Regeling Melding Vermoeden Misstand gemeente Oldambt 2014

Geldend van 01-04-2014 t/m heden

Intitulé

Regeling Melding Vermoeden Misstand gemeente Oldambt 2014

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt:

Gelezen het advies van de cluster  dienstverlening, afdeling P. en O. :

Overwegende dat het wenselijk en noodzakelijk wordt geacht regels vast stellen omtrent het melden van vermoeden van misstanden;

en na verkregen instemming van de Ondernemingsraad;

Gelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR-UWO) en artikel 160 van de Gemeentewet;

Besluiten:

tot vaststelling van de navolgende: Regeling Melding Vermoeden Misstand gemeente Oldambt 2014, luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- ambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 1:1, lid 1, sub a en artikel 1:2, lid 1, sub c, d, g, h van de CAR/UWO, alsmede de persoon die anders dan op basis van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst bij de gemeente werkzaam is.

- melder: de ambtenaar die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig het gestelde in deze regeling.

- vertrouwenspersoon: de functionaris die als zodanig door het college is aangewezen.

- meldpunt: door het college aangewezen persoon of personen die de gedane meldingen onderzoeken en het college hierover adviseren.

- Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt.

- vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de gemeentelijke organisatie waar de ambtenaar werkzaam is omtrent:

a. een strafbaar feit;

b. een schending van regelgeving, beleidsregels of integriteitskwesties;

c. het misleiden van justitie;

d. een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

e. het bewust achterhouden van informatie over deze feiten.

Artikel 2 Het meldpunt

  • 1 Het college wijst een of meerdere personen aan die het meldpunt vormt of vormen. 

  • 2 Het meldpunt heeft tot taak een door de ambtenaar gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en het college daarover te adviseren. 

  • 3 Indien het meldpunt uit meerdere personen bestaat, is dit altijd een oneven aantal, inclusief de voorzitter. In dat geval kunnen ook een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en andere plaatsvervangende leden worden benoemd. Zij beslissen bij gewone meerderheid van stemmen.  

Artikel 3 Melding

  • 1 De ambtenaar doet een melding bij zijn leidinggevende, bij de vertrouwenspersoon of, indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in de weg staan, rechtstreeks bij het meldpunt.

  • 2 Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet. 

Artikel 4 Melding door een gewezen ambtenaar

De gewezen ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de gemeente. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van ambtenaar kennis heeft gekregen van het vermoeden.

Voor de in dit artikel bedoelde gewezen ambtenaar zijn artikelen 5 tot en met 9 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Identiteit melder

  • 1 Degene bij wie een melding wordt gedaan maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming.

  • 2 Degenen die betrokken zijn bij de behandeling van een melding gaan op behoorlijke en zorgvuldige wijze met de identiteit van de melder om.

Artikel 6 Informeren van het college

Diegene bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor dat het college onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

Artikel 7 Onderzoek namens het college

  • 1 Namens het college stelt het meldpunt na ontvangst van de melding onverwijld een onderzoek in.

  • 2 Namens het college zendt het meldpunt aan de melder dan wel de persoon die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de melder het vermoeden aan de leidinggevende, de vertrouwenspersoon of rechtstreeks bij het meldpunt heeft gemeld. 

  • 3 Namens het college informeert het meldpunt de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij naar het oordeel van het college daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

  • 4 Ten behoeve van het onderzoek genoemd in lid 1 van dit artikel is het meldpunt bevoegd bij het college alle inlichtingen in te winnen en stukken op te vragen die het voor de vorming van haar advies nodig acht. Het college verschaft het meldpunt alle inlichtingen en overlegt alle gevraagde stukken. 

  • 5 Het meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan een van de leden of aan een deskundige. 

  • 6 Wanneer de inhoud van bepaalde door het college verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

  • 7 Ingeval zich naar het oordeel van het college, conflicterende belangen voordoen bij een lid van het meldpunt, dan sluit het college deze persoon uit van deelname aan het onderzoek.

  • 8 Indien één of meer van de leden van het meldpunt worden beschuldigd van een integriteitsschending wordt het college hiervan in kennis gesteld en kan zij voor het onderzoek andere leden aanstellen.

Artikel 8 Advies van het meldpunt

  • 1 Het meldpunt legt binnen twaalf weken zijn bevindingen neer in een advies aan het college. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de melder, met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.

  • 2 Indien niet binnen twaalf weken een advies kan worden gegeven wordt de melder en/of de vertrouwenspersoon alsmede het college voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen het advies als bedoeld in het eerste lid gereed is.  

  • 3 Het advies wordt (zoveel als redelijkerwijs mogelijk) in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten. 

Artikel 9 Standpunt college

  • 1 Het college stelt de melder of de persoon bij wie de melding is gedaan binnen twee weken na het ontvangen advies van het meldpunt, maar in ieder geval binnen 12 weken na melding bij het meldpunt op de hoogte van haar standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand. 

  • 2 Indien niet binnen de gestelde termijn uitvoering kan worden gegeven aan het eerste lid wordt de melder of de persoon bij wie de melding is gedaan, voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen de melder of entiteit een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid ontvangt. 

Artikel 10 Jaarverslag

  • 1 Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2 In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:

    a. het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    b. het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;

    c. het aantal onderzoeken dat het meldpunt heeft verricht;

    d. het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het meldpunt heeft uitgebracht.

     

  • 3 Dit jaarverslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

    Bescherming tegen gevolgen van de melding

Artikel 11 Bescherming van de melder

  • 1 De ambtenaar, die de melding doet, zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan besluiten tot:

    a. het verlenen van ongevraagd ontslag;

    b. het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

    c. het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

    d. de opgelegde benoeming in een andere functie;

    e. het treffen van disciplinaire maatregelen;

    f. het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

    g. het onthouden van promotiekansen en

    h. het afwijzen van een verlofaanvraag,

    voor zover deze besluiten worden genomen vanwege de door de ambtenaar gedane melding van een vermoeden van een misstand

     

  • 2 Het college draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

  • 3 Het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel geldt ook voor diegene die te goeder trouw een vermoeden van een misstand meldt in een andere organisatie dan die van de gemeente, volgens een bij die organisatie geldende regeling. De bescherming geldt alleen als de melder

    - uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt;

    - uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;

    - het vermoeden van de misstand tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld;

    - zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem zijn gemaakt door het college.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als de “Regeling Melding Vermoeden Misstand gemeente Oldambt 2014” en treedt  - na behoorlijk te zijn bekendgemaakt - in werking op 1 april 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van  het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt van 1 april 2014.
De secretaris,     De burgemeester,
H.J.J.Groothuis,    P.Smit