Regeling vervallen per 01-01-2012

Uitvoeringsvoorschriften onderhoud en restauratie monumenten Oldebroek

Geldend van 11-10-2005 t/m 31-12-2011

Intitulé

Uitvoeringsvoorschriften onderhoud en restauratie monumenten Oldebroek

GEMEENTE OLDEBROEK

Nr. 2005004270

Burgemeester en wethouders van Oldebroek

gelezen het advies van de Monumentencommissie Oldebroek van 9 februari 2005;

gelet op artikel 19 van de Monumentenwet 1988 en artikel 10 van de Monumentenverordening Oldebroek 2005;

BESLUITEN:

voorschriften vast te stellen voor het uitvoeren van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden van de beschermde monumenten in de gemeente Oldebroek.

Uitvoeringsvoorschriften onderhoud en restauratie monumenten Oldebroek

0.0 ALGEMEEN

Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste vormgeving en detaillering te worden uitgevoerd.

Alle te vervangen onderdelen of constructies dienen met behulp van bestaande historisch juiste materialen en “technieken” te worden vervaardigd en afgewerkt.

Toe te voegen elementen ten behoeve van geriefs- of functieverbetering dienen op een zodanige wijze te worden ingepast dat dit geen consequenties heeft voor de historische vormgeving of detaillering (bijv. isolatie t.b.v. warmte en geluid, beschermende beglazing, ventilatie etc.).

Alle bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden betrokken partijen (eigenaar, architecten, opzichters, aannemers, uitvoerders, onderaannemers, ambtenaren bouw- en woningtoezicht etc.) dienen voordat met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt van deze uitvoeringsvoorschriften alsmede van de overige in de vergunning/beschikking opgenomen voorwaarden op de hoogte te worden gebracht. Dit dient desgewenst schriftelijk te worden aangetoond.

Het verdient aanbeveling bij de aanwezigheid van waardevolle muurplanten, vleermuizen en/of kerkuilen contact op te nemen met het Consulentschap Natuur, Milieu en Faunabeheer in Arnhem, tel. 026-3579111.

De datum van aanvang van de werkzaamheden dient aan de afdeling Samenleving doorgegeven te worden, tel. 0525-638237.

Niets van de gerestaureerde onderdelen mag worden verkocht, gewijzigd of afgebroken zonder schriftelijke toestemming van de gemeente Oldebroek.

Werk- en detailtekeningen van te vernieuwen onderdelen met daarop vermeld de toe te passen materialen dienen minimaal twee weken voor de uitvoering aan de afdeling Samenleving ter goedkeuring worden voorgelegd.

1.0 METSELWERK, VOEGWERK EN PLEISTERWERK

Gevelreiniging is niet toegestaan. Onder gevelreiniging wordt onder meer verstaan: stralen met grit, zand en water en het reinigen met behulp van chemische middelen.

Het hydrofoberen en impregneren van gevels is niet toegestaan.

Het toepassen van stenenverstevigers is niet toegestaan.

Het inboeten van het metselwerk dient met bijpassende steen te geschieden, lettend op kleur, hardheid, vorm en afmeting. Inboetwerk dient in het bestaande metselverband te worden uitgevoerd.

Nieuw voegwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste voegwerk.

De samenstelling van het voegwerk dient aan de hardheid van de steen te zijn aangepast.

Ter hoogte van het maaiveld dient het voegwerk tot tenminste 300 millimeter beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig te worden uitgehakt dat de voeg voldoende massa heeft. Als richtlijn kan worden aangehouden een verhouding van voegdikte staat tot de voegdiepte is als 1 staat tot 2.

Het uithakken van voegen dient uitsluitend met de hand, of indien pneumatisch, met een fijne beitel te geschieden. Het uitslijpen van de voegen is in verband met een mogelijke beschadiging van de steen slechts toegestaan met gebruikmaking van een zo klein mogelijke slijptol, voorzien van een afzuiging.

Bij uithakken van bestaand voegwerk mogen smalle stootvoegen niet worden verbreed; het zogenaamd ophakken van stootvoegen is niet toegestaan.

Een monster van het nieuwe voegwerk dient voorafgaand aan integraal uithakken van de gevel(s) aan de afdeling Samenleving ter goedkeuring worden voorgelegd.

Nieuw pleisterwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering overeen te komen met het bestaande, historisch juiste pleisterwerk.

Het pleisterwerk dient ter hoogte van het maaiveld tot tenminste 300 millimeter beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld of vernieuwd.

De samenstelling van het pleisterwerk dient aan de hardheid van de onderliggende steen te zijn aangepast.

2.0 TIMMERWERK

De te vervangen houten onderdelen dienen op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de bestaande detaillering en vormgeving, indien juist, als uitgangspunt dient.

De te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande. De vervangen houten onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot het subsidie is vastgesteld.

Het houtwerk dat in aanraking komt met metselwerk dient tweemaal in de lijvige menie of grondverf te worden gezet.

De toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn. Tropische hardhoutsoorten – met uitzondering van de Europese hardhoutsoorten - mogen in principe niet worden toegepast. Indien de toepassing dit toch vereist moeten de tropische houtsoorten zijn voorzien van een FSC-keurmerk.

Toepassing van multiplex, kunststof, kunststof-verlijmde vezelplaten en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen ten behoeve van herstel van o.a. dakgoten, windveren, dekplanken, gevel en dakbeschoeiingen is niet toegestaan.

Gaten in houten gootbodems ten behoeve van zinken of koperen gootbekleding dienen 5 millimeter wijder dan de betreffende tapeinden zijn.

3.0 SCHILDERWERK

Het schilderwerk dient overeenkomstig het gesteld in het basisverfbestek (onderhoud en nieuwbouw) te worden uitgevoerd. De uitvoering dient in de traditionele lakverfsystemen te worden aangebracht.

Het is niet toegestaan schilderwerk uit te voeren in de periode eind oktober tot eind maart, dit in verband met de overwegend heersende weersomstandigheden. In deze periode mag het houtwerk wel in de grondverf worden gezet.

Het verwijderen van oude verflagen mag niet door middel van afbranden geschieden (krachtens het Brandveiligheidsbesluit bijzondere gebouwen). Het verwijderen van oude verflagen door middel van hete lucht (föhnen) is wel toegestaan.

Het schilderen van pleisterwerk of natuursteen dient uitsluitend met een glad opdrogende verf te geschieden. In verband met de waterhuishouding in de constructie dient het verfsysteem aan het over te schilderen type pleisterwerk of natuursteen te worden aangepast.

Afkitten van naden en kieren in geveltimmerwerk: deze dienen opgevuld en strak te worden afgewerkt met een 2-componenten flexibele epoxy. Naden tussen kozijnen en metselwerk of tussen kozijnen en natuursteen mogen niet worden afgedicht met behulp van PUR-schuim of kit.

Het schilderwerk dient uitgevoerd te worden overeenkomstig het verftechnisch advies dat door de verfleverancier per object wordt opgesteld.

Er dient een schriftelijke garantieverklaring van tenminste 3 jaar (afbouwend) door de verfleverancier en het applicatiebedrijf afgegeven te worden.

De kleuren van het schilderwerk zijn nader te bepalen in het werk en dienen eerst aan de afdeling Samenleving ter goedkeuring worden voorgelegd.

4.0 ZINKWERK, KOPERWERK EN LOODWERK.

Het zinkwerk dient in de dikte 1,1 millimeter (STZ 16) te worden uitgevoerd. Indien nodig in verband met de lengte dient het zink in de bakgoten van een broek- of rekstuk te worden voorzien.

Het zink in de kilgoten dient in meterstukken, aan de bovenzijde vernageld en aan de zijkanten voorzien van een felsnaad te worden uitgevoerd.

Nieuw zink mag niet aan oud zink worden gesoldeerd.

De hemelwaterafvoeren in zink dienen in de dikte 0,8 millimeter (STZ 14), met opgesoldeerde wrongen, opgehangen aan beugels en vrij van de muur te worden uitgevoerd.

Tapeinden van zinken, koperen en loden goten dienen 100 millimeter langer dan de dikte van het totale houtpakket van de bakgoot ter plaatse te zijn.

De hemelwaterafvoeren dienen in zink, koper of lood te worden uitgevoerd. Waar nodig is de toepassing van gietijzeren of gietstalen ondereinde toegestaan.

Toepassing van PVC is niet toegestaan, met uitzondering van ondergrondse aansluitingen op het riool.

Sprongen of verzetten in hemelwaterafvoeren dienen door middel van gesoldeerde valse verstekken te worden geformeerd. Gebogen standaard hulpstukken mogen niet worden toegepast.

Koperen goten dienen volgens de methode beschreven in het infoblad “Koperen goten” van de Monumentenwacht Gelderland te worden uitgevoerd.

Het loodwerk dient in minimaal 20 kg/m² (NHL 20), uitsluitend met koper vernageld te worden uitgevoerd. Het gebruik van gegalvaniseerde nagels is niet toegestaan.

Het loodwerk dient ter plaatse van muuraansluitingen door middel van loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (30 millimeter diep) te worden vast gezet en daarna te worden afgevoegd.

Alle aansluitingen op schoorstenen e.d. dienen door middel van muurlood en loketten te worden uitgevoerd in lood zwaar 20 kg/m² (NHL 20) en met loodproppen in voldoende diep uithakte of uitgeslepen voegen (30 millimeter) vastgezet en daarna te worden afgevoegd.

Het lood op hoekkepers en nokken dient in minimaal 25 kg/m² (NHL 25), in meterstukken met gefelste naden te worden uitgevoerd. Op iedere felsnaad dient een klang ter bevestiging te worden aangebracht. Ieder stuk lood dient slechts in het midden te worden vernageld met koperen nagels. Eventueel zichtbare koperen nagels dienen met trotseerloodjes te worden afgedekt.

De bovenzijde van horizontale delen waarin kopshout en of verticale verbindingsnaden aanwezig zijn, o.a. bij vensterblinden, luiken, opgeklampte deuren, afdekken met lood minimaal 16 kg/m2 (NHL 16).

Bevestiging van lood- en zinkbekleding dient zodanig te geschieden dat het materiaal volledig vrij kan werken.

5.0 DAKDEKKERSWERK

DAKPANNEN

Bij inboeten en vernieuwen van panbedekking dienen nieuw aan te brengen pannen in vorm, type en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke, historische juiste pannen.

Toepassing van betonpannen is niet toegestaan. Het dak dient met keramische dakpannen te worden gelegd. De toepassing van Oudhollandse pannen dient in samenhang met een mandragende dampdoorlatende folie te geschieden. De folie dient bij dakdoorbrekingen en opgaand muurwerk voldoende te worden opgezet. Bij voorkeur dienen oude (gebruikte) pannen in plaats van nieuwe gebakken pannen te worden toegepast.

Alle aan te brengen keramische dakpannen dienen met de bij de pansoort behorende hulpstukken te worden toegepast.

De nok- en hoekkepervorsten dienen met behulp van een gewapende kalkspecie te worden aangebracht. De mortel kan, indien nodig, iets worden bijgekleurd.

De eventueel toe te passen panhaken en –klemmen dienen in roestvast staal te zijn uitgevoerd. Bij Oudhollandse pannen kunnen gegalvaniseerde panklemmen worden toegepast.

LEIEN

Bij inboeten en vernieuwen van leibedekking dienen de nieuw aan te brengen leien in kleur, afmeting en vorm, alsmede ten aanzien van de wijze waarop het dak wordt gedekt, overeen te komen met het bestaande, historisch juiste leidekking.

De leien mogen uitsluitend met koper worden vernageld of met roestvrij stalen leihaken (type 316) bevestigd.

De levering van leien dient te geschieden onder vermelding van een bewijs van herkomst en garantie van kwaliteit en dikte, af te geven door de groeve.

De toe te passen leien moeten vrij zijn van breuk, insluitingen, schadelijke verbindingen zoals kalk, ijzer, zwavel en bitumineuze verbindingen.

Het verdient aanbeveling over de plaats, materiaal en de wijze van bevestiging van ladder- en klimhaken en eventueel toe te voegen klimluiken overleg te plegen met Monumentenwacht Gelderland.

Bij partieel herstel dient de bestaande leidekkingswijze te worden aangehouden. Bij gehele vernieuwing dient de oorspronkelijke leidekkingswijze te worden aangehouden.

RIET

De werkzaamheden dienen conform de richtlijnen van de Rietdekkersfederatie te worden uitgevoerd.

Het rietdekkerswerk dient met inlands riet te worden uitgevoerd.

Het rietwerk dient met dun eenjarig riet met een frisgele kleur en een sterke, harde dikwandige stengel, behoudens een zeer dunne spreilaag van dikker en langer riet te worden uitgevoerd. De in de bossen aanwezige doelen dienen zoveel mogelijk te worden verwijderd.

Bij het dekken van het riet gebruik maken van spandraad nr. 6 in roestvrij staal of dubbel gegalvaniseerd. Binddraad nr. 18 in roestvrij staal; gegalvaniseerd draad hiervoor is niet toegestaan. Traditionele bindmethoden met wilgentenen zijn tevens toegestaan.

Voor zover er herstelwerk aan de dakconstructie plaatsvindt, waar rondhout zit of heeft gezeten, moet ook weer rondhout worden toegepast. Doorsneden in het algemeen 100 millimeter, h.o.h. 750 millimeter.

Bij killen mogen geen zinken goten worden toegepast, doch het riet moet steeds in de killen worden doorgedekt.

Rietvorsten dienen in een met paarden- of varkenshaar gewapende kalkspecie te worden gelegd. De wijze van nokafwerking dient in materiaal, vorm en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke en historisch juiste nokafwerking

6.0 NATUURSTEEN

Het toe te passen natuursteen dient op ambachtelijke wijze door middel van hakken, frijnen e.d. te zijn verwerkt.

De te vervangen natuursteen onderdelen of constructies dienen overeenkomstig bestaande, historisch juiste soort en detaillering te worden uitgevoerd. Vervangen onderdelen dienen ter controle te worden bewaard tot de subsidie is vastgesteld.

Natuursteenreiniging zal pas overwogen worden nadat eerst door een onafhankelijk deskundig bureau een kwaliteitsrapport (conditie-omschrijving) is opgesteld met daaraan gekoppeld een advies voor wel of geen reiniging. De oppervlakte van het natuursteen mag in geen geval beschadigd worden.

Het impregneren en toepassen van steenverstevigers ten behoeve van gevels, gevelelementen en ornamenten is niet toegestaan.

7.0 DIVERSEN

Het glaswerk dient in principe in enkel glas (in stopverf gezet) en zonder gebruikmaking van glaslatten te worden uitgevoerd. Glaslatten mogen slechts worden toegepast in situaties waar dit historisch juist is. Ten aanzien van de detaillering van de glaslatten wordt verwezen naar de voorschriften 2.1 en 2.2.

Voorzetbeglazing t.p.v. ramen interieur en exterieur dient in overleg met de afdeling Samenleving te worden aangebracht.

Het plaatsen van aluminium roosters en suskasten in glasvlakken is niet toegestaan. Het gebruik van gleufroosters in raamhout en muurdempers in gevels is wel toegestaan, mits de roosters geschilderd worden.

Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals tuinhekken, gevelankers en ander siersmeedwerk, dient al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest te worden ontdaan.

Bij demonteren van tuinhekken dienen de hoofdstaanders te blijven staan in de voetmuur. Afslijpen en later weer aanlassen van deze hoofdstaanders is niet toegestaan.

Het hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken dient overeenkomstig bestaande (oorspronkelijke) modellen te worden uitgevoerd.

De gehele bliksemafleidingsinstallatie moet aan de norm NEN 1014 voldoen.

De houtaantasterbestrijding dient met een middel op basis van permethröiden en conform de norm NEN 3252 te worden uitgevoerd. Alvorens tot bestrijding wordt overgegaan, moeten eerst de ruimte en de constructies goed stofvrij worden gemaakt.

Bij toepassing van injectoren ter bestrijding van houtaantasters dient vooraf op het kapplan of op de spanttekeningen het aantal en de plaats van de injectoren te worden aangegeven. Dit kapplan of eventuele tekeningen dienen vooraf ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de afdeling Samenleving.

Het uitvoerend bedrijf moet na uitvoering van de bestrijding een schriftelijke garantie van tenminste vijf jaar afgeven, dit in verband met de cyclustijd van de larven.

Van het uitvoerend bedrijf dient te worden verlangd dat deze bij de toegang tot de behandelde ruimten of kappen een plaat bevestigt met daarop de datum van de bespuiting, het toegepaste middel, de garantietermijn en de naam van het bedrijf dat de bestrijding heeft uitgevoerd.

Oldebroek, 11 oktober 2005

Burgemeester en wethouders van Oldebroek,

, burgemeester.

, secretaris.

Bijlage: Origineel document besluit

7 Uitvoeringsvoorschriften onderhoud restauratie monumenten.pdf