Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt "Meetlat voor Maatwerk" 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt "Meetlat voor Maatwerk" 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;

Gelezen het voorstel van cluster Maatschappelijke Zaken tot vaststelling van beleidsregels bijzondere bijstand;

Gezien de adviezen van de WSW Raad Synergon, de WMO Raad en het Cliëntenpanel Oldambt;

Gelet op de artikelen 5, 35 en 36 van de Participatiewet en de artikelen 1:3, vierde lid, 3:42 titel 4:3 (Beleidsregels) en titel 4:4 (Bestuursrechtelijke geldschulden) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

B e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldambt,

“Meetlat voor Maatwerk 2015

luidende als volgt:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: participatiewet;

    • b.

      bijstand: de bijstand ter voorziening in bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan;

    • c.

      vermogen: het vermogen als bedoeld in de wet met uitzondering van het vermogen genoemd in artikel 34, tweede lid van de wet;

    • d.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in de wet met uitzondering van de inkomensbestanddelen genoemd in artikel 31, tweede lid en artikel 36 van de wet;

    • e.

      draagkracht: het deel van het vermogen en inkomen dat in aanmerking wordt genomen bij de beoordeling van de aanvraag om bijzondere bijstand;

    • f.

      categoriale de bijstand ter voorziening in de bijzondere noodzakelijke kosten van het

bijzondere bestaan voor personen behorend tot een bepaalde categorie.

bijstand

2.Voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar het genoemde in de Participatiewet.

HOOFDSTUK II DE WIJZE VAN VERSTREKKEN

Artikel 2 Vaststelling draagkracht

1.Bij het verlenen van bijstand moet rekening worden gehouden met de aanwezige draagkracht in het eigen inkomen.

2a. De draagkracht in het eigen inkomen wordt bij individuele bijzondere bijstand, voor zover dit inkomen niet meer bedraagt dan 115% van het totaal van de met de gezinssituatie vergelijkbare bijstandsnorm, vastgesteld op nihil.

2b. De draagkracht in het inkomen wordt bij categoriale bijzondere bijstand, voor zover dit inkomen niet meer bedraagt dan 110% van het totaal van de met de gezinssituatie vergelijkbare bijstandsnorm, vastgesteld op nihil.

3. De draagkracht in het eigen inkomen wordt, voor zover dit inkomen meer bedraagt dan 110% van het totaal van de met de gezinssituatie vergelijkbare bijstandsnorm, vastgesteld op 35% van dat meerinkomen.

4. Bij de vergelijking (zie punt 1 en 2) tussen het eigen inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm, , wordt geen rekening gehouden met de component vakantie-uitkering.

5. Het gestelde in lid 1, 2 en 3 van dit artikel is niet van toepassing bij het bijstand verlenen voor kosten welke behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zoals woonkosten, bijzondere verwervingskosten en periodieke bijstand voor levensonderhoud aan jongeren van 18 tot en met 20 jaar. In dergelijke situaties wordt de draagkracht in het eigen inkomen, voor zover dit inkomen meer bedraagt dan de met de gezinssituatie vergelijkbare bijstandsnorm (één en ander op basis van paragraaf 3.2 van de Participatiewet vastgesteld op 100% van dat meerinkomen.

Artikel 3 Vermogen

Voor alle bijstandsgerechtigden gelden de vermogensvrijlatingen zoals genoemd in de artikel 34 van de Participatiewet. Daarnaast wordt als gemeentelijk beleid vastgesteld dat er ten aanzien van een uitvaartverzekering of levensverzekering een extra vrijlating gehanteerd wordt van € 10.000,00 en ten aanzien van één auto, caravan of motor wordt de eerste € 4.550,00 als vermogen vrijgelaten. Het vermogen dat niet buiten beschouwing wordt gelaten, wordt volledig als financiële draagkracht aangemerkt.

Artikel 4 Draagkrachtperiode

  • 1. De draagkracht wordt telkens vastgesteld voor een periode van 12 maanden, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend;

  • 2. Bij periodieke bijzondere kosten kan de draagkracht naar evenredigheid worden toegerekend aan de maanden van het jaar, waarop deze kosten betrekking hebben;

  • 3. De draagkracht wordt binnen de vastgestelde periode van een jaar herzien, indien wijziging van de omstandigheden daartoe aanleiding geeft.

  • 4. Bij het vaststellen van het draagkrachtjaar dient bezien te worden of aanvrager voorafgaand aan het vastgestelde draagkrachtjaar nog bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan heeft gemaakt. Bij de verlening van bijstand kan maximaal één draagkrachtjaar terug worden gegaan.

Artikel 5 Krediethypotheek

De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de separate beleidsnotitie “Krediethypotheek en Pandrecht bijstand”.

Artikel 6 Geldlening

Bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een geldlening wanneer het betreft bijstand voor:

  • a.

    duurzame gebruiksgoederen (indien borgtocht niet mogelijk is);

  • b.

    levensonderhoud, waarbij er op korte termijn aanspraak is op voldoende middelen betreffende dezelfde periode;

  • c.

    kosten waarbij de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • d.

    een waarborgsom;

  • e.

    schulden (indien borgtocht niet mogelijk is).

Artikel 7 Geldlening voor duurzame gebruiksgoederen

Indien bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een geldlening,

vindt verstrekking plaats met inachtneming van de navolgende bepalingen:

  • 1.

    de geldlening wordt afgelost met een bedrag gelijk aan tenminste 6% van de met de gezinssituatie vergelijkbare bijstandsnorm, inclusief vakantie-uitkering (één en ander op basis van paragraaf 3.2 en 3.3 van de Participatiewet);

  • 2.

    indien het eigen inkomen uitgaat boven deze van toepassing zijnde bijstandsnorm en vakantie-uitkering), wordt het overeenkomstig punt 1 bepaalde aflossingsbedrag verhoogd met 35% van dat meerinkomen;

  • 3.

    de aflossingstermijn wordt gesteld op maximaal 36 maanden, tenzij er sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

Artikel 8 Bijstand om niet voor duurzame gebruiksgoederen

Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in een bedrag om niet indien individueel bepaalde bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.

Artikel 8a Drempelbedrag

De gemeente Oldambt hanteert geen drempelbedrag (zoals bedoeld in artikel 35, lid 2 van de wet) voor bijzondere bijstand.

HOOFDSTUK III INCIDENTELE- EN PERIODIEKE BIJSTAND

Artikel 9 Buitengewone verwervingskosten

Bijstand voor buitengewone verwervingskosten (zijnde reis- en oppaskosten) kan worden verstrekt indien de inkomsten uit arbeid minder bedragen dan de met de gezinsituatie vergelijkbare bijstandsnorm inclusief vakantie-uitkering.

Artikel 10 Woonkostentoeslag - huurwoning

Een woonkostentoeslag kan verleend worden indien:

  • a.

    een huurwoning wordt bewoond waarvan de huurkosten niet meer bedragen dan de maximale huurgrens genoemd in de Wet op de huurtoeslag en

  • b.

    één of meerdere inwonende niet ten laste komende kinderen inwonend zijn en op grond daarvan

  • c.

    zowel een lagere bijstandsuitkering wordt ontvangen alsmede

  • d.

    geen huurtoeslag wordt ontvangen.

Deze toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die wel zou worden ontvangen indien het gestelde onder punt c en d niet aan de orde zou zijn. De hoogte van deze woonkostentoeslag wordt per 1 juli van het kalenderjaar aangepast conform de aanpassingen in de tabellen van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 11 Woonkostentoeslag – eigen woning

  • 1. Indien een eigen woning wordt bewoond, waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens genoemd in de Wet op de huurtoeslag, kan een woonkostentoeslag worden verstrekt gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag, die volgens de Wet op de huurtoeslag (bij een inkomen op bijstandsniveau) voor de woonkosten per maand zou worden ontvangen.

  • 2. De bepaling genoemd onder lid 1 is niet van toepassing indien de betreffende woning wordt aangekocht op het moment dat ter voorziening in de kosten van levensonderhoud reeds een periodieke bijstandsuitkering wordt ontvangen.

  • 3. Indien de woonkosten hoger zijn dan de maximale huur ingevolge de Wet op de huurtoeslag, wordt gedurende maximaal één jaar een woonkostentoeslag verleend gelijk aan het bedrag van de woonkosten, verminderd met het maximale bedrag dat voor betrokkene' s eigen rekening zou komen volgens de Wet op de huurtoeslag.

  • 4. De onder lid 3 genoemde toeslag kan telkens ten hoogste met één jaar worden verlengd, indien betrokkene nog niet kan beschikken over huisvesting, waarvan de woonkosten lager zijn dan het in de Wet op de huurtoeslag genoemde maximum huurbedrag.

  • 5. Aan de onder lid 3 en 4 genoemde toeslagen wordt de verplichting verbonden tot het aanvaarden van woonruimte welke dan op de omstandigheden en mogelijkheden van persoon en gezin is afgestemd.

  • 6. Indien de onder lid 5 genoemde verplichting wordt opgelegd, wordt bijstand om niet verleend in de noodzakelijke kosten van verhuizing (transport) en de noodzakelijke kosten van stoffering.

Artikel 12 Medische kosten (inclusief verschuldigde eigen bijdragen)

Ten aanzien van medische kosten worden de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen aangemerkt, wat betekent dat alle noodzakelijke medische kosten hierin zijn opgenomen. Dit brengt met zich mee dat voor kosten die in deze voorzieningen zijn opgenomen geen bijzondere bijstand kan en zal worden verleend.

Artikel 13 Noodzakelijke kosten, niet medisch van aard

Bijstand kan worden verleend voor kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden indien wordt voldaan aan de voorwaarden uit Hoofdstuk 2 van deze Beleidsregels. Het gaat hierbij om omstandigheden die niet voor iedereen gelden. Deze verschillen van geval tot geval, zodat hierbij sprake is van individueel maatwerk. Een limitatieve opsomming van alle mogelijke kostensoorten die voor bijstandsverlening in aanmerking zouden kunnen komen is dan ook niet aan de orde. Wel wordt onderstaand ten aanzien van een aantal veel voorkomende kostensoorten een uiteenzetting gegeven van de mogelijkheden.

a. Huishoudelijke- en gezinshulp

Bijstand kan worden verleend voor de kosten van huishoudelijke- en gezinshulp indien hieraan een indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) ten grondslag ligt.

Het gaat hierbij om de eigen bijdrage van de kosten.

b. Maaltijdvoorziening

Bijstand kan worden verleend voor de meerkosten van een maaltijdvoorziening (zijnde geen dieetkosten). Aan een dergelijk verzoek behoeft, tenzij er twijfels zijn over de noodzaak, geen medische of sociale indicatie ten grondslag liggen. Als meerkosten worden aangemerkt die kosten die boven het belastbaar deel maaltijdvergoeding werkgever / werknemer uitgaan (bron: belastinggids).

c. Eigen bijdrage kosten zorg met verblijf

Bijstand kan worden verleend voor de kosten van verblijf indien sprake is van het opgenomen zijn in een AWBZ erkende inrichting.

d. Beschermingsbewind, Ondercuratelestelling en professionele mentorschap

De kosten van beschermingsbewind, ondercuratelestelling , professionele mentorschap en griffiekosten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. Tevens kan bijstand worden verleend voor de zogenaamde beredderingskosten (zijnde de kosten die de bewindvoerder maakt in verband met de inventarisatie van de aanwezige boedel). De bewindvoerder dient deze kosten aannemelijk te maken middels het overleggen van een beschikking van de rechter.

e. Kosten kinderopvang

Bijstand kan worden verleend voor de kosten van kinderopvang voor zover geen beroep kan worden gedaan op de Wet Kinderopvang, de Wet Participatiebudget of de (gemeentelijke) Regeling vergoeding kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie (SMI) en de individuele situatie dit noodzakelijk maakt.

f. Bijdragen ouders en kinderen voor jeugdhulpverlening

Bijstand kan worden verleend voor de inkomensonafhankelijke ouderbijdrage die door het LBIO wordt opgelegd inzake verblijf van hun kind(eren) in een instelling voor dagopvang. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van de leeftijd van het kind en de vorm van hulpverlening, te weten: residentieel of semi-residentieel. Indien de bijdrageplichtige ouder aantoont dat hij/zij een periodieke bijstandsuitkering ter voorziening in de kosten van levensonderhoud ontvangt naar de norm voor een alleenstaande, kan de bijdrage door het LBIO op nihil gesteld worden.

g. Overbrugging levensonderhoud

Bijstand kan worden verleend voor de kosten van levensonderhoud indien daar individueel bepaalde omstandigheden aan ten grondslag liggen. Hierbij kan gedacht worden aan verlaten mannen/vrouwen en ex-gedetineerden. Uitgangspunt is dat de bijstand niet meer mag bedragen dan de toepasselijke bijstandsnorm exclusief vakantietoelage. Indien er een noodzaak is om een overbruggingsuitkering te verstrekken zal de volledige van toepassing zijnde bijstandsnorm verstrekt worden. Bij het niet beschikken over eigen huisvesting wordt de bijstand gesteld op maximaal 50% van de hierboven berekende bijstand.

Bij het vaststellen van de noodzaak tot bijstandsverlening dient evenwel volledig rekening te worden gehouden met de aanwezige eigen middelen (tenzij de baten van het vrij maken van deze gelden de hierbij te maken kosten te boven gaan). De middelen van de ten laste komende inwonende minderjarige kinderen worden pas meegenomen indien een bedrag van € 450,00 per kind wordt overschreden. Indien een beroep wordt gedaan op dit artikel als gevolg van verlies portemonnee c.q. contant geld, wordt de bijstand verleend in de vorm van een lening (zoals bedoeld in artikel 6) en vervolgens met de eerstvolgende reguliere uitbetaling van de periodieke uitkering volledig verrekend.

h. Reiskosten

Bijstand kan worden verleend voor reiskosten indien die reiskosten (niet zijnde buitengewone verwervingskosten) als noodzakelijk worden aangemerkt. De tegemoetkoming is gelijk aan de hoogte van de onbelaste vergoeding reiskosten, zoals wordt gehanteerd door de belastingdienst.

i. Uitvaartkosten (begrafenis/crematie)

Indien het ongedekte deel van uitvaartkosten niet uit de nalatenschap kan worden voldaan, kan bijstand worden verleend aan de wettelijke erfgenamen van de overledene wiens middelen ontoereikend zijn om hun aandeel in deze kosten te voldoen. De kosten dienen binnen redelijke grenzen te blijven. De prijzengids Nibud kan als leidraad dienen.

j. Rechtsbijstand en griffiekosten

Indien de Raad voor de Rechtsbijstand positief heeft besloten op een aanvraag voor gefinancierde rechtskundige bijstand (toevoeging) , kan voor de verschuldigde eigen bijdrage bijstand worden verleend.

k. Toeslag aflossing noodzakelijke lening

Bijstand kan worden verleend voor de aflossing van een noodzakelijk afgesloten geldlening bij de Volkskredietbank, dit in verband met het aanschaffen c.q. vervangen van duurzame gebruiksgoederen. De bijstand bedraagt het verschil tussen de eigen aflossingscapaciteit (zijnde 6% van de toepasselijke bijstandsnorm) en de feitelijke aflossing van de geldlening waarbij de aflossingduur maximaal 36 maanden betreft. De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt eenmaal vastgesteld en gedurende de looptijd van de lening (36 maanden) niet meer aangepast.

HOOFDSTUK IV BIJZONDERE BIJSTAND VOOR LEVENSONDERHOUD

Artikel 14 Bijzondere bijstand voor jongeren van 18 t/m 20 jaar

  • 1. Een aanvulling op grond van de bijstand kan slechts worden verleend aan een persoon van 18, 19 of 20 jaar met inachtneming van de bepalingen ingevolge artikel 12 van de Participatiewet.

  • 2. Van de omstandigheid bedoeld in artikel 12 , sub b van de Participatiewet is in ieder geval sprake indien:

    • a.

      de ouder of ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;

    • b.

      belanghebbende in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezinsverband van zijn ouder of ouders is geplaatst;

    • c.

      het op individuele gronden niet verantwoord is dat de jongere bij zijn ouders woont;

  • 3. De in lid 1 genoemde aanvulling bedraagt voor de jongere, die niet meer in het gezinsverband van zijn ouder of ouders leeft, het verschil tussen de norm voor een 21-jarige en de voor de jongere zelf van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • 4. De in lid 1 genoemde aanvulling bedraagt voor de samenwonende jongeren het verschil tussen van de gezinsnorm van 21 jaar en ouder (artikel 21 onder c Participatiewet) en de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 20 Participatiewet;

  • 5. De in lid 1 genoemde toeslag wordt verhaald overeenkomstig het gesteld in artikel 61 Participatiewet.

HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels bijzondere bijstand “Meetlat voor Maatwerk 2015”

  • 2. Deze beleidsregels treden – na behoorlijk te zijn bekend gemaakt – in werking op 1 januari 2015.

  • 3. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze richtlijnen worden de beleidsregels bijzondere bijstand “Meetlat voor Maatwerk 1 januari 2013”. ingetrokken.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen besluiten – ten gunste van de aanvrager – af te wijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 17 Afwijking regels

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 18 Overgangsrecht

  • 1.

    Reeds toegekende bijstand, verleend op grond van de vóór 1 januari 2015 geldende beleidsregels “Meetlat voor Maatwerk 1 januari 2013”, blijft van kracht tot het einde van het reeds vastgestelde draagkrachtjaar. Na afloop van dit draagkrachtjaar treden de nieuwe beleidsregels in werking.

  • 2.

    De toepassing van de onder lid 1 genoemde beleidsregels eindigt eveneens zodra een wijziging in de omstandigheden van de persoon of het gezin optreedt die leidt tot een nieuw besluit inzake verdere verlening van bijzondere bijstand voor dezelfde kosten.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van
burgemeester en wethouders van de
gemeente Oldambt d.d. 2 december 2014
De secretaris, De burgemeester,
H.J.J. Groothuis P. Smit