Regeling vervallen per 01-01-2016

Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer

Geldend van 01-01-1995 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1995

Intitulé

Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer

GEMEENTE OLDEBROEK

De raad der gemeente Oldebroek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 FEB, 1995

gezien de circulaire van het college voor Arbeidszaken van 8 maart 1993. kenmerk ARZ/302908. circulaire 93/56-93/07 en van 31 maart 1993. kenmerk ARZ/304075. circulaire 93/84-CVA 93/11:

gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet. het Besluit brandweerpersoneel en de Organisatieverordening brandweer;

mede gelet op de overeenkomst tot uitvoering van het overeenstemmingsvereiste:

BES L U I T:

vast te stellen de volgende "Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer" .

Hoofdstuk. I algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vrijwilliger: degene die zich beschikbaar heeft gesteld voor de gemeentelijke brandweer en als zodanig door het college is aangesteld om i n de openbare dienst werkzaam te zijn;

  • b.

    zich beschikbaar stellen: het oproepbaar zijn om in voorkomende gevallen werkzaamheden te verrichten welke vallen binnen het takenpakket van de gemeentelijke brandweer.

Artikel 2 Werkingssfeer

Voor de toepassing van deze verordening wordt niet als vrijwilliger beschouwd: degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.

Artikel 3 Overleg met vakorganisaties

Het overleg aangaande aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de

vrijwilliger. met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd. vindt plaats in de op grond van artikel 12:1 van de Arbeidsvoorwaardenrege1ing van de gemeente Oldebroek voor het gemeentepersoneel ingeste1de commissie voor georganiseerd overleg.

Artikel 4 Kennis nemen van de regeling_

  • 1.

    Op verzoek ontvangt de vrijwilliger kosteloos een exemplaar van deze verordening. van de wijzigingen daarvan en van alle andere regelen welke ter uitvoering van artikel 125 Ambtenarenwet voor de vrijwilligers zijn of worden getroffen en alle wijzigingen daar van.

  • 2.

    Op verzoek ontvangen eveneens kosteloos een exemplaar van de in het vorige lid bedoelde stukken aan ieder ander die daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komt.

Artikel 5 Kennis nemen van overige regelen

  • a.

    Op verzoek ontvangt de vrijwilliger kosteloos een exemplaar van de voor hem schriftelijke regelen welke zijn vastgesteld ter uitwerking of aanvulling van de bepalingen van deze verordening of welke hij bij de vervulling van zijn betrekking heeft na te leven, tenzij de bedoelde regelen op een voor hem gemakkelijk toegankelijke plaats ter inzage liggen.

  • b.

    Wanneer de vrijwilliger niet-schriftelijk vastgestelde regelen, zoals bedoeld in het eerste lid. heeft na te leven, worden deze behoorlijk te zijner kennis gebracht.

Hoofdstuk. 11 aanstelling, vergoeding

Artikel 6 Aanstellingstermijnen

  • 1.

    Aanstelling geschiedt vast of tijdelijk.

  • 2.

    Tijdelijke aanstelling geschiedt voor bepaalde tijd en kan slechts plaatshebben bij wijze van proef.

  • 3.

    De tijdelijke aanstelling duurt ten hoogste twee jaar, welke termijn in bijzondere gevallen met ten hoogste een jaar kan worden verlengd, tenzij deze met toepassing deze verordening voor het aflopen van genoemde termijn beëindigd is.

  • 4.

    Zodra de termijn die overeenkomstig het vorige lid voor de tijdelijke aanstelling geldt, is verstreken, wordt een vaste aanstelling verleend, tenzij daartegen uit anderen hoofde bezwaren bestaan.

Artikel 7 Algemene aanstellingsvoorwaarden

Voor aanstelling kan slechts in aanmerking komen degene die voldoet aan het gestelde in artikel 6. lid 1 van het Besluit brandweerpersoneel (Stb. 1991/276) en:

  • a.

    geacht kan worden de voor de brandweerdienst vereiste karaktereigenschappen te bezitten; en

  • b.

    door de aard en de plaats van zijn dagelijkse werkzaamheden en de 1igging van zijn woning geacht kan worden in staat te zijn zijn taak bij de gemeentelijke brandweer naar behoren te vervullen; en

  • c.

    de leeftijd van ten minste 18 jaar heeft bereikt.

Artikel 8 Bericht van aanstelling

  • 1.

    Het bericht van aanstel1ing dat de vrijwilliger voor de indiensttreding kosteloos ontvangt; vermeldt:

    • a.

      de naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum van de vrijwilliger;

    • b.

      of de vrijwilliger vast of tijdelijk wordt aangesteld;

    • c.

      de dag met ingang waarvan de vrijwilliger is aangesteld dan wel een omschrijving of aanduiding van die dag;

    • d.

      de rang en de vergoeding welke de vrijwilliger worden toegekend;

    • e.

      indien de aanstelling tijdelijk is, een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van die tijd.

  • 2.

    Alle wijzigingen in de punten vermeld in het eerste 1id, sub b t/m e, worden de vrijwilliger zo spoedig mogelijk kosteloos meegedeeld.

Artikel 9 Vergoeding

Aan de vrijwilliger wordt binnen het kader van een afzonderlijk vastgestelde verordening een vergoeding toegekend.

Artikel 9 A

Het college kan op verzoek van de brandweerman zijn vergoeding als bedoeld in artikel 9 verlagen voor door het college vastgestelde bestedingsmogelijkheden.

Artikel 10 Beschikbaarheid en militaire dienst

  • 1.

    De vrijwilliger die ingevolge wettelijke verplichting in werkelijke militaire dienst is. wordt geacht niet beschikbaar te zijn.

  • 2.

    Indien en voor zover de periode van werkelijke militaire dienst van de vrijwilliger meer dan twee maanden is, heeft hij gedurende deze periode geen recht op de aan zijn rang verbonden vaste vergoeding.

  • 3.

    Indien de in het vorige lid bedoelde vrijwilliger uit dien hoofde ambtenaar is in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet, geniet hij gedurende de in dat 1id bedoelde periode de aan zijn rang verbonden vaste vergoeding tot een bedrag dat gelijk is aan het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenpremie.

Artikel 11 Besluit tot bevordering

De bevordering conform het Besluit brandweerpersoneel (Stb. 1991/276) geschiedt door het college. In het bevorderingsbesluit dienen in ieder geval de nieuwe rang en de daaraan verbonden vergoeding te worden vermeld.

Hoofdstuk III aanspraken bij ongeval

Artikel 12 Ongevallenverzekering

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder ongeval en arbeidsongeschiktheid, hetgeen daaronder wordt verstaan in de door de gemeente ter zake gesloten ongevallenverzekering.

  • 2.

    De vrijwilliger wordt bij indiensttreding in kennis gesteld van de bepalingen van de door de gemeente voor hem gesloten ongevallenverzekering.

  • 3.

    Wijzigingen in de in het tweede 1id bedoelde bepalingen worden tijdig vóór de inwerkingtreding aan de vrijwilliger medegedeeld.

Artikel 13 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid

  • 1.

    De vrijwilliger die arbeidsongeschikt is, waarbij uit een geneeskundig onderzoek blijkt dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een ongeval ontstaan in verband met de vervulling van zijn betrekking, heeft aanspraak op een uitkering indien en voor zover de in artikel 12 lid 2 bedoelde verzekering dit regelt.

  • 2.

    De in artikel 12 lid 2 bedoelde verzekering bevat in ieder geval de volgende bepalingen:

    • a.

      bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de eventuele restcapaciteit gedurende de eerste twee jaar buiten beschouwing gelaten;

    • b.

      bij blijvende arbeidsongeschiktheid bestaat aanspraak op een uitkering ineens.

  • 3.

    De vrijwilliger heeft behoudens artikel 15 geen aanspraak op enige vergoeding ten laste van de gemeente ter zake van een ongeval.

Artikel 14 Uitkering bij overlijden

  • 1.

    Indien een vrijwilliger ten gevolge van een ongeval, ontstaan in verband met de vervulling van zijn betrekking, komt te overlijden, hebben diens nagelaten betrekkingen aanspraak op een uitkering volgens de bepalingen van de door de gemeente ter zake gesloten ongevallenverzekering.

  • 2.

    Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: weduwe of weduwnaar. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige, natuurlijke en pleegkinderen.

Artikel 15 Vergoeding geneeskundige kosten

  • 1.

    In geval van een ongeval. ontstaan in verband met de vervulling van zijn betrekking, wordt de vrijwilliger de te zijnen laste blijvende naar het oordeel van het college noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging vergoed tot ten hoogste het bedrag waarvoor de gemeente zich ter zake heeft verzekerd.

  • 2.

    Het college kan in de gevallen, waarin de in het eerste lid bedoelde kosten het bedrag waarvoor de gemeente zich ter zake heeft verzekerd te boven gaan, een tegemoetkoming in de hogere kosten verlenen.

Artikel 16 Uitkering in bijzondere gevallen

Indien geen sprake is van een ongeval doch wel van een ziekte welke is ontstaan of verergerd i n verband met de vervu1ling van de betrekking, ste1t het college terzake een uitkering vast voor zover de verzekering daar niet in voorziet.

Artikel 17 begripsomschrijving

Onder vrijwilliger, bedoeld in de artikelen 14 t/m 16 wordt mede begrepen de gewezen vrijwilliger, voor zover deze de leeftijd zoals bedoeld in artikel 38, lid 2, sub b, nog niet heeft bereikt. Artikel 13 is eveneens van toepassing op de gewezen vrijwilliger tot het in artikel 38, lid 2, sub b genoemde tijdstip indien hij blijvend arbeidsongeschikt is.

Hoofdstuk IV overige rechten en verplichtingen

Artikel 18 Gedrag

De vrijwilliger is gehouden zijn werkzaamheden nauwgezet en ijverig te verrichten en zich ook overigens te gedragen zoals een goed vrijwilliger betaamt.

Artikel 19 Eed of belofte

De vrijwilliger is verplicht de eed of belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het college is voorgeschreven.

Artikel 20 Overige diensten

  • 1.

    De vrijwi11iger is verplicht:

    • a.

      a. deel te nemen aan oefeningen, bijeenkomsten en cursussen;

    • b.

      b. wachtconsignatie- en bewakingsdiensten te verrichten.

  • 2.

    De kosten verbonden aan het volgen van cursussen, het deelnemen aan examens, het bijwonen van bijeenkomsten gericht op de beroepsuitoefening, alle voor zover betrekking hebbend op het vervullen van de brandweertaak, komen ten laste van de gemeente.

Artikel 21 Gebruik gemeente-eigendommen

Het is de vrijwilliger verboden, behoudens toestemming verleend door of namens het college in bijzondere gevallen, ten eigen bate aan de gemeente toebehorende eigendommen te gebruiken.

Artikel 22 Giften

Het is aan de vrijwilliger verboden:

  • a.

    vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen. anders dan met toestemming van het college;

  • b.

    steekpenningen aan te nemen.

Artikel 23 Beschikbaarheid

Indien de vrijwilliger niet beschikbaar kan zijn, is hij verplicht daarvan, onder opgave van redenen, zo tijdig mogelijk mededeling te doen aan de commandant.

Artikel 24 Verplichting dragen dienstkleding en uitrustingsstukken

  • 1.

    De vrijwilliger is verplicht tijdens zijn werkzaamheden de door of namens het college voorgeschreven dienstkleding en uitrustingsstukken te dragen.

  • 2.

    De dienstkleding en uitrustingsstukken worden van gemeentewege kosteloos in bruikleen verstrekt aan de vrijwilliger, die bij ontslag verplicht is deze bij de commandant in te leveren.

  • 3.

    De vrijwilliger draagt zorg voor het onderhoud van de hem in bruikleen verstrekte dienstkleding en uitrustingsstukken en hij is verplicht deze te laten controleren door of namens de commandant.

  • 4.

    Reparatie aan de dienstkleding en uitrustingsstukken geschiedt van gemeentewege.

  • 5.

    Als uniformkleding bij het uitgaan van de vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer geldt de voor het rijksbrandweerpersoneel voorgeschreven uitgaanskleding.

Artikel 25 Verbod dragen dienstkleding en uitrustingsstukken

Het is de vrijwilliger verboden:

  • 1.

    de dienstkleding en uitrustingsstukken te dragen wanneer hij geen werkzaamheden als vrijwilliger verricht, behalve in de gevallen waarin het college daarvoor toestemming heeft verleend;

  • 2.

    de dienstkleding en uitrustingsstukken aan derden in gebruik te geven;

  • 3.

    dienstkleding te dragen voorzien van:

    • a.

      andere onderscheidingstekenen dan die verbonden aan de rang welke betrokkene bekleedt;

    • b.

      insignes en andere onderscheidingstekenen, tenzij tot het dragen daarvan hetzij van regeringswege, hetzij door het college, toestemming is verleend.

Artikel 26 Gebruik motorrijtuig

Het is de vrijwilliger slechts toegestaan een motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen te gebruiken ten behoeve van zijn werkzaamheden als vrijwilliger, indien en voor zover hem daartoe door of namens het college toestemming is verleend. Aan deze toestemming kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden.

Artikel 27 Schadevergoeding aan gemeente

  • 1.

    De vrijwilliger kan worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door de gemeente geleden schade, voor zover deze aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten.

  • 2.

    De vrijwilliger wordt in de gelegenheid gesteld ten aanzien van de wijze van inhouding van de schadevergoeding op zijn vergoeding zijn wensen kenbaar te maken.

Artikel 28 Schadevergoeding aan vrijwilliger

Aan de vrijwilliger wordt de schade van aan hem toebehorende kleding en uitrusting vergoed, welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de door hem verrichte werkzaamheden, voor zover de schade niet bestaat uit normale slijtage van die goederen.

Artikel 29 Overiqe schadevergoeding

Het college kan bepalen in welke niet elders voorziene gevallen schadeloosstelling en vergoeding van kosten zullen worden verleend.

Hoofdstuk V disciplinaire straffen

Artikel 30 Plichtsverzuim

  • 1.

    De vrijwilliger die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.

  • 2.

    Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed vrijwilliger in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Artikel 31 Strafmaat

  • 1.

    De disciplinaire straffen welke kunnen worden toegepast. zijn:

    • a.

      schriftelijke berisping;

    • b.

      inhouding van een deel van de vaste vergoeding als bedoeld in artikel 2 van de Vergoedingsregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer;

    • c.

      schorsing al dan niet met inhouding van de vergoeding;

    • d.

      ongevraagd ontslag.

  • 2.

    De straffen worden door het college opgelegd.

Artikel 32 Verantwoording door vrijwilliger

  • 1.

    De verantwoording door de vrijwi11iger geschiedt, indien deze niet schriftelijk plaatsvindt, ten overstaan van het college of ten overstaan van een door hen aangewezen vertegenwoordiger. De verantwoording vindt niet eerder dan 6 maal 24 uur en niet later dan 12 maal 24 uur plaats. Op verzoek van de vrijwilliger kan van deze termijnen worden afgeweken.

  • 2.

    Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan binnen 36 uur proces-verbaal opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend door hem te wiens overstaan de verantwoording heeft plaatsgehad en door de vrijwilliger. Weigert de vrijwilliger de ondertekening, dan wordt daarvan in het proces-verbaal, zo mogelijk met vermelding van redenen melding gemaakt.

  • 3.

    Een afschrift van het proces-verbaal wordt de vrijwilliger uitgereikt.

  • 4.

    Indien de vrijwilliger zulks verlangt, worden hij en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten of andere bescheiden welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben.

Artikel 33 Besluit tot strafoplegging

De vrijwilliger verstrekt het college een ontvangstbewijs van het besluit tot strafoplegging.

Artikel 34 Tenuitvoerlegging straf

De straf bedoeld in artikel 31, lid 1, onder b t/m d, wordt niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafoplegging onmiddellijke tenuitvoerlegging is bevolen.

Hoofdstuk VI schorsing en ontslag

Artikel 35 Schorsing

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artike1 30 kan de vrijwi11iger door het college worden geschorst:

    • a.

      wanneer hem het voornemen tot bestraffing met ongevraagd ontslag is te kennen gegeven of hem van de oplegging van deze straf mededeling is gedaan;

    • b.

      wanneer tegen hem volgens de ter zake geldende bepa1ingen van het Wetboek van Strafvordering een bevel tot inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis wordt ten uitvoer gelegd;

    • c.

      wanneer tegen hem een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf wordt ingesteld;

    • d.

      in andere gevallen waarin schorsing wordt gevorderd door het belang van de dienst.

  • 2.

    Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval:

    • a.

      een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat;

    • b.

      een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur der schorsing.

Artikel 36 Ontslagbesluit

Het besluit van het college tot het verlenen van ontslag vermeldt de datum van ingang van het ontslag dan wel een omschrijving of aanduiding van die datum.

Artikel 37 Ontslag op eigen verzoek en aanhouden ontslag

  • 1.

    Indien de vrijwilliger ontslag verzoekt. wordt hem dit eervol verleend.

  • 2.

    Dit ontslag wordt niet verleend met ingang van een datum gelegen binnen een maand dan wel later dan drie maanden na de datum waarop het verzoek om ontslag is ingekomen.

  • 3.

    Indien de vrijwilliger dit verzoekt, kan van het bepaalde in het tweede lid worden afgeweken.

  • 4.

    Indien een strafrechtelijke vervolging tegen de vrijwilliger aanhangig is, of indien overwogen wordt hem in aanmerking te brengen voor een discip1inaire straf, kan het nemen van een beslissing op een verzoek om ontslag worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.

Artikel 38 Ongevraagd ontslag

  • 1.

    Het college verleent de vrijwi1liger ongevraagd eervol ontslag op grond van het bereikt hebben van de 55-jarige leeftijd. Dit ontslag gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de leeftijd van 55 jaar is bereikt.

  • 2.

    De ingangsdatum van het i n het vorige 1id bedoelde ontslag kan telkens met een periode van één jaar worden opgeschort, indien zulks door het college in het belang van de dienst wordt geacht en:

    • a.

      de vrijwilliger zulks heeft verzocht of daarmede instemt; en

    • b.

      de vrijwi11iger volgens het ingewonnen advies van een door het college aangewezen geneeskundige, lichamelijk en psychisch in staat kan worden geacht zijn werkzaamheden te blijven verrichten.

  • 3.

    Bedoelde opschorting eindigt in ieder geval op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de leeftijd van 60 jaar is bereikt. Voor de brandweercommandant eindigt de opschorting daarentegen in ieder geval op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de leeftijd van 65 jaar is bereikt.

  • 4.

    Niettemin kunnen burgemeester en wethouders aan de vrijwi11iger die tussentijds blijkens het advies van een door het college aangewezen geneeskundige ongeschikt is geworden voor het verder verrichten van werkzaamheden, eervol ontslag ver1enen met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin bedoeld advies door het college ter kennis van de vrijwilliger is gebracht.

Artikel 39 Gronden ongevraagd ontslag

  • 1.

    Het college kan de vrijwi11iger ongevraagd ontslag verlenen op grond van:

    • a.

      het eindigen van de noodzaak tot beschikbaarstelling of wegens verandering in de organisatie van de gemeentelijke brandweer;

    • b.

      ondercuratelestelling;

    • c.

      toepassing van lijfsdwang wegens schulden krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;

    • d.

      onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;

    • e.

      de omstandigheid dat hij wegens de aard of de plaats van zijn dagelijkse werkzaamheden dan wel de ligging van zijn woning geacht moet worden niet langer in staat te zijn zijn taak bij de brandweer te vervullen;

    • f.

      onbekwaamheid of ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werkzaamheden op grond van ziekten of gebreken;

    • g.

      onbekwaamheid of ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werkzaamheden anders dan op grond van ziekten of gebreken.

  • 2.

    In de in het eerste 1id genoemde geva11en wordt, met uitzondering van het geval bedoeld onder d, het ontslag steeds eervol verleend.

Artikel 40 Expireren tijdelijke aanstelling

  • 1.

    De vrijwilliger die tijde1ijk [tijdelijk] is aangesteld voor bepaalde tijd is van rechtswege ontslagen op de datum waarop die tijd verstrijkt. Indien na de datum, bedoeld in de eerste volzin, het dienstverband feitelijk wordt gehandhaafd zonder dat opnieuw een aanste11ing [aanstelling] is verleend, wordt de vrijwi11iger [vrijwilliger] geacht met ingang van bedoelde datum een vaste aanstelling te hebben ontvangen.

  • 2.

    Ontslag op een der gronden genoemd in dit hoofdstuk kan aan de vrijwi1liger als bedoeld in het vorige lid, worden verleend met ingang van een datum gelegen vóór de datum waarop hij van rechtswege zou zijn ontslagen.

Hoofdstuk VII overgangs- en slotbepalingen

Artikel 41 Schriftelijke mededeling van beslissingen

De beslissingen ter uitvoering van deze verordening worden schriftelijk aan de belanghebbende meegedeeld.

Artikel 42 Citeertitel

Deze verordening, welke kan worden aangehaald als 'Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer', treedt in werking met ingang van de dag van haar vaststelling en werkt terug tot 1 januari 1995.