Regeling vervallen per 05-07-2022

Beleidsregel Bijzondere Bijstand Gemeente Oldebroek 2017

Geldend van 17-06-2017 t/m 04-07-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Beleidsregel Bijzondere Bijstand Gemeente Oldebroek 2017

1 Recht op bijzondere bijstand

1.1 Inleiding en achtergrond

De bijzondere bijstand is wettelijk geregeld in artikel 35 van de Participatiewet (hierna Pw). De invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid bepaalt het college van B&W. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht, de draagkrachtperiode en bij de bepaling van de inhoud van het bijzondere bijstandsbeleid. In deze beleidsregels wordt uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid ten aanzien van de verstrekking van bijzondere bijstand.

Deze beleidsregels vervangen na vaststelling door het college de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Oldebroek 2015.

1.2 Algemene bepalingen

1.2.1 Bijzondere bijstand is in principe mogelijk als belanghebbende redelijkerwijs geen beroep kan doen op ondersteuning vanuit het eigen sociale netwerk. Bij het beoordelen van het recht wordt onderzocht of het sociale netwerk van belanghebbende, in relatie tot de kosten, een rol kan spelen in het beperken of voorkomen van bijzondere bijstand.

1.2.2 De kosten moeten bijzonder zijn.

De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Ook door medische of sociale omstandigheden kunnen kosten als bijzonder worden aangemerkt.

1.2.3 De kosten moeten noodzakelijk zijn.

Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter

onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, kan het college advies bij een externe deskundige inwinnen. In artikel 14 Pw worden een aantal kosten genoemd die in ieder geval niet noodzakelijk zijn.

1.2.4 De in deze beleidsregels genoemde kosten kunnen, voor zover zij voldoen aan de nadere bepalingen die in deze regels zijn opgenomen, worden gezien als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan die naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit het inkomen en vermogen, zoals genoemd in artikel 35 van de wet en nader bepaald in hoofdstuk 1.3 van deze regels, en komen derhalve in aanmerking voor bijstandsverlening, conform de bepalingen die ter zake in de beleidsregels zijn opgenomen.

1.2.5 De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald.

Het college heeft in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht. Dit betekent dat het college zelf kan bepalen welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen. In deze beleidsregels worden richtlijnen vastgesteld hoe om te gaan met het bepalen van het inkomen en het vermogen.

1.2.6 Vergoeding van de kosten.

Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de wet, ligt ook het niveau van de voorzieningen op het niveau van het minimum. Dat wil zeggen dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening die een adequate oplossing biedt voor noodzakelijke kosten, als passend wordt geacht.

1.2.7 Besparingskosten zijn kosten die als algemeen gebruikelijk beschouwd kunnen worden. Dit zijn kosten die een inwoner ook maakt als er geen bijzondere omstandigheden waren. Bij een aanvraag om bijzondere bijstand, wordt nagegaan of er sprake is van besparingskosten. Van besparingskosten is bijvoorbeeld sprake bij orthopedisch schoeisel. Want iedereen besteedt van tijd tot tijd geld aan schoenen. De besparingskosten worden in mindering gebracht op de hoogte van de bijzondere bijstand. De hoogte van deze besparingskosten wordt vastgesteld op basis van het bedrag dat hiervoor in de Nibud prijzengids is vermeld.

1.2.8 Geen recht op bijzondere bijstand bestaat als er sprake is van een voorliggende voorziening, die voor een belanghebbende en/of zijn gezin gezien haar aard en doel passend en toereikend kan worden geacht.

1.2.9 De bijzondere bijstand wordt verstrekt als een uitkering om niet, tenzij anders bepaald in deze beleidsregels en/of naar het oordeel van het bestuur ten aanzien van belanghebbende zich omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 48, lid 2 Pw.

1.2.10 Voor het eigen risico in de zorgverzekering wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Het verplichte eigen risico is een algemene maatregel die geldt voor alle verzekerden. Als men er daarnaast voor heeft gekozen een vrijwillig een hoger eigen risico af te sluiten, komt ook deze niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

1.2.11 Wettelijke eigen bijdrage: Voor veel voorzieningen geldt een inkomensafhankelijke wettelijke eigen bijdrage. Denk aan de eigen bijdrage die vanuit de Wmo 2015 worden opgelegd voor maatwerkvoorzieningen, zoals bij hulp bij het huishouden. Vergoeding van de inkomensafhankelijke eigen bijdragen is niet mogelijk. Voor de niet-inkomensafhankelijke wettelijke eigen bijdrage is wel bijzondere bijstand mogelijk.

1.3 Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)

Het wettelijke uitgangspunt is dat een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend moet zijn voordat de kosten zijn gemaakt. Uit praktische overwegingen kan nog een aanvraag worden ingediend voor kosten die tot maximaal twee maanden voor de aanvraagdatum zijn opgekomen. Deze zogenaamde terugwerkende kracht beperkt zich tot kosten waarvan de noodzaak nog kan worden aangetoond. Voorwaarde is dat de inwoner ten tijde van het ontstaan van de kosten niet over voldoende middelen beschikte. De terugwerkende kracht geldt in ieder geval niet voor de kosten van woninginrichting, omdat dit kosten zijn waarvan de noodzaak moeilijk aangetoond kan worden als de kosten eenmaal gemaakt zijn.

Wanneer een inwoner een aanvraag indient voor kosten die langer dan twee maanden geleden zijn opgekomen, dan wel gemaakt, moet altijd onderzocht worden of er bijzondere omstandigheden dan wel dringende redenen zijn die bijstandsverlening rechtvaardigen.

2 Hoogte van de bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald door de hoogte van de kosten en de aanwezige draagkracht.

2.1 In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht

2.1.1 Inkomen

Het inkomen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand, conform de artikelen 31, 32 en 33 van de wet.

Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen genoemd in artikel 31 lid 2 van de wet niet tot het draagkrachtinkomen van de belanghebbende gerekend, met uitzondering van de huurtoeslag indien de aanvraag bijzondere bijstand betrekking heeft op de woonkosten.

De pensioenvrijlating als bedoeld in artikel 33, vijfde lid van de Participatiewet is niet van toepassing.

Peildatum draagkrachtinkomen

Uitgangspunt is het periodieke inkomen over de maand direct voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt gedaan. Wanneer de inkomsten maandelijkse wisselen wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de afgelopen zes maanden direct voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt gedaan. Het (periodieke) inkomen wordt omgerekend naar een netto jaarinkomen.

2.1.2 Vermogen

Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand.

2.2 Draagkrachtpercentages

De draagkrachtberekening bestaat uit twee onderdelen. Draagkracht in vermogen en draagkracht in inkomen.

2.2.1 Draagkrachtpercentage vermogen

Het vermogen boven de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 3 van de wet telt volledig mee bij de berekening van de draagkracht. Het draagkrachtpercentage is daarmee 100%.

2.2.2 Draagkrachtpercentage inkomen*:

Als het netto inkomen:

  • a)

    lager is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan is er geen draagkracht;

  • b)

    hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm dan is de draagkracht 40% van het inkomen dat boven de grens van 120% uitkomt;

  • c)

    hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm dan wordt al het meerdere inkomen dat boven de grens van 100% uitkomt in aanmerking genomen als draagkracht. Dit draagkrachtcriterium wordt alleen toegepast wanneer het een aanvraag voor kosten naar hun aard behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan.

    Het gaat in ieder geval om de volgende kostensoorten:

  • 1)

    aanschaf van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting;

  • 2)

    woonkostentoeslag, woonkosten die niet uit de norm kunnen worden betaald.

  • 3)

    Aanvullende bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar die noodzakelijkerwijs zelfstandig wonen.

    *bij zowel netto inkomen als de toepasselijke bijstandsnorm wordt uitgegaan van bedragen inclusief vakantietoeslag.

    Wanneer iemand in een traject voor schuldsanering zit in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen wordt alleen het inkomen waarover men daadwerkelijk kan beschikken tot het inkomen gerekend. Hetzelfde geldt voor personen die in een minnelijk traject bij een schuldhulpverlener via de gemeente zitten. Hierbij is het noodzakelijk dat men een VLTB berekening overlegt als bewijsstuk.

    De kostendelersnorm, zoals bedoeld artikel 22a van de wet, is niet van toepassing bij de vaststelling van de draagkracht, behalve bij de kostensoorten die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten waarvoor onder bepaalde voorwaarden (individuele) bijzondere bijstand verstrekt kan worden, te weten woonkostentoeslag, toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar, duurzame gebruiksgoederen en kosten voor woninginrichting.

    2.3 Draagkrachtperiode

    De draagkrachtperiode is de periode waarover de draagkracht word berekend. De draagkrachtperiode is een periode van twaalf maanden die start op het moment van een nieuwe aanvraag en is dus niet per definitie een kalenderjaar.

    Wanneer er sprake is van terugwerkende kracht bij een aanvraag bijzondere bijstand (zie artikel 1.2) gaat de draagkrachtperiode in op het moment waarop de kosten zijn opgekomen. Dit betekent dat in een situatie waarin de kosten binnen twee maanden voor de aanvraag zijn opgekomen, de draagkrachtperiode ook vanaf dat moment dient in te gaan.

    2.4 Toekenningsperiode

    Toekenningsduur langer dan 12 maanden

    Voor een aantal kostensoorten geldt dat periodieke bijzondere bijstand voor langer dan 12 maanden kan worden toegekend. Betaling vindt alleen plaats na ontvangst van de factuur. Dit geldt onder andere voor de kosten van beschermingsbewindvoering, curatorschap en de reiskosten voor het volgen van een inburgeringstraject.

    Als de bijzondere bijstand wordt toegekend aan een inwoner die geen algemene bijstand ontvangt, dan wordt jaarlijks uiterlijk op 1 februari van het volgende kalenderjaar onderzocht of de inwoner nog aan de voorwaarden voor inkomen en vermogen voldoet. Hiervoor wordt een standaard heronderzoeksformulier gehanteerd.

    2.5 Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode

    In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in principe voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt niet meer aangepast. Als het inkomen lager wordt, kan dit wel reden zijn om de draagkracht aan te passen.

    Medische kosten: algemeen

    3.1 Collectieve zorgverzekering

    De gemeente Oldebroek heeft voor haar inwoners met een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen een collectieve verzekering afgesloten bij een of meerdere gecontracteerde partijen. Dit betekent dat iedereen die voldoet aan de voorwaarden deze verzekering kan afsluiten en daarmee in aanmerking komt voor een korting op de totale premie en aanvullende vergoedingen. De collectieve verzekering is niet verplicht en niet iedereen kan er van gebruik maken.

    Wie komen ervoor in aanmerking?

    • a)

      inwoners die een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet;

    • b)

      inwoners die in aanmerking komen voor een bijdrage op grond van het gemeentelijk minimabeleid;

    • c)

      inwoners met een (ander) inkomen van ten hoogste 120% van de op de inwoner van toepassing zijnde bijstandsnorm en geen vermogen boven de vermogensgrens;

    • d)

      inwoners die een schuldtraject of een WSNP-traject doorlopen.

      3.2 Compensatie meerkosten chronisch zieken en gehandicapten

      De gemeente Oldebroek verstrekt op aanvraag aan inwoners die tot de doelgroep behoren én een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm én geen in aanmerking te nemen vermogen hebben een tegemoetkoming. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt op dit moment € 300,00 per inwoner. Als gebruik wordt gemaakt van de collectieve aanvullende zorgverzekering via Menzis én gekozen is voor het hoogste pakket waarbij het eigen risico is meeverzekert, dan wordt de compensatie niet toegekend maar verstrekt via deze verzekering.

      Iemand behoort tot de doelgroep als hij of zij:

  • in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart;

  • een WMO indicatie heeft voor een maatwerkvoorziening van minimaal 1 jaar;

  • een arbeidsongeschiktheidsuitkering van UWV ontvangt op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 – 100%;

  • een positieve indicatie heeft voor de Regeling zittend ziekenvervoer;

  • een van de chronische aandoeningen heeft zoals die voorkomen in het Nationaal Kompas.

    4 Medische kosten: specifiek

    4.1 Overig beleid inzake specifieke medische kosten

    Voorliggende voorziening

    De Zorgverzekeringswet (met het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering) is een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen.

    Naast de basisverzekering kunnen aanvullende verzekeringen worden afgesloten. Een aanvullende verzekering is geen wettelijke voorliggende voorziening, maar een particuliere verzekering voor kosten waarin mensen zelf horen te voorzien. Het hebben van een aanvullende verzekering voor medische kosten behoort tot de eigen verantwoordelijkheid.

    4.2 Medisch advies

    Advisering en indicering door een deskundige kan nodig zijn wanneer een inwoner te maken krijgt met extra kosten van medische, medisch-sociale of psychosociale aard die buiten de werking van een voorliggende voorziening vallen.

    • a)

      Voor kosten die op grond van artikel 14 en of 15 van de Participatiewet niet in aanmerking komen voor bijstandverlening (bijv. medicijnen en alternatieve geneeswijzen) wordt geen advies gevraagd.

    • b)

      Kosten van deelname aan oefenprogramma’s of sporten zoals fitness of zwemmen zijn geen bijzondere kosten, maar algemene kosten. Als er een medische noodzaak is voor (extra) beweeg- en/of oefenprogramma’s dient dat binnen de kaders van de Zvw te gebeuren. Andere zorg is niet noodzakelijk omdat die doelbewust buiten het verstrekkingenpakket is gelaten.

    • c)

      Medisch advies kan ingewonnen worden via een gecontracteerde partij.

      4.3 Bijzondere bijstand medische kosten

      Het college kan van bepaalde medische kosten - onder omstandigheden - de noodzaak of de bijzondere omstandigheid om andere dan medische reden aanwezig achten. Hierbij moet dan vooral aandacht worden besteed aan de voorwaarden waaronder de noodzaak van genoemde kosten aanwezig is.

      In deze beleidsregel worden de kostensoorten benoemd waarvoor, als aan de voorwaarden wordt voldaan, bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Niet benoemde kostensoorten komen slechts in aanmerking als er sprake is van dringende redenen.

      Voor de beoordeling van het recht op bijstand zijn de volgende bewijsstukken noodzakelijk;

      • (Proforma) nota van de gemaakte kosten;

      • Vergoedingenoverzicht van de zorgverzekeraar;

      • Kopie van de polis van de zorgverzekeraar.

      4.3.1 Hoortoestel

      Bijzondere bijstand voor een hoortoestel is alleen mogelijk als een KNO-arts dringend een duurder toestel voorschrijft, waarvan de prijs hoger is dan de bijdrage die van de zorgverzekering wordt ontvangen. Dit kan een reden zijn om bijzondere bijstand te verstrekken voor de meerkosten.

      4.3.2 Orthopedisch schoeisel

      Voor orthopedisch schoeisel geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

      De hoogte van de bijzondere bijstand is de wettelijke eigen bijdrage per paar onder aftrek van het normbedrag uit de prijzengids van het Nibud voor normale schoenen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kinderschoenen (tot 16 jaar) en volwassenen (ouder dan 16 jaar en of het heren- of damesschoenen betreft).

      4.3.3 Ziekenvervoer

      Voor ziekenvervoer geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt als de zorgverzekeraar deze niet vergoedt vanuit de aanvullende verzekering. De bijzondere bijstand is nooit hoger dan de wettelijke eigen bijdrage.

      4.3.4 Brillen en contactlenzen

      Bijzondere bijstand voor brillen en contactlenzen is alleen mogelijk in het volgende geval:

      De vergoeding vanuit de zorgverzekering wordt eenmaal per twee of drie kalenderjaren verstrekt. Er zijn situaties waarbij glazen, dan wel het montuur eerder moeten worden vervangen. Dit kan aan de orde zijn als de sterkte van de glazen moet worden aangepast of als het montuur te klein is geworden (opgroeiende kinderen). De hoogte van de bijzondere bijstand is dan maximaal de hoogte van de vergoeding vanuit de aanvullende verzekering (één na hoogste pakket). Dit is de vergoeding die ook zou zijn verleend als er sprake zou zijn van een reguliere vervanging.

      4.3.5 Dieetprodukten

      Dieetproducten zijn voedingsmiddelen die moeten worden aangeschaft voor een dieet. Als er sprake is van een noodzakelijk dieet en hiervoor dieetproducten moeten worden aangeschaft, kan voor de meerkosten bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij moet eerst worden nagegaan of de zorgverzekeraar (een deel van) de kosten vergoedt. De meerkosten van dieetproducten zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de prijzengids van het Nibud. De meerkosten worden maandelijks uitbetaald.

      Let op: Dieetpreparaten vallen onder de Zvw of Wlz-regeling voor farmaceutische hulp en zijn daarmee voorliggend. Hiervoor wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.

      4.3.6 Tandheelkundige hulp

      4.3.6.1 Orthodontie tot 18 jaar

      Er kan bijzondere bijstand voor orthodontie worden verstrekt wanneer iemand hiervoor aanvullend verzekerd is. Iemand die niet aan deze voorwaarde voldoet heeft geen recht op bijzondere bijstand.

      4.3.6.2 Kunstgebit (prothese)

      De aanschaf van een kunstgebit valt onder de basiszorgverzekering. Indien de aanvrager geen aanvullende verzekering heeft die de wettelijke eigen bijdrage van 25% vergoedt, kan hiervoor bijzondere bijstand verstrekt worden.

      4.3.7 Meerkosten van vervanging, reiniging en onderhoud van kleding, schoeisel en beddengoed

      Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de noodzakelijke meerkosten die het gevolg zijn van een beperking of de medische gesteldheid van betrokkene. Indien nodig wordt een medisch advies gevraagd.

      Voor bewoners van verzorgingshuizen geldt dat alle waskosten zijn begrepen in de verzorgingsprijs.

      Voor de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de noodzakelijke kosten volgens het medisch advies minus de kosten die de Nibudprijzengids als algemeen gebruikelijk beschouwd (waskosten, kosten van kleding etc.)

      4.3.8 Bevallings- en kraamkosten

      Onder bevallingskosten wordt onder andere de eigen bijdrage verstaan die moet worden betaald als iemand zonder medische indicatie in het ziekenhuis bevalt. Onder kraamkosten wordt de eigen bijdrage voor kraamhulp verstaan. Hiervoor geldt een wettelijk uurtarief en een maximaal aantal uren afhankelijk van bevalling thuis of in het ziekenhuis.

      Kosten van bevalling

      De zorgverzekering vergoedt een ziekenhuisbevalling alleen volledig bij een medische indicatie. In aanvullende verzekeringen is meestal een dekking opgenomen voor deze kosten. Als een vrouw zonder medische indicatie toch in een ziekenhuis wil bevallen en de eigen bijdrage wordt niet vergoedt uit de aanvullende verzekering, dan verstrek je geen bijzondere bijstand, tenzij sprake is van een sociale indicatie. Voorbeelden daarvan:

      • de staat van de woning laat thuis bevallen niet toe;

      • de vrouw verblijft in een opvanghuis met onvoldoende faciliteiten;

      • er zijn redenen van psychosociale aard.

      Indicatiestelling

      De gemeente stelt zelf de noodzaak vast als de bevalling nog moet plaatsvinden. Dit kan ook een sociale indicatie zijn.

      Er wordt beoordeeld op grond van:

      • de informatie van de inwoonster;

      • de visie van de vroedvrouw, de huisarts en/of andere behandelaars op de woon- en gezinssituatie;

      • de psychische toestand van de vrouw of eventuele andere bijzondere omstandigheden.

      Bij een aanvraag achteraf heeft het ziekenhuis de noodzaak voor een bevalling in het ziekenhuis al vastgesteld.

      Kraamkosten

      Wanneer iemand de wettelijke eigen bijdrage die is verschuldigd over de kraamkosten niet kan betalen en er ook geen vergoeding is uit (collectieve) aanvullende verzekering mogelijk is, kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij geldt een wettelijk uurtarief.

      4.3.9 Psychologische zorg

      Vanuit de basisverzekering is er een (basis)vergoeding voor psychologische zorg met een eigen bijdrage per zitting. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Wanneer een inwoner meer zorg nodig heeft dan de basisverzekering dekt, dan is het zijn eigen verantwoordelijkheid om zich hiervoor aanvullend te verzekeren. Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

      5 Begrafenis en crematie

      Bijzondere bijstand voor uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover:

      • er geen (dekkende) begrafenisverzekering is;

      • de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden, en;

      • de erfgenaam of bloed-/aanverwante inwoner niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen.

      Hoogte bijzondere bijstand

      Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de Nibud prijzengids.

      Bewijsstukken

      • akte van overlijden;

      • gegevens van de executeur;

      • polis van de begrafenisverzekering;

      • testament;

      • rekening van de begrafenisondernemer;

      • bankrekeningen e.d. die de nalatenschap vormen.

      6 Juridische kosten: Bewindvoering en mentorschap, curatele, rechtsbijstand en leges

      6.1 Kosten bewindvoering

      6.1.1 Bewindvoering WSNP

      Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

      6.1.2 Beschermingsbewind en Mentorschap

      Bij beschermingsbewind en mentorschap heeft de kantonrechter het bewind of mentorschap vastgesteld. Voor de kosten van beschermingsbewind en Mentorschap bestaat recht op bijzondere bijstand. De hoogte van de bijstand is dan gelijk aan de normen en tarieven zoals bedoeld in de Regeling van 4 november 2014, inhoudende de invoering van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. De Staatssecretaris (Veiligheid en Justitie) heeft eenduidige regels vastgesteld voor de beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren.

      6.1.3 Curatorschap

      Curatele wordt ook door de rechtbank uitgesproken. Curators zijn eigenlijk tegelijk bewindvoerder en mentor. De vergoeding voor curatoren komt daarom overeen met de gecombineerde vergoeding voor bewindvoerders die ook mentor zijn. Hiervoor kan bijzondere bijstand worden verleend.

      Bewijsstukken

      • Beschikking kantonrechter;

      • Nota bewindvoerder/mentorschap/curatorschap.

      NB: budgetbeheer

      Het is niet mogelijk bijzondere bijstand voor budgetbeheer te verstrekken. Inwoners met een inkomen hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm kunnen de kosten van budgetbeheer zelf dragen. Voor inwoners met een inkomen dat lager is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm biedt de gemeente dit budgetbeheer gratis aan via een gecontracteerde partij. Zie hiervoor onderdeel 12.1 van deze beleidsregels. Zie voor meer informatie 12.1

      6.2 Kosten rechtsbijstand

      Kosten van rechtsbijstand zijn alle kosten bij het voeren van een procedure, die voor rekening van de inwoner komen:

      • griffierecht;

      • eigen bijdrage rechtshulp;

      • andere proceskosten, bijvoorbeeld reiskosten, kosten dagvaarding, en kosten van getuigen of deskundigen.

      Voor de werkelijk gemaakte kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt als op grond van een toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand wordt verleend. Op dit bedrag wordt de verlaging die wordt toegepast als eerst gratis rechtshulp is gevraagd via het Juridisch Loket afgehaald.

      Als een belanghebbende heeft nagelaten eerst gratis rechtshulp te vragen aan het Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen en daardoor niet in aanmerking komt voor verlaging van de eigen bijdrage, dan bestaat dus voor het meerdere geen recht op bijzondere bijstand.

      Bewijsstukken

      • Diagnosedocument Juridisch Loket (tenzij de verlaging zichtbaar is op de nota)

      • Toevoeging van de Raad voor de Rechtsbijstand;

      • Nota advocaat.

      Voor de kosten van rechtsbijstand in het kader van een nareisprocedure (gezinshereniging) bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

      7 Jongeren van 18 t/m 20 jaar

      7.1 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in een inrichting

      Ouders kunnen aan hun onderhoudsverplichting voldoen door hun kind te laten inwonen. Een thuiswonende kan daarmee dus een beroep op zijn ouders doen en heeft daarom geen recht op aanvullende bijzondere bijstand.

      Recht op bijzondere bijstand uitwonenden

      Als de jongere uitwonend is en er daardoor sprake is van hogere bestaanskosten, dan waarin de bijstandsnorm voorziet, dan kan aanvullend bijzondere bijstand worden verstrekt. Voorwaarde is dat de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of als de jongere zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde kan maken. Als er sprake is van een situatie waarbij de ouders wel kunnen betalen maar dit niet willen of als er bijvoorbeeld sprake is van een verstoorde relatie tussen ouder(s) en kind dan kan de bijzondere bijstand worden verhaald op de ouders.

      Hoogte bijzondere bijstand

      De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de toepasselijke bijstandsnorm voor een jongere van 18 tot 20 jaar en de norm voor een 21 jarige die in dezelfde omstandigheden verkeert. De norm wordt vastgesteld met inachtneming van de kostendelersnorm, een situatie waarin iemand geen of lagere woonlasten heeft zoals bedoeld in artikel 27 Pw of geldend beleid inzake schoolverlaters zoals bedoeld in artikel 28 Pw.

      Op grond van individuele omstandigheden kan van de het hierboven staande worden afgeweken.

      7.2 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in een inrichting

      Als een jongere de onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, dan kan bijstand worden verleend aan 18- tot en met 20-jarigen die in een inrichting verblijven. Deze groep is in artikel 13, lid 2 onderdeel 1 Pw uitgesloten van het recht op algemene bijstand. Het geheel als bijzondere bijstand verleend.

      De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk verhaald op de ouders.

      Hoogte bijzondere bijstand

      De hoogte van de bijstand bedraagt de norm voor een in een inrichting verblijvende alleenstaande van 21 jaar of ouder, vermeld in artikel 23 lid 1 en 2, Pw.

      7.3 Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren

      Als bijzondere bijstand is verleend aan een 18, 19 of 20-jarige met toepassing van artikel 12 Pw dan kan deze bijstand verhaald worden op diens onderhoudsplichtige ouders. Dit gebeurt alleen wanneer er sprake is van een verstoorde relatie en aannemelijk is dat de ouders draagkracht hebben om aan de onderhoudsplicht te voldoen. Bij een aanvraag wordt de draagkracht van de ouders altijd onderzocht. Voldoende draagkracht leidt tot afwijzing van de aanvraag.

      8 Kinderen

      8.1 Babyuitzet

      De kosten van babyuitzet (inrichting babykamer en overige baby benodigdheden) horen tot de algemene kosten van bestaan en moeten in principe uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm worden betaald. Men wordt geacht om hiervoor te reserveren. Daarom wordt de bijzondere bijstand in principe in de vorm van leenbijstand verstrekt. Alleen op grond van individuele bijzondere omstandigheden kan bijstand om niet worden verstrekt als buiten toedoen van de inwoonster voor deze kosten niet gereserveerd kon worden. Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld:

      • geboorte van een meerling;

      • een onvrijwillige zwangerschap ten gevolge van een zedenmisdrijf;

      • hogere kosten ten gevolge van medische complicaties.

      Hoogte bijzondere bijstand

      Er wordt maximaal bijzondere bijstand verstrekt ten hoogte van de bedragen in de Nibudprijzengids voor het basispakket babyuitzet (tabel 18).

      Bewijsstuk

      • Bank-/giroafschriften waaruit blijkt waarom er geen mogelijkheid tot reservering is (geweest).

      8.2 LBIO en bijdrage residentiële opvang

      8.2.1 LBIO bijdrage

      De wijze waarop de LBIO-bijdrage (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen) wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage moet bekostigen uit eigen middelen, waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslag (AKW). Er bestaat in principe dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening, de kinderbijslag, moet worden aangemerkt als een passende en toereikende voorziening in de zin van de Pw .

      Leenbijstand

      Omdat bij een niet tijdige betaling van de LBIO-bijdrage mogelijk het recht op kinderbijslag gevaar loopt, kan er als dit noodzakelijk is eenmalig leenbijstand voor deze kosten verstrekt worden. Aan de ouder moet de verplichting worden opgelegd om van de eerstvolgende uitbetaling van de kinderbijslag de LBIO-bijdrage te betalen.

      Geen LBIO-bijdrage bij een ouder met één kind.

      De LBIO-bijdrage voor een persoon met een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande wordt buiten invordering gesteld.

      8.2.2 Reiskosten bezoek aan uithuisgeplaatste kinderen

      De reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De noodzaak en frequentie wordt op individuele basis vastgesteld (op advies van een instelling, bijv. Jeugdbescherming). Er wordt bijzondere bijstand verstrekt wanneer de afstand enkele reis meer dan 10 kilometer is.

      Hoogte bijzondere bijstand

      Auto: de feitelijk te rijden kilometers vanaf het woonadres tot het adres van de instelling op basis van de ANWB-routeplanner (kortste route). De vergoeding bedraagt € 0,19 per kilometer.

      Openbaar vervoer: de werkelijk te maken kosten (goedkoopst adequate oplossing).

      Bewijsstukken

      • Bewijs van uithuisplaatsing;

      • Bezoekregeling (van instelling, zoals bijv. Bureau Jeugdzorg);

      • Strippenkaart/treinkaart.

      NB: Reiskosten i.h.k.v. een omgangsregeling

      De reiskosten die worden gemaakt in verband met een omgangsregeling, omdat beide (gescheiden) ouders niet dicht bij elkaar wonen, komt op grond van vaste jurisprudentie niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reiskosten in het kader van een omgangsregeling komen ten laste van de ouder tot wiens gezin het kind behoort. De kosten worden gezien als uitgaven welke in het familieverkeer normaliter voorkomen en dus om die reden niet kunnen worden beschouwd als uit bijzondere omstandigheden.

      9 Zorgkosten

      9.1 Maaltijdvoorziening

      Alleen noodzakelijk gebruik (op basis van Wmo-indicatie) van een warme maaltijdvoorziening kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

      Hoogte bijzondere bijstand

      De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten. De meerkosten zijn de kosten die uitgaan boven het bedrag dat mensen met een gelijke leeftijd volgens het de Nibudprijzengids uitgeven aan een warme maaltijd.

      Bewijsstukken

      • Indicatie Wmo;

      • Nota geleverde maaltijden.

      9.2 Verzorging en hulp

      9.2.1 Eigen bijdrage Wmo (hulp bij het huishouden en hulpmiddelen)

      Voor het merendeel van de Wmo-voorzieningen wordt een wettelijke eigen bijdrage berekend. Voor deze wettelijke eigen bijdrage, kan bijzondere bijstand worden verleend.

      Bewijsstukken

      • Nota CAK.

      9.2.2 Eigen bijdrage ZWV (zorg zonder verblijf)

      Voor de toepassing zorg zonder verblijf (persoonlijke verzorging of verpleging) wordt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage berekend. Voor deze kosten bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

      10 Reiskosten

      Voor alle reiskosten geldt dat de reisafstand minimaal 10 kilometer moet zijn voor er aanspraak gemaakt kan worden op bijzondere bijstand. Reiskosten buiten Nederland worden niet vergoedt.

      10.1 Reiskosten bezoek gedetineerde

      De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (= inwoner) naar de inrichting waar de gedetineerde verblijft kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde is aanwezig als:

      • de gedetineerde hoort tot de 1ste of 2de-graads familie van de inwoner, en;

      • de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting (= geen recht op verlof), en;

      • de inrichting buiten de gemeente is gelegen (maar binnen Nederland), en;

      • de bezoekfrequentie maximaal 1 keer per maand per gezinslid bedraagt.

      10.2 Reiskosten bezoek zieke familieleden

      De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (= inwoner) naar het verpleegadres waar de zieke verblijft.

      Voorliggende voorziening

      Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden kan worden gedaan op een voorliggende voorziening; als deze kosten op een andere wijze gedekt kunnen worden. Is hier geen sprake van, kan bijzondere bijstand aangevraagd worden.

      Recht op bijzondere bijstand

      Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als het gaat om incidentele kosten. Het moet daarnaast gaan om noodzakelijke kosten. De noodzaak voor het bezoeken van een zieke is aanwezig als de zieke een 1ste of 2de-graads familie van de inwoner is.

      Het aantal te vergoeden bezoeken (de frequentie) hangt onder meer af van de ernst van de situatie en de afstand tussen de woonplaats en het ziekenhuis of de inrichting. Een en ander zal individueel beoordeeld moeten worden.

      10.3 Reiskosten bij inburgering

      De kosten voor het vervoer van het woonadres van de inburgeraar naar de locatie waar de lessen plaatsvinden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

      Hoogte bijzondere bijstand

      Auto: de feitelijk te rijden kilometers vanaf het woonadres tot het adres van de instelling op basis van de ANWB-routeplanner (kortste route). De vergoeding bedraagt € 0,19 per kilometer*.

      Openbaar vervoer: de werkelijk te maken kosten volgens de routeplanner OV9292 (goedkoopst adequate oplossing).

      *tarief is gebaseerd op de vergoeding die volgens de belastingdienst maximaal onbelast mag worden verstrekt. Dit bedrag is op dit moment € 0,19 per kilometer. Als de belastingdienst het bedrag wijzigt, dan wijzigt ook de hoogte van de bijzondere bijstand.

      Bewijsstukken

      • Bewijs van de noodzaak (detentie, opname of inschrijvingsbewijs inbrugeringscursus);

      • Strippenkaart/treinkaart.

      11 Schuldhulpverlening

      De gemeente Oldebroek heeft overeenkomsten afgesloten met partijen voor de uitvoering van:

      • het minnelijke traject van de schuldhulpverlening;

      • het verstrekken van de gemeentelijke verklaring die nodig is voor het wettelijk traject (WSNP), en;

      • het verlenen van budgetbeheer.

      Er wordt ook door andere instanties tegen betaling schuldhulpverlening en budgettering uitgevoerd. Omdat de gemeente zelf schuldhulpverlening en budgettering aanbiedt, wordt er voor de kosten van dienstverlening door andere schuldhulpverleners of budgetbeheerders geen bijzondere bijstand verstrekt.

      12 Overbruggingsuitkering

      Er kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt als een inwoner bij het indienen van de aanvraag voor uitkering niet voldoende middelen heeft om de periode tussen de aanvraag en de eerste uitbetaling van de uitkering zelf te overbruggen.

      In de volgende situaties kan dit aan de orde zijn:

      • bij het (gedeeltelijk of) volledig ontbreken van inkomen vóór de uitkeringsaanvraag (detentie, inrichting, toelage COA);

      • bij echtscheiding waarbij de aanvrager onvoorzien achterblijft zonder financiële middelen.

      Daarnaast moet er voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:

      • er moet sprake zijn van broodnood;

      • de financiële situatie is zodanig dat het verlenen van een voorschot geen oplossing biedt omdat dit een schuldensituatie creëert of in stand houdt;

      • er is geen sprake van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

      Hoogte en vorm bijzondere bijstand

      De overbruggingsuitkering bedraagt € 50,00 per week voor een alleenstaande en € 75,00 voor een alleenstaande ouder en een echtpaar. De bijstand wordt verstrekt als bijstand 'om niet'.

      Bewijsstukken

      • Bewijsstukken die aantonen dat er geen financiële middelen zijn (bijv. bank-/giroafschrift).

      13 Kosten van verhuizing, eerste maand huur en inrichtingskosten

      13.1 Verhuiskosten

      Verhuiskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm door middel van reservering of gespreide betaling achteraf.

      In incidentele gevallen kan hiervan worden afgeweken. De criteria hiervoor zijn:

      1. de verhuizing is noodzakelijk, én;

      2. er is sprake van bijzondere omstandigheden (zie hierboven) waardoor er niet is gereserveerd én;

      3. er is geen voorliggende voorziening (verhuizing in verband met medische noodzaak valt bijvoorbeeld onder de Wmo).

      De eerste huisvesting van jongeren die het ouderlijk huis gaan verlaten behoort in beginsel tot de algemene kosten van bestaan. Deze kosten wordt niet als noodzakelijk gezien omdat de keuze van het moment van zelfstandig wonen aangepast kan worden aan de financiële middelen van de jongere.

      Soms verkeren inwoners in zodanige omstandigheden dat bijstandsverlening noodzakelijk is. Het kan gaan om:

      • Inwoners die uit de crisisopvang komen en opnieuw moeten beginnen (Blijf-van-mijn-lijf huis);

      • Inwoners die na langdurig verblijf in een verzorgings- of verplegingshuis of detentie weer zelfstandig gaan wonen en onvoldoende middelen hebben;

      • Inwoners die om medische redenen moeten verhuizen en niet door eigen toedoen buiten de werking van de voorliggende voorzieningen vallen;

      • Inwoners die vanwege sociale redenen met spoed moeten verhuizen, zonder dat er een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening;

      • Jongeren die vanuit een crisissituatie zelfstandig gaan wonen.

      Verhuiskosten

      • De kosten in verband met transport van de inboedel

      • Opslagkosten van de inboedel, maximaal 6 maanden

      • O verige inrichtingskosten (zie beleidsregel 13.3)

      Hoogte van de bijzondere bijstand

      Voor de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening. Dit is in principe de huur van een boedelbak (ingeval van een auto met trekhaak) of de huur van een bus die zelf mag worden bestuurd.

      Bewijsstukken

      • Kostenoverzicht van de te verwachten kosten.

      • Feitelijk gemaakte kosten

      13.2 Eerste maand huur en administratiekosten

      De kosten van eerste huur en administratiekosten horen tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in principe geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

      Noodzaak

      Zijn er bijzondere omstandigheden in het individuele geval dan kan er, als men niet heeft kunnen reserveren, toch bijzondere bijstand worden verleend. Bijzondere omstandigheden kunnen aanwezig zijn in de onderstaande situaties:

      • een inwoner betrekt een huurwoning na langdurig verblijf in een inrichting of detentie;

      • een inwoner moet verhuizen op grond van een verhuisplicht die door Sociale Zaken is opgelegd;

      • een inwoner gaat scheiden en verhuist naar een andere woning;

      • een inwoner moet om zwaarwegende, sociale redenen binnen korte tijd en onvoorzien verhuizen.

      Bijzondere omstandigheden zijn in ieder geval aanwezig als een inwoner een eerste huisvesting krijgt meteen na het verlaten van een vluchtelingenopvang (AZC of ROA-woning). Er is tot dat moment alleen een inkomen geweest in de vorm van een persoonlijke toelage, waarvan reserveren voor de kosten niet mogelijk is.

      Hoogte bijzondere bijstand

      1. Bij een ingangsdatum per de 1e van de maand betreft het de huur waarop de huurtoeslag in mindering is gebracht;

      2. Bij een ingangsdatum anders dan de 1e van de maand:

      • de eerste (gebroken) maand betreft de volledige huur (zonder aftrek van huurtoeslag omdat daarop geen recht bestaat bij een gebroken maand) naar rato van de (resterende) dagen van de maand.

      • de volgende maand betreft de huur waarop de huurtoeslag op in mindering is gebracht.

      Dit wordt door de woningstichting al in de eerste verhuurnota verwerkt.

      Bewijsstukken

      • Eerste verhuurnota

      • Bewijsstukken van de noodzaak

      13.3 Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

      De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (bijvoorbeeld verf en behang) horen tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijk kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm, door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in principe geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

      Bijzondere bijstand kan worden verleend als er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Bijzondere omstandigheden kunnen aanwezig zijn in de onderstaande situaties:

      • Een noodzakelijk verhuizing.

      Als noodzakelijk verhuizing wordt aangemerkt een verhuizing die het gevolg is van een verhuisverplichting in verband met de verstrekking van een woonkostentoeslag (zie B146).

      Voor een verhuizing op medische gronden is de Wmo een voorliggende voorziening en is bijzondere bijstand in principe niet mogelijk.

      • Een eerste huisvesting na het verlagen van een AZC- of ROA-woning.

      Gelet op het eerder genoten inkomen (COA-toelage) was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting.

      • Echtscheiding/beëindiging samenwoning.

      In dit geval wordt er in principe vanuit gegaan dat er geen sprake is van een volledige woning- inrichting. Dit omdat de boedel gedeeld wordt tussen de beide (ex)partners. Per individueel geval zal gekeken moeten worden welke inrichtingskosten noodzakelijk zijn. De noodzaak kan beoordeeld worden na het afleggen van een huisbezoek.

      Hoogte bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen

      Het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de prijzengids van het Nibud. Bij een volledige woninginrichting wordt uitgegaan van 60% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens het Nibud. Uitgangspunt hiervan is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.

      Hoogte bijzondere bijstand overige inrichtingskosten

      Bij een volledige woninginrichting is er ook sprake van overige inrichtingskosten (deze kosten horen feitelijk tot de verhuiskosten). Overige inrichtingskosten zijn kosten die naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen kunnen worden gezien. Hieronder wordt verf of behang verstaan (bijv. de hoogte van de kosten van behang en lijm). Uitgaande van de goedkoopst adequate oplossing wordt hiervoor een bedrag van € 150 verstrekt. Dit is het gemiddelde bedrag voor de kosten van muurverf volgens de Nibudprijzengids (afgerond naar boven).

      Vorm en betaling bijzondere bijstand

      • Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in de vorm van leenbijstand;

      • Overige inrichtingskosten in principe ‘om niet’.

      Bewijsstukken

      • Proforma nota’s voor de voorschotbetaling

      • Bewijsstukken van de aanschaf van goederen

      14 Woonkostentoeslag

      14.1 Berekening woonkostentoeslag huurders

      14.1.1 Een nieuwe huurder

      Huurtoeslag wordt toegekend per de eerste van de maand. Er kan bij een noodzakelijke verhuizing woonkostentoeslag worden verstrekt over de gebroken maand huur. Deze situatie kan zich voordoen bij een nieuwe huurder (bijvoorbeeld in het geval van echtscheiding of nieuwkomers).

      Hoogte bijzondere bijstand

      De hoogte van de bijzondere bijstand is het bedrag van de huurtoeslag over de betreffende maand omgerekend naar rato van de dagen van de gebroken maand.

      Bewijsstukken

      • Huurspecificatie;

      • Proefberekening huurtoeslag.

      14.1.2 Terugval in inkomen en geen recht op huurtoeslag.

      Als een woning wordt bewoond waarvan de huur de maximale huurgrens volgens de Wet op de huurtoeslag overschrijdt en er sprake is van een inkomstenterugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten.

      Deze bijstand wordt voor ten hoogste een half jaar verstrekt. Aan de bijstand wordt met toepassing van artikel 55 Pw de voorwaarde verbonden dat de inwoner omziet naar een goedkopere woning, waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen. Bovendien moet in de voorwaarden nadrukkelijk te worden opgenomen, dat de inwoner alles in het werk moet stellen om een nieuwe inkomensvoorziening te bemachtigen. Hiervan (dus alle pogingen om een andere woning + alles in het werk stellen om een andere inkomensvoorziening te bemachtigen) moeten bewijsstukken ingeleverd worden.

      Hoogte bijzondere bijstand

      De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen de te betalen huur en de normhuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

      Bewijsstukken

      • Huurspecificatie;

      • Proefberekening huurtoeslag;

      • Beschikking afwijzing huurtoeslag.

      14.2 Berekening woonkostentoeslag eigenaren

      Als er sprake is van een door de inwoner zelf bewoonde eigen woning en er is sprake van een inkomensterugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten. Er kan in principe slechts een toeslag worden verstrekt als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

      • de in aanmerking te nemen woonlasten zijn hoger dan het bedrag van de toepasselijke basishuur, en;

      • (verdere) bezwaring van de woning kan niet worden verlangd of is niet mogelijk;

      • er door de inwoner in voldoende mate zal worden gestreefd naar een nieuwe inkomensvoorziening (indien van toepassing).

      Onder woonlasten wordt verstaan de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor:

      1. de hypotheekrente (hiervan wordt 70% genomen );

      2. de premie voor de opstalverzekering;

      3. de erfpachtcanon;

      4. de waterschapslasten;

      5. een vast bedrag voor de kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties. De kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties wordt vastgesteld conform het Nibud. Het gaat dan om:

      a. onderhoud woning;

      b. onderhoud Cv-installatie.

      Deze kosten worden omgerekend naar een bedrag per maand.

      Aan de bijstand wordt, met toepassing van artikel 55 Pw, de voorwaarde verbonden dat de inwoner omziet naar een goedkopere woning, waarvan de woonlasten in overeenstemming zijn met zijn inkomen. Hier moet de inwoner bewijsstukken van overleggen. De woonkostentoeslag wordt in beginsel toegekend voor 6 maanden. Na 6 maanden moet een nieuwe aanvraag worden ingediend en moet worden onderzocht of betrokkene zich aan de opgelegde verplichtingen heeft gehouden. De woonkostentoeslag kan weer voor 6 maanden worden toegekend, enz.

      Hoogte bijzondere bijstand

      De woonkostentoeslag wordt vastgesteld overeenkomstig de Wet op de huurtoeslag en bedraagt maximaal het verschil tussen de toepasselijke basishuur en de in aanmerking te nemen woonlasten zoals hierboven omschreven.

      Bewijsstukken

      Bewijsstukken van woonkosten die aanvrager heeft, genoemd onder 1 tot en met 5.

      14.3 Kosten vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting

      Als iemand tijdelijk wordt opgenomen in een inrichting en er aan hem algemene bijstand is toegekend naar de norm voor zak- en kleedgeld, kan er bijzondere bijstand worden toegekend voor de vaste lasten van het aanhouden van de woning.

      Er kan alleen bijzondere bijstand worden toegekend als vooraf wordt vastgesteld (door o.a. behandelplan, informatie hulpverleners) dat de opname maximaal een half jaar is. De bijzondere bijstand kan worden toegekend per de ingangsdatum van de lagere ´zak- en kleedgeld´ norm.

      De volgende vaste lasten kunnen voor vergoeding in aanmerking komen:

      • huur (waarop de huurtoeslag in mindering is gebracht);

      • vastrecht gas, elektriciteit, water;

      • verzekeringen die samenhangen met de woning (inboedelverzekering).

      Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de verbruikskosten van gas, elektriciteit en water. De inwoner moet de voorschotnota´s dan ook zo spoedig mogelijk verlagen tot het vastrecht.

      Hoogte bijzondere bijstand

      Voor de huur wordt bijzondere bijstand verleend voor het bedrag waarop de huurtoeslag in mindering is gebracht. Voor het vastrecht kan het bedrag zoals is gefactureerd op de voorschotnota´s worden vergoed. Voor eventuele verzekeringen die samenhangen met de woning kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor het bedrag zoals op de factuur wordt vermeld.

      Bewijsstukken

      • Plaatsingsbewijs inrichting;

      • Huurspecificatie;

      • Beschikking huurtoeslag;

      • Nota energie-/waterleverancier;

      • Nota eventuele verzekeringen.

      15 Slotbepalingen

      15.1 Hardheidsclausule

      Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel indien toepassing van de beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

      15.2 Inwerkingtreding

      Deze beleidsregel treedt een dag na bekendmaking in werking en werkt terug tot 1 januari 2017.

      15.3 Citeertitel

      Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Bijzondere Bijstand Gemeente Oldebroek 2017

      Aldus besloten in de vergadering van het college

      van burgemeester en wethouders van Oldebroek

      Bijlage 1: Lijst van afkortingen

      AKW Algemene Kinderbijslag Wet

      Awb Algemene wet bestuursrecht

      AZC Asielzoekerscentrum

      BW Burgerlijk Wetboek

      CAK Centraal Administratiekantoor

      COA Centraal Orgaan opvang asielzoekers

      College van

      B&W College van burgemeester en wethouders

      CRvB Centrale Raad van Beroep

      GGZ Geestelijke gezondheidszorg

      GKB Gemeentelijke Kredietbank

      IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

      werkloze werknemers

      IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

      gewezen zelfstandigen

      KNO Keel-, Neus- en Oorheelkunde

      LBIO Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

      LOVCK Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren

      Nibud Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

      NVVK Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet

      Pw Participatiewet

      ROA Regeling Opvang Asielzoekers

      TOG Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen

      VT Vakantietoeslag/geld

      Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten

      WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

      Wi Wet inburgering

      WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

      Wlz Wet langdurige zorg (voorheen AWBZ)

      Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning

      Wrb Wet op de rechtsbijstand

      Wsf Wet studiefinanciering 2000

      WSNP Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen

      WTCG Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

      WTOS Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

      Zvw Zorgverzekeringswet

Beleidsregel Bijzondere Bijstand gemeente Oldebroek 2017