Regeling vervallen per 01-10-2014

Verordening behandeling bezwaarschriften Oldenzaal 2011

Geldend van 01-10-2014 t/m 30-09-2014

Intitulé

Verordening behandeling bezwaarschriften Oldenzaal 2011

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Oldenzaal, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 november 2010, nr. 41/3, reg.nr. INT-10-00728;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening behandeling bezwaarschriften Oldenzaal 2011

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan: het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    commissie: de Commissie Bezwaarschriften zoals bedoeld in artikel 2.1;

  • d.

    commissievoorzitter: de voorzitter of de vice-voorzitter van de commissie;

  • e.

    kamer: de kamer van de commissie, als bedoeld in artikel 2.2, die het bezwaar behandelt;

  • f.

    voorzitter: de voorzitter of de vice-voorzitter van de kamer;

  • g.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 INSTELLING EN TAAK VAN DE COMMISSIE

Artikel 2.1 Commissie Bezwaarschriften

  • 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren, als bedoeld in artikel 1:5 van de wet, tegen besluiten van de raad, het college, de burgemeester en andere bestuursorganen van de gemeente Oldenzaal.

  • 2. De commissie fungeert bij alle bezwaren tegen besluiten van de in het voorgaande lid genoemde bestuursorganen als adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de wet, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

  • 3. Wanneer een bezwaar vergezeld gaat van een verzoek om vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de wet, adviseert de commissie eveneens omtrent al dan niet toekenning van die vergoeding.

  • 4. Behalve de advisering ten aanzien van ingediende bezwaarschriften kan de commissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen, aanbevelingen doen of het bestuursorgaan informeren over zowel specifieke als algemene aangelegenheden, die verband houden met dan wel voortkomen uit de behandeling van bezwaarschriften.

  • 5. Het college kan besluiten dat de commissie eveneens adviseert over bezwaarschriften ingediend bij een ander bestuursorgaan dan bedoeld in het eerste lid.

  • 6. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaren tegen besluiten op grond van belastingwetgeving of de Wet waardering onroerende zaken.

  • 7. De raad, het college en de burgemeester kunnen, elk voor wat betreft zijn eigen competentie, op grond van bijzondere omstandigheden besluiten om voor een bepaalde periode en/of voor bepaalde categorieën bezwaren af te zien van advisering door de commissie.

  • 8.

    • a.

      De commissie stelt jaarlijks een rapportage op van de verrichte werkzaamheden.

    • b.

      Indien de burgemeester de gegevens uit de rapportage en/of het overzicht verwerkt in diens burgerjaarverslag, zoals bedoeld in artikel 170, tweede lid, van de Gemeentewet, kan hij ten behoeve daarvan aanwijzingen geven aan de commissie.

Artikel 2.2 Kamers van de commissie

  • 1. De commissie kent drie kamers, te weten:

    • a.

      de kamer algemene zaken, ruimtelijke ordening en volkshuisvesting (ARV);

    • b.

      de kamer sociale zekerheid en maatschappelijke ondersteuning (SZMO);

    • c.

      de kamer personeelszaken (PZ).

  • 2. De kamer ARV is belast met de advisering over bezwaren op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting in de ruimste zin, alsmede over alle bezwaren die niet op het gebied van de andere twee kamers liggen.

  • 3. De kamer SZMO is belast met de advisering over bezwaren op het gebied van sociale zekerheidswetgeving in de ruimste zin, inburgering, maatschappelijke ondersteuning, sociale werkvoorziening, tegemoetkomingen kinderopvang en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart en overige bezwaren op het gebied van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage bij de Beroepswet en die niet op het gebied van de kamer PZ liggen.

  • 4. De kamer PZ is belast met de advisering over bezwaren van medewerkers van de gemeente Oldenzaal met betrekking tot hun arbeidsverhouding.

  • 5. Met betrekking tot een nieuwe regeling bepaalt de commissievoorzitter in overleg met de voorzitters welke kamer met de advisering over bezwaren in het kader van die nieuwe regeling wordt belast.

HOOFDSTUK 3 SAMENSTELLING, TAAK, BENOEMING, ZITTINGSDUUR EN ONDERSTEUNING

Artikel 3.1 Samenstelling en voorzitterschap

  • 1. De commissie bestaat uit de commissievoorzitter, de voorzitters en de overige leden van de kamers.

  • 2. De voorzitter van de kamer ARV is tevens commissievoorzitter.

  • 3. Het college wijst tevens een plaatsvervangend commissievoorzitter aan.

  • 4. In elke kamer hebben tenminste drie leden zitting, waaronder een in functie benoemde voorzitter.

  • 5. Indien meer dan het minimale aantal leden worden benoemd, wijst de voorzitter telkens minimaal twee leden aan die met deze het bezwaarschrift behandelen, zoals bepaald in de hoofdstukken 4 en 5 en in de wet. De voorzitter houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de kennis en ervaring van de leden en een evenwichtige verdeling van het aantal bezwaarschriften over de leden.

  • 6. Bij afwezigheid van de voorzitter bepalen de aanwezige leden in onderling overleg wie van hen als plaatsvervangend voorzitter van de kamer zal fungeren.

Artikel 3.2 Benoeming van de leden

  • 1. De leden van de commissie worden benoemd door het college.

  • 2. Het college benoemt in de kamer PZ:

    • a.

      één lid en een plaatsvervanger voor dat lid op voordracht van de in de commissie voor georganiseerd overleg vertegenwoordigde werknemersdelegatie;

    • b.

      een door het college aan te wijzen deskundige;

    • c.

      een door de leden a. en b. aangewezen persoon, deskundig op het gebied van het ambtenarenrecht, tevens voorzitter.

  • 3. Het college benoemt voor elke kamer zo nodig een plaatsvervangend lid.

  • 4. De voorzitter kan voor de advisering over een bezwaar een lid van een andere kamer aan zijn kamer toevoegen indien dit gelet op de specifieke deskundigheid van dat lid of anderszins, een en ander ter beoordeling van de voorzitter, van belang is.

  • 5. Leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente Oldenzaal. Indien en voor zover de commissie, met toepassing van artikel 2.1, vijfde lid, adviseert over bezwaarschriften ingediend bij een ander bestuursorgaan, kunnen leden van de commissie evenmin deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van dat andere bestuursorgaan.

  • 6.

    • a.

      Het college gaat bij de benoeming na of er mogelijk sprake is van belangenverstrengeling. Indien dit het geval is, gaat het college niet over tot benoeming.

    • b.

      Met betrekking tot het onder a gestelde zijn in ieder geval niet benoembaar personen, die deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van dan wel gedurende een periode van vier jaren voorafgaand aan een benoeming deel hebben uitgemaakt van of werkzaam zijn geweest onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan, van een door een bestuursorgaan ingestelde vaste commissie of iets dergelijks of van een deelneming als bedoeld in artikel 160, tweede lid, van de Gemeentewet.

  • 7. Het college kan een profielschets met functie-eisen opstellen.

Artikel 3.3 Zittingsduur

  • 1. De benoeming van de leden van de commissie geschiedt steeds zo spoedig mogelijk na het aantreden van een nieuwe raad voor de zittingsduur van die raad. De zittende leden blijven in functie totdat de benoeming van de nieuwe leden heeft plaatsgevonden.

  • 2. Tussentijdse benoemingen geschieden voor de ten tijde van de benoeming resterende zittingsduur van de raad.

  • 3. De leden van de commissie zijn herbenoembaar.

  • 4. Het college kan gemotiveerd afwijken van het bepaalde in het tweede en derde lid.

  • 5. Het college verleent een lid ontslag wanneer:

    • a.

      hij daarom verzoekt;

    • b.

      hij een functie heeft aanvaard die bij deze verordening onverenigbaar is verklaard met het lidmaatschap van de commissie;

    • c.

      hij naar het oordeel van het college niet langer geschikt is voor het lidmaatschap van de commissie;

    • d.

      hij naar het oordeel van het college door handelen of nalaten het aanzien van de commissie ernstig schaadt.

  • 6. De leden van de commissie stellen het college direct op de hoogte indien er sprake is van een situatie, zoals bedoeld in artikel 3.2, zesde lid, tenzij het met betrekking tot de onder a bedoelde belangenverstrengeling gaat om een eenmalig geval in welk geval het bepaalde in artikel 4.8 geldt.

Artikel 3.4 Voorzitter van de commissie

De commissievoorzitter heeft als taak:

  • 1.

    zorg voor de totstandkoming van de rapportage als bedoeld in artikel 2.1, achtste lid, onder a;

  • 2.

    gezamenlijk met de voorzitters en degene(n), die belast is (zijn) met de behandeling van de in artikel 2.1, zesde lid, bedoelde bezwaarschriften, zorg voor de afstemming en uniformiteit met betrekking tot de advisering en behandeling van bezwaarschriften.

Artikel 3.5 Ondersteuning

  • 1. Het college benoemt voor elke kamer tenminste één secretaris.

  • 2. De secretaris verleent de kamer en de commissievoorzitter administratieve en inhoudelijke ondersteuning. Indien voor een kamer meerdere secretarissen zijn benoemd stemmen deze onderling in overleg met de voorzitter hun werkzaamheden af.

  • 3. De voorzitter kan in specifieke gevallen voor de advisering over een bezwaar een secretaris van een andere kamer als zodanig voor zijn kamer aanwijzen.

HOOFDSTUK 4 DE HOORZITTING

Artikel 4.1 Ingediend bezwaarschrift

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    • a.

      Het college draagt zorg voor de verzending van de ontvangstbevestiging, zoals bedoeld in artikel 6:14, eerste lid, van de wet.

    • b.

      Het college bericht de ontvangst tevens aan op het moment van de ontvangst bekende andere belanghebbenden dan de indiener van het bezwaarschrift. Indien er nadien nog belanghebbenden blijken te zijn, die niet door het college op de hoogte zijn gebracht, en het bezwaarschrift in handen van de commissie is gesteld, bericht de voorzitter de ontvangst aan die belanghebbenden.

    • c.

      Bij de berichten van ontvangst wordt melding gemaakt van het bepaalde in de artikelen 7:13, tweede lid, van de wet.

  • 3. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt direct na ontvangst in handen van de commissie gesteld.

  • 4. Tegelijkertijd wordt een afschrift van het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken verstrekt aan het bestuursorgaan, in voorkomende gevallen tevens aan degene die op grond van mandaat of ondermandaat het besluit heeft genomen en degene(n) die met betrekking tot het bestreden besluit hebben geadviseerd.

  • 5. Het bestuursorgaan draagt zorg dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken met spoed aan de commissie worden verstrekt.

Artikel 4.2 Overdracht van taken en bevoegdheden

  • 1. De taken en bevoegdheden ingevolge de artikelen 2:1, tweede lid, 2:2, eerste lid, 7:6, tweede, derde en vierde lid, en 7:10, derde en vierde lid, van de wet worden met betrekking tot de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter.

  • 2. De voorzitter stelt het bestuursorgaan op de hoogte van de toepassing van artikel 7:10, derde en vierde lid, van de wet.

  • 3. De taken en bevoegdheden ingevolge de artikelen 6:6, voor wat betreft het stellen van een hersteltermijn, 6:10, tweede lid, 6:15, eerste lid, 6:17 en 7:4, tweede lid van de wet worden met betrekking tot de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de secretaris van de kamer.

Artikel 4.3 Onderzoek en inlichtingen

  • 1. De voorzitter is in verband met de voorbereiding van de behandeling van een bezwaarschrift bevoegd alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen. Door degenen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van dan wel voor het bestuursorgaan of de gemeente Oldenzaal en door leden van het bestuursorgaan of van een andere (advies)commissie wordt medewerking verleend.

  • 2.

    • a.

      De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de kamer inlichtingen of adviezen inwinnen bij deskundigen en deze desgewenst uitnodigen daartoe in de hoorzitting te verschijnen.

    • b.

      De voorzitter heeft de bevoegdheid de daarvoor benodigde rechtshandelingen te verrichten, de gemeente daarbij te vertegenwoordigen en de daarmee verband houdende uitgaven te doen per bezwaar tot een bedrag van maximaal € 2.500,00 met een maximum van € 10.000,00 per kalenderjaar voor de commissie. Indien de voorzitter van deze bevoegdheid gebruik maakt, stelt hij de commissievoorzitter daarvan op de hoogte.

    • c.

      Het college kan de onder b. genoemde bedragen wijzigen.

  • 3. Indien na afloop van de hoorzitting maar vóór het uitbrengen van het advies blijkt dat het nodig is nadere inlichtingen of adviezen in te winnen of nader onderzoek te (laten) doen, kan de voorzitter in verband daarmee de behandeling van het bezwaarschrift aanhouden.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde nadere informatie wordt in afschrift toegezonden aan de leden van de kamer, de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan, waarop zij binnen een door de voorzitter te bepalen termijn een schriftelijke reactie kunnen geven of kunnen verzoeken een nieuwe hoorzitting te beleggen; de voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 5. Wanneer aan het inwinnen van inlichtingen, het vragen van advies of het verrichten van onderzoek door deskundigen kosten zijn verbonden die niet kunnen worden gedekt uit het de commissie ter beschikking staande budget, is vooraf machtiging van het college vereist.

  • 6. De advisering ten aanzien van de toepassing van de in artikel 7:1a van de wet bedoelde mogelijkheid van rechtstreeks beroep geschiedt door de voorzitter. Hij kan daarbij (leden van) de kamer zowel mondeling als schriftelijk raadplegen.

Artikel 4.4 Schriftelijke reactie

  • 1. Ter voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift kan het bestuursorgaan een schriftelijke reactie op het bezwaarschrift geven.

  • 2. Het bestuursorgaan geeft die schriftelijke reactie zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de laatste dag van de in artikel 7:4, eerste lid, van de wet vermelde termijn. Het stuurt een afschrift van de reactie aan in ieder geval de bezwaarmaker en aan eventuele andere belanghebbenden.

Artikel 4.5 Vaststelling hoorzitting en uitnodiging

  • 1. De voorzitter bepaalt dag, plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbende(n) en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.

  • 2. In voorkomend geval beslist de voorzitter over de mogelijkheid om af te zien van het horen van belanghebbende(n) op grond van artikel 7:3 van de wet.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit van het horen af te zien, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan.

Artikel 4.6 Uitnodiging hoorzitting

  • 1. In het geval er een hoorzitting wordt gehouden, zendt de secretaris van de kamer belanghebbende(n) en het bestuursorgaan ten minste twee weken voor de vastgestelde datum een schriftelijke uitnodiging voor de hoorzitting vergezeld van de op het bezwaar betrekking hebbende stukken.

  • 2. De secretaris van de kamer kan ook anderen, wiens informatie van belang kan zijn voor haar advisering, uitnodigen voor de hoorzitting. Indien dit personen betreft, waarover het bestuursorgaan direct of indirect enige zeggenschap heeft, of die deel uitmaken van het bestuursorgaan, geven zij aan die uitnodiging gehoor, tenzij zij zwaarwichtige redenen hebben dat niet te doen, hetgeen zij aan de voorzitter en het bestuursorgaan meedelen.

  • 3. Binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling kunnen de belanghebbende(n), het bestuursorgaan of de andere in het tweede lid bedoelde genodigden, onder opgaaf van redenen, de voorzitter verzoeken het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.

  • 4. De voorzitter deelt zijn beslissing op een verzoek als bedoeld in het derde lid zo spoedig mogelijk, in ieder geval één week voor het tijdstip van de hoorzitting, mee aan de belanghebbende(n), het bestuursorgaan en de andere in het tweede lid bedoelde genodigden.

  • 5. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de genoemde termijnen.

Artikel 4.7 Quorum

  • 1. Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat minimaal de voorzitter, dan wel een plaatsvervangend voorzitter, en een lid van een kamer aanwezig zijn.

  • 2. Van het eerste lid wordt afgeweken wanneer het horen op grond van artikel 7:13, derde lid, van de wet door de kamer wordt opgedragen aan de voorzitter of een ander lid van de kamer, dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

Artikel 4.8 Verschoning

  • 1. De leden van de kamer nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

  • 2. In de situatie bedoeld in het eerste lid wordt het betrokken lid indien mogelijk vervangen.

Artikel 4.9 Openbaarheid hoorzitting

  • 1. De hoorzittingen van de kamer ARV zijn openbaar.

  • 2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan de kamer, op voorstel van een van de leden of op verzoek van een belanghebbende of het bestuursorgaan, besluiten om de hoorzitting achter gesloten deuren te laten plaatsvinden wanneer zij van oordeel is dat er gewichtige redenen zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten.

  • 3. De hoorzittingen die openbaar zijn worden met een korte vermelding van het onderwerp in het gemeentelijk informatieblad bekendgemaakt.

  • 4. De hoorzittingen van de kamers PZ en SZMO zijn niet openbaar.

Artikel 4.10 Gedragingen tijdens hoorzitting

De voorzitter draagt zorg voor een ordentelijk verloop van de hoorzitting en is bevoegd degene, die zich niet houdt aan zijn aanwijzingen dan wel op enigerlei wijze de hoorzitting verstoort, te doen vertrekken.

Artikel 4.11 Verslaglegging

  • 1. Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 van de wet bestaat in de regel uit een digitale geluidsopname, die aan de belanghebbende(n) ter beschikking wordt gesteld.

  • 2. De secretaris maakt op basis van de geluidsopname een schriftelijke samenvatting van het besprokene wanneer het bestuursorgaan dat nodig acht voor zijn besluitvorming of wanneer een gerechtelijke instantie daarom verzoekt in geval van een (hoger) beroepsprocedure.

HOOFDSTUK 5 ADVIES VAN DE COMMISSIE

Artikel 5.1 Totstandkoming van het advies

  • 1. Na het horen beslist de kamer in beslotenheid bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Wanneer de stemmen staken beslist de stem van de voorzitter.

  • 2. Een minderheidsstandpunt wordt in het advies vermeld wanneer de minderheid dat verlangt.

  • 3. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de kamer ondertekend.

Artikel 5.2 Inhoud van het advies

  • 1. Indien een hoorzitting heeft plaatsgevonden vermeldt het advies de namen van de aanwezigen en de hoedanigheid waarin zij de hoorzitting hebben bijgewoond.

  • 2. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift en - indien belanghebbende daartoe een verzoek heeft ingediend - omtrent het al dan niet toekennen van een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 2.1, derde lid.

  • 3. Indien op grond van artikel 7:3 van de wet is afgezien van het horen van belanghebbende(n) wordt dat gemotiveerd vermeld in het advies van de commissie.

  • 4. Indien een hoorzitting achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden (tenzij artikel 4.9, vierde lid, van toepassing is) of indien belanghebbende(n) niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord wordt dit met opgave van redenen in het advies vermeld.

  • 5. Indien ter zitting nog nadere stukken zijn overgelegd wordt dit in het advies vermeld; voor zover de voorzitter dat nodig oordeelt worden deze stukken als bijlage bij het advies gevoegd.

  • 6. Het advies bevat de overwegingen van de commissie ten aanzien van het bezwaar en de conclusie waartoe die overwegingen de commissie leiden. De conclusie van de commissie kan luiden:

    • a.

      het bezwaar is niet-ontvankelijk;

    • b.

      het bezwaar is ongegrond;

    • c.

      het bezwaar is gegrond;

    • d.

      een combinatie van a, b, en/of c.

    De conclusie bevat tevens de toevoeging of het bestreden besluit wordt gehandhaafd dan wel wordt herroepen.

  • 7. Het advies bevat tevens de te nemen besluiten of maatregelen die aan de conclusie ten aanzien van het bezwaar moeten worden verbonden.

Artikel 5.3 Uitbrengen advies

  • 1. Het schriftelijke advies wordt tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan.

  • 2.

    • a.

      Een afschrift van het advies wordt toegezonden aan degene(n), die op basis van mandaat of ondermandaat de bestreden beslissing heeft (hebben) genomen, en die met betrekking tot het bestreden besluit hebben geadviseerd.

    • b.

      Zij kunnen aan het bestuursorgaan aangeven dat zij een aanvullend advies noodzakelijk achten dan wel hun zienswijze kenbaar willen maken.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 6.1 Uitoefening van taken en bevoegdheden door plaatsvervangers

De taken en bevoegdheden die ingevolge deze verordening worden uitgeoefend door de commissievoorzitter, de voorzitter en de secretaris van de kamer kunnen bij hun ontstentenis worden uitgeoefend door de daartoe aangewezen plaatsvervanger.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Intrekking oude regelingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • Hoofdstuk 24 Lokale Uitvoeringsovereenkomst gemeente Lokale Uitwerkingsovereenkomst Gemeente Oldenzaal (Bezwaarschriften personeel van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten en de Lokale Uitwerkingsovereenkomst Gemeente Oldenzaal),

  • Reglement bezwarencommissie algemeen Oldenzaal 2007,

  • Reglement bezwaarschriftencommissie sociale zekerheid 2006.

Artikel 7.2 Overgangsbepalingen

  • 1. De zittende leden van de op grond van de in artikel 7.1 vervallen bezwarencommissies blijven in functie van de kamer, die gelet op artikel 2.2 de taken van de betreffende bezwarencommissie overneemt, tot na het aantreden van een nieuwe raad de benoeming van leden van de commissie heeft plaatsgevonden.

  • 2. Omtrent bezwaarschriften, die bij een bezwarencommissie op grond van een in artikel 7.1 genoemde regeling in behandeling zijn, wordt geadviseerd door de kamer die gelet op artikel 2.2 de taken van de betreffende bezwarencommissie overneemt.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening behandeling bezwaarschriften Oldenzaal 2011.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 13 december 2010
griffier, voorzitter,
Vastgesteld door het college op 2 november 2010
secretaris, burgemeester,
Vastgesteld door de burgemeester op 20 oktober 2010

Toelichting behorende bij de Verordening behandeling bezwaarschriften Oldenzaal 2011

Toelichting behorende bij de Verordening behandeling bezwaarschriften Oldenzaal 2011