Regeling vervallen per 01-05-2016

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Oldambt 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 30-04-2016

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Oldambt 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;

Gelezen het voorstel van de cluster maatschappelijke zaken d.d. 16 september en 25 november 2014:

Gezien het advies van het gemeenschappelijk advies platform (G.A.P.) d.d. 25 augustus 2014;

Gelet op de bepalingen van de Jeugdwet, de Gemeentewet, in het bijzonder artikel 156, lid 3, en de Verordening jeugdhulp gemeente Oldambt 2015;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende:

Nadere regels jeugdhulp gemeente Oldambt 2015

luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 7;

  • b.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid

  • c.

    verslag: schriftelijke weergave van het (voor)onderzoek als bedoeld in artikel 6 Nadere

regels; een ondertekend verslag kan door het college aangemerkt worden als een aanvraag

van een voorziening;

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende overige voorzieningen zijn in elk geval beschikbaar:

    • a.

      Versterken van de sociale context:

    • i.

      Algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften

jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders;

ii.Activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en

faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen

ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een

gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor

ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;

  • iii.

    Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

  • iv.

    Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning van

opgroeien en opvoeden;

  • v.

    Mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.

  • b.

    Basisondersteuning:

  • i.

    Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

  • ii.

    Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij

toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

iii.Ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij

ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten

die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

iv.Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van

de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere

hulpverleners betrokken zijn.

  • 2.

    De volgende individuele voorzieningen zijn in elk geval beschikbaar:

    • a.

      Voorzieningen behorend bij het flexibele ondersteuning , waaronder:

    • i.

      Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

    • ii.

      Langdurige ‘leun en steun’ contacten;

    • iii.

      Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

    • iv.

      Deskundigheidsbevordering voor werkers in de basisondersteuning en medewerkers

      in voorzieningen als onderwijs, kinderdagcentra, peuterspeelzalen;

    • v.

      Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende

zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen.

  • b.

    Intensieve ondersteuning:

  • i.

    Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

  • ii.

    Intensieve dagbehandeling op maat;

  • iii.

    Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten

de gewone leef/gezinssituatie;

iv.Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van

crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

  • v.

    Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten;

  • vi.

    Specialistische diagnostiek.

Artikel 3 Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1.

    • Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag zoals bedoeld in artikel 8wordt vastgesteld dat de jeugdige:

      a. op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

      b.geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

      c.geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening

  • 2. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de verordening is afgegeven;

Artikel 4 Melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5 Onderdelen beschikking

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en

    • d.

      - indien van toepassing - welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    voor welk resultaat het PGB wordt aangewend;

  • b.

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

  • c.

    wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

  • e.

    de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Artikel 6 Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het gesprek, bedoeld in artikel 7, van belang zijnde en

    toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig

    mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 7 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en/of de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en kan hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken vragen.

  • 5. Het college kan in overleg met de jeugdig en zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 8 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het (voor)onderzoek, bedoeld in artikel 6.

  • 2. Binnen vijf werkdagen na het gesprek, als bedoeld in artikel 7, verstrekt het college aan de jeugdige en zijn ouders een verslag van het gesprek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 9 Aanvraag

  • 1. Indien jeugdigen en ouders een aanvraag om een individuele voorziening in willen dienen doen ze dat schriftelijk bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

Artikel 10 Regels voor PGB

  • 1.

    Het tarief voor een PGB:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het PGB

      gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate

individuele voorziening in natura

  • 2.

    De hoogte van een PGB kan zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 3.

    De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat deze persoon maximaal 80% van de goedkoopste adequate individuele voorziening in natura krijgt betaald voor zijn diensten of dat deze persoon voor zijn diensten maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende PGB-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners krijgt betaald; en mits

    • b.

      deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt, en

    • c.

      dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het PGB mogen worden betaald.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden – na behoorlijk te zijn bekend gemaakt - in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 12 Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als “Nadere regels jeugdhulp gemeente Oldambt 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college
van burgemeester en wethouders van de gemeente
Oldambt d.d. 25 november 2014.
De secretaris, De burgemeester,
H.J.J. Groothuis. P. Smit