De burgemeester van de gemeente Oldambt:gelet op artikel 151d Gemeentewet; gelet op artikel 2:79 Algemene plaatselijke verordening gemeente Oldambt; B e s l u i t :vast te stellen de:Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Oldambt luidende als volgt

Geldend van 28-09-2017 t/m heden

Intitulé

De burgemeester van de gemeente Oldambt:gelet op artikel 151d Gemeentewet; gelet op artikel 2:79 Algemene plaatselijke verordening gemeente Oldambt; B e s l u i t :vast te stellen de:Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Oldambt luidende als volgt

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. ernstige en herhaaldelijke hinder: overlast, in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig valt te kwalificeren, zo mogelijk gestaafd met feitelijke gegevens op basis van waarnemingen, al dan niet in combinatie met metingen, en die herhaaldelijk wordt veroorzaakt

  • 2. omwonenden: personen die in de nabijheid van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn

  • 3. onmiddellijke nabijheid: straal van circa 100 meter

  • 4. een andere geschikte wijze: handhaving, hulpverlening, bemiddeling, waarschuwen of een andere maatregel die als doel heeft de beëindiging van de overlast

  • 5. BRP: Basis Registratie Personen

  • 6. gedragsaanwijzing: een aanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang, waarin staat welke hinderlijke gedragingen moeten worden beëindigd en binnen welke termijn

  • 7. begunstigingstermijn: de termijn die in de last onder bestuursdwang of dwangsom wordt gesteld waarbinnen het veroorzaken van hinder moet worden gestopt.

Hoofdstuk 2 Meldingen

Artikel 2 Wijze van melden van overlast

  • 1. De omwonenden dan wel diegenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij het Meldpunt Zorg & Overlast (MZO) van de gemeente op meldpuntzorgenoverlast@gemeente-oldambt.nl

  • 2. Indien het overlast betreft waarbij het een woning betreft van een woningcorporatie, kan de overlast worden gemeld aan de woningcorporatie.

Artikel 3 Procedure huurwoningen woningcorporaties

  • 1. Daar waar sprake is van overlast vanuit een huurwoning, zal er afstemming plaatsvinden met de betreffende woningcorporatie. Gezamenlijk zal gekeken worden in hoeverre een eigen procedure van een woningcorporatie voor de behandeling van de meldingen van en het beëindigen van overlast, ingezet kan worden om de overlast te beëindigen.

  • 2. Indien een woningcorporatie al datgene wat in hun macht ligt heeft ingezet om de overlast te beëindigen er is nog steeds sprake van overlast, of er ontstaat een urgente situatie, dat wil zeggen dat haast is geboden, dan kan de woningcorporatie aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van art.151d Gemeentewet.

Artikel 4 Inhoud en beoordeling van een melding

  • 1. In de melding aan het MZO als bedoeld in artikel 2, moet staan:

    • a.

      Het adres van de woning/erf van waaruit de overlast wordt veroorzaakt

    • b.

      De naam/namen van de veroorzaker/veroorzakers

    • c.

      De aard van de overlast

    • d.

      De ernst van de overlast, hoe vaak hij voorkomt en wanneer hij is voorgekomen

    • e.

      Wat de melder heeft ondernomen om de overlast te beëindigen

  • 2. Het MZO onderzoekt en beoordeelt de melding. Het MZO wint bij de melder informatie in over de melding om een scherp beeld te krijgen van de situatie. Dat wil zeggen de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de overlast.

  • 3. Het MZO bekijkt welke aanpak mogelijk is om een einde te maken aan de overlast. Het MZO kijkt of een voorliggende voorziening zoals buurtbemiddeling, ingezet kan worden of dat de melding wordt doorgezet naar een hulpverleningsinstantie. Mediation of hulpverlening in combinatie met handhaving is ook een mogelijke aanpak.

Hoofdstuk 3 Afwegingen aanpak overlastsituatie

Artikel 5 Psychische en/of psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

  • 1. Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt in eerste instantie ernstig rekening gehouden of de overlastgever(s) kamp(t)(en) met een psychische,

  • 2. Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

  • 3. De gemeente ziet toe op de belangen van de omwonenden. Indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is, en er geen andere mogelijkheden meer zijn, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen.

Artikel 6 Toepassing van art.151d Gemeentewet

  • 1. Als er geen einde komt aan de overlast door handhaving, bemiddeling of hulpverlening, dan weegt het MZO samen met de Adviseur Integrale Veiligheid af of de casus in aanmerking komt voor de toepassing van art.151d Gemeentewet. De besluitvorming zal –afhankelijk van de escalatie- plaatsvinden in het Tactisch Veiligheidsoverleg Casus of in een separate Casusoverleg Woonoverlast.

  • 2. Het belangrijkste criterium is of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden. Of aan dat criterium wordt voldaan, dat wordt vastgesteld aan de hand van feitelijke informatie (objectivering).

  • 3. Alle bekende informatie wordt vastgelegd in een situatierapport.

Hoofdstuk 4 Gebodsbepaling en maatregelen

Artikel 7 Waarschuwing en Gebod (Gedragingen in of vanuit de woning of het erf)

  • 1. Als het situatierapport –als bedoeld in artikel 6- een beroep op art.151d Gemeentewet rechtvaardigt, dan stuurt de burgemeester een waarschuwing aan de veroorzaker(s).

  • 2. De burgemeester zal degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP is ingeschreven, in eerste instantie sommeren er voor zorg te dragen dat door de gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden meer wordt veroorzaakt.

  • 3. In de sommatie staat welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. In de sommatie wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien het hinderlijke gedrag niet stopt of wordt herhaald (waarschuwing).

Artikel 8 Gedragsaanwijzing burgemeester in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang

  • 1. Indien de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kon worden tegengegaan en het in de lijn der verwachting ligt dat een last onder dwangsom niet effectief zal zijn, kan de burgmeester toepassing geven aan gedragsaanwijzing in de vorm van last onder bestuursdwang.

  • 2. De burgemeester is bevoegd om een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang op te leggen voor de overtreding van het artikel 7 bedoelde gebod, maar slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kon worden tegengegaan.

  • 3. De burgemeester zal in de gedragsaanwijzing als bedoeld in het eerste lid omschrijven welke gedragingen moeten stoppen en binnen welke termijn.

  • 4. In de gedragsaanwijzing zal eveneens gemotiveerd worden welke andere geschikte wijzen reeds zijn ondernomen om de ernstige en herhaaldelijke hinder tegen te gaan.

Artikel 9 Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod

  • 1. De in artikel 8 bedoelde last kan eveneens inhouden een verbod om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf voor de duur van tien dagen.

  • 2. Het verbod om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf zal pas worden uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing (dwangsom/bestuursdwang) niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat (beëindiging van de hinder) zal leiden.

  • 3. De burgemeester vaardigt een verbod uit om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf, voor een periode van tien dagen. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken.

  • 4. Op het opleggen van een dergelijk verbod is de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

Artikel 10 Begunstigingtermijn en rechtsbescherming

  • 1. Voor de gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 8, tweede lid geldt een begunstigingstermijn van maximaal vier weken.

  • 2. De aangeschrevene geniet rechtsbescherming in de vorm van het indienen van een zienswijze, dan wel het aantekenen van bezwaar en beroep.

Artikel 11 Hoogte dwangsom

  • 1. De hoogte van de dwangsom bedraagt maximaal € 500,- per keer dat binnen de begunstigingstermijn ernstige hinder is veroorzaakt.

  • 2. Bij recidive binnen een termijn van 5 jaar op het zelfde adres of een ander adres, bedraagt de dwangsom maximaal € 1.000,- per overtreding binnen de begunstigingstermijn.

Hoofdstuk 5 Verantwoording

Artikel 12 Verantwoording burgemeester

Conform het bepaalde in artikel 180 Gemeentewet, zal de burgemeester verantwoording afleggen aan de raad over het door hem gevoerde bestuur.

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt –na behoorlijk te zijn bekend gemaakt- in werking op 28 september 2017.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Oldambt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Oldambt op 19 september 2017
de burgemeeter,
P. Smit

Toelichting

Woonoverlast komt overal in het land voor en is een hardnekkig maatschappelijk probleem. De aanpak ervan, preventie en beëindiging, is een belangrijk punt op de agenda van ons college. Op 1 juli 2017 werd artikel 151 d Gemeentewet van kracht. Deze aanvulling van de Gemeentewet was het resultaat van een initiatief-wetsvoorstel van de Tweede Kamer.

Het nieuwe wetsartikel bepaalt dat de gemeenteraad in een verordening aan de burgemeester de bevoegdheid kan geven om een gedragsaanwijzing te geven aan veroorzakers van overlast, in de vorm van een last onder dwangsom/bestuursdwang. De toekenning van de bevoegdheid zal leiden tot een extra mogelijkheid om woonoverlast effectief aan te pakken.

2. Huidige bevoegdheden voor de aanpak van woonoverlast

Waar het gaat om overlast als gevolg van of in combinatie met een overtreding van de wet- en regelgeving op het gebied van bouwen en wonen (Woningwet en Huisvestingswet), kan de gemeente overgaan tot handhaving. De beëindiging van de overtreding maakt dan een einde maken aan de woonoverlast. Daarnaast heeft de gemeente nog andere mogelijkheden om op te treden tegen woonoverlast. Hieronder zetten we die kort uiteen.

Artikel 174a Gemeentewet verleent de bevoegdheid om een woning te sluiten bij verstoring van de openbare orde rond de woning. In artikel 1a van de Woningwet staat de verplichting voor de eigenaar of gebruiker van een woning om er voor te zorgen (zorgplicht) dat de staat van de woning geen gevaar oplevert voor de gezondheid of veiligheid. De Wet Victor werd in 2002 van kracht. Die wet maakte het gemakkelijker om een huurcontract te ontbinden bij woningsluiting (art.7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek), verplicht de eigenaar van een gesloten pand om de woning in beheer te geven aan een instantie naar keuze van het bevoegde gezag (art.14 Woningwet) en leidde tot een wijziging van de regels omtrent de onteigening van een woning (art.77 Onteigeningswet). Artikel 17 Woningwet verleent de gemeente de bevoegdheid om een woning te sluiten indien de staat of het gebruik ervan dusdanig is dat het een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid tot gevolg heeft. Tot slot artikel 13b Opiumwet, dat bepaalt dat de burgemeester een woning kan sluiten als daarin sprake is van drugshandel.

De vorige alinea laat zien dat er al diverse wettelijke mogelijkheden zijn om woonoverlast aan te pakken. Het aantal is in de afgelopen jaren uitgebreid, maar desalniettemin bleek in de praktijk dat de gemeenten behoefte hebben aan een extra bevoegdheid, een verfijnder instrument. Dat was de aanleiding voor het initiatief-wetsvoorstel.

3. Mogelijkheid: extra bevoegdheid op grond van artikel 151d Gemeentewet

Het artikel 151d Gemeentewet geeft de gemeenteraad de mogelijkheid om aan de burgemeester de bevoegdheid te verlenen om aan iemand die woonoverlast veroorzaakt een gedragsaanwijzing te geven in de vorm van een last onder bestuursdwang. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan de burgemeester in plaats van bestuursdwang dan ook een dwangsom opleggen.

De tekst van artikel 151d Gemeentewet is als volgt:

Lid 1. De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

Lid 2. De in artikel 125 (Gemeentewet), eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

Lid 3. Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5,6,8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

De woonoverlastproblemen in de gemeente Oldambt rechtvaardigen het gebruik van artikel 151d Gemeentewet. Het artikel biedt een uitstekende gelegenheid om aan de burgemeester een extra bevoegdheid geven in de strijd tegen woonoverlast. De bevoegdheid geldt voor alle woningen in de gemeente, dus ook voor de corporatiewoningen. Dat betekent dat een corporatie in zeer urgente gevallen, en nadat zij al datgene wat in hun macht ligt heeft ingezet om de overlast te beëindigen, een beroep kan doen op de burgemeester. Bovendien biedt de bevoegdheid meer mogelijkheden om op te treden tegen particuliere huiseigenaren/bewoners die overlast veroorzaken. Die groep veroorzakers is nu, zonder gebruik van artikel 151d Gemeentewet, het lastigst aan te pakken.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het is ondoenlijk om de formulering “onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf” vast te leggen met een maximaal aantal meters van de perceelgrens, maar het moet wel gaan om hooguit enkele meters, omdat de overlast zich in dat geval al snel afspeelt in de openbare ruimte, waardoor er sprake is van verstoring daarvan.

Van “ernstige en herhaaldelijke hinder” is sprake als de omwonenden duidelijk aangeven zij de hinder als ernstig ervaren en gemeentemedewerkers dit beamen op basis van gegevens en/of getuigenis. Het zal moeten gaan om hinder die groter is dan wat in het normale maatschappelijke verkeer tussen buren als gebruikelijk en aanvaardbaar wordt gezien. “Herhaaldelijk” betekent bij herhaling en binnen een kort tijdsbestek. De weging en beoordeling van de ernst en de frequentie zullen afhangen van de specifieke overlastsituatie.

De hinder kan zich voordoen in vele varianten. Om die reden zou het onhandig zijn om de aard van de hinderen te omschrijven.

Artikel 2. Wijze van melden van overlast

De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit is voor hen. Of er sprake is van overlastgevend gedrag beoordeelt de gemeente aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.

Artikel 3. Procedure woningcorporaties

Het is niet zo dat alleen de gemeente actie kan ondernemen tegen woonoverlast. Degenen die er onder gebukt gaan, kunnen procederen tegen de veroorzaker, als praten of andere benaderingen niet helpen. In de praktijk komt procederen echter weinig voor, omdat het tijdrovend en kostbaar is. Verhuurders hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden die het huurrecht biedt. Zij kunnen in het huurcontract bepalingen opnemen die de huurders ervan weerhouden om overlast te veroorzaken. Als uiterste middel kunnen zij aan de rechter ontbinding van het huurcontract vragen. De woningcorporaties zijn bezig met de invoering van de gedragsaanwijzing. Een dergelijke aanwijzing is in feite een gebod om overlast te beëindigen en kan deel uitmaken van een juridische procedure, gericht op huurontbinding, met als gevolg uitzetting.

Een corporatie kan in urgente gevallen, waarin de eigen aanpak te veel tijd zou kosten, een beroep an doen op de burgemeester.

Artikel 4. Inhoud en beoordeling van een melding

Woonoverlast doet zich voor in allerlei vormen en intensiteiten. De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit is voor hen. Of er sprake is van overlastgevend gedrag beoordeelt de gemeente aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Overlastbeleving is subjectief, maar bij de beoordeling van een casus wordt getoetst of en in hoeverre er sprake is van een belangrijke afwijking van wat in het normale dagelijkse verkeer tussen bewoners en omwonenden gebruikelijk en aanvaardbaar is.

Het MZO beoordeelt de melding. Indien de overlast gerelateerd is aan overtreding van wet- en regelgeving op het gebied van bouwen en wonen, dan wordt de melding doorgestuurd naar Team Vergunningverlening Toezicht & Handhaving die een adrescontrole gaat uitvoeren en handhaven, als dat nodig blijkt.

Het MZO wint bij de melder informatie in over de melding om een scherp beeld te krijgen van de situatie. Dat wil zeggen de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de overlast. Het MZO bekijkt welke aanpak mogelijk is om een einde te maken aan de overlast. Het kan zijn dat het MSPW de melding naar de gebiedsregisseur op opbouwwerker doorzet, of naar maatschappelijk werk. Een andere optie is inzet van Buurtbemiddeling of mediation een optie is. Wat ook kan, is dat de melding wordt doorgezet naar een hulpverleningsinstantie. Mediation of hulpverlening in combinatie met handhaving kan ook.

Artikel 5. Psychische en/of Psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

Bij de keuze van de manier waarop een overlastsituatie wordt aangepakt wordt ernstig rekening gehouden met of overlastgevers kampen met een psychische of psychiatrische aandoening. Het moet immers in het vermogen van de veroorzaker liggen om zijn hinderlijke gedragingen te staken. Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverlening. Tegelijkertijd verliest de gemeente niet de belangen van de omwonenden uit het oog. Het kan daarom voorkomen dat de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de burgemeester geen andere mogelijkheid heeft dan het geven van een gedragsaanwijzing. Het rekening houden met de psychische of psychiatrische problemen van veroorzakers, komt overeen met de bedoeling van de wetgever.

Artikel 6. Toepassing van art.151d Gemeentewet

Woonoverlast doet zich voor in allerlei vormen en intensiteiten. De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit is voor hen. Of er sprake is van overlastgevend gedrag beoordeelt de gemeente aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.

Overlastbeleving is subjectief, maar bij de beoordeling van een casus wordt getoetst of en in hoeverre er sprake is van een belangrijke afwijking van wat in het normale dagelijkse verkeer tussen bewoners en omwonenden gebruikelijk en aanvaardbaar is.

Als er geen einde komt aan de overlast door handhaving, bemiddeling of hulpverlening, dan weegt het de gemeente af of de casus in aanmerking komt voor de toepassing van art.151d Gemeentewet. Het belangrijkste criterium is dan of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden. Of aan dat criterium wordt voldaan, dat wordt vastgesteld aan de hand van feitelijke informatie (objectivering). Alle informatie – ook van meldingen bij andere instellingen of bestuursorganen- wordt vastgelegd in een situatierapport.

Artikel 7. Waarschuwing en Gebod (Gedragingen in of vanuit de woning of het erf)

Het is de bedoeling dat de burgemeester, alvorens een gedragsaanwijzing te geven, eerst een bestuurlijke waarschuwing geeft, waarin staat welke hinder binnen welk tijdsbestek moet worden beëindigd. In de waarschuwing wordt de gedragsaanwijzing als mogelijke, volgende stap aangekondigd.

De burgmeester richt zijn waarschuwing aan degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP is ingeschreven.

In de waarschuwing sommeert de burgmeester er voor zorg te dragen dat de gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden meer wordt veroorzaakt. Daarbij zal de burgemeester aangeven welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. In de waarschuwing wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien het hinderlijke gedrag niet stopt of wordt herhaald.

Artikel 8. Gedragsaanwijzing burgemeester in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang

In het geval dat de waarschuwing geen effect sorteert, kan de burgemeester over gaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang. In de gedragsaanwijzing staat omschreven welke gedragingen moeten stoppen en binnen welke termijn.

Het tweede lid van artikel 151d geeft aan dat, alvorens de burgemeester gebruik kan maken van de bevoegdheid, duidelijk moet zijn geworden dat de hinder niet op “een andere geschikte wijze” kan worden tegengegaan. De bevoegdheid is het sluitstuk van de aanpak. Vóórdat de beslissing aan de orde is of er gebruik moet worden gemaakt van de bevoegdheid, zal er een duidelijk beeld zijn van de ernst en de herhaaldelijkheid van de overlast.

Onder “andere geschikte wijze” willen we verstaan de andere manieren die er zijn, zoals de bestuursrechtelijke aanpak (handhaving), bemiddeling, hulpverlening en de huurrechtelijke aanpak (privaatrecht). In alle gevallen zal uit het dossier moeten blijken wat er al gedaan is en met welk resultaat en dat erg eigenlijk geen ander opties meer zijn dan de gedragsaanwijzing.

De nieuwe bevoegdheid zal alleen worden gehanteerd na een zorgvuldige belangenafweging. Het gaat daarbij uiteraard om de belangen van zowel de veroorzaker(s) al degenen die hinder ondervinden. Als uitgangspunt geldt dat degenen die aantoonbaar ernstige en herhaaldelijke hinder ondervinden, bescherming verdienen. Dat impliceert dat het niet verantwoord is om de beëindiging van de hinder een onredelijk lange tijd te laten duren. In praktijk is er el een lange tijd vooraf gegaan aan een gedragsaanwijzing. Het kan niet zo zijn dat de aanpak van hinder een slepende kwestie wordt. Er is altijd sprake van een behoorlijke mate van urgentie. Het is voorspelbaar dat de burgemeester soms voor een lastig dilemma zal komen te staan, maar dat er ook een verantwoord besluit moet worden genomen

De keuze tussen de opties Last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom hangt af van de specifieke situatie. Beide zijn bestuursrechtelijke dwangmiddelen Een dwangsom kan verbeurt worden; de kosten van de effectuering van de bestuursdwang wordt verhaald. De inzet van de gedragsaanwijzing is

een juridisch traject. Degene die een aanwijzing krijgt, kan in bezwaar of beroep gaan. In de regel wordt gekozen voor bestuursdwang als de verwachting is dat een dwangsom niet effectief zal zijn.

Een belangrijk punt van aandacht is het volgende. Er zijn situaties denkbaar waarin de gemeente bestuursrechtelijk kan optreden, terwijl er ook een strafrechtelijke aanpak mogelijk is of reeds is opgestart. Overleg tussen de gemeente enerzijds en politie en Openbaar Ministerie anderzijds moet dan leiden tot een goede onderlinge afstemming. Een dergelijk overleg kan in –lokaal- driehoek verband plaatsvinden.

Artikel 9. Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod.

Deze gedragsaanwijzing pas mag worden opgelegd als handhaving, hulpverlening, bemiddeling en waarschuwen niet het beoogde effect hebben gehad.

Wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing (dwangsom/bestuursdwang) niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat (beëindiging van de hinder) zal leiden, dan vaardigt de burgemeester een verbod uit om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf, voor een periode van tien dagen. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken. Op het opleggen van een dergelijk verbod is de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

De afweging van de gegronde redenen kunnen worden herleid uit de opbouw van het situatierapport, dan wel op basis van het totale dossier waaronder eveneens verslagen van casusoverleggen dient te worden verstaan dan wel documenten waaruit blijkt dat andere afwegingen of keuzes niet het gewenste effect hebben gehad om de overlast ongedaan te maken.

Artikel 10. Begunstigingtermijn en rechtsbescherming

Voor de gedragsaanwijzing geldt een begunstigingstermijn van maximaal vier weken. De lengte van de begunstigingstermijn is maximaal vier weken uur vanwege de lange voorgeschiedenis die er altijd is en houdt rekening met het feit dat de veroorzaker een redelijke termijn moet krijgen om de overlast te stoppen.

De aangeschrevene geniet rechtsbescherming in de vorm van het indienen van een zienswijze, bezwaar en beroep.

Artikel 11. Hoogte dwangsom

De dwangsom bedraagt maximaal € 500,- en wordt verbeurd per keer dat de hinder wordt veroorzaakt binnen de begunstigingstermijn. Bij recidive, dat wil zeggen als in de toekomst opnieuw een dwangsom wordt opgelegd, geldt een dwangsom van maximaal € 1.000,- per keer. Van recidive is sprake bij overlastpleging op het zelfde adres of op een ander adres binnen een periode van 5 jaar, waarbij het dan gaat om een soortgelijke vorm van overlast.

Een last onder bestuursdwang houdt in dat de gemeente, als de veroorzaker het niet zelf doet, maatregelen neemt om een eind te maken aan de hinderlijke gedragingen, bijvoorbeeld inbeslagname. De kosten daarvan zullen worden verhaald op de overtreder dan wel veroorzaker.