Regeling vervallen per 01-01-2021

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2019 e.v.

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2019 e.v.

Nr. 1013284

Het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek;

besluit vast te stellen de volgende regeling:

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2019 e.v.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onder heffingsambtenaar wordt verstaan: de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet.

Onder invorderingsambtenaar wordt verstaan: de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet.

Artikel 2 Algemene bepalingen

1. Deze regeling geeft uitvoering aan:

▪ de Algemene wet inzake rijksbelastingen: de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14;

▪ de Invorderingswet 1990: artikel 31;

▪ de Gemeentewet: de artikelen 160, eerste lid, onderdeel b, 231, tweede lid, onderdeel a en derde lid, en artikel 237;

▪ de Algemene wet bestuursrecht: artikel 4:81;

▪ het artikel in de belastingverordeningen van de gemeente Oldebroek, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven over de heffing en de invordering van de verschillende gemeentelijke belastingen.

2. Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

3. De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen zoals bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als via aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het (voorlopig) gevorderde bedrag. Artikel 3 is niet van toepassing voor deze gemeentelijke belastingen.

Artikel 3 Aangifte

1. De belastingplichtige voor:

a. de toeristenbelasting;

b. de rioolheffing;

c. de forensenbelasting;

d. de precariobelasting voor buizen, kabels, draden of leidingen;

aan wie niet binnen zes maanden na het belasting- of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, moet binnen een maand na die zes maanden bij de heffingsambtenaar schriftelijk om een aangiftebiljet verzoeken.

2. Een door de heffingsambtenaar aan de belastingplichtige toegestuurd aangiftebiljet of afmeldingsformulier moet de belastingplichtige binnen twee weken na de verzenddatum hiervan volledig ingevuld en met de gevraagde stukken terugsturen naar de heffingsambtenaar, tenzij de heffingsambtenaar hiervoor een andere termijn stelt.

3. Volgens het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen moeten de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden ingevuld. Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde stukken ingeleverd of toegezonden.

Artikel 4 Gebruik nachtverblijfregister voor de heffing van toeristenbelasting

Bij de vaststelling van de juistheid van de gegevens voor de heffing van toeristenbelasting kan de heffingsambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.

Artikel 5 Voorlopige aanslag

1. De heffingsambtenaar legt een voorlopige aanslag op, als het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld dat naar zijn mening rechtvaardigt.

2. De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, of na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan voor de toeristenbelasting gebeuren op grond van het gemiddelde van de gegevens die zijn gebruikt voor de vaststelling van de meest recente belastingaanslag over elk van de twee voorafgaande jaren.

3. Ten aanzien van lid 2 geldt dat op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen over de heffing van de gemeentelijke belasting en met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Als de belastingplichtige kan aantonen dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het volgens lid 2 berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.

Artikel 6 Rente

1. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen is de ministeriële regeling met betrekking tot betalingskorting en invorderingsrente van toepassing (artikel 31 van de Invorderingswet 1990).

2. In afwijking van de in het eerste lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht als deze in totaal een bedrag van € 23,00 niet te boven gaat.

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De 'Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2018', vastgesteld op 12 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2019. Die regeling blijft echter wel van toepassing op de periode voor die datum.

2. De Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Oldebroek 2019 e.v. treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Ondertekening

Oldebroek, 18 december 2018.

Burgemeester en wethouders van Oldebroek,

, burgemeester J.F. Snijder-Hazelhoff

, secretaris drs. M.G.M. van de Geijn