Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2018

Geldend van 04-07-2018 t/m heden

Intitulé

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2018

Het college van burgemeester en wethouders,

Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2017;

Besluit vast te stellen de volgende nadere regels:

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2018

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      Budgetperiode: de periode waar een persoonsgebonden budget betrekking op heeft;

    • b.

      Budgethouder: de cliënt die de verplichtingen verbonden aan het persoonsgebonden; budget uitvoert (overeenkomsten aangaan, aansturen van de ondersteuning, declareren en verantwoorden);

    • c.

      Instandhoudingskosten: een door het college te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, waaronder ook een WA-verzekering bij vervoersvoorzieningen kan worden gerekend;

    • d.

      Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

    • e.

      Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (landelijk);

    • f.

      Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2017.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (de wet) en daarop gebaseerde lagere regelgeving, de verordening en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen

Artikel 2.1 Woningaanpassing woonwagens en woonschepen

  • 1.

    Het college kan op aanvraag een persoonsgebonden budget toekennen voor woningaanpassing als bedoeld in het vorige lid voor een woonwagen of woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de stand- en ligplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

Artikel 2.2 Afschrijvingsperioden

Aangaande woonvoorzieningen zal op basis van de economische levensduur de volgende afschrijvingsperioden worden gehanteerd:

  • keuken 25 jaar;

  • badkamer 25 jaar.

Artikel 2.3 Woningsanering

De hoogte van de financiële tegemoetkoming bij woningsanering is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van de te saneren artikelen: Bedragen op basis van Nibud prijzen (vloerbedekking, vinyl en jaloezieën) zijn vastgestelde bedragen die kunnen worden verstrekt conform de term woningsanering: De consulent kan een bewijs vragen van de aanvrager in de vorm van een aankoopbewijs van het te saneren product.

  • 100% als het artikel nieuwer is dan twee jaar;

  • 75% als het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

  • 50% als het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

  • 25% als het artikel tussen de zes en acht jaar oud is;

  • 0% als het artikel acht jaar of ouder is.

Artikel 2.4 Verkoop woning

Bij verkoop van de woning waarin een voorziening is aangebracht binnen een periode van tien jaar hieraan voorafgaand, dient de kostprijs minus de eigen bijdrage te worden terugbetaald volgens het afschrijvingsschema:

  • a.

    eerste en tweede jaar: 100% van het bedrag;

  • b.

    derde en vierde jaar: 80% van het bedrag;

  • c.

    vijfde en zesde jaar: 60% van het bedrag;

  • d.

    zevende en achtste jaar: 40% van het bedrag;

  • e.

    negende en tiende jaar: 20% van het bedrag.

Artikel 2.5 Verhuis en inrichtingskosten

De kosten voor verhuizen wordt in de vorm van een PGB verstrekt, gebaseerd op de werkelijke kosten tot een vastgesteld maximumbedrag van € 2000, - Een geschat kostenoverzicht is voldoende.

Artikel 2.6 Hulpmiddelen in eigendom

Hulpmiddelen kunnen zowel in bruikleen als in eigendom worden verstrekt. Relatief goedkope hulpmiddelen (waarvan de kosten van transport en reiniging voor herverstrekking niet opwegen tegen de kosten van verstrekking van een nieuw hulpmiddel), zullen in eigendom worden verstrekt.

Hoofdstuk 3. Persoonsgebonden budget

Artikel 3.1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

  • 2.

    De in te kopen maatwerkvoorziening moet aansluiten op de indicatie en de bijbehorende doelen in het Plan. Het tarief voor een persoonsgebonden budget voor diensten wordt mede gebaseerd op het door de cliënt opgestelde Plan, waarbij dit Besluit de grondslag vormt voor het besluit.

  • 3.

    Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

  • 4.

    Een zorgaanbieder wordt enkel op basis van het aantal geleverde uren/dagdelen zorg uitbetaald, zoals omschreven in het Plan. Uitbetaling middels een vast maandloon is niet toegestaan.

  • 5.

    Het college verstrekt geen persoonsgebonden budget voor collectieve vervoersvoorzieningen.

  • 6.

    Uit het persoonsgebonden budget mogen niet worden betaald:

    • a.

      bemiddelings- en/of administratiekosten

    • b.

      feestdagenuitkering

    • c.

      verantwoordingsvrij bedrag

    • d.

      reiskosten van een zorgverlener

Voor het persoonsgebonden budget geldt 100% verantwoording.

Artikel 3.2 Verplichtingen budgethouder bij vervoersvoorzieningen en hulpmiddelen

Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening of een hulpmiddel worden, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden opgelegd:

  • 1.

    De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en kan verplicht worden een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

  • 2.

    De budgethouder dient de aangeschafte voorziening, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. Bij aanschaf van een vervoersvoorziening dient de budgethouder een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • 3.

    De budgethouder dient het college desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te (laten) beoordelen.

  • 4.

    Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden.

Artikel 3.3 Budgetperioden en hoogte PGB-voorzieningen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn om, rekening houdend met de economische levensduur, het geïndiceerde hulpmiddel met het persoonsgebonden budget aan te schaffen. De budgethouder wordt geacht gedurende deze periode te kunnen gebruikmaken van een compenserende maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Indien de afschrijvingstermijn van het geïndiceerde hulpmiddel, al dan niet aangeschaft met een persoonsgebonden budget, is verstreken kan deze door het verlenen van instandhoudingskosten nog steeds als goedkoopst passende bijdrage worden aangemerkt. De gebruikersduur wordt in dit geval dan verlengd.

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel of vervoersvoorziening die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt bepaald door het bedrag van de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening in natura en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van tenminste één offerte en een door het college goedgekeurd programma van eisen (kwaliteit).

  • 2.

    Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het toekenningsbesluit met de werkzaamheden te worden begonnen.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen moet binnen 15 maanden na toekenning zijn aangewend voor de bekostiging van het doel waarvoor het persoonsgebonden budget is verleend en voldoen aan het programma van eisen als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag, tenzij het college de cliënt schriftelijk toestemming heeft verleend;

    • b.

      de aanvrager biedt het college de gelegenheid op één of meer door het college te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht te geven;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebbenop de woningaanpassing;

    • d.

      aan het college wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

  • 5.

    De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

  • 6.

    Bij een bouwkundige aanpassing dient er overleg te worden gevoerd met de afdeling vergunningen en toezichthouders van bouw en wonen.

Artikel 3.5 Tarieven persoonsgebonden budget huishoudelijke hulp

Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp indien geboden door:

  • a.

    een persoon die uit het sociaal netwerk van de cliënt afkomstig is, bedraagt: 130% van het sociaal minimum per uur;

  • b.

    een persoon die niet uit het sociaal netwerk van de cliënt afkomstig is, bedraagt: € 13,00 per uur.

Artikel 3.6 Tarieven persoonsgebonden budget begeleiding en kortdurend verblijf

  • 1.

    Voor het persoonsgebonden budget te besteden aan:

    • a.

      Individuele Begeleiding geldt een tarief per uur of naar rato daarvan (afhankelijk van de indicatie in natura);

    • b.

      Begeleiding Groep geldt een tarief per dagdeel waarbij een dag uit maximaal twee dagdelen bestaat (afhankelijk van de indicatie in natura). Een dagdeel bestaat uit minimaal 3 uur aaneengesloten Begeleiding Groep;

    • c.

      Kortdurende Verblijf geldt een tarief per etmaal (afhankelijk van de indicatie in natura). Een etmaal is een aansluitende periode van 24 uur.

  • 2.

    De tarieven begeleiding indien geboden door een persoon die niet uit het sociaal netwerk van de cliënt afkomstig is bedragen:

    • a.

      Begeleiding Individueel Basis, € 35,00 (uurtarief)

    • b.

      Begeleiding Individueel Speciaal, € 50,00 (uurtarief)

    • c.

      Begeleiding Groep Basis, € 25,00 (dagdeeltarief)

    • d.

      Begeleiding Groep Speciaal, € 40,00 (dagdeeltarief)

    • e.

      Kortdurend Verblijf, € 90,00 (etmaaltarief)

  • 3.

    De tarieven begeleiding indien geboden door een persoon die uit het sociaal netwerk van de cliënt afkomstig is, bedragen voor alle begeleidingsvormen 130% van het sociaal minimum per uur.

Artikel 3.7 Tarieven persoonsgebonden budget vervoer bij dagbesteding (per dag)

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoer bij dagbesteding bedraagt:

  • a.

    Gewoon vervoer: € 7,50

  • b.

    Rolstoel vervoer: € 19,00 .

Hoofdstuk 4. Bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening, persoonsgebonden budget en Wmo-bijdrage publiek vervoer

Artikel 4.1 Periode verschuldigde bijdrage in de kosten

  • 1.

    De cliënt aan wie een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget is toegekend voor diensten is de bijdrage in de kosten verschuldigd gedurende de periode van de indicatie dan wel de budgetperiode.

  • 2.

    Het college hanteert de norm dat de eigen bijdrage nooit de kosten van de verstrekte voorziening mag overschrijden. De looptijd van de eigen bijdrage wordt gebaseerd op de kosten van de voorziening.

  • 3.

    De kostprijs van een bouwkundige of woon technische woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte, of op basis van vaste prijsafspraken.

Artikel 4.2 Wmo-bijdrage Publiek Vervoer

  • 1.

    De cliënt die gebruik maakt van Publiek Vervoer is bij ritten tot en met 22,5 kilometer een bijdrage verschuldigd ter hoogte van:

    • a.

      een instaptarief van € 0,85; en

    • b.

      een bijdrage per kilometer van € 0,17.

  • 2.

    De cliënt die gebruik maakt van Publiek Vervoer is bij ritten van meer dan 22,5 kilometer een bijdrage verschuldigd ter hoogte van: het commerciële tarief van de taxivervoerder.

  • 3.

    Medereizigers van een cliënt die gebruik maakt van Publiek Vervoer zijn bij ritten tot en met 22,5 kilometer een bijdrage verschuldigd ter hoogte van:

    • a.

      een bijdrage per kilometer van € 0,42.

    • b.

      Geen instaptarief

  • 4.

    Huisgenoten en geregistreerde mantelzorgers betalen hetzelfde tarief als de Wmo pashouder, € 0,17 per kilometer, geen instaptarief.

  • 5.

    Kinderen tot en met elf jaar reizen gratis mee met de Wmo pashouder.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, voor zover toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 5.2 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden op 4 juli 2018 in werking onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Oldambt 2015 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2016 "De Nadere Regels”.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt 26 juni 2018.

De secretaris De burgemeester,

Herman Groothuis Rika Pot