdrage in een bepaald jaar, wordt rekening gehouden met het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner over het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. Onder verzamelinkomen wordt in dit besluit verstaan: het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2. lid 1 en lid 2 van het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning. De gegevens over het verzamelinkomen worden ingewonnen bij de belastingdienst.

  • 6.2 De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor ongehuwde personen jonger dan 65 jaar € 18,60 per 4 weken, met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 23208,-- het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 23208--.

  • 6.3 De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor ongehuwde personen van 65 jaar of ouder € 18,60 per 4 weken,  met dien verstande dat indien zijn verzamelinkomen meer bedraagt dan € 16257,-- het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16257,--.

  • 6.4 De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan 65 jaar € 26,60 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 28733,- het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 28733,--.

  • 6.5 De wettelijk bepaalde ‘Maximale periodebijdrage’ is voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 26,60 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke verzamelinkomen meer bedraagt dan € 22.676,- het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke verzamelinkomen en € 22.676,--.

  • 6.6 Voor wat betreft de hoogte van de in lid 2 tot en met lid 5 genoemde bedragen, wordt aangesloten bij de bedragen in artikel 4.1 lid 1 (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 3 Duur oplegging eigen bijdrage of eigen aandeel en vaststelling ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’

 

 

Artikel 7

De gemeente Oldambt meldt een aanvrager in een beschikking tot verstrekking van een voorziening, gedurende welke periode een eigen bijdrage en/of aandeel verschuldigd is. 

Artikel 8

  • 8.1 Voor huishoudelijke hulp in natura wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief dat de gemeente Oldambt aan de gecontracteerde zorgaanbieders betaalt. De uurtarieven van de gemeente Oldambt bedragen vanaf 1 juni 2013 voor HH1: € 19,75 en voor HH2: € 22,75. Het uurtarief voor bemiddeling van een gecontracteerde zorgaanbieder bedraagt € 15,50.

  • 8.2 Voor huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

    De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodieke persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.

Artikel 9

  • 9.1 Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een periodieke financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld de gebruiksvergoeding voor eigen auto, taxi, bruikleenauto of rolstoeltaxi) wordt een eigen aandeel opgelegd zolang de tegemoetkoming verstrekt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: hoogte van de periodieke financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken. 

  • 9.2 Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld woningaanpassing of woningsanering) wordt een eigen aandeel opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedeeld door 39 periodes van 4 weken.

Artikel 10

  • 10.1 Voor voorzieningen die verstrekt worden in eigendom wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de aanschafprijs van de voorziening, gedeeld door 39 periodes van 4 weken. 

  • 10.2 Voor voorzieningen in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de gemiddelde prijs (aanschaf, accessoires, onderhoud) voor de voorzieningensoort gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per 4 weken.

  • 10.3 Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in bruikleen, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende een periode die overeenkomt met de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door het aantal periodes van 4 weken waarover de eigen bijdrage verschuldigd is. 

  • 10.4 Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in eigendom, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door 39 periodes van 4 weken.

Hoofdstuk 4 Nadere regels over het persoonsgebonden budget

 

 

Artikel 11

  • 11.1 De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In geval van een scootmobiel, aangepaste fiets met hulpmotor of elektrische rolstoel is de persoon verplicht een all risk verzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.

  • 11.2 Binnen zes weken na aanschaf of na gereedmelding van de individuele voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel binnen zes weken na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

    a. de factuur van de aangeschafte of onderhouden voorziening;

    b. een betalingsbewijs van de aangeschafte of onderhouden voorziening;

    c.  een ingevuld verantwoordingsformulier over het gebruik van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp.

  • 11.3 In aansluiting op artikel 11.2, onder c, dient bij de verantwoording over de laatste voorschot-periode van een kalenderjaar dan wel, in het kalenderjaar waarin het persoonsgebonden budget eindigt, de budgethouder een formulier toe te voegen waarop hij naam, adres en BSN nummer van de zorgverlener of zorgverlenende instantie heeft aangetekend, alsmede het in dat kalenderjaar aan die zorgverlener of die zorgverlenende instantie betaalde bedrag. 

  • 11.4 In afwijking op artikel 11.2 is de budgethouder aan wie per kwartaal een voorschot wordt uitbetaald verplicht om binnen zes weken na het einde van ieder kwartaal verantwoording af te leggen.

  • 11.5 Aan de hand van de in dit artikel bedoelde bescheiden beoordeelt het college of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen,  te verrekenen of te beëindigen.

Artikel 12

  • 12.1 Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden.

  • 12.2 Bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Mocht na die tijd blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd.

Hoofdstuk 5 Huishoudelijke hulp

Artikel 13

  • 13.1 De huishoudelijke hulp wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren. De uurtarieven bij een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp bedragen:

    a. voor hulp bij het huishouden door een persoon die niet werkzaam is voor een instelling: € 13.

    b. voor hulp bij het huishouden door een persoon die niet werkzaam is voor een instelling, en waarbij een derde partij (de bemiddelaar) voor de budgethouder de hulp bemiddelt en de budgethouder administratief en organisatorisch ondersteunt: € 15,50.

    c.voor hulp bij het huishouden door een daartoe opgeleid persoon werkzaam voor een instelling: € 19,=.

  • 13.2 De budgethouder dient een schriftelijke overeenkomst te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde zorgverleners of zorgaanbieder.

  • 13.3 Het persoonsgebonden budget wordt per kwartaal uitbetaald aan de budgethouder. 

  • 13.4 Het persoonsgebonden budget kan alleen op het rekeningnummer van de persoon met beperkingen of diens wettelijke vertegenwoordiger worden gestort en niet op het rekeningnummer van een derde, tenzij met toestemming van het college. 

  • 13.5 Per kalenderjaar hoeft over een bedrag van € 100,= van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp geen verantwoording te worden afgelegd.

Hoofdstuk 6 Woonvoorzieningen

Artikel 14

  • 14.1 De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 10, lid 4 Verordening bedraagt € 2.000,=. 

  • 14.2 De financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van een geaccepteerde offerte, of op basis van vaste prijsafspraken.

  • 14.3 Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag van de woningaanpassing na verkoop van een aangepaste woning (artikel 8 Verordening), wordt uitgegaan van een lineaire afschrijving in 10 jaar.

  • 14.4 Het persoonsgebonden budget voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van de geldende prijsafspraken aanbesteding hulpmiddelen gemeente Oldambt.

  • 14.5 De financiële tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte (artikel 10, lid 6, Verordening) bedraagt maximaal € 2.000.

Artikel 15

  • 15.1 De financiële tegemoetkoming voor woningsanering bedraagt maximaal:

    Gordijnen  : € 22,75 per vierkante meter glasoppervlakte.

    Vloerbedekking  : € 22,75 per vierkante meter vloeroppervlakte.

  • 15.2 Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming voor woonsanering wordt rekening gehouden met de afschrijving van de te vervangen gordijnen en vloerbedekking. Het volgende afschrijvingsschema wordt gehanteerd:

    Leeftijd stoffering - afschrijving:

    tot 2 jaar - 0%

    van 2 tot 4 jaar - 25%

    van 4 to 6 jaar - 50%

    van 6 tot 8 jaar - 75%

    ouder dan 8 jaar - 100%

Artikel 16

  • 16.1 De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 10 onder d van de Verordening voor tijdelijke huisvesting die door de persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn eigen woonruimte of de door de persoon met beperkingen nog te betrekken woonruimte bedraagt € 483,65 per maand voor maximaal zes maanden.

  • 16.2 De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt alleen uitgekeerd over de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan.

Artikel 17

De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 10 voor huurderving bedraagt de kale huur van de woonruimte per maand gedurende maximaal zeven maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een vergoeding in aanmerking komt.

Hoofdstuk 7 Vervoersvoorzieningen

Artikel 18

  • 18.1 De persoon met beperkingen die is aangewezen op collectief vervoer is aan de gemeente een bijdrage, als bedoeld in artikel 15, lid 1 onder a Verordening, verschuldigd, zoals vermeld in de uitvoeringsovereenkomst met de vervoerder. De bijdrage wordt door de vervoerder namens de gemeente geïnd.

  • 18.2 Pashouders kunnen reizen in een gebied van 22,5 kilometer rondom het woonadres. Boven de geldende maximaal te reizen kilometers geldt het tarief van de vervoerder.

  • 18.3 De pashouder mag iemand meenemen in het collectief vervoer.

  • 18.4 De tarieven zijn:

     

     

    Tarief per kilometer        

    € 0,17

     

     Opstaptarief

    € 0,85

     

                                  

     

    * Gezinsleden tot 12 jaar gratis (onder voorwaarden)

Artikel 19

  • 19.1 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraken met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering.

  • 19.2 Indien huur de goedkoopst compenserende voorziening is voor een vervoersvoorziening waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de huurprijs, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 20

Onder inkomen als bedoeld in artikel 16, lid 4 van de Verordening wordt verstaan het inkomen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de Wet werk en bijstand (Wwb). Onder norminkomen als bedoeld in artikel 16, lid 4 van de Verordening wordt verstaan de normen, genoemd in paragraaf 3.2 van de Wwb, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een belanghebbende van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die:

a. een alleenstaande of een alleenstaande ouder is en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met een toeslag genoemd in artikel 25, lid 2 Wwb, en;

b.  een alleenstaande, alleenstaande ouder of een gehuwde is die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen als genoemd in artikel 23, lid 2 van de Wwb.

Artikel 21

  • 21.1 Het bedrag dat per jaar maximaal wordt verstrekt voor gebruik van een eigen auto, bruikleenauto of taxi bedraagt € 1020,=.

  • 21.2 Indien de vervoersbehoefte van (echt)paren samenvalt, wordt ten hoogste de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon per (echt)paar toegekend.

  • 21.3 Voor zover de vervoersbehoefte van (echt-)paren niet samenvalt, wordt ten hoogste anderhalf maal de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon toegekend.

Hoofdstuk 8 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 22

  • 22.1 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een rolstoel die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraken met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering.

  • 22.2 Indien huur de goedkoopst compenserende voorziening is voor een rolstoel waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de huurprijs, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 23

Het bedrag van de financiële tegemoetkoming voor een vastframe handbike voor sportdoeleinden of een sportrolstoel (artikel 22 Verordening) bedraagt  €  2300,-. 

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 24 Citeertitel

Dit  besluit kan worden aangehaald als het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2013.

Artikel 25 Overgangsbepaling

Aanvragen ingediend voor 1 juli 2013 worden afgehandeld op basis van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2012, tenzij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2013 gunstiger uitvalt voor de aanvrager. 

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt - na behoorlijk te zijn bekendgemaakt - in werking met ingang van 1 juli 2013.

  • 2.

    Met ingang van de dag waarop het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2013 in werking treedt, wordt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt, vastgesteld op 14 februari 2012, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt, d.d.  25 juni 2013.
De secretaris,  de burgemeester, 
H.J. Groothuis, P. Smit