Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2016

Geldend van 01-08-2016 t/m heden

Intitulé

Inleiding

Deze nadere regels en besluit maatschappelijke ondersteuning vormen een nadere uitwerking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en zijn hiermee onlosmakelijk verbonden. Waar een onderdeel uit de nadere regels onbedoeld afwijkt van hetgeen geregeld is in Verdragen, jurisprudentie, Wet of verordening, dan is de betreffende bepaling onverbindend. Waar in dit document de Wmo 2015 wordt aangehaald, wordt gesproken over de Wet. Waar de Verordening Wmo 2015 wordt aangehaald, wordt gesproken over (de) Verordening.

Met dit document worden tevens alle bedragen vastgesteld die gemoeid zijn met de uitvoering van de Wet en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015.

In de Wet is het uitgangspunt dat de gemeente zorg draagt voor de maatschappelijke ondersteuning en zorg draagt voor de kwaliteit en continuïteit van voorzieningen. Wanneer een inwoner met een beperking op eigen kracht, met behulp van de inzet van sociale netwerken en het gebruik van algemene en/of voorliggende voorzieningen onvoldoende zelfredzaam is of onvoldoende kan participeren, draagt de gemeente zorg voor maatschappelijk ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening.

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2016,

luidende als volgt:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2016 “De Nadere Regels”

Hoofdstuk 1 Begripsbepaling

Artikel 1 Begripsbepaling

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2015.

Hoofdstuk 2 Nadere regels melding, onderzoek, aanvraag en beschikking

Artikel 2 Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3 Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 4 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van andere voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten, en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 5 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

  • 4. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier of door middel van een ondertekend gespreksverslag zoals beschreven in artikel 5.2 van dit besluit

Artikel 7 Advisering, informatieplicht en medewerking aan de beoordeling

  • 1. Het college kan een door hem daartoe aangewezen deskundige om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. De persoon met een beperking die een melding heeft gedaan of voor wie dat is gedaan dan wel een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet en deze verordening. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het voldoen aan een oproep om op een aangegeven tijdstip en plaats te verschijnen, dan wel iemand op een van te voren aangegeven moment toegang tot zijn woning te verlenen;

    • b.

      het meewerken aan een onderzoek door één of meer daartoe aangewezen deskundigen, daaronder zo nodig begrepen een lichamelijk of andersoortig onderzoek om de belemmeringen te kunnen vaststellen.

  • 3. De persoon met een beperking die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.

Artikel 8 De beschikking

  • 1. Voor een algemene voorziening verleent het college geen beschikking, tenzij de algemene voorziening wordt geweigerd en betrokkene om een beschikking verzoekt.

  • 2. Voor een maatwerkvoorziening en een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten verstrekt het college een beschikking.

  • 3. In de beschikking wordt de informatie- en medewerkingsplicht opgenomen om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan de persoon met een beperking redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.

  • 4. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 5. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      gedurende welke periode een eigen bijdrage verschuldigd is;

    • f.

      hoe hoog het bedrag van de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ is.

  • 6. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking een programma van eisen vastgelegd waaraan de voorziening moet voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • g.

      dat de persoon met beperking de voorziening moet terugbetalen of teruggeven als deze voor afloop van de afschrijvingstermijn niet meer wordt gebruikt.

    • h.

      hoe hoog het bedrag van de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ is.

  • 7. Bij het verstrekken van een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten kan het college in de beschikking een programma van eisen vastleggen waaraan de aan te schaffen voorziening moet voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn en waarin kan worden opgenomen:

    • a.

      voor welk resultaat de tegemoetkoming kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van de tegemoetkoming;

    • c.

      wat de hoogte van de tegemoetkoming is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor de tegemoetkoming is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van de tegemoetkoming;

    • f.

      dat de persoon met beperking de voorziening moet terugbetalen of teruggeven als deze voor afloop van de afschrijvingstermijn niet meer wordt gebruikt;

    • g.

      gedurende welke periode een eigen bijdrage verschuldigd is;

    • h.

      hoe hoog het bedrag van de ‘Kosten van de tegemoetkoming aannemelijke meerkosten’ per 4 weken is.

  • 8. Voor maatwerkvoorzieningen als begeleiding groep en individueel en kortdurend verblijf is geen sprake van een programma van eisen, maar een ondersteuningsplan en/of budgetplan.

Hoofdstuk 3 Nadere regels diverse vormen van ondersteuning

Artikel 9 Algemene bepaling

  • 1.

    Het college kan maatwerkvoorzieningen ook als algemene voorziening aanbieden en omgekeerd.

  • 2.

    De omvang van maatwerkvoorzieningen voor diensten wordt zoveel mogelijk vastgesteld in uren.

A. Huishoudelijke hulp

Artikel 10 Recht op huishoudelijke hulp

  • 1. Een persoon met beperkingen heeft recht op huishoudelijke hulp als hij door zijn belemmeringen, rekening houdend met de beschikbaarheid van mantelzorg en de gebruikelijke hulp, niet of onvoldoende in staat is tot het verzorgen van het huishouden van zichzelf of van de leefeenheid waartoe hij behoort.

  • 2. Er kan ook een recht zijn op huishoudelijke hulp als deze kortdurend, al dan niet in verband met het tijdelijk ontbreken van mantelzorg, noodzakelijk is.

Artikel 11 Soort, omvang en vorm van de huishoudelijke hulp

  • 1.

    Huishoudelijke hulp als maatwerkvoorziening wordt verstrekt als huishoudelijke hulp 1 (HH1) of huishoudelijke hulp 2 (HH2). Daarbij geldt dat:

    • a.

      HH1 een maatwerkvoorziening is waarbij geheel of gedeeltelijk activiteiten op het gebied van het huishouden worden overgenomen;

    • b.

      HH2 is een maatwerkvoorziening waarbij geheel of gedeeltelijk activiteiten op het gebied van het huishouden worden overgenomen met inbegrip van hulp bij de organisatie van het huishouden.

  • 2.

    Huishoudelijke hulp kan verstrekt worden in de vorm van:

    • a.

      zorg in natura;

    • b.

      een persoonsgebonden budget.

  • 3.

    De omvang van de huishoudelijke hulp per week wordt vastgesteld in uren.

  • 4.

    De budgethouder dient een schriftelijke zorgovereenkomst dan wel overeenkomst vanopdracht te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde dienstverlener.

B. Individuele begeleiding

Artikel 12 Criteria individuele begeleiding

  • 1. Een cliënt kan in aanmerking komen voor individuele begeleiding als

    • a.

      de cliënt ondersteuning nodig heeft bij of met het oefenen met vaardigheden en handelingen, of

    • b.

      de cliënt ondersteuning nodig heeft inzake het aanbrengen van (dag)structuur of het voeren van regie in het dagelijks leven, of

    • c.

      de cliënt ondersteuning nodig heeft bij het aansturen van zijn of haar gedrag, of

    • d.

      toezicht op de cliënt mogelijk nodig is.

C. Begeleiding groep

Artikel 13 Algemene voorziening dagbesteding met beperkte ondersteuning

Het college draagt met het oog op het bieden van structuur, sociale contacten alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers zorg voor de aanwezigheid van algemene voorzieningen dagbesteding met beperkte ondersteuning.

Artikel 14 Maatwerkvoorziening begeleiding groep basis en speciaal met intensieve ondersteuning  of arbeidsmatige dagbesteding

  • 1. Een cliënt kan in aanmerking komen voor begeleiding groep als:

    • a.

      de aanvrager als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om een dagbesteding, waaronder het volgen van een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor zichzelf of met behulp van zijn netwerk te organiseren, of

    • b.

      daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

  • 2. Een cliënt kan, indien hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, in aanmerking komen voor arbeidsmatige dagbesteding met zo mogelijk als doel de cliënt voor te bereiden op (begeleid) werk of vrijwilligerswerk als

    • a.

      de cliënt ondersteuning nodig heeft inzake het aanbrengen van (dag) structuur of het voeren van regie in het dagelijks leven, en

    • b.

      de aanvrager geen of zeer geringe loonvormende arbeidsprestatie kan leveren door het ontbreken van werkvaardigheden als gevolg van beperkingen en daaruit voortvloeiend een ondersteunings- en/of toezichtsvraag heeft, of

    • c.

      daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

  • 3. Een cliënt kan in aanmerking komen voor begeleiding groep met intensieve ondersteuning als:

    • a.

      de aanvrager als gevolg van een aandoening of beperking zwaar regieverlies ondervindt met als gevolg langdurig tekortschietende zelfregie over het dagelijks leven, en

    • b.

      er sprake is van een dermate complexe beperking, dat gedurende de dagbesteding directe nabijheid van gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig is, of

    • c.

      daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

D. Maatwerkvoorziening opvang, beschermd wonen en kortdurend verblijf

Artikel 15 Maatwerkvoorziening opvang en beschermd wonen

Het college verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen overeenkomstig de vigerende verordening maatschappelijke ondersteuning , het vigerende besluit maatschappelijke ondersteuning, de regels omtrent het persoonsgebonden budget in relatie tot beschermd wonen, de regels voor bijdrage in de kosten van beschermd wonen en de beleidsregels of nadere regels van de centrumgemeente, te weten de gemeente Groningen. Dit artikel is van toepassing op alle instellingen voor maatschappelijke opvang en voor opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld en waar voltijdopvang noodzakelijk is.

Artikel 16 Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf

1. Een cliënt kan gedurende maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als:

  • a.

    de cliënt is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht, en

  • b.

    de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te worden.

Artikel 16a Algemene voorziening

Het college draagt zorg voor de aanwezigheid van algemene voorzieningen met het oog op het bieden van structuur, sociale contacten alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers.

Artikel 16bNadere regels eigen bijdrage begeleiding

  • 1. De kostprijs van begeleiding wordt gesteld op het bedrag van de goedkoopste aanbieder in die productcategorie.

  • 2. De productcategorieën en laagste tarief zijn:

    • a.

      Begeleiding Individueel Basis, € 35,00 (uurtarief)

    • b.

      Begeleiding Individueel Speciaal, € 50,00 (uurtarief)

    • c.

      Begeleiding Groep Basis, € 25,00 (dagdeeltarief)

    • d.

      Begeleiding Groep Speciaal, € 40,00 (dagdeeltarief)

    • e.

      Kortdurend Verblijf, € 90,00 (etmaaltarief)

    • f.

      Vervoer Dagbesteding, € 7,50 (etmaaltarief)

  • 3. De kostprijs van begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget is een afgeleide van het tarief dat de gemeente aan de gecontracteerde zorg in natura zorgaanbieders betaalt voor deze vormen van begeleiding.

E. Nadere regels woonvoorzieningen

Artikel 17 Recht op een woonvoorziening

  • 1. Een persoon met beperking kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de belemmeringen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woonruimte.

  • 2. Een woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van de woonruimte waar de persoon met beperking woonachtig is of zal zijn en die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden.

  • 3. Woonvoorzieningen worden onder andere onderscheiden in:

    • a.

      verhuis-en inrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing;

    • c.

      roerende woonvoorzieningen;

    • d.

      overige woonvoorzieningen.

  • 4. Een traplift wordt beschouwd als een roerende woonvoorziening.

  • 5. Geen recht op een woonvoorziening bestaat indien de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw.

  • 6. Een aanpassing ten behoeve van gemeenschappelijke ruimten is niet mogelijk ten behoeve van wooncomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen of personen met een beperking.

Artikel 18 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. De woonvoorziening verhuis- en inrichtingskosten of woningsanering wordt geleverd als tegemoetkoming aannemelijke meerkosten.

  • 2. Het college verstrekt de woonvoorziening verhuis- en inrichtingskosten of woningsanering als:

    • a.

      de woonruimte voldoet aan het programma van eisen, zoals die zijn gesteld in de voorwaardelijke beschikking en

    • b.

      een persoon met beperking de gevonden woonruimte heeft gemeld en is verhuisd binnen 2 jaar na de datum van de voorwaardelijke beschikking tot toekenning van een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor verhuis- en inrichtingskosten.

  • 3. Geen tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor de verhuis- en inrichtingskosten wordt verstrekt als:

    • a.

      een persoon met beperking is verhuisd voordat op zijn aanvraag voor tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor verhuis- en inrichtingskosten is beschikt, tenzij het college vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, of de persoon met beperking de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de nieuwe woning ten opzichte van de oude woning aantoont;

    • b.

      een persoon met een beperking voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      een persoon met een beperking geen belemmeringen in het normale gebruik van de woning ondervindt, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft;

    • d.

      een persoon met beperking verhuist naar een instelling voor langdurige zorg en de gemeente op grond van de wet voor deze persoon niet langer voor de ondersteuning verantwoordelijk is.

Artikel 19 Hoofdverblijf in instelling

  • 1. Aan een persoon met een beperking die woonachtig is in een instelling voor langdurige zorg, kan een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten worden verleend in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte onder de voorwaarde dat de woonruimte regelmatig wordt bezocht.

  • 2. Onder het bezoekbaar maken van de woonruimte wordt verstaan dat de persoon met een beperking de woonruimte, de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken.

Artikel 20 Terugbetaling bij verkoop

  • 1. De eigenaar, die een woningaanpassing heeft ontvangen die leidt tot waardestijgingvan de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald overeenkomstig een in dit besluit vastgelegde afschrijving.

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag van de woningaanpassing na verkoop van een aangepaste woning wordt uitgegaan van de eventuele meerwaarde als gevolg van de woningaanpassing. Dit bedrag wordt verminderd met de afschrijving.

F. Nadere regels vervoersvoorzieningen

Artikel 21 Recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een persoon met een beperking kan aanspraak maken op een vervoersvoorziening als hij belemmeringen ondervindt in het lokaal verplaatsen en gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer niet mogelijk is.

  • 2. De compensatieplicht voor een vervoersvoorziening beperkt zich tot de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 22 Soorten vervoersvoorzieningen

  • 1. De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen kunnen bestaan uit:

    a. collectief vervoer;

    • b.

      een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel;

    • c.

      een scootmobiel;

    • d.

      een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor het gebruik van een eigen auto, taxi, rolstoeltaxi en/of bruikleenauto;

    • e.

      een autoaanpassing.

Artikel 23 Collectief vervoer

  • 1. Collectief vervoer is een maatwerkvoorziening.

  • 2. Met het collectief vervoer kan een persoon met beperkingen zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat:

    • a.

      medisch noodzakelijke persoonlijke begeleiding bij het gebruik van het collectieve vervoer gratis is;

    • b.

      de persoon met beperking iemand mag meenemen tegen een in deze nadere regels vastgesteld tarief.

  • 3. Het college kan het aantal verplaatsingen maximeren.

  • 4. Met het collectief vervoer kunnen personen met een beperking reizen in een gebied van 22,5 kilometer rondom het woonadres. Boven dit geldende maximaal te reizen aantal kilometers geldt het tarief van de vervoerder.

  • 5. Indien Begeleiding Groep en/of Kortdurend Verblijf als maatwerkvoorziening is geïndiceerd en belanghebbende niet in staat is om op eigen kracht de voorziening te bereiken, dan

    • a.

      dient bij zin de aanbieder van begeleiding groep en/of kortdurend verblijf zorg te dragen voor vervoer en mag geen gebruik worden gemaakt van de collectief vervoerpas;

    • b.

      geldt voor pgb een bedrag van € 7,50 (zonder rolstoel) of € 19,00 (indien gebruik dient te worden gemaakt van een rolstoel tijdens het vervoer.

Artikel 24 Door spierkracht voortbewogen vervoermiddel

  • 1.

    Een vervoersvoorziening bij een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan bestaan uit:

    • a.

      de aanpassing van een fiets;

    • b.

      een niet algemeen gebruikelijke fiets;

    • c.

      een rolstoelfiets of handbike;

  • 2.

    Een persoon met beperking kan in aanmerking komen voor een voorziening als bedoeld in het vorige lid indien:

    • a.

      zijn beperking het gebruik van een gewone fiets of aankoppelfiets onmogelijk maakt en

    • b.

      hij zijn vervoersbehoefte merendeels met een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan invullen.

  • 3.

    Voor een kind kan een vervoersvoorziening tevens bestaan uit een individueel aangepast fietszitje of fietsaanhanger als een standaard voorziening niet mogelijk is.

G. Nadere regels rolstoelvoorzieningen

Artikel 25 Het recht op een rolstoel voorziening

  • 1. Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoel in aanmerking komen als een rolstoel noodzakelijk is voor het dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning.

  • 2. De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een handbewogen rolstoel of een transportrolstoel;

    • b.

      een elektrische rolstoel;

    • c.

      individuele aanpassingen aan de rolstoel;

    • d.

      rolstoelaccessoires;

    • e.

      een rolstoel of vastframe handbike voor sportdoeleinden.

  • 3. Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel of een vastframe handbike indien het sporten zonder deze voorziening onmogelijk is.

Artikel 26 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten vastframe handbike of sportrolstoel

Het bedrag van de tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor een vastframe handbike voor sportdoeleinden of een sportrolstoel bedraagt € 2.300,-.

Hoofdstuk 4 Nadere regels persoonsgebonden budget

Artikel 27 Persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1.

    • 1.

      Een persoon met beperking heeft niet de mogelijkheid te kiezen voor een persoonsgebonden budget als daartegen overwegende bezwaren zijn. Daarvan is in ieder geval sprake als:

      • a.

        de voorziening een collectieve vervoerspas betreft;

      • b.

        er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de persoon met beperking zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en deze hulp niet beschikbaar is;

      • c.

        er in het verleden sprake is geweest van fraude of onrechtmatig gebruik van het pgb.

    • 2.

      Het tarief voor een pgb:

      • a.

        is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

      • b.

        is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen;

      • c.

        is maximaal 100 % van de kostprijs conform artikel 16b van dit Besluit van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening in natura;

      • d.

        dat besteed wordt bij iemand uit het sociale netwerk is 130% van het toepasselijk wettelijk minimumloon.

    • 3.

      Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder of voorziening duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

    • 4.

      Als de verstrekking in natura:

      • a.

        een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

      • b.

        een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

    • 5.

      Bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Mocht na die tijd blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd.

    • 6.

      Tussenpersonen/bemiddelaars mogen uit het persoonsgebonden budget worden betaald met een maximum uurtarief van € 2,50.

Artikel 28 Verplichtingen budgethouder

  • 1. De budgethouder dient een schriftelijke zorgovereenkomst dan wel overeenkomst van opdracht te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde dienstverlener.

  • 2. De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In geval van een scootmobiel, aangepaste fiets met hulpmotor of elektrische rolstoel is de persoon verplicht een allriskverzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.

  • 3.

    • Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden.

Artikel 29 Hoogte van het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraken met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering.

  • 2. Indien huur de goedkoopst compenserende voorziening is voor een vervoersvoorziening waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de huurprijs, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.

Hoofdstuk 5 Nadere regels bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

Artikel 30 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

  • 1. Voor maatwerkvoorzieningen wordt een eigen bijdrage opgelegd tot maximaal de kostprijs van de voorziening en zolang van de voorziening gebruik wordt gemaakt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de gemiddelde prijs (aanschaf, accessoires, onderhoud) voor de voorzieningen gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningen, omgerekend naar een bedrag per 4 weken.

  • 2. Het college kan voor de berekening in het vorige lid de noemer hoger maken dan de feitelijke gemiddelde levensduur.

  • 3. De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4. In afwijking van lid 1 is geen eigen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      tijdelijke huisvesting, waaronder niet is begrepen het bijplaatsen van een woonunit;

    • b.

      huurderving;

    • c.

      een maatwerkvoorziening voor rolstoelen.

  • 5. Voor collectief vervoer is een bijdrage verschuldigd die gebaseerd is op het tarief van het openbaar vervoer.

  • 6. Het college kan op grond van artikel 3.1, vierde lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, een vrijstelling van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening geven wanneer die bijdrage in de kosten tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige kunnen leiden.

  • 7. De kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt, of

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 8. De kostprijs voor begeleiding staat vermeld in artikel 16a.

  • 9. De kostprijs van een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte, of op basis van vaste prijsafspraken.

  • 10. De op grond van dit artikel vastgestelde kostprijzen worden zo veel mogelijk vastgelegd in onderstaande tabel

  • 10. De op grond van dit artikel vastgestelde kostprijzen worden zo veel mogelijk vastgelegd in onderstaande tabel

  • 11. Indien de aanvrager een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende komt het meerdere voor rekening van de aanvrager.

Artikel 31 Uurtarieven huishoudelijke hulp

  • 1. De uurtarieven voor zorg in natura bedragen voor HH1 € 20,59 en voor HH2 € 23,72.

  • 2. De uurtarieven bij een persoonsgebonden budget bedragen:

    • a.

      voor hulp bij het huishouden door een persoon die niet werkzaam is voor een instelling: € 13.00.

    • b.

      Voor hulp bij het huishouden door een persoon die niet werkzaam is voor een instelling, en waarbij een derde partij (de bemiddelaar) de hulp bemiddelt en de budgethouder administratief en organisatorisch ondersteunt: € 15,50.

    • c.

      Voor hulp bij het huishouden door een daartoe opgeleid persoon werkzaam voor een instelling: € 19,00.

Artikel 32 Bijdragen algemene voorzieningen

  • 1. De hoogte van de bijdrage voor een algemene voorziening bedraagt niet meer dan de kostprijs van de voorziening. De kostprijs van een algemene voorziening wordt op dezelfde wijze vastgesteld als voor maatwerkvoorzieningen.

  • 2. Het college wijst de algemene voorzieningen aan.

  • 3. Het college bepaalt de korting op de bijdrage van de algemene voorzieningen.

Hoofdstuk 6 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

Artikel 33 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten

  • 1. Het college kan op aanvraag dan wel ambtshalve aan de cliënt een tegemoetkoming verstrekken voor aannemelijke meerkosten.

  • 2. De tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn.

Artikel 34 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten woonvoorzieningen

  • 1. Wanneer de persoon met beperkingen daarvoor kiest kan het college een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten woningsanering of verhuis- en inrichtingskosten verstrekken.

  • 2. De tegemoetkoming aannemelijke meerkostenin de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.000,- .

  • 3. Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag van de woningaanpassing na verkoop van een aangepaste woning wordt uitgegaan van de eventuele meerwaarde als gevolg van de woningaanpassing. Dit bedrag wordt verminderd met de afschrijving.

Artikel 35 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten bezoekbaar maken woonruimte

  • 1. Het college kan een tegemoetkoming in de aannemelijke meerkosten verstrekken aan de eigenaar van de woning die niet de aanvrager is, voor het bezoekbaar maken van één woonruimte.

  • 2. De tegemoetkoming in de aannemelijke meerkosten voor het bezoekbaar maken van één woonruimte bedraagt maximaal € 2.000,- .

  • 3. De tegemoetkoming wordt rechtstreeks aan de eigenaar betaald.

Artikel 36 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten woningsanering

  • 1.

    Wanneer de persoon met beperkingen daarvoor kiest kan het college een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten woningsanering verstrekken.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor woningsanering bedraagt maximaal:

    • a.

      Gordijnen: € 22,75 per vierkante meter glasoppervlakte.

    • b.

      Vloerbedekking: € 22,75 per vierkante meter vloeroppervlakte.

  • 3.

    Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming voor woonsanering wordt rekening gehouden met de afschrijving van de te vervangen gordijnen en vloerbedekking.Het volgende afschrijvingsschema wordt gehanteerd:

  • .

    leeftijd stoffering afschrijving:

  • .

    tot 2 jaar 0%

  • .

    van 2 tot 4 jaar 25%

  • .

    van 4 tot 6 jaar 50%

  • .

    van 6 tot 8 jaar 75%

  • .

    Ouder dan 8 jaar 100%.

Artikel 37 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten vervoer

  • 1. De tegemoetkoming die per jaar maximaal verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto, bruikleenauto of taxi bedraagt € 1020,-

  • 2. Indien de vervoersbehoefte van (echt)paren samenvalt, wordt ten hoogste de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon per (echt)paar toegekend.

  • 3. Voor zover de vervoersbehoefte van (echt)paren niet samenvalt, wordt ten hoogste anderhalf maal de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon toegekend.

Hoofdstuk 7 Nadere regels jaarlijkse waardering mantelzorgers

Artikel 38 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. Het college voert over de vormgeving van de jaarlijkse blijk van waardering overleg met mantelzorgers en hun organisaties.

  • 2. Mantelzorgers kunnen bij de gemeente aangeven voor het jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking te willen komen.

  • 3. Het college zet zich actief in voor het in beeld krijgen van de volledige groep mantelzorgers in de gemeente.

Hoofdstuk 8 Nadere regels huurderving bij geschikte woonruimte

Artikel 39 Huurderving

De financiële tegemoetkoming voor huurderving van woonruimte geschikt voor mensen met een beperking bedraagt de kale huur per maand gedurende maximaal zeven maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een vergoeding in aanmerking komt.

Hoofdstuk 9 Nadere regels heronderzoek en terugvordering

Artikel 40 Heronderzoek

Het college is bevoegd om, voor een voorziening die op grond van deze of een aan deze verordening voorafgaande verordening is verstrekt, een heronderzoek uit te voeren om vast te kunnen stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot de verlening van de voorziening gewijzigd zijn.

Artikel 41 Terugvordering

Alle ingevolge de verordening en dit besluit terug te vorderen bedragen kunnen worden verhoogd met de wettelijke rente.

Artikel 42 Kwaliteitseisen

Voor de onderwerpen begeleiding, kortdurend verblijf en vervoer naar deze voorzieningen voor zorg in natura staan de kwaliteitseisen in het procesdocument “contractering uitvoerders Ommelander Samenwerkingsmodel”.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 43 Overgangsrecht

Aanvragen voor maatschappelijke ondersteuning, ingediend voor 1 augustus 2016 worden afgehandeld op basis van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2015, tenzij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2016 gunstiger uitvalt voor de aanvrager.

Artikel 44 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2016.

  • 2.

    In de gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

  • 3.

    Dit besluit treedt – na behoorlijk te zijn bekendgemaakt - in werking met ingang van 1 augustus 2016.

  • 4.

    Met ingang van de dag waarop het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2016 in werking treedt, wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2015, vastgesteld op 2 december 2014, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van
burgemeester en wethouders van de
gemeente Oldambt d.d. 12 juli 2016
De secretaris De burgemeester
H.J.J. Groothuis P. Smit